Verslag plenaire vergadering
Voorstel van resolutie over het collectieve vervoer van leerlingen in het buitengewoon onderwijs
Voorstel van resolutie over het invoeren van een bovengrens van 60 minuten per busrit voor leerlingen die gebruikmaken van het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs
Voorstel van resolutie over kwaliteitsvol collectief leerlingenvervoer en alternatieven voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn de voorstellen van resolutie van Stijn Bex, Elisabeth Meuleman, Johan Danen, Jeremie Vaneeckhout, Ann De Martelaer en Björn Rzoska over een sterk collectief leerlingenvervoer op maat, van Hannelore Goeman, Els Robeyns, Steve Vandenberghe, Annick Lambrecht, Hannes Anaf en Conner Rousseau over het collectieve vervoer van leerlingen in het buitengewoon onderwijs, van Jos D’Haese en Kim De Witte over het invoeren van een bovengrens van 60 minuten per busrit voor leerlingen die gebruikmaken van het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs, en van Marino Keulen, Kathleen Krekels, Martine Fournier, Koen Daniëls, Loes Vandromme en Bert Maertens over kwaliteitsvol collectief leerlingenvervoer en alternatieven voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs.
De voorstellen van resolutie van Stijn Bex, Elisabeth Meuleman, Johan Danen, Jeremie Vaneeckhout, Ann De Martelaer en Björn Rzoska, van Hannelore Goeman, Els Robeyns, Steve Vandenberghe, Annick Lambrecht, Hannes Anaf en Conner Rousseau en van Jos D’Haese en Kim De Witte werden door de commissie verworpen.
Bij mails van 6 en 7 december 2021 hebben ze verzocht ze toch op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen.
Conform artikel 77, punt 5, van het Reglement van het Vlaams Parlement moeten wij ons bij zitten en opstaan uitspreken over het aanvatten van de bespreking.
Ik stel voor dat we dat doen voor de drie voorstellen van resolutie samen. (Instemming)
Voor alle duidelijkheid, het voorstel van resolutie van de meerderheid is officieel geagendeerd. We spreken ons nu bij zitten en opstaan uit over het aanvatten van de bespreking van de andere drie voorstellen van resolutie.
De volksvertegenwoordigers die de bespreking wensen aan te vatten, drukken op ‘Ik sta op’.
De volksvertegenwoordigers die de bespreking niet wensen aan te vatten, drukken op ‘Ik blijf zitten’.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Als ik het goed begrijp, staat dat van de meerderheid dus op de agenda, en is de vraag nu om deze toe te voegen, om over alles samen te debatteren, en daarna te stemmen over wat we er definitief van denken.
Over de vier apart.
Over de vier apart. Dus die kunnen we nu gewoon ter bespreking meenemen. Ik zeg dit gewoon omdat ik zie dat de stemming de andere richting uitgaat.
De bespreking van de voorstellen van resolutie van Stijn Bex, Elisabeth Meuleman, Johan Danen, Jeremie Vaneeckhout, Ann De Martelaer en Björn Rzoska, van Hannelore Goeman, Els Robeyns, Steve Vandenberghe, Annick Lambrecht, Hannes Anaf en Conner Rousseau en van Jos D’Haese en Kim De Witte wordt aangevat. Ik stel voor de besprekingen van de vier voorstellen van resolutie samen te voegen tot één enkele bespreking. (Instemming)
De bespreking is geopend.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat we in de plenaire vergadering van 17 november een actuele vraag hebben gesteld over deze problematiek. Op 1 december hadden we dan een verenigde commissie met de collega’s van de commissie Mobiliteit en de collega’s van de commissie Onderwijs om dit voorstel van resolutie te bespreken. Er is dus uiteraard al veel over gezegd waardoor ik het nu vooral zal hebben over de voor onze fractie belangrijkste punten.
Met het voorstel van resolutie willen wij vooral de Vlaamse Regering nog eens extra motiveren om werk te maken van het leerlingenvervoer voor het buitengewoon onderwijs omdat we natuurlijk onze kop niet in het zand steken voor deze problematiek. Dat sommige kinderen te lang op de bus zitten, is inderdaad een gegeven waarvoor we een oplossing moeten zoeken. We zijn daar al een tijdje mee bezig. Kijk maar naar de pilootprojecten die niet sinds gisteren maar wel al enkele jaren lopen en waarbij we nu hopelijk versneld werk kunnen maken van de evaluatie zodat we de voordelen daarvan versneld kunnen invoeren.
De oplossing voor deze problematiek ligt voor onze fractie op verschillende vlakken. Een daarvan is binnen onderwijs nagaan hoe we die doelgroep zullen herdefiniëren. We hebben ook in de commissie gezegd dat niet alle kinderen in het buitengewoon onderwijs even kwetsbaar zijn. Kinderen die in een type basisaanbod zitten, of kinderen die in een type 9 zitten zoals autisme, of kinderen die een gedragsprobleem of een fysieke handicap hebben, zijn allemaal kinderen van een andere slagorde. We moeten bekijken welke kinderen effectief dat collectief busvervoer nodig hebben en welke kinderen misschien ook op een andere manier op school kunnen geraken. Er zijn een aantal leerlingen die ook niet zo ver wonen van de school. We zullen dus bekijken, en dat is in de pilootprojecten ook uitgeprobeerd, om bepaalde leerlingen te verzelfstandigen waardoor ze in een groep via wandeling of fiets toch ook op school kunnen geraken zonder dat zij gebruik moeten maken van dat collectieve busvervoer.
