Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de rol van voetbalclubs in de strijd tegen racisme en discriminatie
Actuele vraag over het racisme in de voetbalstadions
Verslag
De heer Coenegrachts heeft het woord.
“Ik ga gedegouteerd en teleurgesteld naar huis. Mijn staf, mijn spelers en ikzelf zijn de hele wedstrijd uitgescholden voor bruine aap en wat dan ook. Ik heb het er moeilijk mee.” Collega's, het is een citaat van Vincent Kompany na de wedstrijd Club Brugge-Anderlecht. De analyse van een voetbalmatch moet gaan over de aanval, over de verdediging, over hoe sterk het middenveld was of hoe zwak het middenveld was, maar niet over de misselijkmakende uitspraken van sommige supporters.
Racisme en antisemitisme hebben geen plaats op Vlaamse voetbalvelden. Voetbal moet een feest zijn voor de supporters, voor de coaches en voor de spelers. Daar hebben de clubs en ook de Pro League een verantwoordelijkheid in op te nemen. Geen woorden, geen nieuwe communicatiecampagnes, geen zoveelste plan, maar daden, acties.
Daarom, minister, de simpele vraag: hoe zullen we voetbalclubs aansporen, zeker de professionele clubs, om actief mee te werken aan dat antiracismebeleid om de supporters mee te krijgen en aan te tonen dat er voor dit soort van gedrag en uitspraken geen plaats is op onze voetbalvelden en in onze voetbalstadions?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, collega’s, de teleurstelling en de pijn op het gezicht van Vincent Kompany waren afgelopen zondag voor heel Vlaanderen duidelijk. Als dat het effect is op iemand die zowat alles gewonnen heeft wat er te winnen valt, die de verpersoonlijking is van het succes van het Belgische voetbal en die een eigen standbeeld heeft in het Verenigd Koninkrijk, beeldt u zich dan in wat de impact van dat soort uitspraken moet zijn op amateurvoetballers van wie het gezin, vrouw en kinderen, aan de zijlijn staan, wat de impact moet zijn op jeugdvoetballertjes, of wat de impact moet zijn op een twaalfjarige basketter, 25 jaar geleden in Hoboken. Die woorden snijden door merg en been, en die neem je mee voor een lange tijd.
Er is na die uitspraken heel veel verontwaardiging geweest. Heel veel mensen hebben gereageerd en heel veel tweets zijn verstuurd. Als ik een cynisch mens zou zijn, dan zou ik zeggen: hier gaan we weer, er is alweer een festival van verontwaardiging, er worden allerlei hashtags gelanceerd, maar wanneer volgt het beleid? In die verontwaardiging, of in dat cynisme, sta ik niet alleen. Kijk bijvoorbeeld naar Romelu Lukaku. Hij geeft aan: ‘hier gaan we weer, er is verontwaardiging, maar doé iets, niet alleen met hashtags, maar voer ook beleid’.
Minister, mijn vraag gaat niet over de Pro League, mijn vraag gaat niet over de ploegen uit de eerste afdeling. Mijn vraag gaat naar u, als minister van Sport, en naar deze Vlaamse Regering. U hebt de kans om de regering te zijn die eindelijk voor een ommekeer zorgt. Welke stappen gaat u zetten om drastisch komaf te maken met dit soort taferelen in het amateurvoetbal en bij de jeugdspelers? Ook zij worden ermee geconfronteerd, op veel te jonge leeftijd. Er is van alles mogelijk. Het is mogelijk om projecten uit te rollen waarbij er een time-out wordt gehanteerd als er racistische uitspraken zijn, en de match wordt stilgelegd. Men kan de match zelfs affluiten. Je kunt zorgen voor een doortastend beleid, waardoor we binnen vijf of tien jaar niet dezelfde soort debatten hoeven te voeren die we al jaren aan het voeren zijn. Mijn vraag is heel concreet, minister: welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er nu echt een trendbreuk komt, dat het niet bij hashtags blijft, maar dat er een beleid wordt gevoerd dat ervoor zorgt dat bij jeugdvoetballers en bij amateursporters radicaal komaf wordt gemaakt met dergelijke kwetsende en racistische uitspraken die nergens plaats hebben? (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, zondagnamiddag werd de voetbaltopper Club Brugge-Anderlecht overschaduwd door de racistische uitlatingen van supporters van Club Brugge richting de coach van Anderlecht, Vincent Kompany. Door het statement van Vincent Kompany na de wedstrijd, dat inderdaad door merg en been ging en dat versterkt werd op sociale media, onder andere door Romelu Lukaku en Jan Vertonghen, krijgt deze problematiek eindelijk de aandacht die ze verdient.
