Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet over DBFM-Scholen van Vlaanderen.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Coel heeft het woord.
Dit ontwerp van decreet kunnen we als fractie ten volle ondersteunen. Het debat is al in de commissie gevoerd, maar ik wou vanuit onze fractie toch nog een aantal belangrijke punten naar voren brengen.
Het is zeer goed dat we met dit ontwerp van decreet opnieuw 1 miljard euro vrijmaken om te investeren in het Vlaams onderwijs. Collega Gennez heeft daarnet al een appreciatie gegeven van de toestand van de schoolgebouwen in Vlaanderen. Elke euro die naar infrastructuur gaat, is een euro die we allemaal toejuichen.
Het DBFM-mechanisme (Design Build Finance Maintain) heeft met de vorige programma's haar potentieel en verdienste bewezen. We trekken een aantal lessen uit het vorige programma, ‘Scholen van Morgen’, zodat we de scholen maximaal ontzorgen en via de DBFM-partner instaan voor de bouw en het onderhoud.
We zetten in dit programma ook maximaal in op multifunctioneel gebruik van de schoolgebouwen. Het is nu als selectiecriterium opgenomen, wat wij vanuit onze fractie ook altijd hebben bepleit. Scholen worden het kloppend hart van de lokale gemeenschap en dat kunnen we niet beter doen dan door ook buiten de schooluren maximaal gebruik te maken van de schoolgebouwen. Het stemt ons zeer tevreden dat een van de selectiecriteria het multifunctioneel karakter van de projecten is.
Het is nu ook voor het eerst mogelijk dat Vlamingen zelf mee investeren in scholen. Dat kan ervoor zorgen dat het programma dat de naam ‘Scholen van Vlaanderen’ draagt, zijn naam ten volle waarmaakt. Als Vlamingen mee investeren, worden het echt ‘Scholen van en voor de Vlaming’. (Applaus van Axel Ronse)
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega's, zoals ik in de commissie al heb gesteld, zijn de voordelen van deze formule zeer groot: sneller verloop, ontzorging voor de scholen, professionele ondersteuning en gewaarborgd onderhoud. Het Vlaams Belang zal dit ontwerp van decreet dan ook goedkeuren.
We hebben nog wel enkele bedenkingen en we hopen dat daaraan alsnog tegemoet zal worden gekomen. Ten eerste blijft het voor ons belangrijk dat de scholen inspraak krijgen, feedback krijgen en kunnen geven en een zekere mate van overzicht en controle blijven behouden. Het is niet omdat veel van de planlast uit hun handen wordt genomen dat scholen ook volledig hun handen willen afhouden van het project. Zeker wanneer er in de loop van 30 jaar veranderingen nodig zijn, moet het DBFM-genootschap die aanpassingen toch zeker doorvoeren, met natuurlijk een billijke en marktconforme vergoeding.
Ten tweede geldt dat uiteraard ook voor de ontwikkeling van nieuwe technieken die in de komende decennia kunnen opduiken, bijvoorbeeld inzake energieverbruik. Nu al rijst er twijfel of passiefbouw daartoe wel de meest rendabele oplossing is en loont het de moeite om minstens de techniek van warmtepompen in combinatie met zonnepanelen grondig te onderzoeken, zeker omdat die meteen het voordeel zou hebben dat de gebouwen op warmere dagen gekoeld zouden kunnen worden. We horen ook wel eens de kritiek dat ramen van die opgeleverde gebouwen niet eens open kunnen. Dat lijkt me in pandemietijden toch ook geen gewenste situatie. Daarom is het aanbrengen van sloten die in noodgeval toch kunnen worden geopend, nodig, bijvoorbeeld wanneer de mechanische ventilatie eens defect zou zijn, zodat men dat euvel tenminste kan voorkomen.
Ten derde wil men de nieuwe scholen zoveel mogelijk breed openstellen voor gebruik door derden, iets wat wij zeker toejuichen. We zien echter niet genoeg maatregelen die dat financieel stimuleren. Daarnaast gaf de Vlaams Onderwijsraad (Vlor) al aan dat de multifunctionaliteit ervoor zorgt dat er sneller extra kosten zullen bij komen qua slijtage en onderhoud. Het is ook wenselijk om van andere sectoren, zoals cultuur en sport, die de scholen dan ook mee zullen gebruiken, een bijdrage te vragen. Er moet ook gezorgd worden dat er dan extra ruimte wordt voorzien. In sporthallen bijvoorbeeld moet er ruimte zijn om het materiaal van de andere gebruikers op te slaan. Je kunt immers niet verwachten dat die dat elke week opnieuw zullen meesleuren.