De pilootprojecten werken daar met mobiliteitscoaches en we zullen in ons voorstel van resolutie dan ook vragen om te bekijken of dit inderdaad een manier is om dat Vlaanderenbreed in te zetten zodat die kinderen al niet hoeven te rekenen op de bus maar op een andere en dus op een snellere manier op school geraken.
Maar we horen ook vanuit die pilootprojecten – en daar zetten we in dit voorstel van resolutie ook op in – dat er nog andere alternatieven nodig zijn om de leerlingen op school te krijgen. Daarvoor wordt een heel belangrijke samenwerking gevraagd over de verschillende beleidsdomeinen heen. We moeten dan niet alleen durven te kijken naar Mobiliteit of Onderwijs, maar bijvoorbeeld ook naar Welzijn. Dan denken we bijvoorbeeld aan het voorstel om ook voor- en naschoolse opvang te voorzien voor deze kinderen. Nu worden ze op de bus gezet en zitten ze een hele tijd op de bus om dan thuis aan te komen. In die scholen of in de nabijheid van die scholen is nog geen voor- of naschoolse opvang voorzien. We moeten daar dus op inzetten, want als de kinderen daarnaartoe kunnen worden gebracht, dan zitten ze minder lang op de bus en dan hebben ouders ook meer ruimte en tijd om met hun eigen wagen hun kind te kunnen ophalen in de voor- en naschoolse opvang. Want dat is een van de redenen waarom ouders soms hun kind niet tot bij de school kunnen brengen: niet omdat het misschien moeilijk is of omdat het kind daar niet toe in staat is, maar wel omdat ouders op tijd op hun werk moeten raken en ook lang genoeg gewerkt moeten hebben alvorens hun kind te kunnen ophalen. Door voor- en naschoolse opvang te organiseren, creëren we dus meer ruimte voor die ouders om daar op tijd te raken zonder dat hun kind onnodig lang op de bus hoeft te zitten.
Een heel belangrijke winst zijn ook die centrale op- en afstapplaatsen, waarvoor we naar Mobiliteit kijken om dat te organiseren. Wanneer de bus niet tot elk uiteinde van een wijk moet rijden om een kind op te pikken en we kinderen centraliseren op een bepaalde plaats om daar op en nadien van de bus te stappen, dan winnen we tijd.
Voorzitter, met dit voorstel van resolutie gaan we dus voor een duurzaam systeem voor kwalitatief busvervoer. We engageren ons om het systeem van het leerlingenvervoer voor het buitengewoon onderwijs grondig te herwerken om tot definitieve oplossingen te komen via de alternatieven die ik zonet opgenoemd heb. We hopen zo om een einde te kunnen maken aan de problematiek die zich vandaag voordoet.
De heer Claes heeft het woord.
Normaal behartigt mijn collega Wim Verheyden dit thema, maar door omstandigheden kan hij er vandaag niet fysiek bij zijn. U zult het dus met mij moeten doen.
Collega’s, ik wil even recapituleren. Het buitengewoon onderwijs staat voor grote uitdagingen. Er is in veel scholen sowieso al een stijging van het aantal leerlingen binnen dit onderwijssegment en dus in veel regio’s een capaciteitstekort. Met het op til zijnde Leersteundecreet is de verwachting dat het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs nog verder zal stijgen. Dan moeten al die leerlingen ook nog op school raken. Om tegemoet te komen aan die huidige problematiek van busvervoer voor kinderen in dat buitengewoon onderwijs en de vaak schrijnende taferelen bij veel van deze kinderen, die urenlang onderweg zijn van en naar school, zijn er volgens onze fractie twee zaken van belang: snelheid en degelijkheid. Snelheid is belangrijk om op korte termijn de meest flagrante wantoestanden aan te pakken. Ik heb het dan over kinderen die dagelijks drie, vier of zelfs vijf uur en meer onderweg zijn, die om 5 uur ’s ochtends moeten opstaan en pas om 19 uur ’s avonds terug thuis zijn, die met honger op school aankomen of thuiskomen, die in hun broek doen omdat ze niet naar het toilet kunnen. Hier moeten we op korte termijn komen tot een regelgeving die een redelijke duurtijd van de busritten vooropstelt en ook effectief verankert, met als maximumduur 120 minuten reistijd per dag.
Natuurlijk zal dat middelen vergen. De door minister Peeters in september voorziene 1,8 miljoen euro bijkomende steun blijkt niet meer dan een druppel op een hete plaat te zijn geweest, wat we met het Vlaams Belang ook toen al meermaals hebben voorspeld. Een substantiële extra financiële inspanning is op korte termijn zeker nodig indien we deze kinderen niet nog een, twee of drie schooljaren in de kou willen laten staan. Helaas zien we momenteel weinig van die urgentie doorsijpelen in het investeringsgedrag van de Vlaamse overheid. In de begroting van 2022 is er op dat budget van 70 miljoen euro een stijging van amper 500.000 euro opgenomen.
Ook degelijkheid is belangrijk, de degelijkheid om structureel het huidige systeem aan te passen en op middellange termijn efficiënter te maken op basis van wat de best practices blijken uit de wetenschap en uit de praktijk.
