Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, u weet dat ik een zeer constructief en loyaal lid van deze meerderheid ben, in tegenstelling tot sommige anderen hier vandaag. Ik ga u niet aanvallen, maar ik ga u een belangrijke vraag stellen. We staan in principe aan de vooravond van een omwenteling in het landschap van het openbaar vervoer in Vlaanderen, waarbij De Lijn – ‘what’s in a name?’ – de kernlijnen van het openbaar vervoer zal uitbaten: de tram en de bus. Aanvullend hebben we het vervoer op maat, bijvoorbeeld flexbussen, deelfietsen, deelwagens, taxivervoer – het kan allemaal. Er is een autonomie gegeven aan de lokale besturen, aan de vervoerregio’s. De vervoerregio’s, en zeker die in landelijke gebieden, zullen daar zeer blij mee zijn. Die in landelijke gebieden hebben ook extra middelen gekregen om dat vervoer op maat uit te baten, om dat in te richten.
Die middelen zijn voorzien: sinds 2020 6 miljoen euro, een jaar later, in 2021, 12 miljoen euro, dan 18 miljoen euro, 24 miljoen euro en 31,2 miljoen euro, denk ik. Die middelen staan daar, die zijn gereserveerd, die zijn ter beschikking. Alleen weten we dat het concept basisbereikbaarheid, die grote omwenteling, wordt uitgesteld tot minstens januari 2023. Maar dat betekent wel dat die middelen daar staan.
Er heerst heel veel onduidelijkheid bij de vervoerregio’s over die middelen. Onderschat dat niet. Wat gebeurt daarmee? Wanneer komt daar duidelijkheid over? Wat kunnen wij daarmee aanvangen om bijvoorbeeld Hoppinpunten en dergelijke in te richten? Er zijn vergaderingen van de vervoerregioraden die niet meer doorgaan. Er is onzekerheid in het landschap. Minister, ik wil u vragen om daar duidelijkheid in te creëren. Wat vangt u aan met die middelen die voor u beschikbaar zijn? Hoe en wanneer wordt dat gecommuniceerd naar de vervoerregioraden?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Maertens, dank u wel voor uw vraag. We hebben het er op 16 september in de commissie uitgebreid over gehad. Er zijn nog een aantal puzzelstukjes die moeten vallen in heel het verhaal van de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid. We hebben inderdaad in juni 2020 de extra middelen vastgelegd voor het vervoer op maat, het laagste niveau inzake ons openbaarvervoersaanbod. Toen gingen we er nog van uit dat de aanvangsdatum in principe januari 2022 zou zijn, een datum die we al hadden moeten uitstellen. Maar intussen is duidelijk gebleken dat dat niet haalbaar is, met als gevolg dat we voor het jaar 2021 inderdaad die 12 miljoen euro hebben en straks voor het jaar 2022, wanneer de uitrol ook nog geen feit zal zijn, een bedrag van 18 miljoen euro. Die 12 miljoen euro kunnen we uiteraard niet overdragen naar een volgend jaar. Ik denk dat dat voor iedereen heel duidelijk is. Het zijn recurrente middelen, die vastliggen van jaar tot jaar. Die kunnen we niet cumulatief overdragen. Men zou dat misschien wel wenselijk vinden maar dat kan nu eenmaal niet.
Waar gebruiken we die middelen dan voor? Wel, voor de noden die er zijn. Ik denk onder andere aan de Dienst Aangepast Vervoer (DAV) en de Mobiliteitscentrale Aangepast Vervoer (MAV), die op dit ogenblik ook al zorgen voor vervoer op maat. Ik denk aan de belbussen en dergelijke. Vandaag vullen we die middelen nog altijd in voor een aantal aanbiedingen inzake openbaar vervoer.
Wat betreft het jaar 2023, het jaar waarin hopelijk het decreet kan worden uitgerold, weten we zeker dat we enerzijds het historisch bedrag hebben van 34 miljoen euro plus het bijkomend budget van 24 miljoen euro. Dat betekent dus dat we dan zullen starten met een bedrag van 59 miljoen euro voor het vervoer op maat inzake de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de verduidelijking. U hebt in de commissie gezegd dat dit in het kader van de begrotingsbesprekingen duidelijk zou worden. Dat was vorige week niet echt meteen duidelijk en in de documenten evenmin. Ik ben blij met de verduidelijking. Het is zoals u zegt: heel veel lokale bestuurders, waarvan er hier heel veel zitten en ik er ook een van ben, die deel uitmaken van die vervoerregioraden, hopen natuurlijk stiekem dat al die middelen opgehoopt worden en hun ten goede zullen komen. Ik begrijp dat u die elders in investeert. Ik denk dat het belangrijk is dat u daar transparant in bent, ook naar die vervoerregioraden.
