Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik heb u hier enkele weken geleden al gezegd dat voor ons de Moslimexecutieve geen betrouwbare partner meer is. We zitten hier, collega's, met een partner die wordt verdacht van extremisme, die banden heeft met obscure regimes en die verdacht wordt van financiële malversaties. En wat is het antwoord van die Moslimexecutieve als we hen vragen om die boel eens uit te kuisen? Dan zeggen zij: ‘Wij gaan alle banden verbreken met de overheid, wij hebben jullie subsidies niet meer nodig.’ Lees: ‘We zullen ons wel laten sponsoren vanuit die obscure regimes.’
Onder deze omstandigheden denk ik dat een verdere dialoog met die Moslimexecutieve niet wenselijk is.
Minister, ik heb twee concrete vragen voor u.
Eén, ziet u als bevoegd minister wel nog mogelijkheden om met deze partners samen te werken?
En twee, ik ga ervan uit dat u mijn stelling ondersteunt. We zijn het vaak eens, dus ik denk dat dat hier ook het geval zal zijn. Dan heb ik voor u de vraag: hoe gaan we daar in de toekomst mee verder? Want het is natuurlijk die Moslimexecutieve zelf die een voordracht moet doen voor eventuele nieuwe erkenningen. Wat met de toekomstige erkenningen, zolang deze Moslimexecutieve onze gesprekspartner is?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Sminate, we hebben de voorbije weken inderdaad al verschillende keren over dit dossier gepraat. En u weet ook dat de kern van het dossier natuurlijk niet de bevoegdheid is van een Vlaamse minister, maar dat het behoort tot de federale overheid. Het is de federale overheid die representatieve organen erkent of niet. En de minister van Justitie – ik ben er blij om – heeft daar een duidelijke stelling ingenomen. Hij heeft gezegd dat het zo niet langer gaat. Hij heeft de Staatsveiligheid gevraagd om een grondige doorlichting te doen. Hij heeft een ingebrekestelling gestuurd naar het Executief van de Moslims in België (EMB). Hij heeft gezegd: ‘Als dat voor het einde van het jaar niet fundamenteel verandert, dan trek ik de erkenning in.’ Ik vind dat een zeer juiste houding en ik steun hem daar volledig in.
Hij heeft vijf voorwaarden naar voren geschoven waarbinnen een representatief orgaan kan functioneren, en ik steun die alle vijf: geen buitenlandse inmenging, geen links naar extremisme, nieuwe verkiezingen, representativiteit en transparantie en professionaliteit in de werking. Op die manier kun je samenwerken met een representatief orgaan, anders is die samenwerking zeer grondig gehypothekeerd.
Ik heb bij de federale minister aangedrongen op een interfederale conferentie of een bijeenkomst met de bevoegde ministers van de deelstaten. Want zo'n representatief orgaan heeft natuurlijk ook belang voor de deelstaten. En de federale minister heeft daarop toegezegd. De kabinetten komen volgende week al samen om dat voor te bereiden. Het is de bedoeling dat we in november samenzitten om te bekijken wat de consequenties en de gevolgen zijn voor Vlaanderen.
Ten slotte heb ik erop aangedrongen dat, wat ook de toekomst kan zijn van zo'n representatief orgaan, het belangrijk is dat we daar minstens een eigen Vlaamse kamer hebben totdat er een staatshervorming kan komen die die bevoegdheid bij Vlaanderen legt, wat volgens mij noodzakelijk is, aangezien het zwaartepunt van de bevoegdheden eigenlijk regionale bevoegdheden zijn.
De federale minister van Justitie heeft gezegd dat hij achter het idee staat van de Vlaamse Regering en van de Vlaamse minister Bart Somers en dat hij ook wil ijveren voor een Vlaamse en een Franstalige kamer in de schoot van die Moslimexecutieve, die grondig moet worden hervormd. Ik denk dat we daar belangrijke stappen aan het zetten zijn.