Het is namelijk niet de eerste keer dat er sprake is van racisme in het voetbal. Integendeel, het is eigenlijk wekelijkse kost, in verschillende stadions en op verschillende niveaus. Naast racistisch geroep zien we ook week na week relschoppers die het veld betreden of met vuurpijlen of andere projectielen gooien. Dit gebeurt tot ergernis van een veel grotere groep goede supporters die zich wel fatsoenlijk gedraagt. Zij merken helaas terecht op dat er veel te weinig wordt gedaan. Doe de echte, goede supporters een plezier, en haal die racisten, relschoppers en vandalen eruit. Wie niet horen wil moet voelen. We hebben inderdaad genoeg statements gehad. Supporteren, ‘to support’, dat is uw club aanmoedigen en steunen. Dat doe je niet door racistische zaken te roepen. Wie zich racistisch uitlaat, maakt geen deel uit van de voetbalfamilie. Zo simpel is het: te nemen of te laten.
Minister van Sport, ik heb maar één vraag voor u: wat gaat u doen om het racisme in ons voetbal strenger te bestraffen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil misschien toch één ding duidelijk stellen: dit is niet het proces van het voetbal. Dit is ook niet het proces van de sportwereld. Dit is het proces van een samenleving.
Sport is nu eenmaal een deel van onze samenleving waar zich ook problemen manifesteren die bestaan in de samenleving. Het is geen nieuw probleem dat we vorige zondag hebben ontdekt. We voeren al een tijdje een heel actief en veelzijdig beleid tegen racisme, ook in de sport. Ik geef maar enkele voorbeelden. We hebben het actieplan ‘Come Together’ van Voetbal Vlaanderen, met onder andere maatregelen die hier werden aangehaald. Zo hebben we een opleiding voor scheidsrechters over hoe om te gaan met racistische incidenten. Het is heel belangrijk dat zij doortastend optreden. Ten tweede is er ook een handelingsprotocol – u verwijst ernaar, mijnheer Annouri, dat bestaat al – dat we net hebben ingevoerd en waarbij we heel duidelijk uitleggen hoe te handelen bij racistische incidenten. Na een eerste melding volgt een boodschap via een stadionomroeper, daarna een tweede melding waarbij de wedstrijd voor tien minuten kan worden stilgelegd. Na een derde melding wordt de wedstrijd definitief stilgelegd.
We hebben een decretale verplichting om een tuchtrechtelijk systeem uit te werken. Wat ook zeer belangrijk is, en dat is nog maar recent, is dat we de mogelijkheid hebben om racistische uitingen te melden op het scheidsrechterblad. Dat is een aparte rubriek.
Al die zaken vormen maar enkele onderdelen van een ruimer actieplan van de Belgische Voetbalbond en van Voetbal Vlaanderen. Het integriteitsbeleid dat we steeds verder uitbouwen, willen we nu vooral naar beneden laten doorsijpelen – het trickledowneffect – en niet alleen laten focussen op de federaties maar ook op de clubs. We gaan dat doen in ruime mate inzake grensoverschrijdend gedrag en niet alleen als het gaat over racisme.
