Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het begeleiden of heroriënteren van studenten bij een knipperlicht
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, mijn vraag gaat over studenten in het hoger onderwijs, eeuwige studenten. Minister, u hebt het deze week al veel mogen horen, maar nog lang voor ik dat van u wist, sinds 2014, ben ik vragen aan het stellen over de impact van het Flexibiliseringsdecreet. Hoelang studeert een student? Hoeveel studenten haken af?
Collega’s, het gaat over cijfers waar we toch wel stil bij moeten staan. In 2008 en 2009 nam 12 procent van de studenten minder dan 60 studiepunten op. Dat is eigenlijk een volledig jaar. In 2018 was dat al 20 procent van de studenten. Als u dan weet dat 31,8 procent in drie jaar tijd geen bachelordiploma haalt, en dat meer dan een op de vier studenten die starten met het hoger onderwijs, geen diploma hoger onderwijs behalen, dan moeten we ons daar vragen bij stellen, niet alleen vanuit de overheid maar ook voor die student. Het gaat over faalervaringen – die student probeert en komt er niet – vanuit de ouders die de studie meestal betalen, maar ook vanuit de docenten die voor zich studenten uit alle mogelijke jaren zitten hebben.
Om die reden, collega’s, en dat is iets waar ik zelf al lang voor pleit en dat ook in het regeerakkoord staat, hebben we die viertrapsraket: de resultaten van het secundair onderwijs en het advies, oriëntering via de Columbusproef waar je naartoe gaat, instapproeven, die nu startproeven worden genoemd, wat een veel betere term is, en tot slot een snelle heroriëntering. Dat zijn allemaal momenten om die vrije toegang tot ons hoger onderwijs te kunnen blijven garanderen, wat een goede zaak is, maar ook om studenten erop te wijzen dat ze beter iets anders kunnen doen wanneer het niet goed gaat.
Minister, die startproeven krijgen nu meer ingang in het hoger onderwijs in verschillende richtingen. Er wordt ook een vorm van remediëring aan gekoppeld. Mijn vraag is heel concreet: hoe zal die remediëring vormgegeven worden in de verdere uitwerking van dat zogenaamde knipperlicht?
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, als we studenten hun talenten optimaal willen laten ontwikkelen, dan moeten we inzetten op een goede studievoortgang. Dat wil ook zeggen dat studenten mogen falen. Maar even belangrijk, of belangrijker, is dat studenten natuurlijk ook succes hebben. Het is onze plicht, als overheid, als onderwijs, om studenten te helpen om te slagen. Daarom heeft de Vlaamse Regering haar eerste principiële goedkeuring gehecht aan een nieuw ontwerp van decreet om de studie-efficiëntie te optimaliseren. Het ontwerp van decreet wil de studie-efficiëntie, het studierendement, de studievoortgang verbeteren. Het wil dat in eerste orde doen bij studenten die voor de eerste keer aan hun initiële bachelor starten. Die startende studenten zullen op verschillende momenten langs een soort knipperlicht passeren. Eerst en vooral is er de starttoets, waarna werkingspunten worden meegedeeld. Verder zal een student die na het eerste jaar voor een aantal vakken niet geslaagd is, verplicht worden om die op te nemen. Als hij na het tweede jaar nogmaals niet geslaagd is voor die vakken, zal hij geweigerd worden voor het derde jaar, tenzij hij zich in een situatie van overmacht bevindt. Het zijn allemaal maatregelen om studenten te helpen, niet om hun slaagkansen te doen afnemen. Maar we zullen studenten daar uiteraard bij moeten begeleiden en ondersteunen. Een goede studiebegeleiding en een goede heroriëntatie – in dit geval – zullen daarom cruciaal zijn.
Ik heb daarom de volgende vraag, minister. Op welke manier wilt u inzetten op een goede heroriëntatie maar ook op begeleiding van studenten wanneer er voor hen een knipperlicht brandt?
Minister Weyts heeft het woord.
Waarom hebben we maatregelen genomen en een nieuw ontwerp van decreet Hoger Onderwijs opgesteld, dat hier ter sprake zal komen? Dat gebeurde na drie vaststellingen. Ten eerste haakt 27 procent van de studenten gefrustreerd af in het hoger onderwijs zonder diploma. Een tweede vaststelling is dat het vandaag een uitzondering is als iemand zijn bacheloropleiding aflegt in drie jaar, zoals vooropgesteld. Dat gebeurt slechts bij een derde van de studenten, twee derde doet er langer over. Een derde vaststelling – en iedereen kent daarvan wel gevallen in zijn of haar omgeving – is dat heel veel studenten uitstelgedrag vertonen. Wanneer de mogelijkheid wordt geboden om vakken mee te slepen, om wat moeilijkere kiezels in de schoen mee te slepen, dan leidt dat er soms toe dat men zelfs aan het einde van een opleiding nog vakken meesleept van de eerdere jaren, en daar vervolgens zelf nog over kan struikelen.
