Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de wachtlijsten in het buitengewoon onderwijs
Actuele vraag over de wachtlijsten in het buitengewoon onderwijs
Actuele vraag over het plaatstekort in het buitengewoon onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, in ons Vlaams regeerakkoord staat heel duidelijk aangestipt dat we sterk willen investeren in schoolgebouwen voor gewoon en voor buitengewoon onderwijs. Toen we vorig jaar cijfers hoorden van kinderen die geen plaats kregen in ons buitengewoon onderwijs – dat was toen vooral in het kleuteronderwijs in de provincie Antwerpen dan hebt u onmiddellijk gereageerd en 7 miljoen euro vrijgemaakt om te investeren in scholenbouw voor buitengewoon onderwijs. We horen deze week Katholiek Onderwijs Vlaanderen zeggen dat het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs aangroeit en dat er te weinig plaatsen zijn. We horen dus eigenlijk opnieuw de alarmbel. Het is dan natuurlijk heel belangrijk om te kijken wat er gebeurd is met die 7 miljoen euro extra middelen die zijn vrijgemaakt. Het is de bedoeling dat die snel en efficiënt worden ingezet in zowel het bouwen en verbouwen van schoolgebouwen – wat natuurlijk niet op één jaar geklaard kan worden –maar evengoed in het huren van klaslokalen en klasruimtes.
Mijn vraag is eigenlijk heel eenvoudig, minister. Hoe volgt u de investering van die 7 miljoen euro op?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
6 oktober, meer dan één maand na 1 september, en er zijn een honderdtal leerlingen die geen school gevonden hebben op hun maat of aangepast aan hun noden. Sommige leerlingen zagen zelfs nog geen schoolpoort. Katholiek Onderwijs Vlaanderen trok aan de alarmbel. Ze stelden een aantal zaken voor en één iets vond ik wel zeer interessant. Ze stelden voor om het debat rond het inclusief onderwijs opnieuw te openen en dat opnieuw te positioneren, waarbij men uitging van het idee: laat ons het buitengewoon en het gewoon onderwijs dichter bij elkaar brengen. Een goed idee. Toen las ik via een Belga-bericht uw reactie. U zei dat we tegen het eind van het jaar een capaciteitsmonitor zullen hebben waardoor we weten in welke regio’s er tekorten zijn in het buitengewoon onderwijs. Eerlijk? Ik was ontgoocheld. Alsof je tegen iemand die koorts heeft zegt dat je op het einde van het jaar misschien wel met een thermometer komt. We kunnen wel meten, maar dat is geen oplossing, minister. En er was een oplossing. U had de mobiele units, de containerklassen waardoor er een honderdtal plaatsen extra gecreëerd worden. Daarvoor heb ik waardering, maar ik denk dat de lat iets hoger mag. Ik denk dat we meer ambitie mogen tonen, want het leerrecht van elk kind is zo waardevol en mag absoluut niet geschonden worden.
Vandaar dat ik denk dat we meer flexibiliteit aan de dag moeten leggen, meer out of the box moeten denken. Ik denk aan programmatienormen, ik denk aan infrastructurele normen, die we op korte termijn kunnen aanpassen. Vandaar mijn zeer concrete vraag, minister: hoe zult u op korte termijn de nodige flexibiliteit inlassen zodat we een antwoord kunnen bieden op de vragen van die leerlingen en die ouders die momenteel geen plaats hebben in het buitengewoon onderwijs?
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs is al een aantal jaren aan het stijgen. Vlak na de invoering van het M-decreet was er een lichte knik naar beneden, maar sinds een jaar of drie, vier is die tendens stijgende. Dat is natuurlijk een vreemde zaak, want dat was natuurlijk net datgene wat we niet zo graag willen: dat het aantal leerlingen daar stijgt, vooral omdat we weten dat we daar de capaciteit niet hebben, vooral ook omdat het de inclusiviteit verhindert. Dat is natuurlijk een heel erg jammere zaak.