Daarom moeten we ook zien wat de eindconclusies zullen zijn van de lopende proefprojecten, die normaal volgend jaar worden afgerond. Na oplevering van die eindconclusies is er nood aan een snel en intensief overleg met het onderwijsveld, belangenverenigingen voor kinderen met een handicap of specifieke zorgnoden, De Lijn en andere actoren voor mobiliteit, lokale besturen en uiteraard ook een vlotte implementatie van de af te kloppen hervorming.
Vermoedelijk zal het dan gaan over een gamma aan maatregelen die voor verbetering zouden moeten zorgen en zijn er niet meteen eenvoudige ‘catch all’-remedies. Voor sommige leerlingen die ver van de busroute wonen, kan men inderdaad alternatieve vervoersmodi inzetten. Maar voor veel leerlingen uit het buitengewoon onderwijs is dat, door een aandoening, niet mogelijk. Sommigen zullen gebaat zijn bij gewoon openbaar vervoer, met hulp en begeleiding van een mobiliteitscoach, maar dat is ook slechts voor een bepaald en beperkt segment van het leerlingenpubliek in het buitengewoon onderwijs mogelijk. In veel gevallen zullen collectieve opstapplaatsen het euvel al heel wat kunnen verhelpen en de reistijd ook verkorten.
Er is ook voor veel van die leerlingen geen oplossing. Voor de uitvoering en de hieraan verbonden middelenverdeling die nu voor het grootste deel naar De Lijn gaat, zijn er bijvoorbeeld scholen die zeggen dat ze perfect het systeem zelf beter kunnen organiseren dan hoe De Lijn het nu doet. Het aantal klachten over De Lijn is dan ook niet gering en stijgende. Ze kunnen zich vinden in het voorstel van onder meer Lieven Boeve om de verantwoordelijkheid en de middelen opnieuw bij de onderwijsverstrekkers te leggen. Anderzijds zijn er ook scholen die het niet zien zitten omdat ze minder knowhow hebben of omdat ze dit als extra planlast zullen ervaren.
Ieder voorstel voor dit onderwerp, of het nu uit de meerderheidspartijen komt of uit andere oppositiepartijen of het betrokken middenveld, moet dus worden afgewogen op die twee zaken en vooral op het evenwicht tussen beide: tussen snelheid en degelijkheid.
Het voorstel van resolutie van de collega's van de PVDA is vrij kort en heeft als enig werkelijk voorstel de maximumduur vast te leggen op 120 minuten, wat ook in de voorstellen van resolutie van Groen en Vooruit voorkomt, zonder iets te zeggen over verwante of gelijklopende processen, voorwaarden of parameters.
Het voorstel van resolutie van de collega's van Groen zet terecht in op het element snelheid en op veel kortetermijnoplossingen. Ze wil bijvoorbeeld concrete termijnen bij de doelstelling om vanaf volgend schooljaar de maximumduur van 120 minuten ook in te voeren, wat terecht een absoluut nobel streven is. Tegelijk gaat het voorstel van resolutie wel voorbij aan de nu bezig zijnde processen die zoeken naar structurele langetermijnoplossingen. Zo worden bijvoorbeeld nergens de lopende proefprojecten vermeld.
In het voorstel van resolutie van de collega's van Vooruit kunnen wij ons volledig vinden. We zullen die ook steunen. We kunnen concluderen dat die voldoende de huidige problematiek op korte termijn belicht, maar ook voldoende ruimte laat voor voorbereidingen aan langetermijnhervormingen met de nodige inspraak van alle betrokken spelers.
Het voorstel van resolutie van de meerderheid blijft voor ons veel te braaf. De eerste vraag om op korte termijn bijkomende inspanningen te leveren voor de meest problematische situaties, houdt bijvoorbeeld geen enkel concreet engagement in. Wat de minister in september 2021 heeft gedaan, 1,8 miljoen euro, zou aan die vraag beantwoorden, terwijl het een druppel op een hete plaat is. Zoals te verwachten, vermeldt het voorstel van resolutie ook nergens de voorgestelde maximum reistijd van 120 minuten.
Tot zover, voorzitter.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, collega's, onze fractie wil nogmaals benadrukken dat de toestanden die in de plenaire vergadering werden aangekaart, maar ook in de commissies en de media, ons nog altijd verontwaardigd maken. Het is tijd om aanpassingen te doen.
Het gaat voor mij over een van de meest basale rechten van de mens en van het kind, namelijk het recht op onderwijs. Het gaat niet alleen over de aanpassingen van de reistijd, maar ook over de aanpassingen aan het algemene systeem.
Ik wil een aantal zaken aankaarten. We willen op zeer korte termijn alvast de meest flagrante voorbeelden van reistijden resoluut aanpakken.
We gaan ervan uit dat het recht op onderwijs of de vrije schoolkeuze van de ouders in alle omstandigheden wordt bewaard.
Ten derde willen we op langere termijn fundamentele aanpassingen aan het leerlingenvervoer tout court doen.
Wat staat daar dan precies in? Ik raak een aantal zaken aan. Inderdaad, zoals al werd aangehaald is het misschien niet meer nodig dat we de leerlingen bij hen thuis individueel ophalen. Misschien is dat iets waar we vanaf moeten stappen of waar we moeten over nadenken omdat het niet meer van deze tijd is. We moeten nadenken over gemeenschappelijke op- en afstapplaatsen die wellicht niet voor ieder kind haalbaar zullen zijn, maar laat ons dan vertrekken vanuit de mogelijkheden die ieder kind heeft met een aanpak op maat.