U hebt natuurlijk gelijk met de kritiek dat de flexibilisering een beetje doorgeslagen is. In wezen was die flexibilisering eigenlijk vooral bedoeld om een aanpak op maat mogelijk te maken voor zijinstromers, mensen die op latere leeftijd weer gaan studeren of voor het eerst gaan studeren voor mensen met een beperking of voor sporters. Dat was eigenlijk de bedoeling. Daarom zitten er twee belangrijke hoofdmaatregelen vervat in dat ontwerp van decreet. Ten eerste willen we er maximaal voor zorgen dat, nog meer dan ooit, elke student op de juiste plaats, in de juiste opleiding zit. We hebben daarvoor inderdaad die viertrapsraket, met daarin ten eerste de adviezen van de klassenraad die dienen als guideline, als richtlijn, bij de keuze van de opleiding. Ten tweede hebben we de Columbusproef, die we nog veel breder uitrollen in het secundair onderwijs, die echt richtinggevend kan zijn. Ten derde hebben we de zogenaamde ijkingsproeven, waarvan ik inderdaad starttoetsen wil maken, in steeds meer opleidingen, en waaraan ik concrete gevolgen wil verbinden. Ik wil er dus voor zorgen dat een student nog voor de start van de opleiding een veel beter zicht krijgt op de inhoud van die opleiding en ook op het kwaliteitsniveau en de moeilijkheidsgraad ervan. Wanneer er tekorten worden vastgesteld, kan men dan voor zichzelf tenminste de keuze maken om de stap te zetten en toch aan die opleiding te beginnen. Zo ja, dan moet er ook geremedieerd worden aan de tekorten die worden vastgesteld. Dat wordt ook een recht, want ook dat nemen we mee: elke student krijgt het recht op een remediëringstraject, dat natuurlijk wordt uitgetekend door de hogeronderwijsinstellingen zelf. Maar het wordt ook een recht.
De viertrapsraket gaat finaal ook over de heroriëntering. Ook daar zorgen we er heel duidelijk voor dat wanneer door de hogeronderwijsinstelling wordt vastgesteld dat als maar een beperkt aantal studiepunten effectief wordt gerealiseerd of wordt behaald, er verplicht studieadvies moet volgen. Dat studieadvies kan natuurlijk ook zijn dat je beter iets anders kunt gaan doen of dat je intens moet remediëren. Iedere student heeft ook het recht op een individueel gesprek, zelfs los van de resultaten. Ik bedoel daarmee: of ze nu positief of negatief zijn, het moet ook als een recht voor elke student worden ingeschreven.
Ten tweede is er natuurlijk de vraag hoe we dat uitstelgedrag kunnen tegengaan. Er is inderdaad die knip. Aanvankelijk hadden we voorzien om die knip tussen bachelor en master te leggen, maar het is eigenlijk nog verstandiger om iets kordater te zijn en nog vroeger in te grijpen en heel duidelijk te zeggen dat je pas in het derde jaar kunt starten wanneer je ook alle vakken van het eerste jaar hebt afgewerkt. Zo vermijden we de individuele drama’s dat men aan het eind van de opleiding nog altijd die kiezels in de schoen meedraagt. Je bent kordater voor die struikelvakken die men vanaf de eerste jaren meesleept. Ik denk dat je niemand een dienst bewijst door te zeggen: ‘Oké, sleep dat maar mee en uiteindelijk komt het wel in orde.’ Voor velen komt het dan uiteindelijk niet in orde en dat is een absolute verspilling van tijd, middelen en energie.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, vanuit de N-VA-fractie zijn we blij dat er op elk van die trappen wordt gewerkt. In 2015 werd de eerste stap gezet, maar nu wordt de cadans opgevoerd.
In Vlaanderen kun je zeggen dat je in het hoger onderwijs mag kiezen wat je wilt. Je kiest wat je wilt. We hebben een aantal opleidingen waarvoor een toelatingsexamen bestaat, maar voor de rest kies je wat je wilt, samen met – toch in internationaal perspectief – een lage instapkost. Dat krijg je in internationaal perspectief soms moeilijk uitgelegd. Die vrijheid mag geen vrijblijvendheid worden. Die doorgeslagen flexibilisering moeten we inderdaad aanpakken.