Met die stijging van het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs liepen ook de wachtlijsten op. Ook dat is geen zaak van dit jaar alleen. In juni jongstleden was er ook al een noodkreet van heel wat ouders, vooral in het Antwerpse. De jaren ervoor waren er ook systematisch noodkreten van ouders van kinderen die geen plek vonden in het onderwijs. Mevrouw Vandromme verwees er net naar: het recht op onderwijs zit in de Grondwet verankerd. Daaraan verzaakt u door kinderen het recht op onderwijs te ontzeggen. Dat is bijzonder jammer.
Allicht zult u ook wel mails en berichten ontvangen hebben van een aantal ouders van kinderen – van Leonie, van Said, van Amber – die ons zeggen: ‘Kijk, we vinden geen plaats, we zijn eigenlijk ten einde raad en dat moet eindelijk stoppen.’
Wij denken dat er eigenlijk op twee niveaus maatregelen nodig zijn, op korte termijn en op de iets langere termijn. Minister, het is belangrijk om in te zetten op inclusie. Als u daar meer op inzet, zullen meer kinderen ook terechtkunnen in het gewone onderwijs en op die manier zullen de wachtlijsten voor het buitengewoon onderwijs ook dalen. Onze vraag aan u is dus heel duidelijk: welke stappen wilt u zetten richting inclusief onderwijs om op die manier ook de wachtlijsten te laten dalen?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega’s, minister, het schooljaar is nog maar een maand bezig en er zijn opnieuw vele kinderen die geen plaats hebben in het buitengewoon onderwijs. Ik weet niet of u het verhaal hebt gehoord van Leonie. Collega’s, Leonie is een meisje van 5 jaar en zou normaal in het derde kleuterklasje moeten zitten. Maar omdat er geen plaats is, moet Leonie nu voor de tweede keer het eerste kleuterklasje opnieuw doen. Dat is dus een kind van 5 jaar dat geremd wordt in haar ontwikkeling, geremd wordt in haar vooruitgang, simpelweg omdat wij als overheid niet genoeg plaatsen kunnen voorzien in het buitengewoon onderwijs. Zoals Leonie zijn er nog honderden – we kennen het exacte aantal niet – kinderen en ouders die in dezelfde situatie zitten.
Ik weet zeker, minister, dat u dat onaanvaardbaar vindt. We geven als overheid vele miljarden euro’s subsidies aan iedereen die het wil, maar aan een basistaak als het voorzien van genoeg plaatsen in het buitengewoon onderwijs voor kinderen en ouders die dat het meest nodig hebben, kunnen we dan niet voldoen. Dat klopt toch ergens niet.
Dan kom ik tot mijn vragen. U weet dat dit geen probleem van vandaag is of van dit jaar, dit sleept al een aantal jaren aan. In het verleden hebben we het M-decreet gehad. Nu wilt u dat met het Leersteundecreet verhelpen. Wel, ik kan u zeggen dat het voor die ouders en die kinderen niet uitmaakt of het nu M-decreet of Leersteundecreet wordt genoemd. Zij willen gewoon een plaats voor hun kind. Daar zijn gebouwen, leerkrachten en middelen voor nodig. Mijn simpele vraag is dus: hoe zult u ervoor zorgen dat dat plaatsgebrek eindelijk wordt opgelost?
Minister Weyts heeft het woord.
De problematiek ligt me vanzelfsprekend na aan het hart en is spijtig genoeg ook niet nieuw. Integendeel: vroeger bestond die zeker ook. Nu wordt die manifest zichtbaar omdat we nu voor het eerst ook met cijfers, met data komen. Het blijft natuurlijk zo dat kinderen die op de wachtlijst staan, in de meeste gevallen gelukkig ook terechtkunnen in een gewone school. Maar dat is niet de juiste plaats waar ze moeten zitten, waar ze bedoeld worden te zitten.
