Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie.
De algemene bespreking is geopend.
Bij brief van 3 juli 2021 heeft minister Bart Somers mij in kennis gesteld van zijn voornemen om in de plenaire vergadering de parlementsleden te vragen in te stemmen met een technische correctie van artikel 57.
Minister Somers heeft het woord.
Deze technische correctie heeft betrekking op artikel 57 van het ontwerp van decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de versterking van de lokale democratie. Na amendering is in dat artikel een materiële vergissing geslopen. Artikel 57 vervangt de tekst van artikel 123 van het decreet over het lokaal bestuur. In die vervangende tekst wordt in paragraaf 3, achtste lid, verkeerdelijk gewag gemaakt van "algemeen directeur" daar waar het "districtssecretaris" moet zijn, zoals ook blijkt uit de daaropvolgende zin en het volgende lid. Er staat nu dus "algemeen directeur" terwijl dat "districtssecretaris" moet zijn. Ik denk dat dat een copy-pastefout is geweest bij de amendering, en ik zou dus willen vragen om dit als een materiële vergissing te zien en als een technisch amendement.
U bedoelt een technische correctie?
Een technische correctie! Excuseer, voorzitter.
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, met dit ontwerp van decreet is zeker een van de voornaamste teksten van deze legislatuur gepasseerd binnen de commissie Binnenlands Bestuur. We hebben sinds maart 2020 gezien hoe lokale besturen voortdurend in de vuurlinie hebben gestaan om corona en alle bijhorende narigheden het hoofd te bieden. De voorbije maanden hebben diezelfde lokale besturen een ongeziene vaccinatiecampagne op touw gezet en weer laten zien dat dat niveau heel dicht bij de burger staat en er ook als organisatie werkelijk staat bij calamiteiten, ook al waren daar geen draaiboeken of scenario’s voor voorzien.
Met dit ontwerp van decreet willen we verder het lokale beleidsniveau versterken en nog dichter bij de burger brengen en de burger meer betrekken, nog meer laten voelen dat zijn of haar stem wel degelijk belangrijk is. De grote punten kennen we ondertussen allemaal. We zullen de opkomstplicht afschaffen. De lokale politicus zal terug naar de burger moeten om zijn of haar steun te vragen, om zijn of haar stem te vragen. Burgers worden niet meer met het dwingend handje tot aan het stemlokaal geleid. Zaken onnodig verplichten, collega's, heeft altijd al tot afkeer geleid. We hebben ook geen enkel bewijs dat opkomstplicht zou leiden tot een slechtere of betere democratie.
Zullen bepaalde bevolkingsgroepen zich minder geneigd voelen om te gaan stemmen? Misschien wel. Maar zijn de landen die in het verleden de opkomstplicht hebben afgeschaft asociale samenlevingen, poelen van verderf? Ik denk het niet. Laat ons hier geen paniekvoetbal spelen. Die bevolkingsgroepen zullen niet in de steek gelaten worden. Dat zien we heel goed in die landen waar er al jaren vrijheid is om te gaan stemmen of om thuis te blijven.
Wat zullen we nog doen? De grootste fractie uitgebreid de kans geven om een bestuur te vormen, om een coalitie te maken. De man of de vrouw die binnen de coalitie de meeste stemmen haalt van de grootste fractie zal hier, in dit Vlaams Parlement, benoemd worden tot burgemeester. De lijststem zal ook een andere impact krijgen. En de pot die we allemaal zoveel jaren hebben gebruikt in betere en goede omstandigheden, zal ook verdwijnen. Tot slot zal het ronselen van volmachten tot het verleden behoren. We hebben de gemeenteraad een tool aangereikt om een constructieve motie van wantrouwen uit te werken in plaats van de procedures van structurele onbestuurbaarheid die we in het verleden hebben gekend en enkel hebben geleid tot hopeloos geblokkeerde situaties.
Collega’s, wij zijn ons met de N-VA bewust van de grote verandering die we met deze wijziging teweegbrengen. De volgende lokale verkiezingen zullen anders zijn dan alle vorige en ze zullen ook een ander debat losmaken na de stembusslag. Maar we zijn ervan overtuigd dat deze aanpassingen het democratische gevoel van de burger tegenover zijn of haar lokaal bestuur enkel zal vergroten. We zeggen met deze hervorming heel duidelijk: ‘Uw stem telt meer dan ooit. U hebt de keuze om te gaan of niet. U hebt meer invloed op de volgende coalitie.’
Deze hervorming staat niet alleen. Het is een belangrijke bijdrage aan het continue proces dat eigenlijk al sinds de vorige legislatuur is gestart en doorgevoerd. De inkanteling van de sectordecreten in het Gemeentefonds, de eerste fusieoperaties, de vereenvoudiging van de intergemeentelijke samenwerking, de bijhorende vergoedingen, waren vorige legislatuur al belangrijke verwezenlijkingen. We zetten in deze legislatuur verder in op bijkomende fusieacties, op het proces van de regiovorming en op verdere decentralisatie.
Er wordt ook onderzoekswerk verricht om de financiering van onze lokale besturen vanuit Vlaanderen te verfijnen en te verbeteren. Het zijn allemaal bijkomende projecten die samen met dit werkstuk één ding aantonen, namelijk dat Vlaanderen denkt aan de lokale besturen, denkt aan hun slagkracht en impact, denkt aan een dialoog met de burger, denkt aan een gezonde financiering.
Vlaanderen heeft een hart voor de lokale besturen. We geloven dat dit ontwerp van decreet dat eveneens sterk in de verf zet. De lokale democratie zal wel varen bij dit ontwerp van decreet en als N-VA-fractie zullen we dat dan ook volmondig ondersteunen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Buysse heeft het woord.
Voorzitter, collega's, dit ontwerp van decreet is eerder een verzameldecreet. Net als de andere collega ga ik wat dieper in op de verschillende onderdelen.
De afschaffing van de opkomstplicht is wellicht het meest in het oog springende in dit ontwerp van decreet. De discussie rond het al dan niet afschaffen ervan is geen zwart-witdiscussie. Er zijn argumenten voor de beide strekkingen.
Zoals het al een aantal keer in ons eigen verkiezingsprogramma stond, pleit mijn partij duidelijk voor de afschaffing van de opkomstplicht. Als partij die de vrijheid hoog in het vaandel draagt, trekken we dat door naar deze discussie. We vinden dus dat de burgers vrij mogen beslissen om al dan niet deel te nemen aan verkiezingen. Consequent hiermee zullen we de specifieke artikelen in het ontwerp van decreet dan ook goedkeuren. Voor en na de verkiezingen hetzelfde zeggen en doen, is immers nog niet zo gek, denk ik dan.
We zullen de afschaffing van de opkomstplicht goedkeuren, ondanks het feit dat er studies zullen zijn die de indieners ongetwijfeld mee hebben geïnspireerd, omdat onder andere mijn partij daar nadeel van zou kunnen ondervinden. Eerlijk, wij maken ons daar niet zoveel zorgen over, want we geloven nogal in onze overtuigde kiezers: kiezers die, zeker wanneer hen zal worden duidelijk gemaakt wat er op het spel staat, hun verantwoordelijkheid niet zullen ontlopen. De zogenaamde foertstemmers zouden in 2024 wel eens zeer gemotiveerde kiezers kunnen zijn.
Maar het minste wat zelfs de tegenstanders van de afschaffing van de opkomstplicht zullen moeten toegeven, is dat dit ontwerp alvast het voordeel van de duidelijkheid heeft. Want zoals het nu bestaat – het is verplicht maar de verplichting wordt niet gesanctioneerd –, is het toch eigenlijk ook geen goede manier van werken.
Het gevolg van de afschaffing is zonneklaar. Kandidaten en politieke partijen zullen de kiezers twee keer moeten overtuigen: één keer om effectief te gaan stemmen en één keer om dan nog eens het juiste bolletje aan te vinken. Tijdens de hoorzittingen werden heel wat studies toegelicht waaruit zou blijken dat een aantal groepen uit de maatschappij het contact zouden kunnen verliezen. Maar is de kans niet groot dat deze groepen ook al oververtegenwoordigd zijn bij het percentage dat momenteel ook al niet meer gaat stemmen en waar nu ook geen tijd en moeite in wordt gestoken? Laat de afschaffing van de opkomstplicht net daarom een uitdaging zijn voor de politici om naar die doelgroepen toe te stappen en ook hen te overtuigen. Het contact met die groepen zal ongetwijfeld tot nieuwe inzichten leiden.
En dan is er de verminderde impact van de lijststemmen. De lijststemmen zullen enkel worden meegenomen voor de verdeling van het aantal behaalde zetels tussen de deelnemende lijsten, maar zullen niet langer impact hebben bij het bepalen van welke kandidaat juist welke zetel zal mogen innemen. We vinden het als fractie zeer belangrijk dat het verder mogelijk blijft om een lijststem uit te brengen. Gelukkig zijn er bij verkiezingen ook lijsten en partijen die een bepaald inhoudelijk programma vertegenwoordigen en niet enkel een tijdelijke lokale samenwerking zijn van individuele kandidaten. Kiezers moeten dan ook de mogelijkheid blijven hebben om op een evenwaardige manier enkel een stem uit te brengen voor de hele lijst en voor het programma van die lijst, zonder een voorkeurstem te moeten geven.
Ook deze aanpassing in verband met de lijststemmen zullen we goedkeuren. Al weten we dat ook uit de hoorzitting bleek dat dit eigenlijk niet zoveel impact zal hebben. Slechts in een half procent van de gevallen zou het verdwijnen van de zogenaamde potstemmen een ander resultaat hebben gekregen. Enkel bij de aanduiding van de opvolgers zal deze wijziging een zekere impact hebben.
