Verslag plenaire vergadering
Verslag
‘Zondag Bendag’ is blijkbaar veranderd in ‘Woensdag Bendag’. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Da’s waar.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat niet over een zogenaamde non-paper zoals daarnet, maar wel over een rapport dat de Vlaamse overheid, de Vlaamse Regering, zelf heeft besteld: het OESO-rapport (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) over het hoger onderwijs in Vlaanderen.
Laten we dan misschien even afstand nemen van de dagjespolitiek en de verschillende crisissen in ons onderwijs en proberen op wat langere termijn te kijken. Want hier liggen bijna tweehonderd pagina's aan doorlichting en aanbevelingen, waarmee we hopelijk samen en in de commissie aan de slag kunnen. De hoofdbrok is het bekijken van de financiering. Dat wordt een uitdaging. Hoe zorgen we ervoor dat ons hoger onderwijs, dat toch heel goed staat aangeschreven, op niveau blijft?
Maar er staan ook een aantal interessante andere aanbevelingen in, minister, los van de financieringsdiscussie. Eentje ligt mij nogal na aan het hart. Of beter, het zijn er twee. Eentje gaat over gender in de hogere academische posities en het feit dat daar toch nog wel wat werk aan de winkel is. Een andere heeft te maken met onze taalregelgeving. Het zal u misschien verbazen, maar ik ben een fier product – ik moet ‘trots’ zeggen, in het correct Nederlands –, een trots product van hoger onderwijs in het Nederlands. Ik vind dat een terechte strijd die in het verleden is geleverd en eentje die we ook niet uit handen mogen geven.
Maar als de OESO ons komt zeggen dat de taalregeling die wij in het hoger onderwijs hanteren, ons hoger onderwijs onaantrekkelijk en soms zelfs ontoegankelijk maakt voor internationale knappe koppen, ja, dan zijn we, denk ik, niet goed bezig.
Minister, hoe gaat u met dat rapport aan de slag? En heel specifiek: wat zult u doen aan die tik op de vingers die de OESO hier toch uitdeelt?
Minister Weyts heeft het woord.
De vorige discussie ging over een conceptnota die was goedgekeurd door de Vlaamse Regering, maar dit terzijde.
We hebben in ons regeerakkoord bepaalde afspraken gemaakt. We hebben ook afgesproken om sommige zaken niet te wijzigen. Ik ben een man van mijn woord en u bent dat als vrouw ook. Maar in dezen valt het me ook niet zo moeilijk, want ik heb ter zake ook wel een overtuiging. Wij hebben er als Vlaamse Regering bewust voor gekozen om kwaliteitsgaranties op te leggen aan onze professoren en docenten en wij vinden dat wij dat ook mogen doen aan de internationale topprofielen.
U verwijst naar taalregeling. Ik wil even verduidelijken dat die regels niet van toepassing zijn op gastprofessoren of op speciale statuten. Enerzijds hebben we in ons regeerakkoord de afspraak gemaakt dat 9 procent van de bacheloropleidingen en 35 procent van de masteropleidingen in een andere taal mogen worden gegeven dan in het Nederlands. Maar anderzijds is het inderdaad zo dat wij ook wel iets vragen aan mensen die ervoor kiezen om – gelukkig – aan onze universiteiten les te gaan geven voor verschillende jaren: dat zij kennismaken met ons, dat zij onze gemeenschap leren kennen en dat zij een minimale taalkennis hebben om goed te kunnen omgaan met en om zich ten minste verstaanbaar te kunnen maken ten aanzien van studenten met enige problemen en ten aanzien van personeel dat niet de vereiste heeft om een andere taal te kennen dan het Nederlands.
Ik vind dat een kwestie van respect. Wij vragen dat anderstalige docenten binnen de vijf jaar het niveau B2 halen. Ze worden daarvoor trouwens begeleid door de hogeronderwijsinstellingen. Dat is niet het onmogelijke dat we vragen. Het is wat we vragen aan inburgeraars. Dat kunnen we dan toch ook vragen aan toptalenten, aan docenten. Ik vind dat een heel redelijke vraag. Het gaat voor mij over respect.