We zullen inderdaad meer moeten doen en vooral de profclubs zullen meer moeten doen. Zoals wij in Vlaanderen zeggen: een vis begint te rotten aan de kop. We moeten echt een signaal geven op dat niveau. Profclubs moeten het voorbeeld geven – ‘lead by example’ – in de volle wetenschap dat zoveel jonge sporters en alle supporters kijken naar wat daar gebeurt op dat hoogste niveau. Dat heeft allemaal doorsijpelingseffecten naar de lagere niveaus. Daar zullen we nog striktere procedures moeten hanteren en voorbeelden stellen. Woorden wekken, voorbeelden strekken. Stringentere procedures en maatregelen moeten manifest duidelijk maken dat profclubs de materie ernstig nemen. Er zullen eens enkele mensen of een club tegen de lamp moeten lopen om duidelijk te maken dat het ons menens is met die problematiek op alle niveaus, op het niveau van de amateurclubs en de jongeren, maar even goed – ‘lead by example’ – op het niveau van de profclubs.
Minister Somers heeft het woord.
Laat me beginnen met me aan te sluiten bij de woorden van verontwaardiging die zijn uitgesproken door minister Weyts en de verschillende interveniënten. Wat er gebeurd is, kan niet, is vernederend en kwetsend, niet alleen voor de mensen op het terrein maar voor heel veel mensen in onze samenleving.
Maar het is heel juist, veroordelen alleen is niet genoeg, er is nood aan meer actie. Minister Weyts heeft al heel wat opgenoemd, er zijn vandaag heel wat mogelijkheden om op te treden, maar ze moeten meer en effectief worden gebruikt. Men kan daders opsporen en sanctioneren, voetbalclubs kunnen optreden, de voetbalbond heeft instrumenten. Zij moeten meer in de praktijk worden ingezet.
Zelf heb ik samen met de Pro League in de Dossinkazerne een project geïnitieerd waarbij mensen die zich bezondigen aan die racistische uitspraken in contact komen met slachtoffers om hen een schuldinzicht bij te brengen. Dat project bestaat dus al en omvat vorming van de verantwoordelijken in sportclubs maar wordt nog onvoldoende gebruikt. Ik zal Kazerne Dossin vragen om meer contact te zoeken met de verschillende clubs van de Pro League en meer gebruik te maken daarvan. Ik heb om 18 uur vanavond een meeting met de Pro League en de verantwoordelijken van Club Brugge om samen met hen na te denken en te bekijken wat we meer kunnen doen. We zijn inderdaad op een punt gekomen dat alleen maar verontwaardiging uiten en nog maar eens herhalen dat wat gebeurd is, niet kan, onvoldoende is.
Minister Weyts zegt terecht: woorden wekken, voorbeelden strekken. Daar hebben we echt nood aan. Duidelijker signalen bestaan, en ze moeten worden ingezet. Supporters maken misbruik van de positie waarin ze zitten om mensen te beledigen en dingen te zeggen en te doen. We moeten daartegen optreden.
Supporter zijn is geen vrijbrief om geweld te gebruiken, om mensen te intimideren, om racistische uitspraken te doen, om homofobe uitspraken te doen, om welke uitspraken dan ook te doen. Dat moet duidelijk zijn. Voetbal moet een feest zijn, sport is een feest en geen plek waar men zijn laagste instincten kan botvieren.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Inderdaad, voetbal moet een feest zijn en dat is de verantwoordelijkheid in de tribune waar de spionkop zit, maar ook in de loges waar de bestuurders zitten en in de bestuurskamers.
Bestuurders moeten zich meer en meer bewust worden van de maatschappelijke verantwoordelijkheid die ze in de samenleving kunnen opnemen. Het gaat niet alleen over de RSZ of spelerslonen, het gaat niet alleen over commissies op makelaarslonen, het gaat niet over mensen in het wit of het zwart betalen, maar het gaat ook over de strijd tegen racisme.