Dan komen we bij het feit dat de installatie van de nieuwe gemeenteraad plaatsvindt op een van de eerste vijf werkdagen van december van het jaar van de verkiezingen. De achterliggende idee dat hiermee de passieve gemeenteraden tussen verkiezingsdag en de aanvang van de nieuwe legislatuur kunnen worden ingeperkt, snijdt natuurlijk wel hout. Het is immers vaak zo dat mensen die niet meer verkozen zijn, niet meer komen opdagen in die raden na de verkiezingen. Of dat een uittredende meerderheid lam ligt door de onderhandelingen. We zijn er echter niet van overtuigd dat het in de praktijk zo vlot zal lopen qua tijdschema als in het ontwerp vermeld staat. Ook tijdens de hoorzittingen hebben we hier toch een aantal kritische stemmen over gehoord. Wie leeft zal zien.
En dan komen we bij de burgemeestersverkiezingen, het is te zeggen: de semi-rechtstreekse burgemeestersverkiezingen. Dit was toch een van de paradepaardjes na het bekendmaken van het Vlaams regeerakkoord. Maar al snel werd duidelijk dat niet de kandidaat met de meeste voorkeurstemmen burgemeester zal worden, maar wel de kandidaat met de meeste naamstemmen van de grootste fractie van de coalitie. Het blijft dus perfect mogelijk en legitiem dat de coalitie van de verliezers een burgemeester zal afleveren die nog niet eens de helft van de voorkeurstemmen van bijvoorbeeld de oppositieleider zal krijgen. Of dit dan een hoogdag voor de lokale democratie is, dat betwijfelen we toch.
Samen met de afschaffing van de opkomstplicht is dit toch wel het tweede element waar zelfs een blinde kan zien dat hier toch wel andere motieven kunnen meespelen. Schrijf toch geen wetten met in het achterhoofd enkel de vrees dat wel eens de verkeerde partij een burgemeester zou kunnen leveren. Aangezien we reeds lang voorstander zijn van een echte lokale democratie waar de populairste kandidaat ook het burgemeestersambt verdient, zullen we tegen dit onderdeel stemmen. Voor het afschaffen van de opkomstplicht werd door de indieners gemakkelijk verwezen naar de voorbeelden in het buitenland. Waarom doet men dat dan niet voor de aanduiding van de burgemeester? Indien het jullie toch menens is om zoveel mogelijk kiezers bij de lokale democratie te betrekken, zorg dan tenminste dat hun stem ook echt telt en dat ze ook echt mee kunnen beslissen over wie de volgende zes jaar hun burgemeester zal zijn.
Ons voorstel om rechtstreekse burgemeestersverkiezingen te organiseren komt niet zomaar uit de lucht vallen. Het stond bij mijn weten in een van de burgermanifesten van de man die toch als patroonheilige kan dienen voor sommige aanwezigen hier. Het werd ook in dit huis eerder al voorgesteld door niet de minsten, telkens voorgangers trouwens van een van de huidige meerderheidspartijen. Ik denk bijvoorbeeld aan de Vlaams-nationale minister van Binnenlands Bestuur Paul Van Grembergen en aan de voormalige liberale fractieleider André Denys. Geef toe, dat zijn toch mannen van kaliber. Om dit nog goed te maken hebben we een amendement ingediend dat de keuze van de kiezer wel ten volle zal respecteren. Door goedkeuring van ons amendement komt het burgemeesterschap effectief toe aan de kandidaat met de meeste voorkeurstemmen van de grootste fractie. Het klopt dat dit in de praktijk wel tot complexe situaties zou kunnen leiden, maar uit de hoorzittingen bleek toch dat we ons zouden kunnen inspireren op gangbare voorbeelden uit het buitenland.
Een andere zaak die in dit ontwerp wordt geregeld is de consultieve motie van wantrouwen. Het wordt hierdoor mogelijk om een motie van wantrouwen in te dienen tegen een voltallig college of een individueel lid van het college. Een vlottere vervanging van een niet functionerend schepencollege of schepen is hierdoor zeker mogelijk, wat ongetwijfeld een goede zaak is om uit een impasse te geraken. Er is echter voorzien dat bij een motie van wantrouwen gericht tegen een individuele schepen, de motie gesteund moet worden door twee derde van de fractie waartoe de betrokken schepen behoort. Dit maakt het de facto toch bijna onmogelijk om als oppositie een niet functionerend schepen te laten wegstemmen, aangezien de eigen fractie toch bijna altijd de rangen zal sluiten. Wat is dan het nut van dit stuk in het voorstel? Daarom voorzien we een amendement om dit recht te zetten.
En dan komen we bij de optimalisering van de regelgeving voor de vrijwillige samenvoeging van de gemeenten, de fusies dus. Het is ons aanvoelen dat men toch verder blijft bouwen op de puur politieke fusies. Op geen enkel moment heeft de bevolking echt en direct inspraak in het hele fusieproces. Bovendien behoudt men het – wat ik noem – politiek snoepgoed, de extra schepenmandaten als glijmiddel om meer partijen aan boord te trekken. Onze fractie blijft er dan ook voorstander van dat fusies tussen gemeenten moeten worden gedragen door een efficiëntiestudie. Sentiment of een goede verstandhouding tussen de huidige burgemeester is tof en zeker een troef maar mag nooit het uitgangspunt zijn. Het is voor ons ook essentieel dat de bevolking goedkeuring kan geven aan een geplande fusieoperatie. Dat ontbreekt hier opnieuw, en daarom is dit voor ons geenszins een echte versterking van de lokale democratie. In het verlengde hiervan hebben wij een amendement ingediend dat stipuleert dat elke samenvoeging van gemeenten moet worden voorafgegaan door een volksraadpleging. In datzelfde fusieverhaal hebben wij ook een amendement om de extra schepenen die aan de fuserende gemeenten worden aangeboden, te schrappen.
Dan heb ik nog kort enkele bedenkingen over wat niet in het ontwerp van decreet staat maar er volgens ons wel zouden moeten in staan. Zoals al aangehaald door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en enkele van de professoren die wij in de commissie te gast hadden, stellen ook wij vast dat dit ontwerp van decreet tot eer en glorie van de lokale democratie vooral betrekking heeft op de periode van de aanloop naar de verkiezingen tot de vorming van de coalities en de benoeming van de burgemeester. Over wat er nadien gebeurt, valt er eigenlijk weinig te lezen, en al zeker niet hoe wij de werking van de gemeenteraden en de individuele raadsleden beter zouden kunnen ondersteunen. Dat is niet alleen een gemiste kans; het staat ook haaks op het eerdere begrip dat de minister had voor het werk van de raadsleden en zeker van die van de oppositie.
Zoals professor Reynaert het stelde, is het zeker in de grote steden voor mensen die een gemeenteraadszitje moeten combineren met een voltijdse dagtaak nagenoeg onmogelijk om de vele dossiers door te nemen en achtergrondinformatie te verwerken. Ik betreur dan ook ten zeerste dat hiervoor in het ontwerp van decreet ter bevordering van de lokale democratie niets voorzien werd. Dat dit ontwerp van decreet vooral toegespitst wordt op de benoeming van de lokale machtshebbers en niet op de versterking van de lokale democratie in de gemeenteraad zelf, is een van onze grootste punten van kritiek op dit ontwerp. Daarom stellen wij ook een amendement voor om in het ontwerp decreet te voorzien in de oprichting van een administratieve cel onder leiding van een raadsgriffier om ten dienste te staan van de raadsleden. Die suggestie komt uit Nederland en stond al in ons verkiezingsprogramma van 2018. Maar zij werd ook concreet gebracht tijdens de hoorzitting door de al genoemde professor Reynaert als een mogelijke versterking van de gemeenteraadswerking.
Tot slot maken wij van de gelegenheid gebruik om ook nog een aantal principiële amendementen voor te stellen. Net zoals de discussie over de opkomstplicht een principiële kwestie is, is ook de kwestie van wie mag deelnemen aan die verkiezingen voor ons een principiële zaak. Het is onze overtuiging dat het stemrecht en het recht om deel te nemen aan het politieke proces voorbehouden moeten blijven aan staatsburgers. Daarbij moet de verwerving van het staatsburgerschap de bekroning zijn van een geslaagde integratie en een bewijs van loyauteit aan de Vlaamse samenleving. Daarom stellen wij ook een amendement voor om de mogelijkheid te schrappen dat onderdanen van niet-EU-lidstaten aan deze verkiezingen kunnen deelnemen.
Ook vinden wij het zeer belangrijk dat de stemverrichtingen in een neutrale omgeving georganiseerd worden. Elke zweem van partijdigheid moet uit het verkiezingsproces geweerd worden. Voor de voorzitters, bijzitters, plaatsvervangende bijzitters en secretarissen van stembureaus moet dan ook een verbod gelden op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens. Daarom hebben wij een amendement ingediend dat dit regelt. Nu wordt immers de beslissing om het dragen van hoofddoeken of andere levensbeschouwelijke symbolen al dan niet toe te staan, in de handen gelegd van de voorzitter van het lokale stembureau. Dit zorgde in het verleden al voor conflicten met tegengestelde regelingen. Daarom is het te verkiezen dat er een duidelijk decretaal verbod wordt ingevoerd. Onlangs las ik een uitspraak van een fractieleider van een van de meerderheidspartijen in een interview in De Zondag. Hij zei: “Wij willen geen hoofddoekenverbod, behalve voor gezagsfuncties.” Dan denk ik bij de stemming over ons amendement toch de steun te krijgen van minstens die ene fractie aangezien de leden van het stembureau toch duidelijk een gezagsfunctie uitoefenen.
