Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, geachte collega’s, enkele weken geleden raakte bekend dat het project voor de bouw van een gascentrale in Vilvoorde niet werd vergund. De belangrijkste argumentatie hiervoor was dat de centrale te veel ammoniak zou uitstoten en eigenlijk ook de rechtszekerheid van heel wat bedrijven en landbouwers in gevaar zou brengen. Dan komt de topman van Engie, die beweert dat hij voor het nucleaire onderdeel van het milieueffectrapport (MER), de 1000 kilometerbevraging plus het aanmelden bij de Europese Unie minstens achttien maanden nodig heeft. Gewoon ter vergelijking: Doel 1 en Doel 2 hebben twaalf tot dertien maanden gevraagd. Hij zei er ook bij dat het bedrijf een nieuwe vergunningsaanvraag zou indienen en hij hoopte de centrale nog tijdig operationeel te krijgen voor 2025, en ik citeer hem letterlijk: “Een gascentrale bouw je in een drietal jaar. Wij hopen dat de nieuwe aanvraag voldoende snel kan worden behandeld. Volgens ons kan dat. Alle elementen zijn bekend en alle administraties hebben het dossier al twee keer gezien.”
Voor de timing zou dit concreet betekenen dat er tegen het midden van volgend jaar een nieuwe omgevingsvergunning zou moeten zijn, zonder rekening te houden met alle mogelijke eventuele beroepsprocedures en, los daarvan, ook met de procedure voor de Raad van State via bijvoorbeeld TegenGas. Het is namelijk niet ondenkbaar dat de vergunning voor de bouw van de gascentrale vertraging zal oplopen. We zien dat ook in Wallonië, waar momenteel TegenGas ook actie tegen de centrale in Les Awirs onderneemt.
U stuurde ook al een brief aan premier De Croo waarin u duidelijk de boodschap meegaf dat het niet evident is om zomaar vergunningen af te leveren omdat die procedures nu eenmaal veel tijd in beslag nemen.
Wat vindt u van deze uitspraken van de topman van Engie Electrabel?
Minister Demir heeft het woord.
Ook over dit dossier heb ik opnieuw verschillende zaken in de krant gelezen. Ik denk dat het belangrijk is dat we twee zaken rechtzetten. Ten eerste beweert men dat ik zou moeten vergunnen of hervergunnen en dat dat dossier op mijn bureau zou komen, maar dat klopt niet. Het dossier zal voor de deputatie van Vlaams-Brabant komen. Die instantie zal over het dossier beslissen. Ik denk dat het belangrijk is dat daar duidelijkheid over komt, want dat klopte niet.
Een tweede zaak die ik hier wil rechtzetten, en ik zal mij hier in dit huis niet uitspreken voor of tegen kerncentrales en wat ze daar allemaal mee moeten doen, want dat gebeurt in een ander huis, is dat Engie iets zegt over termijnen. Als zij dat doen, sta mij dan toe dat ik – net zoals ik een multinational zoals 3M niet altijd geloof – Engie ook niet geloof. Het is altijd goed, collega’s, om zaken tweemaal te checken, om extern advies te vragen over of het wel klopt wat de vertegenwoordiger van Engie over de termijnen zegt. Dat heb ik gedaan. Ik denk dat dat niet meer dan normaal is dat ik juridisch toch eens nacheck hoe dat zit. Een extern juridisch advies zegt mij heel klaar en duidelijk dat wat Engie beweert een overdreven negatieve inschatting is en dat al die termijnen die men vooruitschuift grotendeels afhangen van hun eigen handelen en eigen snelheid, en dat het minstens 25 procent korter kan dan wat men in de media beweert.
Voor de rest spreek ik mij niet uit, maar nogmaals, als het over procedures en termijnen gaat, moet je niet altijd geloven wat de aanvrager zegt.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u, minister. Als ik dan de parallel mag doortrekken naar de gascentrales: ik reken even terug, wat Engie misschien niet direct gedaan heeft. Ze zeggen dat ze drie jaar nodig hebben. Medio 2025 min drie jaar is medio 2022. Als je je dossier indient bij de provincie, heb je ongeveer een half jaar nodig. Dan is er nog geen beroepsprocedure en is er nog niemand die naar de Raad van State gaat. Met andere woorden: ik kom tot de vaststelling dat Engie hier iets beweert en u straks voor een voldongen feit gaat plaatsen, om toch maar binnen een bepaalde periode, die dan niet realistisch is, iets te moeten vergunnen of niet te vergunnen.
Zijn die verschillende projectontwikkelaars – er is niet alleen Engie maar er komen ook anderen opnieuw met een project – ooit al eens met u komen spreken om te horen wat er kan en wat er niet kan in Vlaanderen als het gaat over vergunningen en hoe dat juist in elkaar zit?
De heer Tobback heeft het woord.