En ook de terugkoppeling van de resultaten is belangrijk in die viertrapsraket. Daarom denk ik, minister, dat we de secundaire scholen die advies geven, de Columbusproef en de resultaten van de starttoets aan elkaar moeten koppelen, zodat de info ook doorstroomt en secundaire scholen weten of hun adviezen wel accuraat zijn of nog bijgestuurd moeten worden.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, u wees op het recht op begeleiding en studieadvies. Dat zijn cruciale elementen in het decreet. Maar ik wil ook nog eens ingaan op die verplichte remediëring bij de starttoets. We investeren daar heel veel in en dat is ook nodig, want als we die willen uitrollen over alle opleidingen, dan moet die wetenschappelijk onderbouwd en valide zijn.
Studenten krijgen na zo’n starttoets hun werkpunten voorgeschoteld. We mogen van studenten verwachten dat ze daar ook aan werken, de verplichte remediëring. De begeleiding die ze dan krijgen, moet wel effectief, kwalitatief en doelgericht zijn. De zorg op het veld, minister, is dat studiebegeleiders dit er nu niet zomaar bij kunnen nemen. Mijn vraag aan u is dus hoe u de universiteiten en hogescholen wilt versterken om te garanderen dat die remediëring voldoende kwalitatief is.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik denk inderdaad dat niemand erbij gebaat is dat studenten blijven verder studeren als duidelijk is dat ze toch niet gaan slagen. Dat zorgt voor frustratie en stress, en dat kost die studenten en/of hun ouders en de maatschappij ook veel geld. Ik krijg wel een beetje de indruk dat de fixatie van de minister op de eeuwige student meer gebaseerd is op eigen ervaringen dan op bikkelharde cijfers. Twee derde doet er inderdaad langer over dan drie jaar, maar de laatste keer dat wij de cijfers opvroegen, bleek dat 75 procent van de studenten geslaagd was of afgehaakt had na vier jaar en 90 procent na vijf jaar. Dat vind ik niet exuberant lang.
Dat gezegd zijnde, vinden wij ook wel dat er moet worden nagedacht over goede studievoortgangsmaatregelen. En in die zin vind ik het toch wel een gemiste kans dat de nadruk hier toch weer vooral op een repressieve aanpak ligt. En ik hoor de heer Warnez wel veel zeggen over begeleiding, maar wat ons betreft, komt daar niet genoeg boter bij de vis. Die begeleiding is cruciaal voor een goede oriëntatie. Hoeveel extra middelen gaat u uittrekken, minister, voor extra studentenbegeleiders? Want die zijn heel erg nodig. (Applaus bij Vooruit)
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, zoals u weet, zijn wij van het Vlaams Belang nooit voorstander geweest van uw harde knip tussen de bachelor en de master. In de commissie Onderwijs heb ik er meermaals op gewezen dat die veel te laat in de studentencarrière komt. Vanuit onze fractie hebben wij er steeds voor gepleit om de mijlpaalregeling van de KU Leuven, waarbij startende studenten na twee jaar voor al hun eerstejaarsvakken geslaagd moeten zijn, Vlaanderenbreed in te voeren. Zo gaat er veel minder tijd en geld verloren voor studenten die in een bepaalde richting eigenlijk niet thuishoren. Natuurlijk zal die drempel alleen maar effectief zijn als er een slimme combinatie komt van maatregelen die ook waken over de instroom van studenten in ons hoger onderwijs, zoals een snellere uitrol van verplichte bindende ijkingstoetsen en toelatingsexamens, maar ook door kwaliteitsvolle begeleiding.
Minister, u hebt nu vier opleidingen aangeduid waarbij men overschakelt van een gewone ijkingsproef naar een verplichte bindende ijkingsproef. U wilt die voor elke opleiding invoeren. Wanneer kunnen we dat verwachten? Want als we vooruit gaan met slechts vier opleidingen per jaar, dan gaat dat nog even duren. Wanneer zou die versnelling er komen?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik sluit me volledig aan bij de laatste vraag van de heer Warnez: wat gaat u doen om studiebegeleiding en -ondersteuning te versterken? Hoeveel middelen trekt u daar concreet voor uit? Want daar is de voorbije jaren inderdaad op bespaard.
Als we dat niet gaan doen, als we niet gaan investeren in die begeleiding, die ondersteuning en die heroriëntering, dan gaan we een hoger onderwijs krijgen dat zeer ongelijk is, dat weinig democratisch is en dat niet toegankelijk is voor die studenten die het inderdaad moeilijker hebben, omdat ze een minder goed voortraject hebben gehad, omdat ze moeten werken terwijl ze studeren. Dat is het allerlaatste wat we willen, minister: meer drempels opwerpen voor die studenten die het moeilijk hebben. Voor wat hoort wat. Er moet iets tegenover het verstrengen van die regels staan. Hoe ziet u dat?