Minister, u hebt gelijk: er zijn heel veel instrumenten voorhanden, ze worden alleen te weinig gebruikt en te weinig ingezet. Het is heel goed dat u effectief het gesprek aangaat met de mensen van de Pro League om na te denken over wat er meer kan gebeuren, maar ook vooral om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid en om de instrumenten die bestaan, vast te pakken en te gebruiken in de strijd tegen racisme.
De heer Annouri heeft het woord.
Ministers, ik dank u voor uw antwoord.
Minister Weyts, het klopt dat het een doorstroom is van wat er in de samenleving gebeurt, maar ik wil de redenering omdraaien. Ik denk dat de sportwereld een uniek iets is wat mensen bij elkaar kan brengen en een tegenbeweging op gang kan brengen. Als we zien dat er in de maatschappij een probleem met discriminatie en racisme is dat doorsijpelt in de sport, laat dan de sport de plek zijn waar we de redenering omdraaien. Vanaf de jeugdreeksen, de amateurploegen tot in de hoogste organen zeggen we: ‘Tot hier en niet verder. Het kan wel op een andere manier.’
Men kan als supporter van eender welke hoek van het land supporteren voor jouw ploeg, de andere ploeg misschien wat jennen, maar wel met respect voor elkaar. Je ziet het in het buitenland gebeuren. In Duitsland is gisteren een arbiter met beide ploegen van het veld gegaan na racistische uitspraken. Of supporters die supporters zijn gaan aanspreken na racistische uitspraken, het bystander effect. Er zijn heel wat ploegen en heel wat voorbeelden waaraan we ons kunnen spiegelen.
Minister, mijn concrete vraag gaat over de bestuurskamers. Experten geven al langer aan dat het goed is dat er heel wat op het papieren plan staat maar dat het geen papieren tijgers mogen worden. Je moet de bestuurskamers zelf diversifiëren als je ervoor wilt zorgen dat het beleid ook wordt uitgevoerd. Welke stappen zullen er worden gezet om ervoor te zorgen dat de kleur in de tribunes, de mensen die van het spel houden, ook in de bestuurskamers terug te vinden zullen zijn? (Applaus bij Groen)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister van Sport, strenger optreden, betekent niet alleen meer middelen, meer mensen en meer actieplannen vrijmaken om het wangedrag in het stadion vast te stellen. Strenger optreden, betekent vooral het wangedrag bestraffen met zwaardere boetes en, ik herhaal, met langdurige stadionverboden.
Ik hoor zowel bij de Pro League als bij de clubs bereidheid om strenger op te treden. De overgrote meerderheid van de supporters wil niets liever dan dat de racisten en vandalen eruit worden gehaald. Waar wachten wij nog op? Ditmaal mag het niet bij woorden blijven.
Inderdaad, het is een probleem van de samenleving maar via de sport kun je wel de samenleving vormen. Op het politiek niveau moeten dringend stappen worden gezet. Minister, zult u als minister van Sport zelf contact opnemen met de Pro League, met de minister van Binnenlandse Zaken, met het jeugd- en amateurvoetbal en Voetbal Vlaanderen? Zult u vanavond meegaan met minister Somers naar de Pro League, want ik denk dat het thema van racisme meer dan één minister verdient. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer D’Haese heeft het woord.
Afgelopen weekend zijn voetballers en coaches uitgemaakt voor “bruine apen”. Dat zijn de woorden die werden gebruikt. Vandaag is iedereen verontwaardigd, en terecht, meer dan terecht, maar ik vraag me af waar de verontwaardiging blijft voor al die mensen die niet op tv komen en die elke dag racisme meemaken, in het jeugdvoetval, bij sollicitaties, in hun zoektocht naar een appartement, en vooral, waar de acties blijven. Deze regering creëert zélf A- en B-burgers. Deze regering sluit zélf mensen uit van een sociale woning of sociale bescherming. Lege veroordelingen, daar zijn wij niks mee. Actie, dat is wat er moet gebeuren. Aan de minister van Samenleven vraag ik dus: zal deze regering niet met woorden, maar met daden actie ondernemen om racisme en discriminatie tegen te gaan?