Gelukkig moeten we dat ook niet afdwingen in de praktijk. Enkel bij wijze van uitzondering moeten we soms herinneren aan die regelgeving. Ik zou die dus niet willen wijzigen. Dat hebben we afgesproken. Ik vind dat ook maar de gewoonste zaak, het is een zaak van respect en van zelfrespect. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, we hebben daar hard en lang over gediscussieerd bij de vorming van de regering, maar het klopt dat u daar al een aantal aanpassingen hebt gedaan. Dat is goed, daar zijn we blij om. Maar als de OESO – toch niet de eerste de beste instelling – op vraag van de regering zelf een doorlichting doet en vervolgens zegt dat we de toegang voor onderzoekers van het hoger onderwijs onaantrekkelijk en zelfs onmogelijk aan het maken zijn, dan moeten we de openheid hebben om na te gaan hoe dat iets flexibeler kan.
Minister, u kijkt graag naar het noorden, en u niet alleen. Heel dit halfrond doet dat graag. Finland is een goed voorbeeld en ook Quebec wordt aangehaald als best practice. Ik vraag gewoon de openheid van geest om ervoor te zorgen dat we dit optimale evenwicht kunnen vinden. (Applaus bij Open Vld)
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, het is een interessant rapport met 26 aanbevelingen, en mevrouw Rutten pikt er een of twee uit. Ik had deze morgen nog een gesprek met een aantal studenten en die liggen vooral wakker van de studietoelagen, de studievoortgangsbewaking, de ijkingstoetsen, leerkrediet. Vanuit de commissie moeten we daar heel hard op werken. Het zijn belangrijke thema's voor de studenten en de instellingen.
Als het gaat over de taalvereiste voor de onderzoekers – minister, u hebt het probleem wat genuanceerd en het is goed dat u dat doet, want het gaat niet over gastprofessoren en speciale statuten –, volg ik collega Rutten dat dit een OESO-rapport is met internationale status. We moeten er wel voor zorgen dat onze internationale status hierdoor niet wordt beschadigd. We moeten hier op het internationale toneel een nuance kunnen aanbrengen. Het is daarom belangrijk dat we dit probleem objectiveren. Ik heb hierover dan ook al een aantal schriftelijke vragen gesteld. Minister, hebt u nu een zicht op hoeveel buitenlandse onderzoekers die hier actief zijn, hierdoor gevat zijn?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Collega's, ik zou hier willen oproepen tot waakzaamheid. We moeten waakzaam blijven voor de negatieve gevolgen van de internationalisering in ons Vlaams hoger onderwijs. De deur openzetten naar bijvoorbeeld meer verengelsing lijkt me geen goed idee. Het verbaast me trouwens, mevrouw Rutten, dat u pleit voor een soepeler taalbeleid terwijl in uw regeerakkoord staat dat het Nederlands in ons onderwijs net moet worden versterkt.
Vlamingen hebben in het verleden lang moeten strijden om onderwijs te kunnen volgen in hun eigen taal. Onze strijd tegen bijvoorbeeld de verengelsing betekent niet dat we van het Vlaams hoger onderwijs een Nederlandstalig eiland willen maken, integendeel. Een aantal opleidingen worden vandaag al in een andere taal gegeven, maar voor sommigen zal het natuurlijk nooit genoeg zijn.
Collega's, we hebben net meer nood aan een positievere benadering van het Nederlands in academische kringen. Daarom moet deze regering het Nederlands steeds opnieuw actief promoten als een volwaardige academische taal, en dat kan onder andere door beter in te zetten op het organiseren van bijvoorbeeld taalcursussen Nederlands voor buitenlandse uitwisselingsstudenten.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Voor onze fractie lijkt het niet meer dan normaal dat wie permanent aan onze hoge onderwijsinstellingen les wil blijven geven, het Nederlands machtig is. En het lijkt ons bovendien zeker niet onoverkomelijk dat deze mensen uiterlijk binnen vijf jaar het Nederlands op B2-niveau als onderwijstaal beheersen. Het is nu vooral de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen om tijdig op te treden en om bij de aanwerving deze taalvereiste als benoemingsvoorwaarde in de vacature op te nemen. Bovendien moet een gepast integratietraject worden aangeboden voor de aangestelde personeelsleden.