Maar u hebt gelijk, de manier waarop het EMB vandaag werkt, is niet vol te houden.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, u zegt het natuurlijk niet met zoveel woorden, maar ik begrijp toch uit uw uitleg dat het voor u ook moeilijk werken is met de samenstelling zoals we die vandaag hebben.
Maar dan zitten we natuurlijk wel met een probleem, want zij blijven vandaag die enige gesprekspartner voor Vlaanderen. Dus als u aangeeft dat het voor u ook moeilijk samenwerken is met die huidige samenstelling, dan blijf ik mij afvragen hoe u de toekomst ziet voor die Vlaamse bevoegdheden, zolang zij daar zitten. We kunnen nu toch niet voor nieuwe voordrachten van erkenningen gaan door een instantie waarvan we zelf zeggen dat die dubieus is? Dat is het probleem waar we vandaag mee zitten. Wat doen we met die voordracht van erkenningen zolang zij aan tafel zitten?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Wordt men eindelijk wakker over die Moslimexecutieve? Mag ik u er toch op wijzen dat, los van de Staatsveiligheid en die bevindingen, anno 2016 de toenmalige voorzitter suggereerde dat vrouwen maar een boerkini moeten dragen, en dat de Moslimexecutieve heeft gezegd, jaren geleden al, dat het screenen van imams te verregaand is en dat fundamentele kritiek op de islam of op zijn werking de vrijheid van godsdienst schendt? De Moslimexecutieve heeft telkens opnieuw, jaar na jaar, aangegeven dat ze niet wil integreren, dat ze niet staat voor integratie en inburgering, minister Somers, maar wel voor de islamisering van Europa.
En de N-VA, mevrouw Sminate, heeft daar jarenlang aan meegewerkt. Mag ik u erop wijzen dat onder de N-VA in de Federale Regering er 560.000 euro naar de Moslimexecutieve is gegaan, en dat onder de N-VA in deze Vlaamse Regering er 60.000 euro is gegaan naar een infolijn van de Moslimexecutieve? Proficiat daarmee, u hebt met uw partij, de N-VA, en met deze Vlaamse Regering jarenlang een instituut gesubsidieerd met belastinggeld dat alleen maar uit is op de islamisering van Vlaanderen. En nu wordt u eindelijk wakker, en wat stelt u voor? Net zoals bij Unia een Vlaamse Moslimexecutieve. Is dat nu echt het beste wat u kunt bedenken?
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Er zijn allerlei meningen en verklaringen in de pers, er zijn terechte en onterechte oorlogsverklaringen. Maar ik denk dat we het over twee dingen eens zijn. Er dringt zich een grondige reorganisatie op van de Moslimexecutieve, en we vinden het allemaal belangrijk – de minister heeft het onlangs nog gezegd – dat het een representatief orgaan is, als gesprekspartner van de overheid en in de erkenning van de lokale geloofsgemeenschappen, zoals collega Sminate zei.
We zitten in een impasse, denk ik. Ik vind het een mooi voorstel, een goed voorstel van de minister om te gaan naar een interministeriële conferentie. Hij heeft ook duidelijk de krijtlijnen gesteld: geen buitenlandse inmenging en een appel aan de positieve krachten binnen de moslimgemeenschap. Daar zijn we het uiteraard mee eens. Maar als ik mag zou ik daar toch graag een voorstel, een suggestie rond willen doen. In het verleden zijn er figuren geweest – Ik denk aan Johan Leman eind jaren 90, maar recent ook professor Torfs – die een opdracht hebben gekregen om een studie te maken, die dan de basis heeft gevormd voor wetgevend werk. Ik zou eigenlijk willen voorstellen of willen vragen waarom we geen academische oefening kunnen laten maken die de basis kan vormen voor het verdere werk, en die de voorgeschiedenis in kaart brengt en modellen uit het buitenland naast elkaar legt. Maar ik denk niet dat we de fout mogen maken om snel-snel een oplossing te zoeken. Het verleden heeft aangetoond dat dat niet werkt.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, u verwijst er natuurlijk terecht naar dat dat in hoofdzaak federale materie is. Langs de andere kant weet iedereen dat er een enorme impact is, ook op bevoegdheden. Dat is ook een van de redenen waarom u in Knack van vandaag toch een aantal duidelijke uitspraken doet als het gaat over de Vlaamse bevoegdheden van bijvoorbeeld de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen – we komen daar straks op terug – , islamitisch onderwijs, die imamopleiding. Dat zijn allemaal zaken waar de Moslimexecutieve een impact heeft op Vlaamse bevoegdheden.