We hebben geleerd wat mobiliteitscoaches kunnen doen. We hebben daar lessen uit geleerd en ik denk dat we daar ook moeten op inzetten.
Collega’s, iets wat vanuit onze fractie toch heel sterk werd benadrukt, is dat er een multimodaal vervoerssysteem moet worden opgezet. Ik geef het eerlijk toe: als je aan honderd mensen op een lokale markt zou vragen waaraan zij denken bij schoolvervoer, dan denken ze automatisch aan een bus. Misschien moeten we die pistes echter verlaten en het wat opentrekken en net ook de andere vervoersmodi aanspreken. Collega’s, ik woon in de verre uitgestrekte Westhoek en ik denk dat die bijvoorbeeld een andere oplossing behoeft dan een streek waar de bevolkingsdichtheid veel hoger is. In elk geval start het altijd met het recht op onderwijs voor ieder kind.
Er is ook al verwezen naar die proefprojecten. Dat is heel belangrijk en die proefprojecten lopen ook al heel lang. Wat hebben we daaruit geleerd? Wat werkt? Wat is positief? Wat loopt goed? Wat werkt in de praktijk? Ik denk dat we die proefprojecten moeten afronden en wat goed werkt ook Vlaanderenbreed moeten uitrollen.
Toch is die reistijd niet altijd evident, collega’s. Ik denk dat we ons ervan bewust moeten zijn dat het buitengewoon onderwijs zo specifiek is, en ik zal de voorbeelden niet allemaal herhalen, dat we die specificiteit en techniciteit en expertise die men opbouwt in bepaalde scholen voor buitengewoon onderwijs ook moeten waarderen en koesteren.
Vandaar de vraag om dit voorstel van resolutie goed te keuren. Met dit voorstel van resolutie is het net de bedoeling om snelheid te maken. De oppositie gaf al aan dat er te weinig concrete engagementen in zitten, maar ik denk dat het een oproep is om net aan de slag te gaan en die concrete engagementen heel specifiek waar te maken.
De heer Keulen heeft het woord.
Mij is vooral 25 november bijgebleven, toen we hier die bespreking hebben gehouden rond de problematiek van de leerlingen in het bijzonder onderwijs, de reistijd die hun deel is en vooral het feit dat die veel te lang duurt. We zijn toen eigenlijk op een constructieve manier met elkaar in debat gegaan. Als je vandaag de teksten leest, lijkt het eigenlijk dat de verschillende fracties ook niet zo ver van elkaar verwijderd zitten. Ten eerste is iedereen doordrongen van de sense of urgency, zowel aan de kant van de meerderheidsfracties, de N-VA, CD&V en Open Vld, als aan de kant van de oppositie. Ten tweede beseft iedereen dat de toverstafoplossingen niet bestaan. Ik vind het voorbeeld van de heer Daniëls – en de auteur verdient ook de verdienste dat hij dat voorbeeld heeft gegeven – nog altijd treffend. Als je een dovenschool in Antwerpen hebt – en je hebt er zo een per provincie – waar je de kinderen uit het Waasland die daar les volgen in de ochtend- en avondspits via de Antwerpse Ring moet sturen, dan moet je de ouders een helikopter kopen. Dat gaat gewoon zijn tijd duren, ook al zijn we samen doordrongen van de dwingende opdracht dat we voor die kinderen iets moeten doen en vooral moeten vermijden dat ze overdreven lang op de bus zitten of op welk vervoermiddel dan ook.
Dit is een opdracht voor de hele regering en niet voor één minister alleen. Het gaat zowel over de beleidsdomeinen Mobiliteit, Onderwijs, maar ook Welzijn. We moeten daar ook al de lokale besturen bij betrekken. Ik heb dat zelf meermaals in de discussie naar voren geschoven omdat die lokale besturen, onze steden en gemeenten, bij uitstek onze probleemoplossers zijn. Zij zijn de mensen die op het terrein de situatie het best kennen en ze hebben dat ook bewezen voor de vaccinaties.
Als het gaat over het hoofd bieden aan logistieke en organisatorische uitdagingen, dan zijn ze daarin de kampioen om ook met oplossingen uit de bus te komen.
Naast budgetten denk ik vooral ook op de middellange en langere termijn aan een betere spreiding van die schoolopleidingen. Waarom niet in inclusieve campussen waar het gewone en het buitengewone onderwijs samen bestaan? Vandaag is het buitengewoon onderwijs attractief geworden. Laten we blij zijn dat dat zo is. Ik behoor, voorzitter en goede collega’s, tot een generatie waar ouders werkelijk alle moeite van de wereld deden om hun kinderen niet naar het buitengewoon onderwijs te sturen, want dat gold bijna als een schandvlek voor de familie. Vandaag is dat hoogkwalitatief onderwijs en zijn die remmingen er gelukkig niet meer. Als we met oplossingen komen, moeten we daar rekening mee houden. Daar zou ik zeggen: laat duizend bloemen bloeien, collega D’Haese, en laten we ons ons vooral niet fixeren op één oplossing.