Ik vroeg me bij het zien van deze vraag af wat nu de boodschap is die men probeert te formuleren. Is het nu een oproep aan bepaalde bedrijven om geen vergunningsaanvragen in te dienen omdat dat toch geen zin heeft, of een oproep aan bepaalde bedrijven om wel vergunningsaanvraag in te dienen omdat het wel zin heeft? Ik begrijp het niet goed. Ik zou aan de minister willen vragen wat voor haar dan de termijnen zijn waarbinnen een goed afgewerkt dossier een vergunning kan krijgen. Wat zijn de adviezen en de argumenten waarmee u rekening houdt? Zoals ik al bij mijn vorige vraag heb opgemerkt, is er op dit moment heel veel schijn van, minister, dat u het vergunningenbeleid hanteert als een politiek instrument al naargelang het dossier u goed of slecht uitkomt en dat de beslissingen eerder daarmee samenhangen dan met grondige argumenten, want die worden de ene keer op de ene manier en de andere keer op de andere manier geïnterpreteerd.
U doet hiermee het beleid geen plezier. Ik zou willen oproepen om u te houden aan puur juridische en wetenschappelijke argumenten.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega's, de mensen die vandaag kijken naar onze werkzaamheden, vragen zich misschien af waarover het gaat. Het gaat over de bevoorradingszekerheid inzake energie. Het gaat erover of, hoe en tegen welke prijs we de lamp de komende decennia nog kunnen laten branden. Er zijn weinig onderwerpen die belangrijker zijn dan dat.
Collega's, ik stel voor dat we daar geen politieke spelletjes over spelen. De procedures kunnen uiteraard niet gebruikt worden om het eigen politieke gelijk te halen. Minister, ik ga er ook van uit dat u dat niet doet en dat u elk dossier op zijn merites beoordeelt. We verwachten hetzelfde van de provincie en andere vergunningverlenende overheden. We verwachten van ontwikkelaars dat ze goede dossiers indienen, het liefst zelfs in overleg met de overheid, om problemen achteraf te vermijden.
Minister, die bevoorradingszekerheid vergt ook overleg en samenwerking tussen onze verschillende regeringen en ministers in dit land. De beroepsprocedure is uw verantwoordelijkheid en dat zal in Vilvoorde allicht opnieuw uw verantwoordelijkheid worden. Maar de bevoorradingszekerheid is een gezamenlijke aanpak. Dus, minister, bent u bereid om op het Overlegcomité samen met de andere deelstaatministers en de federale minister het overleg aan te gaan en ervoor te zorgen dat de lamp blijft branden in Vlaanderen, ook na 2025?
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, zeer opmerkelijk: u hebt extern juridisch advies gevraagd over een materie van de Federale Regering. Dat is cruciaal. Ik zou me afvragen wat er zou gebeuren wanneer de Federale Regering extern juridisch advies over uw beslissingen zou vragen. Maar goed, als er ergens 25 procent minder tijd nodig is om een vergunning aan te vragen, zult u er dan ook voor zorgen dat er 25 procent minder tijd nodig is om een vergunning aan deze centrale te beoordelen?
Cruciaal daarbij zijn natuurlijk duidelijke regels. Wij verwachten van bedrijven dat zij de regels nakomen, ook van 3M, vandaar de onderzoekscommissie. En dus ook van Engie. Maar om te weten of die vergunning kan doorgaan of niet, of een state-of-the-artgascentrale met minder uitstoot kan of niet, is er een duidelijk kader nodig. Minister, tegen wanneer verwacht u dat er een duidelijk stikstofkader zal zijn?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel. Een antwoord op de laatste vraag: ik hoop zo snel mogelijk. Daar wordt aan gewerkt in de schoot van de regering. Het stikstofarrest heb ik niet besteld, maar dat stikstofarrest was heel duidelijk: het voorlopig kader, waar Vlaanderen al jaren mee leeft, sinds 2014-2016, werd aan diggelen geslagen. Dat was ook terecht, denk ik. Er waren heel terechte opmerkingen van de rechter, bijvoorbeeld dat er geen rekening werd gehouden met cumulatieve effecten, dat er geen rekening werd gehouden met een wetenschappelijke onderbouw.
