Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Marino Keulen, Bert Maertens, Lode Ceyssens, Andries Gryffroy, Martine Fournier en Marius Meremans over zero-emissievoertuigen en voertuigen aangedreven door alternatieve brandstoffen.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, goede collega's, het gaat over een technisch decreet maar toch met grote politieke relevantie. We brengen alles wat behoort onder het domein Clean Power for Transport middels een kaderdecreet samen bij het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Het technische schuilt hierin dat er een omzetting gebeurt van de bevoegdheid vanuit Omgeving naar MOW. Het zat aanvankelijk bij het Energiedecreet. Op die manier hebben we dat juridisch helemaal zuiver.
Het geheel kadert binnen het grote Europese verhaal. Er is de Europese richtlijn die luistert naar het letterwoord AFID, Alternative Fuels Infrastructure Directive, wat alles regelt wat betrekking heeft op alternatieve brandstoffen. Tegelijkertijd zit ook in het voorstel van decreet een oproep aan de Vlaamse Regering. Het is een kaderdecreet. Het is dus aan de regering om dat nu ook handjes en voetjes te geven om alles wat te maken heeft met het emissievrij rijden en met vervoer op basis van alternatieve brandstoffen, wind in de zeilen te geven.
Voorzitter, we hadden ook zes amendementen ingediend om een aantal dingen juridisch te verfijnen en te verbeteren. Dat moeten we toegeven. Maar het is dus vooral een verhaal om de bevoegdheid die nu bij MOW komt, te regelen via dat kaderdecreet en alles wat te maken heeft met Clean Power for Transport samen te brengen en tegelijkertijd ook de vergroening van alles wat met onze vloot te maken heeft en wat zich voortbeweegt op onze Vlaamse wegen, wind in de zeilen te geven om te zorgen dat daar grote stappen voorwaarts worden gezet.
Dit kan bijvoorbeeld – en dat is mijn laatste punt, voorzitter – door middel van een stimulansenbeleid, om ervoor te zorgen dat er voldoende oplaadinfrastructuur is, alles wat te maken heeft met laadpunten. We praten hier vooral over elektrisch aangedreven wagens maar dat kan in de toekomst nog iets anders zijn: ook waterstof en dergelijke meer. Vanuit mijn eigen politieke overtuiging vind ik dat dit echt de opdracht is van een overheid: er flankerend voor zorgen dat vernieuwingen kansen krijgen.
Collega Keulen, dank u wel, maar mag ik, gewoon ter verduidelijking, één zaak vragen? U sprak over een aantal amendementen. U bedoelt dat die amendementen al zijn goedgekeurd in de commissie?
De amendementen zijn goedgekeurd in de commissie en zijn daar ook aangenomen. Dat was zelfs vaak met een volledig draagvlak, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen.
Oké. Het zijn dus geen nieuwe amendementen.
Neen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Onze collega Marino Keulen heeft het al zeer goed toegelicht. Het is inderdaad juist: alles wat bij Energie zat is nu verhuisd naar Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Het houdt ook rekening met de AFID-richtlijn. Dat is dit voorstel van decreet, zeer kort uitgelegd.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij de twee collega’s. Ik zal het niet langer trekken dan noodzakelijk.
Het is een belangrijk voorstel van decreet. Ik denk aan de discussie over laadpalen die we al een paar keren hebben gehad. Dat maakt het nu mogelijk om een beter-en-meerbeleid te voeren inzake laadpalen. We hebben ook het ambitieuze plan van onze federale minister Van Peteghem, waarin staat dat vanaf 2026 alleen nog bedrijfswagens die geen broeikasgassen uitstoten, zoals elektrische auto’s, fiscaal aftrekbaar zullen zijn. Hij verwijst ook naar het fiscaal aantrekkelijk maken van het plaatsen van laadpalen thuis en op het werk.
Vlaanderen mag zeker niet achterblijven. Wij moeten er alles aan doen om dit haalbaar te maken. Ik ben ervan overtuigd dat het met dit voorstel van decreet haalbaar zal zijn om tegen 2025 onder andere dertigduizend toegankelijke publieke laadpalen te kunnen realiseren in Vlaanderen.
De heer Verheyden heeft het woord.
Collega’s, elektrische wagens zijn duidelijk de weg die de auto-industrie de komende tien jaar zal inslaan. Het lijkt ons dan ook logisch dat het wetgevende kader hier ten volle rekening mee houdt en op deze evolutie inspeelt. Het regelgevende kader creëert, zoals de collega’s al zeiden, een stimulerend beleid met betrekking tot zero-emissievoertuigen en voertuigen aangedreven door alternatieve brandstoffen. Het doel van het voorstel van decreet is het faciliteren van het emissievrij rijden. Het gaat daarbij om zowel om de voertuigen als om het flankerende beleid dat daarvoor nodig is, zoals de laadinfrastructuur. Verder kan de Vlaamse Regering stimulansen geven met financiële steun.