Wat ons stemgedrag betreft, zullen wij ons bij de einstemming over dit ontwerp van decreet onthouden. Toch kan de goedkeuring van enkele van onze amendementen – niet per se allemaal, een paar volstaan – alsnog tot een ander stemgedrag leiden. It’s up to you.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, collega’s, ik denk dat het ondertussen al twee jaar heel duidelijk is dat deze meerderheid echt inzet op onze lokale besturen, en hen ook ten volle ondersteunt. We hebben een aantal voorbeelden gehoord van collega Van Miert. Ik wil toch ook nog even onderstrepen wat we in het begin van deze legislatuur gedaan hebben op het vlak van de financiën, op het vlak van de overname van de responsabiliseringsbijdrage en de vergoeding die we voorzien hebben voor de vrijwaring van de open ruimte. Maar wij stoppen niet gewoon bij het financiële. Het regeerakkoord gaat verder, wat betreft lokale verkiezingen, wat betreft de aanduiding van de burgemeester, wat betreft de werking van de lokale besturen. In dit ontwerp van decreet krijgt dat vorm.
Wij geloven ook in de kracht van mensen en in onze democratie, die toch nog altijd cruciaal is in onze samenleving. Elke Vlaming verdient het om op een degelijke manier gehoord te worden. Dit ontwerp van decreet draagt dan ook een bijzondere titel: ‘de versterking van de lokale democratie’. Onze lokale besturen zijn de kern van ons democratisch bestel. Ze zijn de fundamenten van onze bestuurlijke opbouw. Ze hebben een onvervangbare rol als het gaat om ‘dicht bij mensen’ te besturen. Ik denk dat het nergens beter is om te kiezen of om de stem van de burger luider te laten klinken. We doen dat met een scala aan maatregelen in dit ontwerp van decreet.
De afgelopen weken lijkt het zowat dat dit ontwerp van decreet zich tot één topic beperkt, maar het is veel meer. Ja, collega’s – dat moet ik hier ook zeggen – de opkomstplicht wordt afgeschaft. Of beter: we schaffen een plicht af die we eigenlijk al jaren niet meer handhaven. Dat is de opkomstplicht: iets waar we mensen toe dwingen, maar waarvan we zeggen: ‘Als je het niet doet, is ’t niet erg.’ Er gebeurt niets mee. En wat zien we? Steeds meer mensen komen niet opdagen. Ze komen niet naar het stemlokaal, of ze komen, maar ze vinden het niet belangrijk genoeg om zelfs maar de moeite te doen om een bolletje te kleuren. Bij de laatste verkiezingen – dat wordt weleens vergeten – ging dat om ruim 500.000 Vlamingen. 360.000 Vlamingen zeggen: ‘We komen niet. Ook al moeten we, we komen niet.’ 175.000 Vlamingen zeggen: ‘We komen. Maar goed, het is omdat we moeten, en we gaan zelfs geen stem uitbrengen.’ We moeten eerlijk zijn met elkaar, collega’s: die opkomstplicht is al jaren geërodeerd, en het is eigenlijk al een klein beetje een virtuele opkomstplicht geworden.
Wat betekent dat, collega’s? Dat we niet meer moeten vechten voor die 500.000 Vlamingen die niet meer willen komen stemmen? Dat betekent het absoluut niet! Het afschaffen van de opkomstplicht moét gepaard gaan met flankerende maatregelen. We moeten ons blijven inzetten om die kansengroepen – de mensen die misschien minder snel geneigd zijn om te komen stemmen – tóch te overtuigen. We moeten met het middenveld, met verenigingen, projecten opzetten om te tonen waarom de democratie, de lokale democratie, zo belangrijk is. We moeten dat vanuit Vlaanderen doen, met algemene communicatie. We moeten dat vanuit de lokale besturen doen, met individuele, doelgerichte communicatie. Maar ook voor ons, politici, is er een belangrijke rol. De eerste zin, als we ergens aanbellen in 2024 zal niet meer zijn: ‘Wil je voor mij stemmen?’ Nee, de eerste zin zal zijn: ‘Mijnheer, mevrouw, het is belangrijk dat u komt stemmen, om verschillende redenen. En die en die reden zijn voor ons, in ons lokaal bestuur, belangrijk.’ Ik geloof in onze lokale mandatarissen, van alle partijen. Ik geloof dat zij de electorale kracht hebben om mensen te overtuigen om toch naar de stembus te trekken en om toch te blijven geloven in onze democratie.
Aan partijen die proberen een doembeeld naar voren te schuiven, of die prediken dat dit een sociaal drama wordt – ik gebruik het argument niet graag, omdat ik het eigenlijk weinig relevant vind – zeg ik dat we in Europa nog altijd een uitzondering zijn die de opkomstplicht heeft. Ik vind dat soms wel leuk, als je een uitzondering bent en vanuit Vlaanderen eens iets anders doet. Maar om te zeggen dat het een sociaal kerkhof wordt – en dat wordt soms toch weleens gesuggereerd, omdat die opkomstplicht afgeschaft wordt –, dat is toch wel een flagrante leugen, denk ik, als je gewoon naar het buitenland kijkt. Ik denk echt niet dat de rest van Europa een sociaal kerkhof is.
Daarom durf ik een oproep te doen, collega's. Laat ons in 2024-2025 dit decreet uiteraard evalueren en zien of we iedereen bereikt hebben en zien wat we daaraan kunnen doen. Maar laat ons er vooral ook een opportuniteit van maken om op een andere manier, op een nieuwe manier, ook voor elk van ons individueel, de mensen te overtuigen waarom politiek belangrijk is en waarom hun stem belangrijk is.
De heer De Meester heeft het woord.
Collega Warnez, ik heb goed naar u en naar uw argumenten geluisterd, maar ik vind uw argumenten bijzonder weinig overtuigend, waarschijnlijk omdat u er zelf niet van overtuigd bent. U zegt dat elke Vlaming gehoord moet worden. Waarom schaft u dan de opkomstplicht af? U zegt dat de stem van elke burger het verdient om gehoord te worden. En u zegt tegen diezelfde burger: ‘Blijf thuis, want ik hoef niet meer naar uw mening te luisteren.’ Dat is toch bijzonder contradictorisch?
U zegt dat steeds meer mensen niet komen opdagen en het niet de moeite vinden om een bolletje te kleuren. Het gaat dus over mensen die naar de stembus komen en dan een streep trekken of blanco stemmen. En u zegt dat die mensen het de moeite niet vinden om een bolletje te kleuren. Maar is het bij u opgekomen dat die mensen daarmee misschien ook een mening uitdrukken? Misschien zijn dat wel proteststemmen. Misschien zeggen die mensen wel dat ze zich niet gehoord voelen door de politiek, door CD&V, door andere partijen, en willen ze een duidelijke proteststem laten horen. Als u de opkomstplicht afschaft, zegt u eigenlijk dat u die proteststemmen negeert. (Opmerkingen)
Dat is absoluut wat u daarmee realiseert. U zegt ook dat de opkomstplicht vandaag virtueel is. Ja, omdat we die mensen niet naar de gevangenis sturen als ze niet komen opdagen, maar ik kan u garanderen dat de opkomstplicht geen virtuele maatregel is. Als we de opkomstplicht afschaffen, zal dat echte effecten hebben in het echte leven. Elke buitenlandse ervaring bewijst dat. Als we de opkomstplicht afschaffen, dan zullen er veel mensen niet komen stemmen. Kijk naar Nederland: daar gaat nog de helft stemmen. In Frankrijk gaat met moeite 40 procent stemmen. Dat is het resultaat: dat u heel veel stemmen uit de samenleving zult uitsluiten.
Goed, u moet natuurlijk niet nu uw tussenkomst al houden, omdat u weet dat u maar een kwartier hebt.
Ik reageer op de argumenten van de heer Warnez, voorzitter.
Een laatste argument zijn de flankerende maatregelen die het middenveld dan moet aanbrengen om het probleem op te lossen. Maar uw middenveld, mijnheer Warnez, de christelijke zuil, is unisono tegen de afschaffing van de opkomstplicht. Dat is hun flankerende maatregel voor wat hier voorligt: de opkomstplicht behouden en zorgen dat iedereen op die manier aangespoord, gemotiveerd en uitgedaagd wordt om te komen stemmen en om deel te nemen aan dat democratische proces.
Mijnheer Warnez, ik vraag mij af of wat u nu allemaal zegt, echt uw overtuiging is. Is het echt uw intieme overtuiging dat we hiermee de democratie verbeteren? Ik voel mij eerlijk gezegd meer thuis in het standpunt van uw jongerenorganisatie. De jongeren van de CD&V zeggen in een opiniestuk: “Eens en voor altijd: de afschaffing van de opkomstplicht is een slecht idee. Het wringt dat de partijleiding haar eigen visie ondergeschikt maakt en eieren voor haar geld kiest. Willen we jongeren aan boord houden in hoe wij aan democratie doen, dan behouden we de opkomstplicht. Als jonge christendemocraten, voor wie ook vandaag elke mens telt, willen we alle leden van het Vlaams Parlement oproepen om het regeerakkoord in vraag te stellen.” Ik heb mij zelden zo CD&V’er gevoeld, maar ik sluit me daar helemaal bij aan. (Gelach. Opmerkingen)
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, ik was hier ook graag op tussengekomen. Ik stel vast dat collega Warnez de focus op een aantal verschillende topics legt, ook financiële. Het valt mij op dat dat gebeurt, want hij wil natuurlijk een groot stuk van de discussie weghouden van de opkomstplicht.