Ten slotte blijft onze fractie zeker nog bekommerd om de reguliere financiering van de scholenbouw, die toch nog altijd de hoofdmoot vormt en waarbij er nog steeds jarenlange wachtlijsten moeten worden weggewerkt. De grootste noden in ons patrimonium zijn vooral renovaties en ook wel kleine verbeteringen, zoals nieuw sanitair. Dank u.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, collega’s, de infrastructuurnoden in ons onderwijs vragen een blijvend engagement. Daar zijn we ons allemaal van bewust, en dat geldt zowel voor de overheid als de schoolbesturen. Wij kunnen vanuit de fractie een engagement om er de volgende jaren voor te blijven zorgen dat ons patrimonium groot en kwaliteitsvol genoeg is om aan iedere leerling een plaats te geven in een schoolgebouw dat de toekomst kan tegemoet treden, alleen maar bijtreden.
We zullen daarom vanuit de fractie dit ontwerp van decreet dat voorligt steunen. Het is een goed ontwerp van decreet en als het goed is, mag dat zeker ook gezegd worden. We zullen ook elk initiatief dat het engagement wil aangaan om in te zetten op scholenbouw, verder ondersteunen.
De heer Rzoska heeft het woord.
In de commissie heeft mijn collega Johan Danen al gereageerd op dit ontwerp van decreet. Ik zal toch nog eens een aantal argumenten aanhalen en dit vooral, voorzitter, omdat mijn fractie zich zal onthouden. Ik zal ook proberen duidelijk te maken waarom.
Het is een dossier dat voor een stuk mijn aandacht heeft getrokken toen ik hier in het parlement binnenkwam en toen de discussies vooral gingen over de manier waarop dat grote DBFM-project Scholen van Morgen behandeld moest worden in de begroting. Collega’s, het gaat soms snel in de politiek, maar toen was nog de discussie of we dit in de begroting moesten opnemen, ja dan neen. Volgens sommigen niet, maar volgens de ESR-regels (Europees Stelsel van Rekeningen) en het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) wel. Dat heeft ervoor gezorgd dat de vorige programma’s van Scholen van Morgen – en we zijn daar al een hele tijd mee bezig – binnenvielen in de begroting. Daardoor moest de begroting eigenlijk dit dossier op een heel korte tijd met serieuze bedragen assumeren. Daarover is een hele discussie geweest. Tijdens de vorige legislatuur is er ook een commissie ad hoc geweest over alternatieve financiering en de publiek-private samenwerking (pps) en de manier waarop we dat beter zouden aanpakken. Ik moet eerlijk zeggen dat als ik dit ontwerp van decreet bekijk, ik mij afvraag wat de lessen zijn die we hebben geleerd uit de evaluatie van Scholen van Morgen, zowel uit de oorspronkelijke evaluatie die al vele jaren geleden is ingezet als uit degene die door minister Crevits in de vorige legislatuur is ingezet en die op kleinere schaal was georganiseerd en die expliciet met schoolbesturen aan het stuur werd gerealiseerd, en waar de toenmalige minister van Onderwijs op voorhand bij het INR had afgetoetst of de constructie wel degelijk onder de ESR-neutraliteit viel.
Minister, voor alle duidelijkheid, wij vinden die infrastructuur ook belangrijk. Dat gaat veel te traag. Ik hoor sommige collega’s zeggen dat dit een interessante formule is om snelheid te maken. Ik nodig u uit om eens te kijken naar waar het ooit is begonnen onder een vorige Vlaamse Regering. Dat was in 2004-2005 onder minister Vandenbroucke, en heel veel snelheid hebben we daar niet mee gemaakt. Het Rekenhof is heel kritisch geweest over de formules die we toen hebben toegepast. Ik moet eerlijk zeggen dat dit parlement ook over de budgettaire behandeling van die dossiers echt heel wat discussies heeft gevoerd en heel wat dingen heeft neergelegd, ook in die ad-hoccommissie over alternatieve financiering en pps.