Wat hebben we sinds het begin van deze regeerperiode gedaan? Wel, we hebben onmiddellijk de problematiek opgenomen. We hebben sinds de start van deze regeerperiode al bijna 4.000 extra plaatsen gecreëerd. We zijn van ongeveer 47.000 naar 51.000 gegaan. Maar dat is niet genoeg. We moeten nog extra initiatieven nemen.
Wat hebben we gedaan? We hebben onder andere twee volledig nieuwe scholen gecreëerd, onder andere in Aarschot en in Berchem. Er zijn ook bestaande scholen die hun aanbod hebben uitgebreid onder onze aanmoediging. We hebben ervoor gezorgd dat er een tweede telmoment wordt georganiseerd. De gewone scholen worden gefinancierd op basis van het aantal leerlingen dat wordt geteld op 1 februari. We hebben voor het buitengewoon onderwijs mogelijk gemaakt dat er ook wordt geteld op 1 oktober. De scholen die extra capaciteit hebben gecreëerd, worden daarvoor ook beloond, in tegenstelling tot andere scholen. Dit heeft dat effect gehad.
We hebben ook afwijkingsuren toegekend. Dat is een potje van extra uren die we kunnen toekennen, waardoor we 117 voltijds equivalente leerkrachten hebben toegewezen aan het buitengewoon secundair onderwijs en het buitengewoon basisonderwijs. Maar dat is ook niet genoeg.
We zijn nu proactief met de screening bezig van zogenaamde blinde vlekken, zodat we voor kinderen met een bepaalde beperking voor wie er echt geen aanbod is, in een extra aanbod kunnen voorzien. Daarbij willen we het ook mogelijk maken – dan moeten we decretaal ingrijpen – dat ze ontsnappen aan de verplichting om twee types aan te bieden, zodat ze ook één type kunnen aanbieden. We focussen dan vooral op types 2 en 3.
We hebben de capaciteitsmonitor een opdracht gegeven en voor het eerst gaan we de noden regio per regio monitoren. Wat is de nood en welke capaciteit hebben we nodig? We hebben 3 miljard euro aan middelen voor onderwijsinfrastructuur. Voor het eerst gaan we ook een specifiek budget toekennen aan het buitengewoon onderwijs op grond van de monitoring, op grond van data die we eind dit jaar zullen hebben.
En inderdaad, het M-decreet moet op de schop. Het is met nobele intenties gestart, maar uiteindelijk moeten we vaststellen dat niet elk kind met elke beperking terechtkan in elke school. Daarenboven zijn er zware administratieve lasten en zware procedures voor gewone scholen. In de gewone scholen wordt er veel aandacht besteed aan kinderen met bijzondere zorgnoden, waardoor dat ze minder aandacht hebben voor al de rest. Uiteindelijk keert men terug naar het buitengewoon onderwijs. De cijfers zijn ongelooflijk. Vanaf 2017 is er een grote nood aan plaatsen in het buitengewoon onderwijs. Dat moeten we fundamenteel bij de wortel aanpakken.
Vanaf 14 oktober al ligt het Leersteundecreet ter bespreking voor met een hoorzitting en met adviezen van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). Ik heb daar een jaar aan gewerkt met een brede consultatie van het veld. Wel, dat is het resultaat. Zo kunnen we dat probleem bij de wortel aanpakken. Dus ja, extra investeringen, maar ook het probleem bij de wortel aanpakken en het M-decreet op de schop nemen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, voor de correctheid van het debat wil ik natuurlijk een aantal cijfers nuanceren. Het katholiek onderwijs geeft inderdaad aan dat er een stijging is van het aantal kinderen in het buitengewoon onderwijs met 5 procent. Natuurlijk moeten we die cijfers ook naast die van de groeiende schoolpopulatie leggen. Als we kijken in het statistisch jaarboek, zien we dat er in 2014 – het referentiejaar van het katholiek onderwijs – 1.146.000 leerlingen in onze scholen zaten. Dit jaar zijn er dat 1.194.000, wat een stijging betekent van ongeveer 4 procent. Een deel van de toename in het buitengewoon onderwijs is natuurlijk gekomen door de toename van de leerlingenpopulatie.