Collega Warnez zegt dat de stem van elke Vlaming gehoord dient te worden. Hoe valt dat te rijmen, collega Warnez, met het afschaffen van de opkomstplicht? U zegt ook dat er een virtuele opkomstplicht bestaat. Excuseer? Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen kwam 92 procent van de Vlamingen opdagen op de tweede zondag van oktober om een stem uit te brengen. Is dat een virtuele opkomstplicht? In mijn ogen toch niet. Zeker als we weten dat uit onderzoek en studies blijkt dat na het afschaffen van de opkomstplicht, nog 57 procent van de kiezers zeker zal komen opdragen. Zij verklaren dat ze hun stem zeker zullen uitbrengen. 23 procent zegt dat ze dat absoluut niet meer zullen doen. De rest zit er een beetje tussenin en twijfelt. Collega Warnez, van virtuele opkomstplicht zal met het afschaffen van de opkomstplicht niet veel meer resten.
Collega’s van CD&V, ik stel vast dat de communicatie en de standpunten in dezen de laatste weken en maanden alle kanten uitschieten. In de commissie was sprake van het behoud van de opkomstplicht maar een lid van de CD&V-fractie verklaart daar geen voorstander van te zijn.
Collega’s van CD&V, hebben jullie eigenlijk al nagedacht over de opmerking van collega Warnez bij het afschaffen van de opkomstplicht? Ik verwijs naar de vraag die u zelf hebt gesteld in de commissie en naar uw bezorgdheid, collega Warnez, want misschien helpt het voortschrijdend inzicht u wel voor een stuk vooruit. Ik citeer letterlijk om alle misverstanden te vermijden: “Anders is er het risico dat het beleid geen rekening meer houdt met bepaalde groepen.” Hebt u daar al verder over nagedacht? Hebt u daar al verdere conclusies uit getrokken? Ik had die graag van u vernomen.
Wat tot slot de flankerende maatregelen betreft waar u naar verwijst, collega, stel ik vast dat u meehelpt om die opkomstplicht af te schaffen, maar in de verste verte nog geen idee hebt wat de flankerende maatregelen zullen zijn. Ik had graag van u vernomen welke concrete voorstellen en zaken u daar naar voren schuift. Ik hoor ze graag van u.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Collega Warnez, met alle respect, maar de redenering die u maakt, is een heel kromme redenering. U zegt dat een groot deel van de mensen de facto niet komt opdagen en dat we de opkomstplicht dus maar afschaffen zodat ze niet moeten komen opdagen.
Zoals collega De Loor aangeeft, is 92 procent van de bevolking bij de vorige verkiezing komen opdagen. Dat is geen virtuele opkomst. Dat betekent dat meer dan negen op de tien Belgen het belangrijk vinden om te gaan stemmen.
U zegt ook dat u soms graag de uitzondering bent. U verwijst naar de ons omringende landen voor de gunstige effecten van het afschaffen van de opkomstplicht. Wel, u hebt geen gelijk, dat klopt gewoon niet. In Nederland heeft men in 1971 de opkomstplicht afgeschaft. Uit onderzoek weet men gewoon dat dit ertoe heeft geleid dat net mensen met een lage opleiding en een minder gunstige sociaaleconomische positie, zijn thuisgebleven. Momenteel gaat in Nederland nog 55 procent van de mensen stemmen, in Duitsland 65 procent.
Uit onderzoek van de Canadese hoogleraar André Blais blijkt dat de opkomstplicht net de meest effectieve methode is om mensen te laten deelnemen aan de politiek en te laten stemmen. Stemmen is de enige manier om het overgrote deel van de bevolking actief te laten deelnemen.
Een ander element is dat de afschaffing van de opkomstplicht zou leiden tot minder foertstemmen maar ook dat klopt niet. In Nederland, waar nog 55 procent en in Duitsland, waar nog 65 procent van de mensen gaat stemmen, halen de meest extreme partijen dezelfde resultaten.
Het afschaffen van de opkomstplicht is dus, zoals de twintig meest vooraanstaande politicologen van ons land in een opiniestuk hebben geschreven, heel duidelijk een historische vergissing. Dit ontwerp van decreet vandaag goedkeuren is een historische vergissing.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, dat was een hele boterham. Voor alle duidelijkheid wil ik niet dat er woorden in mijn mond worden gelegd die ik niet heb uitgesproken. Ik heb niet gezegd dat de afschaffing van de opkomstplicht zou leiden tot minder foertstemmen. Eigenlijk interesseert me dat zelfs niet. Ik denk niet dat we hier een keuze mogen maken op basis van politiek-strategische overwegingen. Dat is wat mij betreft in elk geval niet het geval. Het kan zijn dat u daar rekening mee houdt, collega Segers, maar ik niet. (Applaus bij de meerderheid)
Collega De Meester, u hebt zich nog nooit zo hard een CD&V’er gevoeld, ik heb me nog nooit zo hard geen PVDA’er gevoeld. (Applaus bij de meerderheid)
De manier waarop u hier spreekt ten aanzien van de burgers, is problematisch. U zegt dat de afschaffing van de opkomstplicht inhoudt dat burgers niet meer moeten komen stemmen. Wat is het gevolg? Als u dat zegt als politicus, als volksvertegenwoordiger, dan komen ze niet meer stemmen. Die framing zorgt ervoor dat het ding waar u zo voor vreest, er toch zal komen. En dat zal niet onze schuld zijn. (Applaus bij de meerderheid)
Is het mijn overtuiging? Ja, het is mijn overtuiging dat we hier met zijn allen, maar enkel en alleen met zijn allen, een opportuniteit van kunnen maken. We gaan dat doen met de juiste toon, op de juiste manier. Wat zijn de flankerende maatregelen? De minister heeft in de commissie beloofd dat hij met de Vlaamse overheid projecten en communicatie zal voorzien, dat hij met het onderwijsveld zal samenwerken om te overtuigen waarom stemmen belangrijk is.
Er zijn hier al veel cijfers genoemd. Met cijfers kan men heel veel bewijzen, maar ze zijn belangrijk. Ik wil er ook een aantal noemen. De Deense parlementsverkiezingen: 84 procent opkomst, de Duitse verkiezingen: 75 procent in 2017, de Spaanse verkiezingen: 77 procent in 2019, de Oostenrijkse verkiezingen: 75 procent, de Noorse verkiezingen: 78 procent, en de Nederlandse: 78 procent in 2021. Laat ons appelen met appelen en peren met peren vergelijken.
Weet u wanneer die cijfers hoog zijn? Als politici thema’s op tafel leggen die de mensen interesseren. Als wij dat doen. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
En dat gaan we doen vanuit CD&V. Wij gaan met onze mandatarissen, en ik hoop ook jullie met jullie mandatarissen, de mensen overtuigen om te stemmen om het belang van de lokale democratie ten gronde bij hen te brengen.
We gaan samen werken aan de flankerende maatregelen, mijnheer De Loor, ik reik u daar heel graag de hand voor, echt waar. Ik heb daar niets over te zeggen, maar misschien kunnen we dat samen met de commissievoorzitter bespreken in de commissie. Dat zijn mogelijkheden die we samen moeten onderzoeken, samen met de commissie en samen met de minister. Ik geloof dat we daar belangrijke stappen kunnen zetten ten voordele van het vertrouwen in de lokale democratie.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega Warnez, ik wil twee dingen meegeven. Ik schat u hoog in, ook in de commissie hebben we zeer boeiende debatten. Je moet natuurlijk wel de juiste dingen met elkaar vergelijken. U vraagt de collega’s van appelen met appelen en peren met peren te vergelijken. Dan somt u een lijst op van de opkomstgraad bij nationale verkiezingen. Er zat geen enkel voorbeeld bij van lokale verkiezingen. De minister heeft hetzelfde geprobeerd in de commissie bij de bespreking van het ontwerp van decreet. Er werd met Nederlandse cijfers geschermd. Toen we vroegen naar de cijfers van de laatste Nederlandse lokale verkiezingen, bleek dat maar 53 à 55 procent te zijn. (Opmerkingen)
Ik zal daar straks op ingaan.
Twee, u verwijst naar het voornemen van de minister om in overleg met de diensten van de Vlaamse overheid een plan uit te werken. Ik zal daar straks nog wat dieper op ingaan, maar het is toch wel bijzonder straf dat we echt geloven dat we zo’n geniaal plan gaan ontwikkelen en dat we zulke geniale politici zijn dat wij hier wel zullen slagen in wat in de rest van de wereld nergens lukt. Hier zullen wij wel het antwoord vinden wat elders nog nooit gevonden is. Dat is de arrogantie van dit ontwerp van decreet die ik zal aanklagen, ook straks en zo meteen.
De heer De Meester heeft het woord.
Het is wel heel straf, collega Warnez, dat u de oppositie nu verwijt dat wij de mensen zouden aanzetten om thuis te blijven bij de verkiezingen. Ik wist niet dat CD&V een populistische vleugel had, maar bij dezen is mij dat heel duidelijk geworden. Ik doe aan politiek op basis van feiten en cijfers. (Gelach)
Het is zo, collega’s, het is zo. (Gelach)
De cijfers zijn onweerlegbaar. In Nederland gaat 55 procent stemmen bij lokale verkiezingen. Wij denken dat we dat beter gaan doen, terwijl nergens, bijna nergens, de afkeer van de politiek zo groot is als bij ons. (Opmerkingen)
Het vertrouwen in de politiek daalt jaar na jaar. Wij zullen dat in die omstandigheden dan beter doen dan al die andere landen? Dat moet u mij toch eens uitleggen.