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, het doel van dit pakket aan maatregelen is om drama's te vermijden: studenten die al een heel eind gevorderd zijn in hun universitaire carrière, maar dan toch dat diploma niet binnenhalen, omdat ze nog vakken meeslepen. Die doelstelling onderschrijven wij.
Alleen zijn er nogal wat vragen die overblijven, minister. U hebt er hier al een paar gehoord. Ik zou om te beginnen willen zeggen: spreek over een mijlpaal en niet over een knip. Dat is positieve motivatie. U zult zich nog wel herinneren dat dat beter werkt dan met genoegen te willen knippen. Er is de vraag naar bijkomende middelen. Er is de vraag van de collega om te kijken hoe er geremedieerd kan worden. Er is de vraag of dit werkelijk een ‘one size fits all’ is. Als je het niet haalt in dat eerste jaar, dan moet je stoppen. Wat doe je dan met studenten die aan een stage willen beginnen? Enfin, dat alles samen, minister, leidt mij ertoe dat we het best hoorzittingen organiseren met dit parlement, voor we hier een stap verder zetten. Ik neem aan dat deze actuele vraag te kort is om op alle punten te antwoorden.
De heer D’Haese heeft het woord.
Dit is inderdaad een belangrijk debat, over hoe we zorgen dat studenten effectief afstuderen en niet halverwege stranden. Maar minister Weyts, u moet het eigenlijk maar durven: eerst zelf negen jaar over uw studie doen en dan aan studenten komen zeggen dat ze niet aan hun derde jaar mogen beginnen als ze nog een vak meenemen uit hun eerste jaar. (Opmerkingen)
Studenten hebben er nu twee coronajaren opzitten, twee jaren van Zoom-sessies en onzekerheid. En wat doet u als ze aan de blok beginnen? Zorgen voor nog meer onzekerheid en aankondigen dat ze misschien niet aan hun derde jaar kunnen beginnen. In plaats van aan te moedigen en te ondersteunen, zorgt u gewoon voor meer stress. En wat gaat u bereiken? Als een student na twee jaar nog één vak overhoudt van zijn eerste jaar – ik zeg maar iets: statistiek, om maar een voorbeeld te nemen – dan garandeert u dat die al een jaar studievertraging heeft, terwijl die dat misschien gewoon zou kunnen opnemen.
Wat geraken we daarmee vooruit?
Ik heb dus dezelfde vragen over begeleiding en ondersteuning. Hoe zullen jullie dat realiseren en met welke middelen? Maar er zijn ook andere zaken. Vandaag is er bijvoorbeeld veel te weinig plaats om samen te studeren. Zult u daarrond initiatieven nemen?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, u zegt dat u een tegenstander bent van de harde knip. U verwijst naar het voorbeeld van de KU Leuven. Wat we nu doen, is in de praktijk zeggen dat je pas aan het derde jaar kunt beginnen als je alle vakken van het eerste jaar hebt afgewerkt. Dat is in lijn met die praxis. We hebben dat, voor alle duidelijkheid, goed doorgesproken. Dat is weloverwogen. Dat is niet alleen op grond van onze inzichten vervat in het regeerakkoord, maar evengoed op grond van een dialoog, van analyse en van rapporten die tot stand zijn gekomen in samenspraak met onze administratie, maar evengoed met de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en met de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS). We zijn hier dus absoluut niet over één nacht ijs gegaan. Dit is wel een doortastende maatregel, net om drama’s te kunnen vermijden.
En wat de referentie aan mijzelf betreft: ik heb alles zelf betaald, ik heb in mijn levensonderhoud voorzien, ik heb altijd in de horeca gewerkt. Ik zou, net als zovelen, gediend zijn geweest met een dergelijke maatregel. Het uitstelgedrag dat nu mogelijk is, wordt de facto gestimuleerd. Dat zou ook mij geholpen hebben. Los daarvan: ik schrijf geen regelgeving op persoonlijke maat. Maar u vond het weer nodig om een persoonlijke vingerwijzing te geven. Dan antwoord ik u bij deze.