De heer Meremans heeft het woord.
In elk geval, ik heb het zelf ook meegemaakt tijdens een wedstrijd met een ploegmaat met een andere huidskleur. Die heeft daar toen ook zeer emotioneel op gereageerd. Ik begrijp dus zeker en vast alle reacties. Het blijft een aandachtspunt, het blijft werken, het blijft sensibiliseren. Ik ben er volledig van overtuigd dat ook de clubs inderdaad actie moeten ondernemen, alleen zijn er geen wondermiddelen daarvoor. Je zult dat alles niet ineens kunnen oplossen. Het zal een langdurige strijd worden. Het is zeker en vast enorm belangrijk om maatregelen te nemen die blijvend zijn. Ter zake zie ik voor diverse partners, de minister, maar ook anderen, zeker en vast een rol weggelegd, maar dit zal sowieso niet van vandaag op morgen verdwijnen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Het was een degoutant schouwspel afgelopen zondag. Wat uiteindelijk nog degoutanter is, is dat dat geen alleenstaand feit is. Het was misschien het meest zichtbare, dankzij de heel terechte verontwaardiging van Vincent Kompany, maar het is zeker niet alleenstaand. De Voetbalbond heeft ook de cijfers van de afgelopen periode vrijgegeven. Er waren 114 klachten over racisme: 80 procent daarvan kwam uit amateurvoetbal, de helft uit het jeugdvoetbal. We hebben in dit halfrond al heel vaak beklemtoond dat we alles moeten doen om elke vorm van racisme te veroordelen, te bestraffen en vooral ook te voorkomen, wat me een belangrijke taak voor de politiek lijkt. Toch zien we dat er nog enorm veel werk is als het gaat om het echt uitroeien van racisme. Dat lukt niet vanuit de politiek alleen. Ook de voetbalclubs en de Voetbalbond, maar ook de supportersverenigingen, kunnen dat niet zomaar negeren. Die moeten echt actie ondernemen, en dat is veel meer dan gewoon een hashtag lanceren op de sociale media.
Vandaar mijn vraag aan de beide ministers: welke rol zien jullie voor die supportsverenigingen weggelegd? Hoe zullen jullie hen verder aanzetten tot verdere maatregelen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb ondertussen ook begrepen dat de daders van afgelopen zondag worden opgespoord. Dit wordt dus ernstig genomen, ook met medewerking van de betrokken club. Ik veronderstel dat minister Somers daaromtrent vanavond ook nog meer details zal krijgen. Ook de lokale politie is in actie gekomen. Men laat dit dus niet blauwblauw – of misschien blauw-zwart in dezen. Ook in opvolging daarvan blijven wij verder met de bond aan tafel zitten in functie van concrete acties, om ervoor te zorgen dat we met de profclubs nog concreter kunnen ingrijpen, onder andere gebruikmakend van omstaanderseffecten. Het is immers inderdaad zo: woorden wekken, voorbeelden strekken.
Ik wil echter toch ook even meegeven, als sportman, als voetbalman, dat het ook mijn diepste overtuiging is dat sport in dezen niet het probleem, maar wel een deel van de oplossing is. Er is, denk ik, geen sector in Vlaanderen die zo veel betekent voor inclusie als uitgerekend de sportwereld. Ik ken geen andere sector waar er zo veel kleur is op het veld. Ik ken geen andere sector waar er zo veel rolmodellen, positieve rolmodellen en voorbeelden van opwaartse mobiliteit zijn als in de sport. Daarmee wil ik dus ook aan de slag. Er is veel kleur op het veld. Het is misschien een probleem dat er te weinig kleur is langs het veld. U hebt het over de bestuurskamer. Ik denk dat er nog veel meer een probleem is van kleur langs het veld. U hebt een punt dat dat ook in de bestuurskamer zo is, maar ook langs het veld rijst er een probleem, denk ik. Laten we dus alstublieft proberen dit ook positief te benaderen, in de zin dat we sport voluit die positieve kracht moeten laten zijn, om samen te kunnen sporten, maar ook om samen te kunnen leven.