Dan is er nog de sociale kloof. Niet iedereen komt stemmen, maar dat gaat over verschillende soorten mensen. Ook daar zijn de cijfers onweerlegbaar. Ik heb ze in de commissie al geciteerd en ik zal ze nogmaals citeren. Volgens cijfers van Marc Swyngedouw en zijn collega’s uit het Belgisch Nationaal Verkiezingsonderzoek van het Centrum voor Sociologie zegt 64,5 procent van al diegenen die universiteit of hogeschool gevolgd hebben, altijd te gaan stemmen. De rest dus niet meer. Maar bij mensen met een diploma lager onderwijs is dat maar 25 procent. Dat is de sociale kloof. Dat is voor mij een van de kernargumenten in deze discussie: dat mensen met een lager diploma, met een lager inkomen, minder zullen gaan stemmen dan anderen en dat je dus een sociale vertekening krijgt. Voor een partij die zegt dat elke mens telt, vind ik dat niet te aanvaarden.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik vind dat echt heel frappant, collega’s van de linkerzijde – niet Groen maar Vooruit en de communisten. U bent zo bezorgd over de laagopgeleide mensen die moeten vechten om te overleven. Er worden studies aangehaald, mevrouw Segers, er wordt hier geschermd met studies, met wetenschap enzoverder. Wel, zullen we het er dan ook eens over hebben hoe mensen stemmen, hoeveel mensen tegen hun eigen belangen stemmen, hoeveel mensen te weinig informatie hebben om te weten wat in hun eigen belang stemmen is? (Opmerkingen)
Laat me even uitspreken. Hier wordt gepleit om mensen beter te begeleiden, meer te informeren, om fors in te zetten op kansengroepen, op zwakke groepen. Wat u doet, is zeggen: ‘Neen, dat is allemaal niet nodig. U moet gaan stemmen, en als u niet gaat stemmen, gaan we u boetes geven.’ Is dat een versterking van de democratie? Ik vind dat een paternalisme du jamais vu. Mensen wapens geven, informatie geven om met kennis van zaken te kiezen of ze willen gaan stemmen, dat lijkt me de logica zelve. Er is geen enkele wetenschappelijke studie die het paternalisme dat u naar voren brengt, kan staven. (Applaus bij Open Vld).
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik weet dat collega Schiltz niet per se onze fractie aansprak. Maar als het gaat over paternalisme, dan vind ik uw oordeel dat mensen een stem uitbrengen tegen hun eigen belang, wel het summum. (Opmerkingen van de heer Schiltz)
Dat hebt u net gedaan. U zei: ‘als we zouden moeten schetsen hoeveel mensen stemmen tegen hun eigen belang, in hun eigen nadeel eigenlijk …’ U beoordeelt dus het stemgedrag van alle Vlamingen, van alle lokale kiezers, en zegt: ‘u hebt gestemd, maar eigenlijk is dat tegen uw eigen belang. U hebt dus een verkeerde stem uitgebracht.’ Collega Schiltz, met alle respect, maar dat is paternalisme, dat de liberalen vreemd zou moeten zijn.
De heer De Loor heeft het woord.
Ik stel vast dat er vanuit de meerderheid naar de minister wordt gekeken om voorstellen te doen, om ideeën uit te werken om de betrokkenheid te verhogen. Blijkbaar is daar nog niet echt zelf over nagedacht. Jullie schaffen dus mee iets af, zonder een echt alternatief, een sterk alternatief, in de plaats te zetten.
Ik deel de mening van collega Vaneeckhout. Jullie gaan dus wel slagen in iets dat de rest van de wereld niet kan? Dus verwacht ik, minister, van u die toverformule. Ik kijk daarnaar uit.
Voor alle duidelijkheid, collega Warnez heeft de vraag ook gesteld in de commissie. Hij heeft die vraag gesteld aan professor Ackaert: welke communicatie, welke acties moeten we organiseren om de betrokkenheid en die opkomst zo hoog mogelijk te maken? Collega’s, weet u wat het antwoord was van professor Ackaert? Vier woorden. Vier woorden op de kiesbrief, die luiden: “De stemming is verplicht.” Collega’s, dat is de beste garantie om die opkomst zo hoog mogelijk te houden. Maar blijkbaar slaat u die woorden in de wind.
Wat u tegelijkertijd nog doet, minister en collega’s van de meerderheid, is in één adem laten blijken dat gemeenteraadsverkiezingen minder belangrijk zouden zijn dan andere verkiezingen, dan verkiezingen voor de Kamer, voor dit Vlaams Parlement, voor het Europees Parlement. (Opmerkingen)
Om de eenvoudige reden, collega Van Dijck, dat daar de opkomstplicht wordt afgeschaft, dat de mensen niet hoeven te gaan stemmen. (Opmerkingen)
Dat staat nochtans niet in het regeerakkoord, collega. Het beeld dat u zet, is nefast voor de lokale besturen? Nochtans hebben we hier allemaal de mond vol van het vertrouwen dat we hebben in en de belangrijkheid van dat niveau.
Collega’s, jullie zeggen: door het afschaffen van de opkomstplicht gaan we ervan uit dat we de mensen meer moeten uitdagen om te gaan stemmen. Dat zou daar een gevolg van zijn. Wel, ik vind dat een foute voorstelling van de werkelijkheid. Als we dat vandaag en gisteren al niet deden – mensen overtuigen om te stemmen, om hun stem doordacht uit te brengen – wel, dan kies je als politicus beter een andere job. Want ik denk dat het elke dag, op elke hoek van de straat onze taak is om dat te doen, om mensen politiek bewust te maken, te discussiëren en discussies op gang te brengen zodanig dat ze hun eigen oordeel kunnen vellen. Maar collega’s, in dit ontwerp van decreet vind ik daar jammer genoeg niks van terug. (Applaus bij Vooruit)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Collega De Loor, u hebt me zelfs persoonlijk aangesproken. Ik heb oor en begrip voor heel veel argumenten en eigenlijk voor alle argumenten. Van alles zijn er pro’s en contra’s en afwegingen, maar één gezagsargument waar ik me echt niet in kan vinden, is ons verwijten om die stap hier te zetten omdat ze op federaal niveau beslissen over de organisatie van zowel de Europese, federale als deze Vlaamse verkiezingen. Zij organiseren die. Daar kunnen wij ons toch niet ondergeschikt aan maken? Ik nodig u ook uit, samen met uw partij en anderen die hier het initiatief nemen, om na uw opkomst recht te staan, en om dat ook op federaal niveau te doen. In ieder geval, als u zegt dat u dat hier niet doet omdat het op federaal niveau niet zo is, dan kan ik dezelfde redenering op dezelfde manier naar u toesturen.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil nog één keer terugkomen op die feitenkwesties en die studies, gewoon voor de intellectuele eerlijkheid van het debat en het vergelijken van appels met appels en peren met peren. Er wordt heel vaak verwezen naar Nederland, maar België is Nederland niet. Vlaanderen is Nederland niet, gelukkig niet. Zeker ook wat bestuurlijke opbouw betreft denk ik dat we Nederland allemaal goed kennen. Het is een land met heel grote gemeenten met 44.000 inwoners. Bij ons zijn er 14.000 à 15.000 inwoners per gemeente. Er is geen burgemeestersverkiezing tout court. Dat is een heel groot verschil. Meer dan 50 procent van de Nederlanders kent zelfs de naam van hun burgemeester niet. Hoe kunnen ze dan bezig zijn met wat voor hen lokaal beleid is? Dat is een hele andere insteek dan bij ons. Ik denk dat ik nog altijd vertrouwen heb, en ik hoop jullie ook, in onze lokale burgemeesters. Ik heb er nog altijd vertrouwen in dat meer dan 50 procent van onze Vlamingen hun lokale burgemeester kent.
Als we dan toch een studie naar boven moeten halen, die echt specifiek over België gaat – die studies zijn beperkt – dan is de recentste die van 2014. Die hebben we ook in de hoorzitting gezien. Daar heeft professor Fiers ook op gewezen. Ik vond dat een zeer interessante studie. 11 procent van de mensen heeft daarin gezegd dat ze zeker nooit gaan stemmen. Dat is zo. 64 procent heeft gezegd dat ze zeker of waarschijnlijk wel gaan stemmen. Dat is ook zo. Dat is goed. Bij 25 procent zit een marge. Dat zijn mensen die we gaan moeten overtuigen. Ik reik nogmaals de hand – ik denk dat ik het nu al genoeg gedaan heb – om dat samen te doen, om samen die 25 procent te overtuigen, bovenop die 64 procent, om toch naar de stembus te trekken.
Maar, collega’s, in dit ontwerp van decreet zijn er – daar was ik eigenlijk mee begonnen – nog wel een aantal andere belangrijke vernieuwingen die ervoor zorgen dat de stem van de burger luider zal gaan klinken. De eerste is het neutraliseren van de lijststemmen. Alleen de naamstemmen zullen bepalen welke kandidaat de burger mag vertegenwoordigen. Het zal dus niet meer de partij zijn die zal beslissen: die kandidaat staat bovenaan, dus die krijgt op die manier een streepje voor. Ik weet dat dat in rechtstreekse verkiezingen beperkt is. Dat waren er 34 in Vlaanderen die op die manier via de lijststemmen verkozen zijn, maar bij de opvolgers is dat aantal een stuk groter. 15 tot 20 procent van de raadsleden wordt eigenlijk opgevolgd, of komt er via een opvolgingssysteem. Dus op die manier zorgen we voor meer duidelijkheid bij de burger en meer stem voor de burger.