We moeten weten dat de ouders die vandaag zelf of met een groep van ouders hun plan trekken en eigen vervoer organiseren in een vorm van carpoolsysteem, dat die op het ogenblik dat we komen met een oplossing die de reistijd reduceert en ook wat begeleiding biedt voor de kinderen, ook een beroep zullen doen op dat overheidsaanbod. Dat is ook hun goed recht, maar dat is, collega’s die niet in de gemengde commissie voor Onderwijs en Mobiliteit aanwezig waren, de zogenaamde welzijnsparadox. Dat heb ik geleerd in de lange jaren dat ik hier zit. Als je met oplossingen voor welzijnsmateries komt, lijken er op het einde rit vaak meer problemen of meer probleemgevallen te bestaan, maar dat heeft te maken met de kwaliteit van het aanbod. Ik heb dat onder andere geleerd als minister van Sociaal Wonen. Wanneer je ergens in een bepaalde regio een nieuw sociaalhuisvestingsproject aankondigde, dan schreven zich plotseling ook mensen in die er voordien niet aan dachten om in een sociaal appartement of in een sociale woning te gaan wonen omdat ze een eigendom hadden, maar die wel aan de voorwaarden beantwoordden mits ze die eigendom zouden verkopen. Telkens zag je in die regio de wachtlijsten met 20 procent stijgen. Dat zie je ook als overheden bepaalde inspanningen doen voor personen met een beperking of voor senioren. De wachtlijsten groeien omdat mensen plotseling zeggen dat ze er aan die voorwaarden en met die kwaliteit graag een beroep op willen doen. Als we aan oplossingen denken, zullen we in die groeimarge moeten voorzien omdat je ook daar geconfronteerd zal worden met wat ik de welzijnsparadox noem.
Wat we vandaag doen om kinderen aan huis op te halen, bestaat nergens in de wereld en staat borg voor lange reistijden. Centraal georganiseerde inclusieve kinderopvang zou een oplossing kunnen zijn. Mobiliteitscoaches kunnen ook nog andere oplossingen aangeven. Collega Vandromme gaf ook al aan dat sommige kinderen ook in staat zijn om met het reguliere busvervoer te reizen. Je moet ouders op dat vlak ook responsabiliseren. Eén zaak is duidelijk: de nood is heel groot. De ‘sense of urgency’ is aanwezig en dit is een dwingende oproep aan de Vlaamse Regering samen met de steden en de gemeenten en alle mensen van goede wil: laten we er de schouders onder zetten, want het gaat om een groep in de samenleving die zeker op de overheid moet kunnen rekenen. Dat komt uit de mond van een 100 procent liberaal, en dan zal het ook echt nodig zijn. Daarvan zijn we samen overtuigd.
De heer Bex heeft het woord.
Collega’s, als vandaag bijna elke fractie een voorstel van resolutie heeft ingediend, dan is dat niet omdat er een probleem is met een welzijnsparadox, maar omdat kinderen uit het buitengewoon onderwijs zes tot zeven uur per dag op een bus zitten, en dat elke dag opnieuw. Ondanks de inspanningen van de buschauffeurs en van de begeleiders heeft dat enorme gevolgen van stress: kinderen die extra medicatie moeten nemen omdat ze anders volledig over hun toeren op school aankomen, kinderen die volledig uitgeput ’s avonds thuiskomen, kinderen die ondanks de lange reistijd toch nog te laat op school aankomen en een stuk van de lessen missen, kinderen die pampers moeten dragen op de bus omdat ze anders in hun broek doen. En vandaag geven we eigenlijk met dit voorstel van resolutie eindelijk een antwoord op die belangrijke vraag van de ouders die regelmatig in de pers terugkomt: los dat op. Dat heeft de politiek veel te lang verzuimd.
Het Kinderrechtencommissariaat zegt al sinds 2011 dat dit een enorm probleem is. De Vlaamse Regering heeft een conceptnota geschreven in 2015, proefprojecten opgestart in 2017, maar in 2021 wordt het probleem erger. Meer leerlingen maken gebruik van dat leerlingenvervoer zonder dat de middelen stijgen. Er zijn inderdaad ook problemen van mobiliteit, onze wegen staan steeds voller met files die zorgen dat de gemiddelde ritduur steeds maar stijgt. Dan worden we met de regelmaat van de klok ter verantwoording geroepen. Recent was er nog de enquête van het vrij onderwijs waaruit bleek dat ’s ochtends duizend kinderen, en dan spreken we alleen over het vrij onderwijs, langer dan tweeënhalf uur op de bus zitten. Dan is de 1,8 miljoen euro die minister Peeters bij het begin van het schooljaar heeft vrijgemaakt een druppel op een hete plaat.
Het is nog altijd beter dan wat de ongeïnteresseerde minister Weyts tot nu toe gedaan heeft. Hij is met zijn vorige bevoegdheid Mobiliteit al zeven jaar lang bevoegd voor dit probleem, en kwam hier in het debat in de plenaire vergadering niet verder dan te berekenen hoe schandalig veel dit leerlingenvervoer ons al kost per kind en dat er zeker geen extra geld naartoe moest gaan.
Voor alle duidelijkheid, ook voor Groen is de oplossing om dit probleem te verhelpen niet alleen meer geld. Er is een aanpak op maat nodig voor die kinderen voor wie dat kan werken. De voorbeelden uit de proefprojecten zijn aangehaald, het kan werken via mobiliteitscoaches om die kinderen veel zelfstandiger te maken. Er is de voor- en naschoolse opvang die voor een oplossing kan zorgen, ook voor de ouders. Men kan werken met centrale op- en afstapplaatsen.