Minister Somers heeft het woord.
Collega's, ik wil nog een aantal elementen aanhalen. Eerst en vooral sluit ik me aan bij wat collega Weyts en ook collega Annouri hebben gezegd, namelijk dat sport toch wel een bijzondere plaats heeft in onze samenleving. Daar kan een verschil worden gemaakt en daar moet ook een verschil worden gemaakt. Het is een plek waar mensen samenkomen, feestvieren, elkaar aanmoedigen, waar ploegen op het terrein staan. Daar kan de samenleving het beste of het slechtste van zichzelf naar boven brengen. Het moet de ambitie zijn om het beste naar boven te brengen.
Volgens mij moeten er vier dingen gebeuren. Eerst en vooral moet er effectief worden gesanctioneerd. We kunnen niet blijven zeggen dat we dat gáán doen. Wanneer iets gebeurt op het terrein, moet er een voorbeeld worden gesteld. En als je dat een paar keer doet, zul je een enorm effect zien. Dan zullen de mensen beseffen: dit kan niet, dit aanvaardt onze samenleving niet, dit aanvaardt onze club niet.
Ten tweede, ik heb al contact gehad met de Voetbalbond. Men zal het project in Dossin uitbreiden naar amateurvoetbal. Als er daar feiten en incidenten gebeuren, worden ook die mensen in contact gebracht met slachtoffers in de context van Dossin. Dat is volgens mij een effectieve manier om schuldinzicht bij te brengen.
Ten derde moeten we inzetten op het omstaandersprincipe. Dat is een van de grote trajecten die ik in mijn Plan Samenleven naar voren probeer te brengen. We hebben de ambitie om duizend professionelen of semiprofessionelen en duizend gewone burgers per jaar bij te brengen hoe ze kunnen reageren, hoe ze het best reageren wanneer ze getuige zijn van racistische of discriminerende uitspraken, hoe ze zich daartoe kunnen verhouden. Trainers, stewards, bestuursverantwoordelijken in een club, medesupporters, wat kunnen zij doen wanneer de persoon naast hen zich op een schandelijke manier gedraagt? Dat omstaandersprincipe proberen we in te zetten, bijvoorbeeld ook op het vlak van seksuele intimidatie op straat, maar moet ook in deze context een volwaardige plaats krijgen.
En dat brengt mij naadloos bij het laatste element. Wat volgens mij ook een heel belangrijk element is, is dat clubs de unieke mogelijkheid hebben om in hun DNA, in hun identiteit, verdraagzaamheid, openheid, inclusiviteit en het afwijzen van discriminatie centraal te stellen. Sommige clubs doen dat. Zij zeggen: ‘Als je deel bent van onze club, dan kun je geen racist zijn.’ Ik geef een voorbeeld uit het buitenland. Ik ben zelf geen groot voetbalsupporter, maar een voorbeeld uit het buitenland is Feyenoord Rotterdam. Die club neemt in haar identiteit mee dat tijdens de Tweede Wereldoorlog vele van hun Joodse supporters naar concentratiekampen zijn gebracht. Ze hebben daarvoor een monument opgericht en ze identificeren zich daarmee. Borussia Dortmund gebruikt de moeilijke geschiedenis van Duitsland als identiteit van de club, gaat met supportersclubs naar Holocaustherdenkingen, en de club identificeert zich met de waarden van vrijheid en verdraagzaamheid. Of wanneer in ons eigen land de supporters van een nieuwkomer in eerste klasse, Union, racistische uitspraken horen, starten zij spontaan een fluitconcert, zelfs tegen eigen supporters. Dat is een manier waarop de identiteit van een club kan maken dat een supporter die denkt dat hij over de schreef moet gaan, voelt dat zijn medesupporters, zijn club, zijn supporters, dat niet aanvaarden. Op die manier krijg je een culturele omslag en wordt wie we zijn iets positief en niet een deel van een negatief verhaal.