Ten tweede is er de aanduiding van de burgemeester. De persoon met de meeste naamstemmen van de grootste fractie uit de meerderheid wordt burgemeester. Daar is op vraag van de mandatarissen zelf ook een uitzondering op voorzien. In de laatste twee jaar kan een beloftevol talent van de grootste fractie sneller verantwoordelijkheden opnemen en de kiezer zal dan na twee jaar bevestigen of de persoon al dan niet voor zijn of haar mandaat geschikt is. Dus het gemarchandeer met de burgemeesterssjerp om coalities te smeden, is in dezen ook voorbij. De kiezer beslist. De burger krijgt meer stem.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, af en toe pik ik er toch al een elementje uit om op in te gaan want wat collega Warnez hier net schetst, is het laatste amendement dat de meerderheid heeft ingediend in de commissie. Er kwam een signaal uit de hoorzittingen dat er het een probleem was dat het moeilijker wordt voor jonge, beloftevolle politici. Wat is het antwoord van de meerderheid? Ze hebben een ontwerp van decreet waarvan ze beweren dat het de particratie zal tegengaan. Maar twee jaar voor de verkiezingen krijgt de grootste fractie uit de coalitie de mogelijkheid om een nieuwe burgemeester aan te duiden, los van de voorkeurstemmen, om op die manier de particratie te gaan versterken, die kandidaat een voorsprong te geven op andere mogelijke kandidaten, die persoon twee jaar campagne te laten voeren en te zorgen dat de lokale machtsbasis van CD&V, Open Vld en de N-VA verzekerd blijft. Dat is het amendement dat u hier voorlegt, collega’s.
U mag het nog schaamteloos doen omwille van machtsredenen, maar kom dan niet af met het liedje dat u zingt bij andere punten: ‘Wij zijn tegen de particratie. We gaan de particratie aanpakken.’ Want, collega’s, dit soort kleine maatregelen, deze kleine aanpassingen aan het ontwerp van decreet zijn net de fundamenten van de particratie, het installeren en het blijvend installeren van de machtsbasis en zorgen dat er op dat gebied geen eerlijke verkiezingen kunnen plaatsvinden.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, ik ga u vertellen waarom de laatste twee jaar een nieuw beloftevol talent toch als burgemeester aan de slag kan gaan, namelijk omdat onze fractie, onze partij gelooft dat we toch ook vernieuwing moeten hebben in de politiek, ook op lokaal niveau. We willen dat stimuleren. Omdat onze fractie, onze partij gelooft dat toekomstige politieke talenten ook kansen mogen krijgen. Ik kan u vertellen, collega Vaneeckhout, dat een burgemeester die u ook kent, tegen mij zei: ‘Brecht, betekent dat dan dat ik de volgende keer – het was in het West-Vlaams, dus dat zegt ook al iets – op die stoel moet blijven zitten en burgemeester moet blijven, terwijl ik eigenlijk liever een jonge persoon, die door heel de gemeenteraad wordt ondersteund – want het is de gemeenteraad die dat mee zal ondersteunen – daar zou hebben?’ (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Het gaat uiteraard over de meerderheid, we zitten in een democratie, hé, collega Vaneeckhout. Het gaat om een persoon die de gemeenteraad ondersteunt om burgemeester te worden. Wel, chapeau voor die burgemeester, want hij laat de kansen aan anderen die gesteund zijn door de gemeenteraad, hij laat de kansen aan een jonge beloftevolle man of vrouw. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Collega's, dit ontwerp van decreet gaat verder om die stem van de burger te versterken. De burger zal ook een rechtstreekse stem krijgen in het vormen van de meerderheid. De grootste politieke formatie krijgt als eerste de kans om een meerderheid te vormen. We hebben op die manier geen situaties meer waar op de avond van de verkiezingen, of zelfs soms al op de vooravond ervan, de grootste partij aan de kant wordt gezet door alle andere partijen. Op die manier krijgen we meer respect voor de verkiezingsuitslag en meer respect, opnieuw, voor onze burger. Dat zijn stuk voor stuk maatregelen die de stem van de burger luider zullen laten klinken.
Maar er zijn nog twee zaken waar ik op wil wijzen. Eerst en vooral is er de constructieve motie van wantrouwen. Voor alle duidelijkheid, onze fractie is nog altijd van het principe: samen uit, samen thuis. Als men aan een bestuursperiode begint, is het de bedoeling om die uit te doen. Ik denk persoonlijk dat onze lokale besturen de meest stabiele besturen zijn in ons land en dat die stabiliteit er ook voor zorgt dat de burger nog altijd het meeste vertrouwen heeft in die lokale besturen. Het is ook belangrijk dat we die stabiliteit blijven garanderen.
Maar we kennen ook allemaal een aantal situaties waar zich problemen voordoen, waar verdere samenwerking tussen coalitiepartners ervoor zorgt dat het niet langer mogelijk is om de gemeente goed te besturen, dat een schepen of schepenen niet meer functioneren. Daarom voorzien we in dit ontwerp van decreet een specifieke noodrem. We hebben gezien – dat moeten we ook grif toegeven – dat de structurele onbestuurbaarheid daarvoor geen oplossing heeft geboden. In bepaalde gevallen heeft ze de problemen nog groter gemaakt. Dat moeten we toegeven. Maar de noodrem is natuurlijk noodzakelijk. Voor alle duidelijkheid: die noodrem wordt beter niet gebruikt. We hebben er in dit ontwerp van decreet een aantal grendels voor ingebouwd.
Tot slot wil ik nog even aanstippen dat we in dit ontwerp van decreet ook de installatie van de gemeenteraad zullen vervroegen. Het zal een maand vroeger zijn dan in het verleden: begin december. Dat lijkt een kleine aanpassing, maar ik vind dat persoonlijk wel een grote verandering omdat we er op die manier voor zullen zorgen dat de nieuw verkozen raadsleden, die veel goesting hebben om aan lokale politiek te doen, sneller aan de slag kunnen. Het zorgt er ook voor dat de nieuwe gemeenteraad versterkt wordt in zijn macht. We weten allemaal dat de budgetten meestal ergens in december worden beslist. Wel, op die manier kunnen we de nieuwe gemeenteraad zijn stempel laten drukken.
De heer De Loor heeft het woord.
Collega’s van de meerderheid, ik hoor jullie zeggen dat dit ontwerp van decreet de particratie moet tegengaan. Een van de zaken daartoe is de afschaffing van de impact van de lijststem. Collega Warnez, u hebt net gezegd dat dat over, ocharme, 34 gemeenteraadsleden gaat, die in 2018 anders niet in de gemeenteraad zouden hebben gezeten. Bij de opvolgers speelt dat ietsje meer. Dat zou de particratie moeten tegengaan. U hebt daar de mond van vol.
U hebt blijkbaar ook de mond vol van de wissel van de burgemeester de laatste twee jaar, van vernieuwing. Maar, collega Warnez en collega’s van de meerderheid, ik stel mij de vraag of die vernieuwing dan blijkbaar alleen bij de grootste partij nodig is, bij de grootste fractie, die de burgemeester levert. Hebben jullie ook overwogen om – als u dan toch de mond vol hebt van vernieuwing – ruimte te geven aan de andere fracties door middel van andere zaken? Is daar ruimte voor? Is dat overwogen? Zo ja, dan had ik graag vernomen welke overwegingen en afwegingen er zijn gemaakt. Waarom is dat niet behouden in een van jullie amendementen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer De Loor, ik wil twee zaken zeggen over uw tussenkomst.
Eerst en vooral, de afschaffing van de lijststem heeft wel degelijk een impact op wie in de gemeenteraad zit en wie niet. Misschien is die impact op de avond van de verkiezingen relatief beperkt. Maar vandaag zitten in de stad Gent al zes mensen in de gemeenteraad die daar niet zouden zitten indien er geen lijststem was. Die mensen zijn als opvolger opgekomen. In de gemeenteraad van Mechelen zitten er al vier zulke mensen. Dat is 10 procent. In Gent is het al meer dan 10 procent: mensen die daar niet zouden zitten mochten de partijen niet de kans krijgen om zelf te bepalen wie er in de gemeenteraad komt, in plaats van dat de kiezer dat zou kunnen bepalen. U zegt dat 10 procent niet veel is. We zijn tweeënhalf jaar bezig. Ik vind dat een enorme vertekening van de mogelijkheden van de kiezer om mee te bepalen wie in de gemeenteraad zit.
Ten tweede, het is nooit verboden voor een individueel lid om op een zeker moment te zeggen dat hij – om welke reden dan ook – dat mandaat inlevert. ‘Ik verhuis, ik ben niet meer gemotiveerd, ik heb andere ambities in mijn leven, ik neem ontslag.’ Alleen al in de centrumsteden hebben op dit moment al 81 mensen ontslag genomen. Dat is ook een manier van vernieuwen en moderniseren. Een partij doet dat soms. Een partij zegt soms: ‘We hebben hier een aantal mensen verkozen, maar vlak achter ons is er iemand met veel stemmen. Ik ben niet meer gemotiveerd. Een jong of minder jong maar bekwaam iemand…’ Men kan altijd door ontslag te nemen ruimte geven aan nieuwe mensen om in de gemeenteraad te komen. Dat was in het verleden zo en dat blijft ook vandaag nog altijd zo.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, voor alle duidelijkheid: ik denk dat u voor wat betreft het tegengaan van de particratie in Vooruit een partner vindt. Maar het punt is net dat u met het amendement ter opvolging van de burgemeester na vier jaar die particratie zult versterken. U en collega Warnez zeggen te willen inzetten op vernieuwing. Blijkbaar is dat wel mogelijk voor de grootste partij, voor de grootste fractie. Maar is die overweging ook gemaakt voor andere mandaten? Dat is mijn vraag, maar ik krijg er geen antwoord op. Blijkbaar, minister, bent u daar gezwicht voor het machtsargument van een of meerdere meerderheidspartijen. Daar had ik graag meer uitleg over gekregen.