Voor de Groenfractie is het zeker geen oplossing, met alle respect voor de verdiensten van de mensen die werken in het buitengewoon onderwijs, om meer plaatsen te voorzien in het buitengewoon onderwijs. Dat is voor ons niet de weg. Wij denken, en we zijn daarin gesteund door de internationale verdragen die België en Vlaanderen hebben afgesloten, dat je zoveel mogelijk moet inzetten op inclusief onderwijs. Dat is een kanttekening die we maken bij de plannen van de meerderheid.
Daarnaast, dat wil ik beklemtonen, willen wij absoluut dat het voorstel van resolutie ambitieuzer is. Het Kinderrechtencommissariaat zegt dat 120 minuten een redelijke duur is om elke dag op de bus te zitten, langer mag het echt niet zijn. Natuurlijk zijn er uitzonderingen – het voorbeeld is gegeven – zoals een verplaatsing van 80 kilometer die men nooit in een uur kan doen. Collega Keulen gaf het voorbeeld van iemand die de hele Antwerpse Ring moet doen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Maar we weten toch, als we dat echt willen, dat we voor de overgrote meerderheid van die kinderen wel kunnen zorgen dat die 120 minuten realistisch is. Ik zeg het nog eens: ’s ochtends zijn er al duizend kinderen die meer dan tweeënhalf uur op de bus zitten.
Wij vinden dat je een aantal uitzonderingen mag maken, maar dat je wel een ambitieus doel moet stellen. We zijn bevreesd dat de Vlaamse meerderheid nog niet ambitieus genoeg is op dat vlak. Vandaar dienen wij vandaag samen met de collega’s van Vooruit en de PVDA twee amendementen in. In één amendement roepen wij op om meer aandacht te besteden aan inclusief onderwijs. In het tweede roepen we de regering op om op korte termijn de ergste gevallen aan te pakken. Dat kan – zoals minister Peeters al eerder gedaan heeft in de coronacrisis – door extra bussen in te leggen en daar budget voor te voorzien. Op korte termijn: los het zo op, denk er niet te veel over na, maar zorg dat die kinderen dat niet meer moeten meemaken. Op middellange termijn, en dat is voor ons begin volgend schooljaar: zorg dat het met een heel gamma aan oplossingen voor iedereen gegarandeerd is.
Alleszins, collega’s, draagt deze Vlaamse Regering na de stemming over deze voorstellen van resolutie – we nemen aan dat ons voorstel van resolutie wordt weggestemd, we zullen het voorstel van resolutie van de meerderheid graag steunen als onze amendementen worden aanvaard – een verpletterende verantwoordelijkheid. Dat is hier vandaag nog niet genoeg benadrukt. Als op 1 september volgend jaar blijkt dat dezelfde miserie zich herhaalt, is de verantwoordelijkheid van de ministers – in het meervoud – die bevoegd zijn, verpletterend. Dan zullen ze die verantwoordelijkheid ook effectief moeten nemen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, je kunt er jammer genoeg je klok op gelijkzetten: elk jaar in de eerste week van september, na de start van het schooljaar, duiken er schrijnende verhalen op van kinderen die uren op de bus moeten zitten, met alle trieste situaties van dien en ouders die ten einde raad zijn. Dat is jaar na jaar zo, maar jammer genoeg hoeft dat niet te verbazen. Het aantal kinderen in het buitengewoon onderwijs neemt jaar na jaar toe, maar de budgetten volgen niet.
En wat was dit keer het antwoord van de Vlaamse Regering? Inderdaad, op 3 september kondigde minister Peeters aan dat ze met een oplossing zou komen. Ik citeer het persbericht op haar website: “Via heroriëntering van coronamiddelen kan onmiddellijk 1,8 miljoen euro worden vrijgemaakt voor de ergste noden en de meest precaire situaties.” Dat kun je bezwaarlijk vooruitziend en structureel beleid noemen.
Dat dat slechts een doekje voor het bloeden was, dat wisten we toen ook al. Ondertussen is inderdaad gebleken dat die 1,8 miljoen euro nauwelijks een effect heeft gehad. Dus bleven de verhalen komen en zijn wij vanuit de oppositie dit probleem op de agenda blijven zetten, waarna er blijkbaar crisisoverleg kwam en minister Peeters hier in het parlement kwam aankondigen dat een werkgroep zou worden opgericht die binnen de twee maanden met een rapport zou komen, om dan tegen volgend schooljaar met een oplossing te komen. Minister Weyts had nog een beter idee. Hij wilde nagaan of al die leerlingen wel echt recht hebben op leerlingenvervoer. Want met minder leerlingen op de bus zou het probleem opgelost zijn. Geniaal!
Collega’s, ik kan daar niet bij. Als die beelden en verhalen u echt raken, werk je als minister toch echt dag en nacht om een oplossing te vinden? Ik heb soms het gevoel dat de regering pas in actie schiet als een probleem in de krant staat, om het dan vervolgens toch weer op de lange baan te schuiven. Natuurlijk moet je kijken naar de proefprojecten en wat daaruit voortkomt, maar dat kan toch veel sneller?
Voor de meest kwetsbaren maakt de politiek het meeste verschil, maar voor hen doet de politiek vaak het minst. Dat is voor mij toch wel het beeld dat blijft hangen van deze Vlaamse Regering.