Los daarvan merk ik in het landschap in Vlaanderen dat de vervoerregioraden wat stilliggen. Ik vind dat geen goede zaak. Ook al is de basisbereikbaarheid, de grote omwenteling, wat uitgesteld, ik vind dat die vervoerregioraden actief moeten blijven, vervoerplannen maken, mobiliteitsplannen maken, zwaarvervoerplannen maken enzovoort. Ik wil u vragen om vanuit het departement de forcing te voeren en tot actie over te gaan om die vervoerregioraden weer actief te maken.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Opdat het nieuwe openbaarvervoerssysteem van basisbereikbaarheid, dat is uitgesteld, goed zou draaien, is het van essentieel belang dat het vervoer op maat van in het begin goed zit en voldoende budgetten heeft. De CD&V-fractie heeft bij de goedkeuring van het decreet Basisbereikbaarheid in 2019 al gezegd dat voldoende middelen voor vervoer op maat essentieel zijn.
Het is dan ook goed dat uit de regeringsonderhandelingen een verdubbeling van het budget is gekomen. Ik heb op 16 september de vraag gesteld wat er nu gebeurt met de middelen in het kader van dat uitstel. U kon daar toen niet op antwoorden, minister, omdat de begrotingsbesprekingen nog volop bezig waren, maar het is goed dat u daar nu klaarheid in schept – vorige week had u al een tipje van de sluier gelicht. Maar het is nu duidelijk: men zal kunnen starten, in 2023, met het budget dat op dat moment voorzien was en dat al op een veel hoger niveau zit, dan als we in 2022 gestart waren, waardoor er meer middelen zijn voor de vervoerregio’s om het vervoer op maat op punt te stellen.
Minister, er was nog een kleine onduidelijkheid. Vorige week zei u dat een aantal elementen voor 2024 on hold worden gezet. Wat betekent dat?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel, collega Maertens, voor de vraag, want het decreet Basisbereikbaarheid is voor ons al sinds het begin heel zwaar, omdat we zien dat er te weinig geld gaat naar het vervoer op maat voor de landelijke gebieden. Ik kan eigenlijk heel kort zijn: ik steun wat de collega’s indirect vragen. Kunt u garanderen, minister, dat het geld dat we nu eigenlijk niet gebruiken voor vervoer op maat omdat alles vertraging oploopt, toch naar een beter vervoer op maat gaat in die landelijke gebieden?
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, goede collega’s, politiek begint en eindigt altijd met wiskunde: het gaat altijd over centen, budgetten; al de rest zijn woorden, is soms ook woordenkramerij. Heel belangrijk in uw antwoord is dat die budgetten tot 2023 bestemd blijven voor het openbaar vervoer. Die gaan niet naar bruggen of wegen; ze blijven bestemd voor het openbaar budget. Het tijdverlies dat we samen lijden door de procedures bij de Raad van State omtrent de toewijzing van die mobiliteitscentrale: gebruik die tijd, die extra tijd, om dat vervoer op maat logistiek en organisatorisch op de rails te zetten, zodat het feilloos, in functie van de reizigers, uit de steigers kan komen. Het kan alleen maar beter zijn dan de situatie vandaag. Ik geloof daar rotsvast in, in dat vervoer op maat, maar het moet wel van meet af aan juist zitten, dus gebruik die tijd om alles organisatorisch en logistiek mooi op muziek te zetten.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, u hebt echt geluk met zulke trouwe leden van de meerderheid. U hebt hier vorige week in dit parlement gezegd dat we in 2024 wel zullen zien wat er met die middelen zal gebeuren. Met andere woorden: die hervorming, basisbereikbaarheid, beter openbaar vervoer, de modal shift versnellen, dat moeten we van deze Vlaamse Regering waarschijnlijk niet meer verwachten. Integendeel, doordat alles zo lang duurt – en het is niet alleen de aanbesteding van de Mobiliteitscentrale, collega Keulen, de minister heeft in de commissie gezegd dat er nog tal van problemen zijn –, dreigen de nodige hervormingen en evolutie naar deelmobiliteit te vertragen.
Ik ben benieuwd, minister, hoe u de verdeling van de middelen dan eigenlijk toepast. De vervoerregio Vlaamse Rand had bijvoorbeeld nog geen middelen uit de overgeërfde middelen uit het verleden, maar zou er krijgen met die extra middelen. Hoe gaat dat dan in zijn werk en hoe vermijdt u dat u in 2024 of wanneer de regeling uiteindelijk wordt ingevoerd, aan bepaalde regio’s zult moeten zeggen: ‘Jullie hebben tijdelijk meer gekregen, maar ik ga het opnieuw moeten afnemen om naar de vastgelegde verdeling te gaan.’? (Applaus van Jeremie Vaneeckhout)
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel collega’s, voor de bijkomende vragen en bedenkingen.