Daarnaast is ook een tweede oefening belangrijk om te kijken naar de overdiagnosticering. Omdat scholen niet overweg kunnen met bepaalde leerlingen in de klas, wordt het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) gevraagd om een verslag of diagnose te stellen, waardoor iemand dan toch kan worden opgenomen in het buitengewoon onderwijs. Die oefening moet ook wel worden gemaakt.
Los daarvan is het buitengewoon onderwijs een heel belangrijke partner in het verhaal van ons inclusief onderwijs. U geeft terecht de moeilijkheden van het M-decreet aan. Mijn bijkomende vraag was wat nu de volgende stap is in het Leersteundecreet. Maar dat hebt u al gezegd in uw antwoord daarnet, dus heb ik geen bijkomende vragen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Ik had zelf een aantal voorstellen op mijn papier genoteerd. Een van de voorstellen was om inderdaad te sleutelen aan de programmaties. We hadden het over de verplichting om twee types te hebben op een school. Als we daar één type van zouden maken, zouden we misschien al meer kandidaten kunnen vinden.
Ik verwijs ook graag naar het regeerakkoord, waar er letterlijk staat dat we prioriteit zouden geven aan scholen die een campusmodel uitbouwen waarbij zowel het buitengewoon als het gewoon onderwijs op één site aanwezig is, één schoolpoort voor kinderen die zowel het buitengewoon als het gewoon onderwijs volgen.
Een ander voorstel dat ik had, was misschien nog een hertelling op 1 januari 2022. Ik weet niet wat de effecten zijn van de hertelling. Had de hertelling effect?
Minister, in elk geval denk ik dat u aan tafel moet gaan zitten met de effectieve scholen en de schoolbesturen om te horen wat de belemmeringen zijn, waarom ze niet inzetten op die extra mobiele units, wat de belemmeringen in het dagelijkse leven zijn.
Minister, u spreekt over het M-decreet dat op de schop moet. Dan ga ik heel graag binnenkort met u in debat over uw visie op inclusief onderwijs, want ik hoop dat dit niet allemaal op de schop gaat.
De heer Danen heeft het woord.
Ik vind het jammer om vast te stellen dat kinderen met een beperking, toch de allerkwetsbaarsten in onze samenleving, niet altijd krijgen waar ze recht op hebben. De saga rond de schoolbussen, waar collega Bex een paar weken geleden vragen over stelde, is zo een voorbeeld. En de buitengewoononderwijscapaciteit is een ander.
Minister, u zei net zoals ik dat het aantal leerlingen in het bijzonder onderwijs de laatste jaren erg aan het stijgen is. Als we werken aan inclusief onderwijs, dan is het wat ons betreft de bedoeling om het aandeel de komende jaren te laten dalen in functie van meer kinderen in het gewoon onderwijs via dat Leersteundecreet. Maar als ik u hoor zeggen dat we bijkomende capaciteit moeten voorzien in het buitengewoon onderwijs, dan maak ik me wel een beetje zorgen. Is dat uw visie op inclusie? Is dat uw visie over wie het Leersteundecreet moet uitdragen? Dat is althans niet de onze. Mijn vraag is eigenlijk: wat wilt u doen om de stijgende trend naar het buitengewoon onderwijs om te buigen zodat we de inclusiegedachte meer in praktijk kunnen brengen?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik zie u graag bezig in de plenaire vergadering. U hebt een heel expressieve lichaamshouding. U slaat veel op uw hoofd van ‘hoe is het mogelijk?’. Ik doe dat ook soms als ik deze dingen hoor. Hoe is het mogelijk dat dat plaatstekort in al die jaren nog niet in kaart gebracht is? Hoe is het mogelijk dat we ons buitengewoon onderwijs eigenlijk jarenlang hebben bedolven onder drempels die ervoor zorgen dat dat plaatstekort altijd in stand gehouden wordt? Want, collega’s, de essentie van heel de discussie is: er is niks mis met buitengewoon onderwijs. Ons buitengewoon onderwijs is echt fantastisch. Die kinderen gaan daar graag naartoe. De ouders hebben dat graag. De leerkrachten geven daar met passie les. Ik zie dat ook in mijn gemeente. We hebben de voorbije jaren altijd de gedachte gehad dat we het zoveel mogelijk moeten vermengen met het gewone onderwijs, maar dat is niet de enige oplossing. Er is geen hocuspocusoplossing waarbij inclusie vanzelf ontstaat. We moeten dat buitengewoon onderwijs versterken met de nodige leerkrachten, de nodige gebouwen, die drempels zoals u zegt en de administratieve belemmeringen weghalen. Laat ons gewoon het buitengewoon onderwijs versterken en laat ons niet in de waangedachte zitten dat dat allemaal één pot nat moet zijn, want dat is echt niet goed voor de kinderen die er echt nood aan hebben.