En dat er uitdagingen zijn met de Moslimexecutieve? Ik denk dat niemand hier in dit halfrond dat in vraag stelt. Alleen bent u natuurlijk minister van samenleven, u hebt die titel ook met veel plezier voor een stuk naar u toe getrokken, en terecht denk ik. Maar dan moeten we dit niet enkel juridisch bekijken, we moeten dit ook vanuit de samenleving gaan bekijken. En dan hebben we er, denk ik, structureel geen enkel belang bij om de hele moslimgemeenschap als Vlaamse samenleving van ons weg te duwen.
Daarom heb ik deze vraag. U verwijst vandaag ook in Knack naar uw ervaringen in Mechelen, waar u het gesprek bent beginnen te voeren. Bent u ook van plan om een initiatief te nemen om met de brede moslimgemeenschap hierover het gesprek te voeren, en daar zelf mee een initiatief in te gaan nemen?
De heer Ongena heeft het woord.
Inderdaad, collega’s, de problemen bij de Moslimexecutieve zijn niet nieuw. Ze slepen al jaren aan. Vooral het probleem van de buitenlandse beïnvloeding is daar heel groot. Het werkt extremisme in de hand, terwijl we eigenlijk een Moslimexecutieve nodig hebben die mensen aanspoort tot samenleven in onze democratische samenleving. Dat is natuurlijk problematisch, zeker gelet op – collega Vaneeckhout verwees er al naar – de rol die de Moslimexecutieve heeft in het islamonderwijs en in het aanstellen van leerkrachten.
Het is goed dat de spreekwoordelijke duimvijzen wat worden aangeschroefd. Dat was dringend nodig, nadat er jaren niets was gebeurd. In de eerste plaats door de federale minister van Justitie, maar in nauw contact met u, minister. Dat is heel belangrijk. Mijnheer Vaneeckhout, in de eerste plaats is dat in het belang van al die andere moslims die zich, denk ik, echt niet meer vertegenwoordigd voelen door de oude garde die daar nu zit. Minister, het is goed dat de Vlaamse en de Federale Regering hier uit één mond spreken en een heel duidelijk signaal geven dat dat daar anders zal moeten zijn.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Geloofsgemeenschappen moeten functioneren in alle transparantie en onafhankelijkheid, zeker ook van alle buitenlandse invloeden. Daarom steunen wij hier straks het ontwerp van decreet over de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen. Dat geldt ook voor wat betreft hun vertegenwoordigers. Transparantie en onafhankelijkheid van buitenlandse invloeden moeten centraal staan, dus ook bij de Moslimexecutieve. Laat daar absoluut geen twijfel over bestaan.
Eén kanttekening, collega’s. We mogen ons niet vergissen. Als de overheid geen aanspreekpunt meer heeft voor een hele gemeenschap, is dat ook een slechte zaak. Het laatste wat we willen, is dat een geloofsgemeenschap zich terugtrekt en alle banden met de overheid en de samenleving verbreekt. Minister, we hebben dus absoluut nood aan partners. De Moslimexecutieve moet nu bewijzen dat zij nu die partner willen zijn.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel voor de vele interessante vragen en tussenkomsten. Laat me beginnen met de vraag van de heer Vaneeckhout. Dat is een fundamentele houding die ik aanneem: voor mij zijn Vlaamse moslims een deel van Vlaanderen, is de islam een deel van de Vlaamse realiteit, en is het belangrijk dat we met hen ook een constructieve relatie opbouwen. U vraagt mij of ik in gesprek zal gaan met mensen die tot die gemeenschap behoren. Als ik de propaganda van het Vlaams Belang mag geloven, doe ik al niet veel anders dan dat. Ik zal dat blijven doen, omdat ik het belangrijk vind dat we met alle Vlamingen een gesprek voeren. Dat is een eerste belangrijke vaststelling.