Minister, vanuit onze fractie is deze maatregel zeker aanvaardbaar en we willen erop toezien dat deze ook gehandhaafd blijft. Collega’s, daarbij is het van belang ook onze studenten die een beroep willen doen op onze hoge onderwijsinstellingen, niet uit het oog te verliezen, want een verengelsing bemoeilijkt natuurlijk wel de toegang tot het hoger onderwijs voor een aantal lagen van de bevolking door die extra taaldrempel. Laat ons daar dus alstublieft ook rekening mee houden. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Regering heeft dit rapport inderdaad besteld bij de OESO, een instelling waar we niet altijd licht over mogen gaan. Het rapport bevat een aantal serieuze knipperlichten wanneer het gaat over de middelen. Die zijn de index en de studentenaantallen niet gevolgd. Ik denk dat we daar zeer waakzaam over moeten zijn. Er zijn gemiddeld meer studenten per docent dan in veel van de ons omringende landen. Ook de basismiddelen voor onderzoek liggen een stuk lager. Dat zijn voor ons serieuze knipperlichten, naast de taalvoorwaarden, waarvan wordt gezegd dat ze het Vlaams hoger onderwijs onaantrekkelijk en ontoegankelijk maken.
Minister en collega's van de N-VA, ik denk dat het perfect mogelijk is om onze taal te koesteren en toch een open houding aan te nemen om daar een beetje zelfverzekerder en minder angstig in te zijn, en om in Vlaanderen niet onze eigen braindrain op dat vlak te organiseren.
Minister, mijn vraag is heel duidelijk: wat doet u met deze en de andere aanbevelingen uit het rapport?
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik dank mevrouw Rutten voor de vraag, maar ik vind dat hier toch wel heel snel over het aspect financiering wordt gegaan, terwijl dat toch wel redelijk essentieel is. Toen ik tien jaar geleden studentenvertegenwoordiger was, dan hadden we een slogan die luidde: ‘Pascal Smet, u bent aan zet, geef ons onderwijs meer budget.’ Ik geef toe dat we daar nooit schoonheidsprijzen mee hebben gewonnen, maar hij had wel het voordeel van de duidelijkheid, beste collega’s. Een rijm op Weyts heb ik nog niet, daar moet ik nog eens over nadenken.
Alle gekheid op een stokje, we zijn nu twee legislaturen en twee ministers verder en het probleem is niet kleiner maar groter geworden. De OESO is daar bijzonder scherp over: minder middelen per student omdat de middelen de stijgende onderwijsaantallen niet volgen; goedgekeurde groeipaden die dode letter blijven; gebrek aan middelen voor langetermijninvesteringen; veel mooie woorden, maar geen 1 procent van het bbp voor publiek onderzoek; en minder lesgevend personeel ten opzichte van het aantal studenten dan in andere OESO-landen.
Het rapport bevestigt dus wat het hoger onderwijs al jaren aankaart en dus is mijn vraag, minister, hoe u reageert op dat aspect van het rapport.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dit heel interessante rapport toont dat ons hoger onderwijs uitstekend is, maar het wijst toch ook op een aantal pertinente pijnpunten die ons hoger onderwijs eigenlijk al op korte termijn bedreigen, waaronder te weinig vrouwelijke professoren en een taalregelgeving die we inderdaad dringend moeten herbekijken.
De belangrijkste conclusie van het rapport is echter dat de financiering inderdaad niet de groei van het aantal studenten, noch van de onderzoeksoutput volgt. En dat is het gevolg van jarenlange besparingen van deze en van de vorige Vlaamse Regering.
Dat betekent dat het hoger onderwijs steeds meer moet doen met minder middelen en meer studenten en dat het aantal docenten en assistenten gelijk blijft. Maar bovenal stelt het rapport in de laatste aanbeveling vast dat er een overkoepelende strategie ontbreekt voor het hoger onderwijs. Een dergelijke strategie is volgens het rapport nochtans broodnodig. Daarnaast moeten de kerndoelstellingen op een bindende wijze worden geformuleerd.
Minister, op welke manier zult u na vele jaren van grote besparingen werken aan de langetermijnstrategie om de financiering van het hoger onderwijs en de groei van het aantal studenten te laten volgen om zo de kwaliteit en de toegang te blijven verzekeren en ons hoger onderwijs futureproof te maken?
Minister Weyts heeft het woord.
Niemand van de N-VA?