Ik denk absoluut dat er extra motivatie nodig is om de regering tot actie te bewegen, zoals mevrouw Krekels daarnet zei. We zijn absoluut tevreden dat tenminste hier in het parlement de boodschap duidelijk is aangekomen en dat alle fracties behalve het Vlaams Belang met eigen teksten en eigen voorstellen zijn gekomen om tot structurele oplossingen te komen.
Het voorstel van Vooruit is helder: werk een decretaal kader uit, dat een redelijke duur van de rit van en naar school bepaalt, met een maximumduur van 120 minuten per dag, en dat een aanvullend kwaliteitskader vaststelt voor een collectief vervoer van leerlingen in het buitengewoon onderwijs. En trek daar natuurlijk ook de nodige middelen voor uit. Daarmee zouden meer dan negen op tien kinderen in het buitengewoon onderwijs er al serieus op vooruitgaan.
Ik heb natuurlijk ook de teksten van de meerderheid gelezen. Daar staan zeker goede dingen in. Maar ze tonen wat ons betreft nog altijd te weinig ‘sense of urgency’. Ten eerste is er bij de meerderheid nergens sprake van een maximale reistijd noch van een doelstelling om die redelijke reistijd na te streven. Ten tweede is er geen enkele garantie op extra middelen. Nochtans, mijnheer Keulen, verwoordde u het mooi in de commissie: “Een vingerknip of toverstaf zal niet helpen. Het is een kwestie van extra budget.” Dat is het inderdaad. De vage formulering in het huidige voorstel van resolutie van de meerderheid – “op korte termijn extra inspanningen leveren om de meest problematische situaties op te lossen” – is voor ons op dit moment gewoon onvoldoende.
Collega Bex lichtte al toe dat wij daarom samen met Groen en de PVDA twee amendementen indienen. Het eerste om te vragen dat er maximaal zou gestreefd worden naar inclusief onderwijs en naar de ondersteuning van leerlingen met een beperking in het gewoon onderwijs. Het tweede om te garanderen dat geen enkel kind vanaf ten allerlaatste 1 september 2022 systematisch langer dan 120 minuten per dag op de bus van en naar school moet zitten. Dat zou voor zoveel mogelijk kinderen al onmiddellijk ingang moeten kunnen vinden.
Beste collega’s van de meerderheid, jullie hebben nu twee opties: ofwel stemmen jullie zoals altijd alle voorstellen van de oppositie weg, om vast te houden aan het eigen grote gelijk; ofwel bekijken jullie in alle ernst de twee amendementen van de oppositie, die niet onoverkomelijk zijn, die de tekst van de meerderheid versterken en die de sense of urgency geven die wij vragen. Dat is onze oproep. Wij vragen jullie: welk signaal willen jullie geven aan de betrokken scholen, ouders en kinderen? Ik hoop een hoopvol signaal.
Mevrouw Goeman, ik wil u een vraag stellen, gewoon omdat wij het dan ook zeker zouden weten. U sprak, zoals collega Bex, over twee amendementen. Maar collega Bex had het over amendementen die enkel door de Groen- en de Vooruitfractie zijn ingediend. U sprak over Vooruit, Groen en de PVDA. Of heb ik mij vergist?
Een van ons beiden vergist zich, voorzitter, maar het is duidelijk met de drie partijen.
Dan hebben we het hier goed voor.
De heer D’Haese heeft het woord.
We hebben over dit thema in dit parlement al heel veel debat gehad. Ik moet zeggen dat het resultaat bij de meerderheid teleurstelt. We liggen niet zo ver uit elkaar. We geven allemaal om de kinderen die vandaag urenlang op de bus zitten, maar er zit een fundamenteel verschil tussen het voorstel van resolutie van de meerderheid en dat van de oppositie. We hebben het er in de commissie over gehad. De meerderheid blijft vertrekken vanuit een budgettaire logica. Vanuit de oppositie vertrekken we vanuit het feit dat de kinderrechten gegarandeerd moeten worden. Vandaag worden de kinderrechten elke dag geschonden. Het is de taak van de mensen in de meerderheid om als volksvertegenwoordiger die mensen hier te vertegenwoordigen en hun rechten te verdedigen en de regering daarover, ook al is het de eigen regering, ter orde te roepen en te zeggen: op deze manier kan het niet langer. Dat mis ik vandaag. Als het op deze manier niet anders kan, dan moet je naar doelstellingen werken. Dit werd in de commissie cijferfetisjisme genoemd. We zullen dat doorgeven aan de kinderrechtencommissaris. Met 120 minuten maximaal op een bus, behoudens uitzonderingen, kunnen we leven voor zaken die fysiek niet haalbaar zijn. Het is onbegrijpelijk dat men daar niet durft naar te streven en dat men dat niet op papier durft te zetten.
Er is geen ‘one size fits all’. Er zal waarschijnlijk onderzoek nodig zijn om op lange termijn alles goed geregeld te krijgen. Als we nu zouden investeren in meer bussen, meer chauffeurs en meer begeleiders, dan is er niemand in deze zaal die mij zal tegenspreken dat dit voor heel veel kinderen en ouders een heel groot verschil kan maken. Jullie zullen mij niet tegenspreken, want het is de minister zelf die dit gezegd heeft. 40 miljoen euro, een cijfer dat de minister genoemd heeft, hebben we nodig om dit op te lossen. Dat is het verschil tussen het voorstel van resolutie van de meerderheid en wat we hier met de oppositie, met het kinderrechtencommissariaat en met al die ouders vragen. We vragen dat er een oplossing komt en dat die middelen nu vrijgemaakt worden. Op die manier creëer je de tijd en de ruimte om in allerhande werkgroepen over alle mogelijke creatieve oplossingen na te denken. Je kunt nadenken over maatwerk. Ik heb al gezegd dat ik dat debat wil aangaan, maar niet nu. Nu gaat het erover om te stoppen met kinderrechten te schenden. Ik vind het bijzonder teleurstellend dat deze meerderheid met dit voorstel van resolutie daar geen komaf mee maakt. Er staan een aantal zaken in waar we niet tegen zijn. Maar we zullen ons om die reden op dit voorstel van resolutie onthouden.