Tweede belangrijke vaststelling: we leven in een rechtsstaat. Dat betekent dat wij in onze wetgeving hebben ingeschreven dat er een representatief orgaan moet zijn, dat de federale overheid dat orgaan moet bepalen, maar ook, evident, dat dat orgaan moet functioneren binnen de spelregels van onze rechtstaat. En daar is er een fundamenteel probleem met het EMB. Dat probleem kunnen we niet wegmoffelen. Dat probleem is niet nieuw. Toen ik in het parlement zat, ben ik daar regelmatig over tussengekomen. Ik ben nu minister, en ik ben van plan om dat consequent aan te pakken. Ik heb nu de verantwoordelijkheid om het te doen. Ik zal dat consequent doen. Het is niet aanvaardbaar dat een religie wordt geïnstrumentaliseerd vanuit buitenlandse mogendheden. Als er een communiqué verschijnt dat zegt dat we overdrijven met onze kritiek op het EMB en het is ondertekend door de ondervoorzitter of de voorzitter van Diyanet en de voorzitter van een Marokkaanse associatie die wordt gesubsidieerd door de Marokkaanse overheid: ‘I rest my case.’ Dit gaat niet. We moeten daar een fundamentele verandering in brengen.
We zien een kantelmoment, want er zijn ongelooflijk veel mensen die in Vlaanderen leven, die zich moslim voelen maar die zich ook Vlaming voelen en die gegeneerd zijn, zelfs kwaad zijn, lastig zijn op de manier waarop er met hun religie wordt gespeeld door mensen die dat op een onverantwoordelijke manier doen. Ik sta aan hun kant. Dat is een emancipatieproces. Het moment is er nu in Vlaanderen dat men moet rechtstaan en zich emanciperen van die invloeden. Want dat is voor iedereen in Vlaanderen nadelig, in de eerste plaats voor de Vlaamse moslims. Inderdaad, dat is een evolutie die we nu meemaken. Ik heb het in mijn eigen stad genoeg gezien, hoe in een moskee de Marokkaanse autoriteiten, met langs de andere kant mensen vanuit de Golfstaten … Maar er zijn ook jonge mensen die zeggen dat ze met die invloeden niets meer te maken willen hebben, die hun godsdienst hier in Vlaanderen willen beleven. Ze voelen zich deel van die maatschappij, ze zijn moslim en willen deel zijn van de Vlaamse maatschappij. Het zijn die laatsten die de toekomst vormen. Wij moeten hen nu ondersteunen.
Drie: wij moeten niet bepalen hoe de islam functioneert. Dat is niet de taak van de overheid. Die ruimte moet overgelaten worden aan de religie zelf. Maar wij kunnen wel de randvoorwaarden bepalen: geen instrumentalisering, geen buitenlandse invloed, geen extremisme, en respect voor de fundamentele waarden waarop onze samenleving is gebouwd.
Dat zijn de randvoorwaarden waarbinnen een religie kan functioneren.
Mevrouw Sminate, uiteraard is het EMB belangrijk voor Vlaanderen, voor een aantal van onze bevoegdheden: leerkrachten islam, imams, erkenning van moskeeën. Wat dat laatste betreft: de laatste moskee die we erkend hebben, was in 2013. Daarin zal het EMB met het nieuwe decreet eigenlijk geen rol van betekenis meer spelen, omdat wij met onze informatie- en screeningsdienst en met de adviezen die wij vragen, zelf gaan beslissen wie al dan niet erkend wordt, op basis van ónze informatie. Dat is heel fundamenteel, dat is belangrijk. En mijn ambitie de komende jaren is inderdaad moskeeën erkennen. Omdat ik dat belangrijk vind. Moskeeën die volgens de spelregels functioneren, zijn deel van Vlaanderen. We hebben die nodig; dat worden onze gesprekspartners. Maar ik zal ook nooit aarzelen – en ik heb dat nu al twee keer bewezen – om, als iemand buiten de lijntjes kleurt, hen ook te laten voelen dat dat niet gaat in Vlaanderen. Dat geldt voor de islam en voor alle andere geloofsgemeenschappen.