Het recht op remediëring dat we nu inschrijven als een recht voor de student, zal ook een leerschool zijn voor sommige scholen, voor sommige hogeronderwijsinstellingen. Ze zullen inderdaad op dat vlak met de uitvoering van het betrokken ontwerp van decreet… Want uiteindelijk zorgen we nu voor een decretale rechtsgrond op grond waarvan we vervolgens de uitvoeringsbesluiten en de begeleiding verder kunnen uitwerken, opnieuw in samenspraak met de VLIR, de VLHORA, VVS en andere partners. Dat is de weg die we verder zullen gaan.
Er wordt opnieuw gealludeerd op besparingen. Voor Onderwijs hebben we er nu net voor gezorgd dat er extra middelen komen. Eindelijk wordt ingegaan op de vraag die nu al zo lang aansleept om nu eindelijk eens te kunnen rekenen op een correcte indexering van de werkingsmiddelen. Er is zelfs nog een compensatie voor dit jaar voorzien: voor 2021 zijn er extra middelen. Maar belangrijk is dat we er in de toekomst voor zullen zorgen dat voor de werkingsmiddelen voor het hoger onderwijs middelen zullen worden ingeschreven in de indexprovisie. Zo kunnen zij voortaan rekenen op een correcte indexering en niet, zoals in het verleden, op een soort van theoretische index. Wanneer die niet wordt gehaald, maakt men dat de kosten in de praktijk voor de hogeronderwijsinstellingen zelf zijn. Ook daar zullen we natuurlijk een eind aan stellen.
En dan zijn er de ijkingstoetsen. Ik denk dat ‘starttoetsen’ een betere omschrijving is. Er is inderdaad een gefaseerde uitrol. Hoe meer waarde je daaraan hecht en als er echt concrete gevolgen aan verbonden worden, wil dat natuurlijk ook zeggen dat ze voldoende wetenschappelijk valide zijn. Je kunt ze niet over één nacht ijs invoeren. Daarom is er een gefaseerde uitrol, met vooral de focus op de exact-wetenschappelijke opleiding, niet op de menswetenschappen. Als het gaat over menswetenschappen, moet vooral van bij de start de brede opleiding worden voorzien door het secundair onderwijs. De exact-wetenschappelijke opleiding vergt specifieke kwaliteiten en talenten. Die worden net getoetst aan de hand van die instaptoetsen. Er zijn nu opnieuw vijf opleidingen toegevoegd. We zitten al aan twaalf. Dat is een work in progress. Opnieuw, als je daar vakkundig mee aan de slag wilt gaan, als je ervoor wilt zorgen dat dat een ingeburgerd structureel element is in heel onze viertrapsraket, dan moet je er ook voor zorgen dat ze wetenschappelijk sterk onderbouwd zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, voor onze fractie is dit echt een belangrijk ontwerp van decreet. Het is in het voordeel van de student omdat hij duidelijkheid krijgt. Het is in het voordeel van de ouders, opdat ze weten met betrekking tot hun student, voor wie ze meestal betalen, in welke mate het lukt, waar er extra ondersteuning nodig is. Het is ook in het voordeel van de docent.
Ik wil hier ook een oproep doen aan het secundair onderwijs, want ook daar is er een belangrijke voorbereiding. Als collega's spreken over kansen, dan gaat het er natuurlijk ook over dat de voorbereiding in het secundair onderwijs goed moet zijn, en dat nemen we mee in onze eindtermen tweede en derde graad. Collega's, dit geeft structuur. Als u – hopelijk kunt u met uw familie feesten – aan uw nicht of neef vraagt waar zij of hij zit in het studietraject en u het verhaal krijgt van verworven credits, meegenomen, een hele uitleg, die structuur… Die structuur zit hem erin om de student te informeren in het secundair onderwijs. Analyseren met de Columbusproef, instapproef, motiveren wat iemand kan en waarvoor hij moet gaan, remediëren waar nodig en als dat niet lukt, snel en tijdig heroriënteren. Dat is wat hier op tafel ligt.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega's, we hebben allemaal hetzelfde doel, denk ik. Elke jongere verdient de kans om te slagen. Daartegenover mogen we ook wel iets van hem of haar verwachten. Ondersteuning, begeleiding zal daarbij een essentieel onderdeel zijn. We kunnen daar nadenken over hoe we de studiebegeleiders kunnen versterken. We moeten ook innovatief nadenken. Misschien zijn er ook wel zaken omtrent e-learning, onlineleren, mogelijk op dat vlak. We zullen daarover een goed parlementair debat voeren. We kunnen dat met het veld doen via hoorzittingen. Maar het is vooral belangrijk dat we het samen doen, collega's, en ik hoop dat dat niet gepolariseerd hoeft te zijn, mijnheer D’Haese. (Applaus van Gwendolyn Rutten)
De actuele vragen zijn afgehandeld.