Mijnheer Maertens, u zegt dat de vervoerregioraden op dit moment stil zouden liggen, maar ik krijg eerlijk gezegd die signalen niet. Op dit ogenblik zijn die volop bezig met de halteplanning, de Hoppinpunten en de unieke verantwoordingsnota’s daarvoor, zodat die zo snel mogelijk uitgerold worden. Ik krijg dat signaal dus niet, maar ik zal het zeker mee opnemen. Er is overal een ambtelijke voorzitter in die vervoerregioraden vanuit het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, dus ik zal het zeker terugkoppelen. Misschien is het zo bij enkele vervoerregioraden, en dan moeten we dat zeker weer op de rails zetten.
Wat de middelen betreft, wil ik nogmaals heel duidelijk zijn. Ik had ook liever gehad dat de uitrol van de basisbereikbaarheid in januari 2022 zou plaatsvinden, maar het verhaal van de mobiliteitscentrale, met twee procedures bij de Raad van State, heeft voor enorme vertraging gezorgd. Zonder een mobiliteitscentrale zal een uitrol niet lukken. Ik denk dat dat voor iedereen duidelijk is.
Maar ook die andere puzzelstukjes moeten vallen. We moeten de Hoppinpunten hebben. We moeten de mobiliteitspunten hebben, waar men kan schakelen van het ene vervoersmiddel, de bus of de trein, naar een ander vervoersmiddel – een deelauto, een deelfiets, een flexbus, een taxi of wat dan ook. Die Hoppinpunten en die mobipunten zijn dus ook essentieel. We willen er deze legislatuur 1000 uitrollen. Er zijn er door de vervoerregioraden 1700 in kaart gebracht. Dus ook daar moet volop werk van worden gemaakt.
En dan is er nog een derde item. En mijnheer Bex, ik noem dat geen problemen. Ik noem dat gewoon dossiers die opgelost moeten worden. Dat zijn uitdagingen. Het derde item is het verhaal van de bestekken die lopende zijn voor het vervoer op maat. Dat zijn bestekken rond de flexbussen en de flex+-bussen. Dat zijn de bestekken rond de deelmobiliteit, de deelauto's, de deelfietsen. Kortom, we zijn dat volop aan het uitrollen. De info van die bestekken, van die gunning, moet door de Mobiliteitscentrale meegenomen worden, om dan ook effectief te kunnen overgaan tot proefdraaien en dan te kijken of alles goed loopt, om het dan op grote schaal voor heel Vlaanderen uit te rollen, zodat iedereen gebruik kan maken van dat openbaar vervoer, dat een toekomstgericht en vraaggestuurd openbaar vervoer zal zijn, waarbij de combimobiliteit centraal staat. Die combimobiliteit zal sowieso ook de modal shift ten volle gaan faciliteren. Daar heb ik alle vertrouwen in.
Vanaf 2023, het moment dat het decreet uitrolt, hebben we sowieso voor vervoer op maat niet meer het historische bedrag van 34 miljoen euro, maar een bedrag van 34 plus 24 miljoen euro, zijnde een goeie 58 miljoen euro ter beschikking van vervoer op maat. Hoe die middelen dan verdeeld gaan worden over alle vervoerregioraden, dat ligt vast. Daar is een verdeelsleutel voor afgesproken. Hoe de middelen van dan tot nu worden gebruikt, dat is voor de invulling van tal van wensen, vragen, noden en hoe we het ook maar willen noemen, die De Lijn op dit ogenblik heeft in het kader van de exploitatie van het openbaar vervoer. Daar hebben we geen exacte verdeelsleutel van. Maar het is logisch dat daar waar de noden het hoogst zijn, waar er vandaag vele vragen zijn, we desgevallend moeten bijsturen in wat dat aanbod van vervoer op maat moet zijn. Dat de vraag groter is in veeleer landelijke gebieden, dat weten we. Die discussie hebben we ook al meermaals gehad in de commissie. Dat is heel duidelijk. Maar het is alleszins goed dat we de middelen ter beschikking hebben en ze zodoende kunnen gebruiken en dat ze niet zijn weggehaald in het kader van een of andere besparingsoperatie.
De heer Maertens heeft het woord.
Bedankt, minister en collega’s, voor de bijkomende opmerkingen en vragen. Het uitstellen van basisbereikbaarheid en vervoer op maat is heel vervelend. Ik vind dat ook vervelend, maar het is helaas niet anders vandaag. Maar het is ook een uitdaging, zoals ik daarnet van u hoorde, minister. Het is een uitdaging die we kordaat en transparant moeten aanpakken. Kordaat, door ervoor te zorgen dat iedereen tijdig voorbereid is op die grote omwenteling. Want het zal echt wel een big bang geven in Vlaanderen wat betreft het openbaar vervoer. En ook transparant, door ervoor te zorgen dat alle stakeholders, niet alleen de lokale besturen en de vervoerregioraden, maar ook de aanbieders, De Lijn zelf, en ook de pachters, en de aanbieders van deelmobiliteit, tijdig op de hoogte zijn van alles. Zij moeten een goede communicatie krijgen. En we rekenen daarvoor op u. U weet dat ik, als loyaal lid van deze meerderheid, reken op u en op onze regering. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.