Onze fractie gaat mee in de redenering dat een dergelijk regelgevend kader noodzakelijk is voor de transitie op het vlak van mobiliteit. Heel wat zaken in de nota Clean Power for Transport zullen ook steunen op dit kader. Het is dan ook goed dat de Vlaamse overheid hier de rol naar zich toe trekt en het beleid hieromtrent centraliseert. Dat is efficiënt. Een mooi voorbeeld is de oprichting van het digitaal loket waarbij eigenaars en gebruikers van elektrische wagens een publiek laadpunt in de buurt kunnen aanvragen.
De richtlijnen voor het voorstel van decreet vinden grotendeels hun oorsprong in de Europese richtlijn betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, de AFID-richtlijn. Die bevat aparte hoofdstukken voor elektrische laadpunten en voor aardgas- en waterstoftankpunten voor scheep- en luchtvaart. Artikel 7 spreekt van laad- en tankpunten voor alternatieve brandstoffen. In het voorstel van decreet wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen deze verschillende vormen van transport, die kampen met andere uitdagingen. Het Vlaams Belang pleit al heel lang om ook in te zetten op waterstofaangedreven voertuigen, zeker nu de elektriciteitstarieven in de toekomst de pan uit zullen swingen. Dit item wordt echter niet verder uitgewerkt in het voorstel van decreet. In artikel 3 van het voorstel van decreet wordt onder ‘alternatieve brandstoffen’ ook verwezen naar waterstof, maar ik mis verder in het voorstel van decreet de stappen om die andere brandstoffen effectief te ondersteunen. Het onderdeel ‘waterstof’ wordt naar onze mening summier aangehaald. Op onze vraag over de toepassing van waterstof in de mobiliteit kregen we in de commissie als antwoord dat waterstof nog in volle technologische ontwikkeling is en dat er momenteel proefprojecten lopen bij het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI). Een weinig verhelderend antwoord.
Nochtans gaan ook de ontwikkelingen rond waterstof steeds sneller. We blijven het dan ook een gemiste kans vinden dat er in het voorstel van decreet volgens ons onvoldoende op wordt ingespeeld.
Een andere bedenking gaat over de beroeps- en plezierscheepvaart waar nog enorme milieuwinsten te boeken zijn met onder andere de vergroening van de vloot en maximale inzet op walstroomvoorzieningen. Van deze onderdelen vinden we geen enkele uitwerking in dit voorstel van decreet.
Het is duidelijk dat er absoluut wordt ingezet op elektrische voertuigen en dat de Vlaamse overheid met dit kader de kans heeft om bepaalde steunmaatregelen te nemen en om de semipublieke laadinfrastructuur degelijk uit te rollen. Uiteraard moeten we voorzichtig zijn met subsidiëring.
Onze fractie verwijst onder meer naar het dossier van de zonnepanelen, maar ook naar de subsidiëring van windenergie. Uiteindelijk zal de factuur van de subsidiëring moeten worden betaald. De Vlaming betaalt nu ook al veel meer voor de energiefactuur dan de meeste andere Europeanen. Wij wijzen algemene subsidiëring dan ook af.
Wil dat dan zeggen dat we totaal geen ondersteuning willen geven? Neen. We hebben dat ook in de commissie duidelijk gesteld. Zo verwijst het voorstel van decreet in artikel 6 naar onder andere de gerichte ondersteuning van de taxisector en de stadslogistiek. Onze fractie kan er gerust in meegaan. De taxisector staat nu al zwaar onder druk om te investeren in dure elektrische wagens. Ik denk dan ook dat we deze mogen en moeten ondersteunen.
Wat de uitbreiding van subsidiëring naar particulieren en bedrijven betreft, zijn wij van mening dat dit absoluut moet worden vermeden. Zoals ik al heb gezegd, hebben we gezien waartoe dat leidt. De kosten worden in dat geval uiteindelijk betaald door iedereen, dus ook door die partijen die om welke reden dan ook geen dure elektrische wagens kunnen aanschaffen. Ik wil in dat verband ook wijzen op artikel 9 waar de Vlaamse Regering steunmaatregelen kan geven aan exploitanten van laadpunten. Het gevolg zal zijn dat we via subsidiëring dus weer dezelfde fouten zullen maken als met de andere vormen van groene energie.
Tijdens de bespreking van het voorstel van decreet in de commissie stelden we vast dat een aantal antwoorden op onze opmerkingen en vragen onduidelijk en onbeantwoord blijven. Zo dienen de doelstellingen van dit voorstel van decreet te worden gerealiseerd binnen de beschikbare middelen van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken. Op onze vraag of dit realistisch is, kwam geen antwoord. We baseren ons voor deze vraag op de vaststelling dat we voor de uitwerking van de elektrificatie van De Lijn ruim 3 miljard euro moeten zien te vinden. Wat zal de uitrol van al die infrastructuur voor de elektrificatie van het wagenpark dan niet gaan kosten? Wij kregen er geen antwoord op.