De heer Laeremans heeft het woord.
De laatste vier schooljaren zijn er ongeveer 3890 extra leerlingen bij het buitengewoon onderwijs komen aankloppen. We zitten dus weer boven de 50.000, zoals in 2013, na de knik naar beneden. Dat wijst op een totale mislukking van het M-decreet, of het ‘Miseriedecreet’, iets wat zelfs Lieven Boeve deze week heeft toegegeven.
Over heel Vlaanderen zitten er tal van kinderen wegens capaciteitsgebrek op een plaats waar ze eigenlijk niet thuishoren, waardoor hun leer- en ontwikkelingskansen worden gefnuikt. Het Vlaams Belang vindt dan ook dat de regering dringend capaciteit moet creëren. U mag die kinderen niet nog eens zoveel maanden in de kou laten staan en wachten op dat onderzoek tegen december. Ik zie dat CD&V daar toch ook iets over denkt en dat u zelf zegt dat het nog niet genoeg is wat er tot hiertoe is gecreëerd.
Daarnaast is het belangrijk dat er een systematische rapportering komt in heel Vlaanderen. Als dat in Antwerpen kan, dan moet dat elders ook kunnen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Alweer een wachtlijst die onder deze Vlaamse Regering alleen maar langer wordt. Dat is echt een drama voor ouders die zich in duizend bochten moeten wringen om te proberen om toch zorg te kunnen bieden aan hun kinderen, maar vooral natuurlijk voor de kinderen met een beperking zelf, wiens recht op onderwijs flagrant wordt geschonden. U kondigt aan dat er extra middelen zijn, maar ik denk dat veel ouders van wie het kind op een wachtlijst staat, daar echt geen boodschap aan hebben. Zij willen vooral weten wanneer er effectief een plaats zal zijn, niet dat er extra geld komt of dat er binnen zoveel tijd een nieuwe school opengaat. Er moeten vandaag oplossingen komen.
Ik weet dat een aantal lokale besturen, waaronder Antwerpen, met onze schepen Jinnih Beels, zich de situatie bijzonder aantrekken en daarom zelf begonnen zijn met extra plaatsen te creëren, allemaal met hun eigen budget. Daar komt geen steun voor vanuit Vlaanderen. Dat begrijp ik niet goed. Minister, bent u niet bereid om extra middelen uit te trekken voor die lokale besturen die vandaag zelf bezig zijn met het creëren van extra plaatsen voor al die kinderen die vandaag op de wachtlijst staan?
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, het M-decreet gaf inderdaad veel problemen. In de sector is er een analyse gemaakt waarom dat zo is. Het punt is dat er veel te weinig middelen waren om zoiets in te voeren. Het principe van inclusie is mooi, maar als er geen middelen zijn en geen extra taakleerkrachten om kinderen met problemen op te vangen in de klassen om hen bij te werken, dan zit je strop. Nu gaan we naar een Leersteundecreet, maar Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap (GRIP) zegt dat als het gaat over extra budget, u zegt dat het budgetneutraal moet blijven. Dan gaan we natuurlijk tegen dezelfde muur stoten. U zegt tegen hen dat het budget globaal neutraal moet blijven. Mijn vraag is: wat gaat u doen op dat niveau voor extra middelen? We hebben die nodig. Hoeveel middelen exact komen er om te zorgen dat het haalbaar is voor die kinderen, dat er extra plaatsen zijn en dat de inclusie voor een deel in het reguliere onderwijs effectief kan lukken?