De heer Somers heeft het woord.
Collega, u zegt dat ik in uw fractie een bondgenoot kan vinden voor het afschaffen van de lijststem en het tegengaan van de particratie. U mag het mij niet kwalijk nemen, maar ik zit al 22 jaar in het parlement en ik heb al verschillende pogingen geweten – eigenlijk al sinds ik politiek actief ben in de Wetstraat – om de particratie tegen te gaan. Er is al verschillende keren geprobeerd om de lijststem te neutraliseren. We schaffen die niet af, maar neutraliseren die. De impact wordt geneutraliseerd. Op die manier beslissen eindelijk de burgers in plaats van de politieke partijen wie hen vertegenwoordigt. Ik heb nooit geweten dat uw partij dat mee heeft gesteund. Nooit. Nooit, op geen enkel moment. Op een zeker moment hebben we het gewicht kunnen halveren, maar er moest krampachtig aan vast worden gehouden.
Wat we nu doen is een wezenlijke stap vooruit. Alleen al in de centrumsteden zitten 39 mensen die daar eigenlijk niet zouden moeten zitten als de burgers konden beslissen. Dat is wat we veranderen. Dat is het versterken van de democratie. Dat is het echt terugdringen van de particratie. We doen dat nu op lokaal vlak omdat ik geloof dat dat het sterkste bestuursniveau is, dat we daar een voorbeeldfunctie kunnen hebben en het een wegbereider kan zijn. Het zijn zulke ingrepen die het vertrouwen van de burger in de democratie kunnen herstellen en waardoor hij wezenlijk meer impact heeft op wat er gebeurt. Dat is voor mij een belangrijke hervorming. Ik ben blij te horen dat u dit eindelijk steunt, want de voorbije twintig jaar heb ik 0,0 steun gehad in het proberen af te breken van de particratie. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer De Loor heeft het woord.
Ik stel vast dat de minister handig maar wel doorzichtig de vraag omzeilt hoe hij het verminderen van de particratie kan rijmen met het versterken van de particratie maar dan wel enkel voor de grootste fractie door het amendement dat is voorgelegd en dat blijkbaar ook zijn steun geniet. Ik hoor daar geen antwoord op. Blijkbaar is die vernieuwing niet nodig als men de grootste fractie vormt. Blijkbaar hebt u zich daar ook door de particratie laten overtuigen door een machtsargument van één of meerdere coalitiepartners. Die vraag blijft onbeantwoord.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik wil ook nog even ingaan op dat amendement want er zijn altijd mogelijkheden om mensen te vervangen. Een schepen kan halverwege ontslag nemen en kan opgevolgd worden door iemand. Een gemeenteraadslid kan stoppen. Maar de incoherentie waar ik op wijs, is dat in dit ontwerp van decreet wordt gezegd dat dit niet zomaar kan voor de burgemeester. De burgemeester vinden we van zo’n statuut dat het stemmenaantal daar doorslaggevend moet zijn. Bij een schepen kan nog altijd de derde of vierde verkozene schepen worden. De geest van dit ontwerp is dat dit voor de burgemeester niet kan omdat het de persoon moet zijn met de meeste voorkeurstemmen. Maar wat doen jullie dan vanuit de meerderheid? Twee jaar voor de verkiezingen is dat argument plots niet meer doorslaggevend. Als de burgemeester dan stopt, kan het ook iemand anders worden. Dat is de incoherentie waarop ik wijs.
We mogen niet alles door elkaar gooien. Het gaat niet over totale incoherentie in het hele ontwerp van decreet, maar deze tegenstelling doet mij vermoeden – en daar sluit ik aan bij de heer De Loor – dat er vanuit een aantal partijen in de meerderheid plots het signaal is gekomen dat ze daarmee in de problemen komen en dat de strategie richting 2024 en 2030 onder druk dreigt te komen. Dus wordt de mogelijkheid geschapen om dat alsnog toe te laten. Ik vind het problematisch dat blijkbaar de strijd voor de particratie, waarvan ik uitga dat jullie die oprecht menen, maar geldt zolang de eigen strategie niet in gevaar komt.
Minister Somers heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik u bedanken voor het compliment dat u de meerderheid geeft, namelijk dat wij dusdanige strategische denkers zijn dat we nu al bezig zijn met de verkiezingen van 2030. Dat is knap. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Mijnheer Vaneeckhout, uw argumentatie zou coherenter zijn indien u dan ook ineens zou vragen dat schepenen alleen maar schepen kunnen worden indien zij ook het meeste aantal voorkeurstemmen hebben gehaald. Wat is de regel die wij nu hebben afgesproken? We maken de belangrijke keuze dat de kiezer zal beslissen wie er in de gemeenteraad komt. Het schepencollege wordt samengesteld door een meerderheid binnen de gemeenteraad. Wie wordt er burgemeester? De persoon van de grootste fractie binnen de meerderheid met het meeste aantal voorkeurstemmen. Over die burgemeesterszetel kan dus niet meer worden gemarchandeerd, ook vier jaar later niet. Indien hij wordt opgevolgd, moet hij worden opgevolgd door iemand van zijn fractie.
In het ontwerp van decreet komt de burgemeesterszetel toe aan de grootste fractie van de meerderheid. Gedaan met de politieke afspraken waarbij men een burgemeesterszetel in twee kapt of soms zelfs in drie: in de eerste termijn is hij voor partij A, in de tweede termijn voor partij B. Ik herinner mij een situatie in Boom waarbij wij één zetel hadden en toch hadden we de burgemeester. De twee andere partijen waren exact even groot. Etienne De Groot is er burgemeester geworden met één zetel. De twee andere partijen hebben opgeboden. Wie biedt mij het meest? Gelukkig zijn we daarvan af en zal de legitimiteit van de burgemeesterszetel altijd bij die partijen zijn die in de fractie de grootste zijn.
Hij zal zelfs de persoon moeten zijn met het meeste aantal voorkeurstemmen. Er is inderdaad een ‘mildering’ gemaakt dat die partij, die fractie, inderdaad de laatste twee jaar – alleen de laatste twee jaar – ervoor kan kiezen om een nieuwe beloftevolle, kwaliteitsvolle persoon de kans te geven om twee jaar burgemeester te zijn. Maar die zal de legitimiteit hebben van niet alleen een meerderheid achter zich, maar hij heeft bovendien een dubbele legitimiteit omdat hij zal behoren tot de grootste fractie van die meerderheid. Dat is een enorme stap vooruit tegenover vandaag.
Als u consequent bent, vraagt u nu dat alle schepenen maar schepenen kunnen worden indien ze het meest aantal voorkeurstemmen hebben. U doet dat niet. Ik doe dat ook niet, ik ben er ook geen vragende partij voor, maar ik vind niet dat u dan commentaar kunt geven op de regeling zoals we ze nu hebben uitgewerkt. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik denk dat ik in het parlement kritiek en commentaar mag geven op wat ik wil.
Mijn tussenkomst van daarnet was een pedagogische tussenkomst om de tegenstelling in jullie eigen decreet... (Opmerkingen)
Neen, neen, ik zal het schetsen. Ik ben al zes sessies van de commissie bezig om aan te tonen dat wij niet geloven dat democratie alleen maar een populariteitspoll mag worden en dat dat de reden is waarom wij niet voor het voorliggend ontwerp van decreet zijn.
Ik zeg alleen dat, als u als meerderheid echt gelooft in wat er in het ontwerp van decreet staat, die ‘mildering’ totaal incoherent is. Minister, als er iemand burgemeester wordt met 2000 stemmen en er is ook iemand met 1999 stemmen, dan kan die vier jaar later door zijn fractie en door de meerderheid worden gepasseerd door iemand met 1100 stemmen omdat dat het partijbelang beter dient. Collega's, daar is maar één woord voor: particratie.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik moet toch zeggen dat u een heel raar idee hebt van democratie. Het mag geen populariteitstest zijn. Wat zijn verkiezingen anders dan de populariteit meten van partij A, B en C? Hoe komt het dat u hier zit en niet iemand anders? U zit hier waarschijnlijk dankzij de lijststem, maar u zou misschien ook zetelen als de lijststem er niet was. Wij zijn toch vertegenwoordigers van een deel van de publieke opinie omdat wij een bepaalde populariteit hebben bij de publieke opinie, een bepaalde populariteit in de zin van een aantal mensen die voor ons hebben gestemd? Dat is toch de logica van democratie? Welke andere graadmeter is er dan de kwantiteit van mensen die achter uw politieke partij staat? Of wilt u een soort cijnskiesrecht invoeren, waarbij sommige argumenten zwaarder gaan doorwegen dan ‘one man, one vote’? Dat is toch het basisprincipe van een democratische samenleving? Die is daarop gebouwd.