Ook op onze vraag wat men bedoelt met de term ‘redelijk’ in artikel 7 paragraaf 4,dat zegt dat de Vlaamse Regering ervoor kan zorgen dat de prijzen die laadpuntexploitanten aanrekenen voor het gebruik van publiek en semipubliek toegankelijke laadpunten redelijk moeten zijn, kwam geen duidelijk antwoord. Collega Keulen antwoordde dat het begrip ‘redelijk’ eveneens afkomstig is uit die AFID-richtlijn. Door de overname van de bevoegdheid voor Clean Power for Transport door MOW, werd de definiëring overeenkomstig aangepast. Bovendien, vermeldde collega Keulen, is prijszetting nog altijd een federale bevoegdheid. Collega's, we zullen dus moeten afwachten hoe de federale overheid een redelijke prijszetting bekijkt. Het blijft dus onduidelijk wat onder redelijk wordt verstaan.
Ten slotte, in artikel 10 missen we de praktische uitwerking van de verwerking van de gebruiksdata. Op onze vraag hoe men de praktische uitwerking ziet, kwam eveneens geen antwoord.
Collega's, onze fractie komt tot de conclusie dat er in dit voorstel van decreet goede uitgangspunten zitten, maar dat er nog heel wat vragen en onduidelijkheden blijven. Het blijft afwachten hoe de Vlaamse Regering concreet invulling zal geven aan die ambities. Op basis van deze conclusies zal onze fractie zich dan ook onthouden.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik kom heel kort tussen want collega Bex heeft het in de commissie voor onze fractie al behandeld. We hebben het toen goedgekeurd en we zullen het straks ook goedkeuren.
Het is een omzetting van een Europese richtlijn. Dat betekent dat er inderdaad heel wat inspanningen moeten gebeuren. Dat is iets wat in de commissie, maar ook daarvoor, bij de lancering van Clean Power for Transport, is gezegd. Er zijn een aantal kritische adviezen geweest van verschillende raden. Ze kwamen er kort gezegd op neer dat het leek alsof de Vlaamse Regering de snelheid van de transitie lijkt te onderschatten en te weinig ambitieus is. We hopen dat met dit voorstel van decreet die ambities toch wel kunnen worden aangescherpt.
Want het is vaak zo, collega's – iedereen die de laatste weken de kranten heeft gevolgd weet dat – dat de realiteit ons als politici soms dreigt in te halen. Als je het tempo ziet waarmee autoconstructeurs nu aankondigen wanneer ze de verbrandingsmotor gaan uitfaseren, en hoe ze volop aan het inzetten zijn op elektrische mobiliteit, dan mogen we als overheid absoluut niet achterblijven. Onder meer de uitrol van laadpalen lijkt me toch wel een essentiële schakel om daar een succes van te maken.
Wij hebben een aantal kritische bedenkingen geformuleerd in de commissie. Ik ga ze niet in detail overlopen, daarvoor dient het verslag. We gaan uiteraard de uitrol van dit voorstel van decreet kritisch van nabij bekijken, maar we gaan straks wel voor dit voorstel van decreet stemmen, om de extra inspanningen en ambitie die nodig zijn ook te ondersteunen.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik wil eigenlijk heel kort tussenkomen, vooral na de opmerkingen van collega Verheyden. We praten hier over een kaderdecreet. Termen hebben ook een betekenis, achter woorden gaat altijd een inhoudelijke lading schuil. Het is net aan de regering, door middel van uitvoeringsbesluiten, om het een en ander te concretiseren. Als we spreken over waterstof, als we spreken over andere alternatieve brandstoffen of het emissievrij voortbewegen van voertuigen, dan zal de technologische actualiteit en de technologische toekomst ons altijd door de feiten als het ware tot achtervolgen aanzetten. Je moet daar dus soepel op kunnen inspelen, en dan moet je dat zeker en vast niet wettelijk gaan verankeren, want dan ben je als regio als het ware je eigen obstakels aan het creëren om net de technologische evolutie te kunnen volgen. Dat geldt dus ook voor de vergroening van de vloot. En – want dat hebben we nog niet gehoord – we gaan niet naar de Raad van State, net omdat het gaat over een kaderdecreet. Maar de uitvoeringsbesluiten, die zullen wel telkens aan de Raad van State worden voorgelegd, uiteraard net om er voor te zorgen dat we daar binnen de bevoegdheden en binnen de juiste inhoudelijke en juridische krijtlijnen blijven, zodat we ook juist legistiek werk afleveren.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Inderdaad, toen ik collega Verheyden hoorde, dacht ik dat hij in het verkeerde debat zat. Dit is een debat over een kaderdecreet, dat inderdaad de lijnen en de contouren schetst en creëert. Daarover gaan we stemmen, niet over het concreet uitwerken en uitrollen via uitvoeringsbesluiten. Dat is de volgende stap. Hier gaat het puur over een kaderdecreet. Het debat gaat daarover, en niets meer.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 840/3)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 tot en met 10.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de artikelen en over het voorstel van decreet houden.