Tenzij uw amendementen worden aanvaard, neem ik aan?
Dan zou het weleens kunnen dat we van gedacht veranderen.
Je moet altijd blijven hopen.
Vraagt er nog iemand het woord?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil een aantal antwoorden geven op de reacties vanuit de oppositie.
Mijnheer Bex, u zegt dat minister Weyts niets doet. Ik hoorde dat vandaag al verschillende keren, en dat stoot me tegen de borst. Ik wil u erop attenderen dat hij, toen hij minister van Mobiliteit was, samen met de toenmalige minister van Onderwijs Crevits een conceptnota gemaakt heeft om samen aan die problematiek te werken. Uit die conceptnota zijn de pilootprojecten gegroeid waar we nu hopen de vruchten van te plukken. Er zijn dus wel acties ondernomen en er zijn ook budgetten gebruikt. Er wordt wel iets gedaan. Spijtig genoeg kunnen we het niet in een-twee-drie oplossen, maar we streven wel naar oplossingen.
U zegt dat er aandacht moet worden gegeven aan meer inclusief onderwijs. Ja, dat doen we ook. Maar we hebben met het M-decreet gezien hoe moeilijk dat is en we hopen nu via het decreet Leersteun daar opnieuw een antwoord aan te geven om ons onderwijs inclusiever te maken. We werken er dus wel aan.
Ik hoor vanuit verschillende fracties dat we ons niet engageren om een bepaalde duurtijd te garanderen. We kunnen dat ook niet garanderen. Er zijn voorbeelden van de verkeersdrukte, al willen we ons daar niet achter verstoppen. We willen er wel naar streven. Het is juist via die alternatieve wegen dat we gaan proberen om de duurtijd van die busrit zo kort mogelijk te houden.
Mevrouw Goeman, u zegt dat die 1,8 miljoen euro een doekje voor het bloeden was. Ja, misschien wel, maar dat geeft ook juist aan dat het niet alleen met budgetten op te lossen is. Er moet veel meer gebeuren dan alleen maar budgetten of extra middelen voorzien. Dat alleen lost het niet op. En het feit dat er minder leerlingen op de bus zitten, ja, dat is iets wat we moeten bekijken. Als iedereen die bus blijft nemen, dan zal het heel moeilijk zijn om die ritten in te korten. Dat is gewoon een feit dat we moeten bekijken. Dat wil niet zeggen dat we kinderen die het nodig hebben niet op die bus zullen toelaten. Zeker niet, maar we willen wel kijken of er kinderen uit de bus kunnen weggenomen worden, die op een andere manier op een kortere tijd op die school geraken. Dat is gewoon een oefening die moet gemaakt worden.
Collega D’Haese: wij bekijken dat niet vanuit een budgettaire logica. Dat is niet ons vertrekpunt. Dat is wel een element waarmee we rekening moeten houden. We hebben nog altijd geen ‘ezeltje strekje’ waar je aan trekt en dan komt er geld uit. Dat hebben we helaas niet. We moeten daar dus rekening mee houden, maar dat wil niet zeggen dat dat ons vertrekpunt is. Dat is het zeker niet.
Dat zijn toch een aantal zaken die ik wou tegenspreken. Dank u wel.
De heer Bex heeft het woord.
Mevrouw Krekels, u zegt dat minister Weyts met de conceptnota bezig was in 2015 en dat hij in 2017 mee die proefprojecten van start heeft laten gaan. Ik vind dat dit juist een extra argument is om te verwachten dat de minister dat probleem zeer grondig zou kennen, dat hij niet verrast zijn zou door berichten in de media en dat hij voordien al aan beleid zou werken dat het probleem zou oplossen. Ik stel alleen maar vast dat wij hem vandaag een schop onder zijn kont moeten geven om daar effectief werk van te maken, omdat het tot nu toe nog niet gebeurd is. Maar bon, dat is een discussie die verdergaat dan de tekst van dit voorstel van resolutie.
Ik heb ook goed geluisterd naar uw argument om de duurtijd van 120 minuten niet in het voorstel van resolutie op te nemen. Daar zou ik toch nog een poging willen doen om de meerderheid te overtuigen. Uiteraard kan zoiets geen resultaatsverbintenis zijn. Ik denk dat iedereen dat beseft. Je kunt alleen maar zeggen dat je gaat proberen om voor zoveel mogelijk mensen die 120 minuten te halen. Als dat op sommige punten niet lukt, dan gaan we toch proberen om die tijd zoveel mogelijk te beperken. Maar dat zal misschien niet voor iedereen lukken. Het is die inspanningsverbintenis die wij in dit voorstel van resolutie zouden willen inschrijven. Ik roep de meerderheid op om dat toch te doen, zodat we het samen kunnen goedkeuren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de amendementen en de voorstellen van resolutie houden.