Ik had toch verwacht, minister, dat op het moment dat u met dit ontwerp van decreet DBFM-Scholen van Vlaanderen naar dit parlement komt, een toets bij het INR over de ESR-neutraliteit op z’n minst een onderdeel zou moeten zijn geweest. Vooral door de historiek van het dossier, die we toch met dit parlement tot onze scha en schande, en zeker op budgettair vlak, hebben doorgemaakt.
Dan moet ik eerlijk zeggen dat minister Crevits in de vorige legislatuur honderd procent gelijk had toen ze alvorens het ontwerp van decreet te laten goedkeuren ook de toetsing bij het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) had gedaan. Dat is een eerste belangrijke opmerking. We zijn er vandaag niet zeker van dat de constructies die op tafel worden gelegd, de toetssteen daarvan doorstaan. Dat is een van de redenen waarom we ons zullen onthouden.
Ten tweede vinden we het ook jammer dat Scholen van Vlaanderen, die de opvolger zijn van Scholen van Morgen – ik dacht dat ik het verkeerd had gelezen maar er stond wel degelijk Scholen van Vlaanderen in plaats van Scholen van Morgen – , opnieuw mikken op nieuwbouwdossiers. Iedereen die in Vlaanderen het onderwijs volgt – ik geef gerust toe dat ik dat wat vanop afstand volg, maar ik loop natuurlijk wel rond in Vlaanderen –, weet dat heel wat scholen vandaag bestaande campussen zijn met belangrijke renovatiedossiers en waar er grote energetische renovaties op de agenda staan. Het is jammer dat Scholen van Vlaanderen daar geen antwoord op zijn. Het gaat om nieuwbouwdossiers. Ik denk dat het een gemiste kans is, zeker gezien het budgettair volume dat daarvoor terecht in beweging wordt gezet.
Een derde punt – en dat is al gemaakt door collega’s die voor mij het woord hebben genomen – is dat de luchtkwaliteit als selectiecriterium ontbreekt. Dat is jammer, zeker gezien de context waarin we vandaag zitten. We hebben hier deze namiddag een heel geanimeerd debat gehad met duizenden pagina’s in een doos over ventilatie en luchtkwaliteit. Dat is ook al opgemerkt. Het is echt een belangrijk criterium geworden en het is jammer dat dat selectiecriterium niet is meegenomen voor bouwdossiers in het kader van de DBFM-Scholen van Vlaanderen.
Een vierde punt dat we naar voren schuiven, is de suggestie om ook lokale besturen actief te betrekken, zeker gezien het meervoudig gebruik van schoolgebouwen. Dat pijnpunt is al jaren geleden in eerdere dossiers van DBFM-formules naar boven gekomen. Op het moment dat lokale verenigingen gebruik wilden maken van infrastructuur buiten de schooluren, werden ze geconfronteerd met stevige huurprijzen die door private partners werden opgelegd. Dat is natuurlijk heel jammer wanneer er in een gemeente of in een stad nieuwe infrastructuur staat die toch ook buiten de schooluren zinvol moet kunnen worden ingezet. Daar waren we het kamerbreed over eens. Ook daar zien we in dit ontwerp van decreet geen sporen van.
Collega’s, de vorige vier redenen waren de belangrijkste voor onze onthouding, maar we hebben ons tot slot enigszins gestoord aan het feit dat de minister al een eerste van de drie oproepen voor de DBFM-Scholen van Vlaanderen op 23 november heeft gelanceerd, terwijl het ontwerp van decreet nog moet worden goedgekeurd in de plenaire vergadering. Ik zeg nu niet dat dat de grootste struikelsteen was, maar in een goede democratie – en we zitten nu toch vijftig jaar na de oprichting van het parlement – en in de checks-and-balances is dat toch ook iets wat ons de wenkbrauwen doet fronsen. De vorige vier redenen waren de meest fundamentele waarom mijn fractie zich zal onthouden bij de stemming over dit ontwerp van decreet.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Onze fractie is ook voorstander van investeringen in de onderwijsinfrastructuur en we zullen dit DBFM-programma steunen. De vorige DBFM-programma’s hebben hun vruchten afgeworpen. We hebben dat kunnen analyseren en ze tonen ook de meerwaarde van dit financieringskanaal aan. Tegelijkertijd zijn we ook wat kritisch tegenover de volledige investeringen in de onderwijsinfrastructuur en hoe dat in verhouding staat ten opzichte van DBFM, minister. Zoals het vorige advies bij het voorontwerp van dit decreet aanhaalde, staat daar nog geen 10 procent van de bestaande schoolgebouwenoppervlakte in Vlaanderen en Brussel tegenover.