Ik verwacht de komende weken een verandering. Voorlopig hebben we dat EMB niet nodig, maar ik ben zelf vanuit mijn bevoegdheden sporen aan het zoeken om die zaken vanuit de Vlaamse realiteit aan te pakken. Ik heb een onderzoek laten doen door CIRRA, om te kijken naar de imamopleiding, want ze werkt niet in Leuven. Ik heb zelfs een vermoeden waarom de imamopleiding niet werkt. Zijn sommige buitenlandse mogendheden wel echt geïnteresseerd in een Vlaamse imamopleiding? Wil men dat wel? Ik denk dat er een zoektocht moet komen naar hoe we dat op poten kunnen krijgen.
Ik weet dat de Nederlandse overheid geïnteresseerd is in wat wij aan het doen zijn. We gaan er ook mee samenzitten. Ik ga contact zoeken, omdat we het absoluut nodig hebben dat mensen van hier, ingebed in onze maatschappij, onze samenleving kennende, hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen binnen die godsdienst.
Een tweede voorbeeld zijn de islamleerkrachten. Als wij zien dat de cursussen islam in de Vlaamse scholen – u mag mij dat niet kwalijk nemen – bijna een kopie zijn van wat men in Erdoganland, in Turkije, aan de leerlingen leert, dan kan dat voor mij niet. Dat is niet de toekomst. Dat moeten we dus veranderen.
Maar ik kan alleen maar vaststellen dat dat probleem al heel lang bestaat en dat er voor mij ook mensen verantwoordelijkheid hebben gedragen – en die hebben dat allemaal met de grootste energie gedaan. Ik probeer op een systematische en consequente manier, vertrekkende vanuit mijn ervaring in Mechelen, die problemen aan te pakken, vanuit een heel inclusieve benadering.
Ik herhaal het nog eens: moslim-Vlamingen zijn even Vlaming als alle anderen. Er zijn er duizenden en duizenden die positief willen meewerken. Maar net voor hen moeten we hard zijn tegen hen die misbruik maken van die religie en moeten we daar consequent in zijn. Dat is geen gemakkelijke strijd. Dat is een strijd die we moeten voeren binnen de rechtstaat. We moeten die consequent voeren. En ik zou willen vragen dat men daarrond op de banken, zowel meerderheid als oppositie, de rangen probeert te sluiten, omdat we elkaar daarvoor nodig hebben en omdat dat we daar een belangrijk signaal rond moeten geven: er is ruimte voor de islam, maar die islam moet passen in Vlaanderen.
Moslims in Vlaanderen zijn volwaardige burgers, maar dit is ook een appel aan hen om de komende maanden en jaren recht te staan. Wij moeten niet gaan bepalen hoe de islam er inhoudelijk uit moet zien, maar we bepalen wel de randvoorwaarden waarbinnen religie en levensbeschouwing in Vlaanderen kunnen functioneren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik weet dat u zelf ook allang met die frustratie zit en dat u probeert om oplossingen te zoeken voor het probleem. Maar met de laatste uitspraken van de voorzitter van de Moslimexecutieve heeft de Moslimexecutieve zichzelf buiten de samenleving geplaatst. Naar mijn weten is het nog altijd op voordracht van de Moslimexecutieve dat er nieuwe erkenningen kunnen komen, maar ik heb u eigenlijk horen zeggen dat dat eigenlijk niet nodig is en dat we de Moslimexecutieve dus eigenlijk niet meer nodig hebben. Dat ondersteunt mijn stelling: laat ons die Moslimexecutieve ontbinden in plaats van ze te reorganiseren. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.