Die identiteitsvorming rond positieve waarden is fundamenteel om in de diepte iets te kunnen veranderen. Ook daarover wil ik vanavond om 18 uur met de Pro League praten, om te kijken hoe we dat kunnen ondersteunen en faciliteren. Want er is absoluut nood aan een verandering in de diepte.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, ministers, ik dank u voor de antwoorden. U hebt absoluut gelijk: die positieve identiteit is niet alleen een probleem in de sport, maar een uitdaging voor de hele samenleving. Ergens ‘voor’ zijn betekent niet noodzakelijk dat je ook ‘tegen’ iemand anders moet zijn. Dat is iets, collega's, dat we ook in dit halfrond en in de politiek het best af en toe zouden begrijpen. Ik ben een liberaal, niet omdat ik ‘tegen’ de socialisten ben, niet omdat ik ‘tegen’ de nationalisten ben, maar omdat ik ‘voor’ het liberalisme strijd. Wij zouden in onze taal en in onze houding het goede voorbeeld kunnen geven om mee te helpen dit soort kankers uit onze samenleving te krijgen. Ik nodig u allemaal uit om daar in de toekomst anders mee om te gaan. (Applaus bij Open Vld)
De heer Annouri heeft het woord.
Heren ministers, ik dank u voor uw antwoord.
Collega's, die veertien seconden tegen Japan waren voor mij een van de mooiste sportieve momenten uit mijn leven, en ik denk voor heel veel Belgen. Als een Zwitsers horloge hebben verschillende Belgen met een afkomst die er op dat moment absoluut niet toe deed, een waanzinnig getimede aanval op poten gezet: een emotie, een eenheid die toen als land werd gevoeld en die bijna door iedereen werd gedeeld. En elke dag, elke week en elk weekend opnieuw gebeuren die mooie dingen, minister, ook op lokaal vlak. Zo zetten mensen in jeugdploegen zich over grenzen van afkomst en geloof heen in om samen een doel te bereiken: samen sporten, samen winnen, samen verliezen.
Zoals u zelf aangeeft, zijn er ook heel wat rolmodellen, maar die voelen zich vandaag in de steek gelaten. Dat is wat we zondag hebben gezien, dat is wat we zondag hebben gehoord: ze voelen zich in de steek gelaten omdat ze bang zijn dat al die beloftes opnieuw enkel en alleen papieren tijgers zullen blijken.
De geschiedenis, de komende weken en maanden, zal oordelen of deze Vlaamse Regering, of deze ministers, effectief stappen vooruit zullen hebben gezet en de ‘tide’ echt zullen keren of enkel de zoveelsten in een rij van voorgangers zullen zijn die vooral woorden hebben gesproken. Ik ben benieuwd. (Applaus bij Groen en Vooruit)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Heren ministers, de tijd van mooie woorden en beloftes is inderdaad voorbij. Het wangedrag is veel te lang geaccepteerd geweest. Ik en velen verwachten van de Pro League, de clubs en de regeringen in dit land een kordaat beleid. Ik hoor veel mooie dingen, en dus kan ik enkel zeggen: ‘go for it’. We willen een beleid dat wantoestanden aanpakt en racisme uit onze voetbalstadions bant. En ja, daar horen sancties bij. Minister Somers, ik was heel blij dat ik dat als eerste punt hoorde: sancties voor die racisten en relschoppers, en sancties voor de clubs die er niet in slagen om in te grijpen. Een langdurig stadionverbod mag geen holle slogan blijven. Genoeg is genoeg, dat stadionverbod is snel en efficiënt, en het is een voorbeeld. Ik zou al beginnen met die mensen er wekelijks uit te laten zetten. Ik denk dat we daar al veel mee kunnen bereiken.
Minister, ik zeg u dit in alle rust en kalmte, en ik hoop – als voetbalvrouw – op verandering. (Applaus bij Vooruit, Groen en van Marino Keulen)
De actuele vragen zijn afgehandeld.