Minister Weyts heeft het woord.
De maatregelen die we beogen in functie van extra capaciteit zijn er, kort gezegd, eigenlijk op gericht dat we de drempel naar beneden halen, het attractiever en gemakkelijker maken voor een schoolbestuur om ja te zeggen aan extra capaciteitsinvesteringen en het moeilijker maken om er neen tegen te zeggen. Je ziet wel nu we al enkele drempels hebben weggewerkt, dat die aanpak ook wel werkt. Sinds 2019 hebben we 4000 extra plaatsen gecreëerd. We zitten al boven de 51.000, mijnheer Laeremans. Dat is nog niet genoeg. We zullen nog extra stappen zetten. Dat is geen eenvoudige opdracht.
We gaan verder werken met wat er werd gesuggereerd in het kader van ons Leersteundecreet. In die aanpak zit ook de idee van de dubbele deur, namelijk tussen gewoon onderwijs en buitengewoon onderwijs, die een beetje permeabel is, waarbij er klinken zitten aan de beide kanten van de deur zodat je zowel van het gewoon naar het buitengewoon onderwijs kunt gaan, als van het buitengewoon kunt terugkomen naar het gewoon onderwijs. Misschien moet men kijken of men niet een deel van het curriculum kan doen in het buitengewoon onderwijs en een aantal andere vakken in het gewoon onderwijs.
Drie, het is waar: er zit ook wel wat overdiagnose in. Ook dat is een probleem dat we willen aanpakken, door de scholen meer aan het stuur te zetten en te responsabiliseren. Het is inderdaad zo: zijn onze kinderen zo fundamenteel anders dan twintig jaar geleden? Procentueel zijn er inderdaad veel meer kinderen die in aanmerking komen voor buitengewoon onderwijs in vergelijking met twintig jaar geleden. Ook dat moeten we toch onder ogen zien.
We willen dit fundamenteel aanpakken met het Leersteundecreet. Ik heb gezegd dat de intenties nobel waren. Mijnheer Danen, u bent het daar niet mee eens, maar onze stelling is wel degelijk dat het nu eenvoudigweg niet mogelijk is om elk kind, met elke beperking, in elke klas te kunnen opvangen. Dat is nu eenvoudigweg niet mogelijk en dat moeten we onder ogen zien.
En we moeten ervoor zorgen dat het buitengewoon onderwijs geherwaardeerd wordt, dat er een specifieke expertise zit, enkel daar in het buitengewoon onderwijs. U vernoemt zelf de gevallen van de ouders, maar dat zijn net de ouders die zeggen: ‘Wij willen dat ons kind naar het buitengewoon onderwijs gaat, want dat is de beste opvang en de beste leerweg voor mijn kind.’ Dat zeggen net die ouders. Zij willen nadrukkelijk dat hun kind naar het buitengewoon onderwijs kan. Ook dat aspect zit zeer sterk vervat in het Leersteundecreet. We beginnen eraan op 14 oktober, en ik hoop dat we dan de volgende structurele stap kunnen zetten naar meer en betere plaatsen in het buitengewoon onderwijs, alsook in ons gewoon onderwijs.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik wil onderstrepen wat u net hebt gezegd. Het M-decreet is een noodzakelijke stap geweest om inzicht te krijgen in hoe wij ons onderwijs inclusiever willen maken. De situatie van vandaag leert ons dat het gewone en het buitengewone onderwijs daar een heel cruciale en belangrijke rol in spelen. Met het Leersteundecreet willen we inderdaad dat die twee onderwijsvormen nog meer partners worden van elkaar, zodat ieder kind in ons Vlaanderen het onderwijs kan genieten dat het verdient. Dat is waarnaar we moeten streven en daarom moeten we erover waken dat die belangrijke capaciteit in het buitengewoon onderwijs voldoende is. Dat is iets wat we vanuit het parlement uiteraard verder gaan opvolgen. Dank u wel, minister, voor uw antwoorden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Elk kind heeft het recht om te leren. Dat moet het uitgangspunt zijn. Het kan niet zijn dat het leerrecht geschonden wordt omdat er geen stoel staat voor jou in de klas of omdat er geen leerkracht is die voor de klas kan staan. Ik denk dat dat het uitgangspunt moet zijn. Wat het inclusief onderwijs betreft, denk ik dat we de expertise die er is binnen het buitengewoon onderwijs, moeten waarderen en borgen.