Naast de DBFM-middelen moet er volgens ons ook worden geïnvesteerd in de reguliere kanalen. DBFM focust zich op vrij eenvoudige, zij het grootschalige projecten, namelijk de nieuwbouw van scholen. Maar er moet tegelijkertijd, ook door u, naar het bestaande patrimonium worden gekeken, en op dat vlak blijken er in de begroting toch een aantal leemtes te zitten. Ik zal een concreet voorbeeld geven: voor preventieve en curatieve kleine infrastructuurwerken van de gemeenschapsonderwijsinfrastructuur is er in geen bijkomende investeringen voorzien. De meeste andere toenames in de infrastructuurkredieten zijn te wijten aan enkele bijstellingen. Er is in beperkte mate echt sprake van investeringen.
Wij zouden ook met onze fractie graag de voorkeur geven om als overheid zelf verder te investeren in schoolgebouwen. Gezien de lage rente en in het belang van de acute noden in schoolgebouwen zullen wij het ontwerp van decreet zeker goedkeuren. We zullen het dossier in zijn totaliteit, niet alleen DBFM, op een kritische manier blijven opvolgen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, ook wij zullen ons onthouden op dit ontwerp van decreet. Niemand ontkent de prangende nood aan investeringen in schoolinfrastructuur. We hebben vragen bij de manier waarop die hier gaan gebeuren. Net als collega Rzoska stel ik mij de vraag waar de lessen zijn uit het vorige project. Hier wordt veel gesproken over de snelheid waarmee het zou gaan, maar in 2009 is gezegd dat er binnen de vijf jaar tweehonderd scholen gebouwd zouden zijn. Ik denk dat we aan de laatste school, minister Weyts, nog altijd bezig zijn, als ik me niet vergis. Het is 2021, dat is twaalf jaar later.
Men wil de scholen ontzorgen, maar daar heb je geen private partners voor nodig. Dat kan je perfect vanuit een openbare instelling. Er wordt gesproken over de kwaliteit, maar ik hoor van de scholen dat ze weinig te zeggen hebben over de ontwerpen en veel vragen hebben over de kwaliteit.
Dan is er de grote olifant in de kamer, en dat is de kostprijs. Iedereen in deze koepel, van welke strekking ook, weet dat je met publiek-private samenwerking (pps) altijd duurder uitkomt. Zelfs als we uiteindelijk evenveel geld op de tafel moeten leggen als geraamd, wat voor Scholen van Morgen natuurlijk niet het geval is – daar is men over het budget gegaan –, maar zelfs als men binnen het budget blijft, kost een pps veel meer geld omdat je er nu eenmaal het verdienmodel van de private partners tussen hebt zitten. Scholen gaan, als ik me niet vergis, minister, op dertig jaar 2 miljard euro afbetalen voor een investering van 1 miljard euro. Dat maakt al een en ander duidelijk, omdat er ook nog wat onderhoud in zit, natuurlijk.
Ik zie dat er weinig lessen getrokken zijn uit Scholen van Morgen. Ik zie vooral meer Vlaams-nationalistisch discours in de scholen van Vlaanderen, dat klinkt allemaal veel beter voor een Vlaams-nationalistisch minister. Borstklopperij, ja, dat is plezant. Voor de rest zie ik weinig redenen om deze manier van financieren te steunen. Het maakt het niet sneller, niet goedkoper, en is geen garantie voor de kwaliteit. Ontzorgen kan perfect op een ander manier. Daarom zullen wij ons onthouden.
De heer Coel heeft het woord.