We hebben verschillende scenario’s gedraaid, en het is heel belangrijk dat we nu kijken naar één scenario waarvan wordt gezegd dat het passend beoordeeld kan worden. We bekijken nu welke flankerende maatregelen er nodig zijn om dat scenario tot een goed einde te brengen. Daar hoort natuurlijk ook wel een definitief kader bij. Naast het stikstofarrest is er ook het PAS-arrest (Programmatische Aanpak Stikstof) van het Europees Hof van Justitie. Ik heb jullie al gezegd dat ik specialist ben in het lezen van arresten. Het PAS-arrest zegt ook heel duidelijk dat het stikstofbad in Vlaanderen vol is, en dat je maar pas kunt gaan vergunnen – er kan pas ammoniak bij – als je het bad eerst leegmaakt. Dat is natuurlijk ook een heel belangrijk element in de bespreking van het tot stand komen van het definitieve kader. De gesprekken in de schoot van de regering zitten goed. Het is een moeilijk dossier, dat besef ik ook. Het gaat over veel, het gaat over rechtszekerheid. Ik denk dat het kader waar we voor gaan, wetenschappelijk onderbouwd moet worden zodat het ook staande kan blijven. Maar, collega’s, ik denk wel dat we daar zo snel mogelijk uit raken. Dat is één ding.
Een tweede punt is bevoorradingszekerheid. Dat is uiteraard van cruciaal belang. Voor alle duidelijkheid, collega’s: ik ga het licht niet uitdoen. Ik beslis niet wat de federale collega’s doen rond de kerncentrales. Ik heb ook duidelijk gezegd dat ik het debat niet daarover wil voeren. Vanuit Vlaanderen beslissen we over vergunningen. De vergunningsprocedure is een exclusieve bevoegdheid van Vlaanderen, en ik zou dat ook heel graag zo willen houden, collega’s.
Wat ik wel heb willen zeggen zijn twee dingen. Ten eerste moet ik niet gaan vergunnen in eerste fase. Ik las namelijk wel in alle kranten dat de Vlaamse overheid, de Vlaamse minister, daarover eerstdaags moet gaan beslissen. Dat is niet het geval, dat doet de deputatie. Ten tweede: het is goed dat jullie allemaal in Engie geloven, en ik misschien iets minder. Als zij spreken over een voorbereidende fase van 24 maanden die nodig is, dan lijkt mij dat heel lang. Vandaar dat ik extern juridisch advies heb gevraagd. Ik denk wel dat dat mag. Ik mag dat toch nog wel doen? Tenzij jullie allemaal zeggen dat die man gelijk heeft, en dat het juist is wat hij zegt over ‘zoveel maanden’. Maar ik heb dat dus nagevraagd. Men heeft mij gezegd dat de inschatting van Engie van 24 maanden toch wel heel lang lijkt, en dat men dat kan terugbrengen tot 18 maanden. Dat is het enige wat ik hier wil meegeven. Verder oordeel ik niet over dat dossier. Het is geen dossier dat hier in het Vlaams Parlement wordt behandeld, het behoort toe aan het andere huis.
Ik maak me echter wel zorgen over de bevoorradingszekerheid. Collega Bothuyne heeft verwezen naar de verschillende projecten die er zijn. We hebben, niet zo lang geleden, contact gehad met de verschillende projecten, bijvoorbeeld ook met Tessenderlo en Vilvoorde. We hebben daar toegelicht hoe de procedure in elkaar zit, vooral in verband met ammoniakuitstoot. Collega’s, de aanvragers zijn zelf van oordeel dat het dossier zoals het was te veel uitstoot had. Dat wil ik hier ook nog wel eens benadrukken. Iedereen zegt maar dat ik dat had moeten vergunnen, maar zelfs de aanvragers zeggen dat 100.000 kilogram per jaar te veel is. We zullen zien, misschien gaan ze hun installatie verbeteren, dat weet ik niet. Maar we hebben heel duidelijk gezegd hoe de vork aan de steel zit, en hoe het zit met het stikstof. Ik ga niet vooruitlopen op de feiten. De regels zullen moeten worden nageleefd. Het is aan de indieners van het project om het project zo goed mogelijk te maken met zo weinig mogelijk uitstoot.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Collega Tobback vroeg zich af wat de boodschap is. Wel, de boodschap is heel duidelijk, collega Tobback: over vergunningen, en over de termijnen ervan, wordt er niet onderhandeld. Wat zouden alle ondernemingen en landbouwers wel denken als we voor het ene wel zouden gaan onderhandelen, en voor hen niet? Dat is onrechtvaardig.
Bijkomend: het eerste wat er moet gebeuren is dat de projectontwikkelaar, in dit geval Engie, zijn huiswerk moet maken. Daarna gaat het naar de deputatie, en we zien dat de deputatie in normale situaties vijf à zes maanden nodig heeft.
En dan is er het recht op beroepsprocedure. Of gaan we dat ook afschaffen? En dan hebben we nog die drie jaar nodig. Ik kom hier inderdaad op tegen fake news van Engie, die beweren dat ze het op tijd kunnen rondkrijgen als wij maar snel eventjes de vergunning verlenen. En dat willen we niet.
Tot slot wil ik nog het volgende meegeven. Ik ben ervan overtuigd en ik kan daardoor ook gerust slapen, dat als een project voldoet aan alle voorwaarden het op zijn merites zal worden beoordeeld.
De actuele vraag is afgehandeld.