Mevrouw Tavernier is al tussengekomen en behoort tot de N-VA-fractie. (Opmerkingen. Gelach)
Dat is dan goed. Dat is al een verbetering ten opzichte van het andere aanbod dat werd gedaan. (Opmerkingen)
Ik wil even ingaan op het luik van de financiering. Ik denk dat minister Diependaele dat ook al heeft toegelicht vanop deze bank. Die heel complexe financiering van het hoger onderwijs is ook het voorwerp van die Vlaamse Brede Heroverweging.
Als het gaat over de grond van de vraagstelling, moet ik wijzen op de openheid van geest (onverstaanbaar) ... om een optimaal evenwicht te bereiken. Enerzijds hechten we veel belang aan het Nederlands, ook als wetenschapstaal. Anderzijds hebben we de internationalisering van onze universiteiten. Maar ik denk dat wij niets onredelijks vragen als Vlaamse Regering, integendeel. Ik vind dat de normaalste zaak van de wereld.
In de hele wereld leren academici de taal van de gemeenschap of het land waar ze aan de slag gaan, alleszins wanneer ze daar meerdere jaren aan de slag gaan. Wanneer ze dat zelfs niet doen om les te geven in de taal van de betrokken gemeenschap of om onderzoek te doen in die taal, dan is dat misschien gewoon om te fungeren als goede burger, om een gesprek te kunnen aangaan met de buren, om naar de bakker te kunnen gaan, om te kunnen integreren en functioneren in de lokale gemeenschap. Opnieuw, het gaat om een verplichting die we opleggen na vijf jaar aan mensen die toch zeker en vast dat niveau van B2 zouden moeten kunnen behalen, dat niveau van talenkennis dat we opleggen aan inburgeraars. Wij vragen geen onredelijke zaken.
De heer Warnez vraagt over hoeveel gevallen het gaat. Dat kan ik niet vanbuiten zeggen, maar er zijn een handvol docenten die zeggen dat niet te doen, om welke reden dan ook. ‘Ga heen met uw Nederlands, dat interesseert me niet’, dat is een uitzondering. De meesten doen dat wel. Waarom? Omdat ze dat ook allemaal een evidentie vinden. De Vietnamese docent in Berlijn leert Duits. De Canadese prof die naar Madrid gaat, leert een woordje Spaans. Dat is de evidentie zelve.
Om te besluiten: ja, het is altijd een zoektocht naar evenwicht tussen enerzijds het belang dat we hechten aan het Nederlands, ook als wetenschapstaal, en anderzijds de internationalisering van onze universiteiten. Maar mag ik er wat dat betreft toch op wijzen dat uit de laatste internationale rankings blijkt – en dat is niet onze verdienste – dat de universiteiten het in internationaal perspectief goed doen en alsmaar beter doen? Ik denk dat ze er in de internationale pikorde zowat allemaal op vooruitgegaan zijn. Daaraan zal het dus niet liggen. Ik begrijp uw bekommernis. Maar ik denk dat de Vlaamse Regering nu een heel duidelijke keuze gemaakt heeft en dat we daarin echt vooruit moeten. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, ik zei al dat het gaat over een rapport van de OESO, niet de eerste de beste. Ik heb toch de indruk dat we het belang hier goed voor ogen moeten houden. Dit gaat over hoger onderwijs, universiteiten, onderzoekers, professoren, mensen die met de rest van de wereld in connectie moeten zijn. Wij zouden degenen moeten zijn die die breinen aantrekken. En u hebt het over naar de bakker gaan en boodschappen doen. Ik denk dat de focus hier juist moet zitten, minister. Misschien vindt u dit niet onredelijk, maar de OESO noemt dit: ‘Flemish higher education comparatively unattractive and sometimes simply inaccessible’. Als wij 'inaccessible' worden, dan hebben wij een probleem.
Ik heb een vraag en een oproep, minister. We hebben problemen zien aankomen in het basisonderwijs en er is te laat ingegrepen, in het secundair onderwijs en er is te laat ingegrepen. We zitten allemaal met de miserie van een daling van de kwaliteit. Hier kunnen we op tijd ingrijpen. Mijn vraag is om dat ook te doen. (Applaus bij Open Vld, Groen, Vooruit en de PVDA)
De actuele vraag is afgehandeld.