Ik heb nog een aantal punten. Een aantal collega’s geven er de voorkeur aan om via het reguliere kanaal meer te investeren in het onderwijs. Het is natuurlijk een en-enverhaal. Ook de reguliere middelen worden fors opgetrokken. Ook daar zullen we deze legislatuur een verdere inhaalbeweging maken.
Betreffende de lessen uit vorige DBFM-programma’s is in de commissie een heel interessant evaluatierapport besproken van de Scholen van Morgen, waarin een heel aantal concrete maatregelen stonden opgesomd. Die zijn stuk voor stuk behouden en opgenomen in het nieuwe programma. We hebben de lessen wel degelijk geleerd. We hebben geluisterd naar de ervaringen uit het verleden.
Het is wat traag gegaan in de eerste programma’s, dat is een kritiek die ik wil aannemen. Snelheid was niet per se de grootste troef. Er is wel een leertraject afgelegd, we hebben dat nu beter in de vingers. We kunnen er vertrouwen in hebben dat de markt er beter op ingespeeld is en dat we nu met het nieuwe programma sneller realisaties op het terrein zullen zien.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal enkele punten trachten te beantwoorden. In eerste instantie ben ik blij met het draagvlak. Niemand verzet er zich echt tegen, ook niet in de commissie.
Je hoort wel met regelmaat de klassieke argumenten die worden geuit tegen de DBFM-constructie. We hebben al doende geleerd. Ik denk dat we erin geslaagd zijn, startende van scratch, onontgonnen gebied, om heel wat expertise te vergaren en in te zetten ter aanvulling van bestaande financierings- en investeringskanalen. Dat is net de grote meerwaarde.
Dat is ook wat de Inspectie van Financiën zegt. Verschillende auditrapporten schuiven bij wijze van conclusie naar voren dat ze enkel werken met DBFM niet zouden aanraden als het gaat over totale schoolinfrastructuurinvesteringen. Het is wel een zeer goede pijler naast alle andere.
Wij hebben met deze regering het engagement opgenomen om zelfs de historisch hoge investeringsbedragen van de vorige regering nog te overtreffen. De vorige regering investeerde 2,5 miljard euro in schoolinfrastructuur. Wij investeren 3 miljard euro. En we doen dat via enkele kanalen.
Er zijn ten eerste de capaciteitsmiddelen, op grond van de Capaciteitsmonitor, zoals die eind dit jaar, begin volgend jaar wordt afgewerkt. Ten tweede zijn er de klassieke infrastructuurinvesteringen via het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) en het gemeenschapsonderwijs. Ten derde zijn er de huursubsidies. En ten vierde is er DBFM.
DBFM heeft een prijskaartje van 1 miljard euro. U zegt dat het vorige project, Scholen van Morgen, helemaal is uitgelopen en foutgelopen. Het is uitgelopen omdat er zeventien projecten aan zijn toegevoegd. Men heeft de levensduur ervan verlengd. Wij hebben er ongelooflijk veel lering uit getrokken. Aanvankelijk had Scholen van Morgen een heel grote schaal. Er was de kritiek dat de scholen te veel verantwoordelijkheid hadden, dat de schaal te groot was. Er waren allerhande bemerkingen dienaangaande. Vervolgens heeft men projectspecifieke clusters gemaakt. Dan zei men dat het naar de andere kant overhelde. Nu trachten we de gulden middenweg te bewandelen, waarbij we de ambitie hebben om dat budget van 1 miljard euro te spreiden over drie clusters. Enerzijds moet je zorgen voor een schaaleffect, anderzijds moet je ervoor zorgen dat je de markt nog kunt triggeren en bevragen, dat er genoeg marktpartijen de kritische massa hebben om mee te dingen naar die contracten. Je moet de concurrentie ten volle laten spelen. Daarom is dat evenwicht gevonden tussen enerzijds de schaalvoordelen die zich manifesteren en anderzijds de zorg dat het een behapbare budgettaire investeringsmassa is waarop voldoende marktpartijen kunnen inschrijven.