U spreekt over een dubbele deur, een deur met twee klinken. Oké, maar ons uitgangspunt gaat nog een stapje verder: één schoolpoort en er alles aan doen om op één campus zowel een aanbod te hebben van buitengewoon als van gewoon onderwijs. Dan kan de expertise die er binnen dat buitengewoon onderwijs is, ook zeer sterk benut worden. De nabijheid van de twee kan ervoor zorgen dat ze nauwer naar elkaar toe groeien, en dat wie in het buitengewoon onderwijs staat, ook leerkrachten in het gewoon onderwijs met leerlingen met specifieke leernoden kan ondersteunen. Ik zie daar een heel sterke wisselwerking. Dat is het continuüm waar we naartoe moeten, van het gewoon onderwijs naar het buitengewoon onderwijs, elk met zijn eigen sterktes.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik heb u in juni naar aanleiding van vorige klachten van ouders en kinderen dat ze geen plek vonden, schriftelijk gevraagd of jullie wisten hoe het komt dat het aantal leerlingen in het bijzonder onderwijs zo snel stijgt. Het antwoord was: ‘We weten het niet, we hebben het nooit echt onderzocht.’ Wel, ik vind dat vreemd. Er is geen enkel land ter wereld waar zoveel kinderen in het buitengewoon onderwijs zitten. Ik vind dat niet om te lachen, maar heel erg serieus. En natuurlijk kan niet ieder kind zomaar naar het gewoon onderwijs; dat zegt niemand, wij ook niet; u maakt er een karikatuur van.
Maar ik ben er zeker van dat heel wat kinderen die nu in het bijzonder onderwijs zitten, wel in het gewone onderwijs zullen kunnen gedijen als ze daartoe de kans krijgen en als die scholen en leerkrachten daartoe ondersteund worden. Daar moeten we met het Leersteundecreet op inzetten. Ik hoop dat u ter zake ook die visie hebt. (Applaus bij Groen en van Jos D'Haese)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij met uw antwoord.
Collega’s, ik denk dat we toch moeten inzien – en ik hoop dat we dat allemaal inzien – dat de basisdoelstelling van het M-decreet heel nobel was, maar dat in de praktijk gebleken is dat dat geen succes was.
Echte inclusie betekent niet dat je alle onderwijsvormen door elkaar moet mengen. Dat betekent gewoon dat je elk kind een plaats biedt in het onderwijs dat hij of zij nodig heeft, volgens de noden die hij of zij heeft. Dat is inclusie. Dat is niet van alles één pot nat maken. En natuurlijk kunnen er kinderen met bepaalde noden onder bepaalde omstandigheden in het reguliere onderwijs zitten, maar dat geldt gewoon niet voor iedereen.
Die gedachte dat het allemaal bij elkaar moet zijn, daar moeten we van af. Ik ben blij dat u op die piste zit. En uiteraard mogen die op één campus zitten, mag daar een wisselwerking zijn, kun je van het ene naar het andere gaan. Uiteraard moet dat voorzien worden. Maar laat ons ophouden met de gedachte dat inclusie betekent dat je alles door elkaar mengt. Laat ons gewoon dat buitengewoon onderwijs opnieuw versterken. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.