Ook met betrekking tot de begeleiding van de scholen hebben we veel lering getrokken. In dezen is de focus gelegd op het ontlasten van scholen. We moeten ze van in den beginne betrekken. Voordien werd het ontwerp geleverd aan de scholen. Dat was het zo ongeveer. Dan kon men een beetje bijkleuren, bijtekenen, bijschaven. Maar nu worden ze echt van in het begin, op grond van hun behoefte, bij het ontwerp betrokken en ook en cours de route meegenomen. We hebben daar het maximaal mogelijke geleerd.
Als het gaat over de ESR-neutraliteit en de rol van het INR: voor alle duidelijkheid, het INR spreekt zich niet uit over decreten. Het INR spreekt zich uit over contracten. Het INR bekijkt de ESR-neutraliteit van engagementen, van contracten. Momenteel werken wij op grond van een sjabloon dat door het INR is goedgekeurd en waarbij de ESR-neutraliteit werd bevestigd. Het tegenovergestelde zou dom zijn, want dan lopen we tegen de lamp. Ik denk dat we ons daar afdoende hebben ingedekt.
We hebben ook hier uit de praktijk geleerd. We hebben nu zelfs op internationaal vlak een serieuze expertise waaromtrent wij nu vanuit Vlaanderen worden bevraagd.
Wij hebben inderdaad een leerproces ondergaan. Als u mij verwijt er een Vlaams-nationalistisch project van te maken, dan zeg ik dat ik vooral een participatief project wil. Ik wil ervoor zorgen dat je aan particuliere spaarders die een nuttige bestemming willen geven aan hun spaargeld – en wie wil dat niet? - de mogelijkheid biedt om te participeren, om aandeelhouder te zijn in de school om de hoek. Dat moet het draagvlak en de betrokkenheid vergroten. Daarom zijn dat inderdaad ‘Scholen van Vlaanderen’, scholen van Vlamingen. We kiezen ervoor om een nuttige bestemming te geven aan de spaarmiddelen. Ik vind dat een heel leuk en enthousiasmerend project. Anders blijft dat allemaal een nogal technisch-financieel ‘mumbo jumbo’. In dezen kun je er echt voor zorgen dat iemand participeert, aandeelhouder is, mee investeert in de scholen, in de toekomst, in de eigen kinderen – en er ook nog een rendement op krijgt. Dat zou toch heel fantastisch zijn? Ik vind dat een positief verhaal, dat we zeker niet mogen laten liggen.
Wat betreft de technieken kan ik zeggen dat alle projecten moeten beantwoorden aan de strengste vereisten inzake ventilatie en verwarming, volgens de modernste standaarden. Er werd gevraagd waarom ventilatie geen criterium voor de selectie was. Ja, omdat het natuurlijk vrij binair is. Je beantwoordt eraan of je beantwoordt er niet aan. Als je niet aan de standaarden beantwoordt, doe je gewoonweg niet mee. Het is niet bepaald een opbod.
De multifunctionaliteit die we willen accentueren is iets nieuw. Net zoals je zorgt voor investeringen en de betrokkenheid van particuliere spaarders, willen we ook zorgen voor zo maximaal mogelijke betrokkenheid van de lokale gemeenschap. Elke euro belastinggeld genereert het hoogste rendement voor de lokale gemeenschap met infrastructuur en ruimte die ter beschikking is buiten de schooluren, na lestijd maar evengoed in vakantietijd en evengoed tijdens het weekend. Zo zorgen we ervoor dat die investering veel meer dan vroeger ook een rendement haalt voor de lokale samenleving. In het ontwerp houden we ook rekening met de lokale noden, die vooraf worden bepaald. Is er een basketbalclub? Wel, dan zal er ruimte voorzien worden om materiaal te kunnen stockeren. Dat is een terechte bemerking. We hebben al doende geleerd rekening te houden met de desiderata, de wensen en noden van externen die gebruik zouden willen maken van de schoolinfrastructuur.
Ik verheug me over het gegeven dat we als Vlaamse overheid een echt leertraject hebben afgelegd en dat we er ongetwijfeld nog zullen uit leren en mogelijk kunnen bijschaven. We zijn gekomen tot een bijgeschaafd project dat enthousiasmerend kan werken en dat ter waarde van 1 miljard euro zorgt voor investeringen in onze schoolinfrastructuur.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 959/1)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 1 tot en met 31.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de artikelen en over het ontwerp van decreet houden.