We trekken dit door naar de positie van de burgemeester op een dubbele manier: je kunt maar burgemeester worden van een meerderheid als men behoort tot de grootste fractie van die meerderheid. Dat is een enorme stap vooruit, want dat geeft de mensen indirect – daar heeft het Vlaams Belang gelijk in: het is niet direct, maar indirect – greep op wie burgemeester wordt door voor een bepaalde partij te stemmen. Door die partij het hoogst aantal stemmen te geven, bepaalt men mee wie burgemeester wordt. Binnen die partij moet men dan nog eens de persoon met de meeste stemmen burgemeester maken. Dat is toch een wezenlijke stap vooruit op de greep van de mensen op het politieke gebeuren, op wie hun gemeente gaat besturen, op wie hun gemeente gaat belichamen, want de burgemeester belichaamt in belangrijke mate een gemeente. Dat is volgens mij een enorme stap vooruit tegenover vandaag.
Maar u valt dat systeem aan. U trekt dat in twijfel voor die laatste twee jaar. Eigenlijk bent u niet akkoord met dat systeem. U valt iets aan waarvan u eigenlijk vindt dat we nog veel verder zouden moeten gaan. U vindt dat we de partijen moeten vrij laten om te bepalen wie burgemeester wordt. U vindt dat zelfs mensen die de minste stemmen hebben gehaald op een lijst, het kleinste aantal voorkeurstemmen hebben van de meerderheid, ook burgemeester moeten kunnen worden. Dus u verwijt ons dat we niet tot het uiterste gaan, maar u wilt zelf helemaal in de andere richting gaan. Die argumentatie die u aanhaalt is hypocriet.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, in de eerste plaats denk ik dat u al in meer verkiezingen op basis van de lijststem bent verkozen dan ikzelf. (Gelach)
Ik ben ook verkozen, maar in uw politieke carrière zal dat ook via de lijsstem zijn gebeurd. (Opmerkingen van Bart Somers en Willem-Frederik Schiltz. Gelach)
Minister, u verwijt mij eigenlijk dat ik totaal op het systeem van de particratie zou willen gaan staan. Neen, minister, voor mij zijn verkiezingen het aanduiden van vertegenwoordigers in de gemeenteraad of in een parlement. Daarom zeg ik dat het voor ons meer is dan een poppoll van personen. Men geeft het vertrouwen aan die vertegenwoordigers – wij allen, collega’s – in de gemeenteraad of in het parlement om een meerderheid te vormen, een beleid vorm te geven en mandatarissen aan te duiden die functies opnemen. Wat u eigenlijk zegt, minister, is dat u geen vertrouwen hebt in de gemeenteraad, dat hij verstandig en vrij genoeg is om die keuzes weloverwogen te maken en dat die impact dus rechtstreeks door de wetgever bepaald moet zijn. Daar zijn we het niet over eens, dat mag, maar dan moet u niet ridiculiseren wat we hier aan het zeggen zijn.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik heb toch ook een aantal merkwaardige dingen gehoord waar ik even wil op reageren. Ik denk dat de minister goed geantwoord heeft, en eigenlijk de dingen die ik over de lijststemmen gezegd heb, heeft herhaald. Ik vind het wel wat raar, collega De Loor, dat u zegt dat er maar een ietsje meer verkozenen zouden zijn die in die gemeenteraad zouden komen als 15 à 20 procent in de gemeenteraad komt door het opvolgingssysteem.
Vooral de vraag ook rond de burgemeesters vind ik een heel rare vraag. U vraagt zich af of wij overwegen om de sjerp ook te laten doorgeven tussen twee partijen, en of we dan ook niet zouden kunnen zorgen dat we de laatste twee jaar die sjerp weer deel laten uitmaken van onderhandelingen. Ik weet niet of het een vraag, een voorstel of een sollicitatie is, collega De Loor, maar voor ons is het antwoord heel duidelijk neen. Alleen al – en ik denk dat u dat toch ook wel weet – door de ratio van het decreet. Wij willen meer stem geven aan de burger. Dat betekent dat die zal bepalen wie de grootste fractie wordt en die zal de burgemeesters leveren. Neen, wij gaan niet mee in de vraag, het voorstel, de sollicitatie om nog meer gemarchandeer te hebben met die burgemeesterssjerp.
Collega Vaneeckhout, u wilt dat de democratie meer is dan een poppoll. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Ik vind dat een populistische uitspraak, in die zin dat het natuurlijk goed bekt. Maar als u wilt dat iets meer is dan een spel rond naamstemmen, dan schiet er maar één ding over. Dat zijn de lijststemmen, de partijstemmen. Dat is nog meer particratie. Dat nemen we weg in dit decreet. Wij kiezen voor naamstemmen. Wij kiezen voor sterke, lokale bestuurders waar wij geloof in hebben. (Applaus bij de meerderheid)
Collega’s, hier zal ik mee afronden. Ik denk dat dit ook de baseline is van heel het ontwerp van decreet. Het oordeel van de kiezer zal meer dan ooit bepalend zijn. Het is het cruciale gegeven waarrond democratie draait. Daarom, uit respect voor de kiezer, uit respect voor de mensen lokaal, zal onze fractie dit ontwerp van decreet met volle overtuiging goedkeuren.
De heer Ongena heeft het woord.
We zijn vandaag, collega’s, 14 juli, quatorze juillet, de Franse nationale feestdag. De dag waarop de Bastille werd bestormd in 1789 en waar de burgers de macht grepen ten koste van de aristocratie. Collega’s, is er een mooiere dag denkbaar om een ontwerp van decreet te stemmen waarbij we opnieuw meer macht aan de burger geven, niet ten nadele van de aristocratie maar van de particratie? (Applaus bij Open Vld)
Want, collega’s, dat is wat dit ontwerp van decreet wel doet. Wat moeten wij vandaag vaststellen? 1789 is zowat de geboorte van de democratie in Europa, maar diezelfde democratie staat vandaag onder druk. Het vertrouwen van de mensen in onze democratie gaat achteruit en staat laag. Recente onderzoeken hebben dat nog eens bevestigd. De coronacrisis heeft daar ook een zeer negatieve invloed op gehad. Dat is een tendens die wij in alle democratieën zien. België is zeker geen uitzondering, maar wij moeten hiermee wel rekening houden. Wij mogen er niet van wegkijken, zeker als je bekommerd bent over de democratie, die zoals Churchill ooit zei niet perfect is, maar nog altijd het minst slechte systeem is van alle uitgeteste systemen. Met dit ontwerp van decreet, collega’s, doen wij dat. Wij houden er rekening mee dat het vertrouwen in de democratie achteruitboert, en wij houden rekening met de oorzaken van dat achteruitboerende vertrouwen.
Wat zijn die oorzaken? De eerste oorzaak is dat de mensen, de kiezers vinden dat zij te weinig gehoord worden en dat politici niet of te weinig rekening houden met hun stem. Met dit decreet komen wij daaraan tegemoet. Dat is hier al gezegd door collega’s. Wij komen daaraan tegemoet op drie manieren. Zo is er de neutralisering van de lijststem. Men kan daar een beetje neerbuigend over doen. Zo is er de opmerking dat het niet gaat over veel mensen, maar wat de opvolgers betreft, gaat het al over een pak meer mensen. Maar collega’s, elke verkozene in de gemeenteraad die minder stemmen heeft behaald dan iemand anders, is er toch een te veel? Dat is toch niet juist? Het is toch niet correct dat iemand die meer stemmen heeft behaald op het opvolgersbankje moet gaan zitten en dat iemand met minder stemmen mag zetelen? Ik begrijp niet goed de kritiek tegen de neutralisering van de lijststem, als je ten minste vindt dat wij iets moeten ondernemen tegen de particratie.
Ten tweede krijgt de grootste partij het initiatiefrecht. Kortom, de partij, de lijst die de meeste stemmen haalt van kiezers krijgt het initiatief om een coalitie te vormen. Daar is toch niets fout aan? Dat is toch democratie? Dat is toch macht geven aan de kiezer? Dat is toch zeggen aan de kiezer dat wij eerst zijn oordeel afwachten over welke partij het initiatiefrecht krijgt? Dan is het gedaan met akkoorden te maken waarin wie de grootste wordt geen rol speelt en waarbij men onder elkaar beslist wie de coalitie zal vormen. Wij geven nu de grootste partij veertien dagen exclusief het initiatiefrecht. Wij luisteren naar de stem van de burger.
Ten derde wordt de stemmenkampioen die ook de coalitie vormt automatisch burgemeester. Dat lijkt mij toch ook een heel duidelijk signaal. Dan is het gedaan met bijvoorbeeld het verdelen van een burgemeesterschap over verschillende partijen of met het benoemen tot burgemeester van iemand die minder stemmen heeft behaald om toch maar een coalitie te kunnen smeden. Door de afspraken die de partijen onderling kunnen maken, kunnen zij nu het signaal van de kiezer volledig negeren. Daar maken wij komaf mee. De stemmenkampioen wordt automatisch burgemeester. Kortom, de stem van de kiezer wordt weer doorslaggevend. Wij beperken met dit decreet de ruimte van partijen om het signaal van de kiezer links te laten liggen. Ik denk dat dit voor onze democratie een hele goede zaak is. (Applaus bij Open Vld)
Een tweede oorzaak waarom het vertrouwen in de politiek onder druk staat, is het gekibbel en de ruzies. Politieke stilstand is nefast voor het vertrouwen van mensen in de politiek en de democratie. Ook hieraan doet het decreet iets. Door de constructieve motie van wantrouwen geven wij de sleutels terug aan de gemeenteraad. Als blijkt dat een coalitie om welke reden dan ook permanent ‘ambras’ maakt onder elkaar, met personen, met partijen, dan is het resultaat vandaag lamlegging. Alles wordt geblokkeerd, of je moet een heel moeilijke, complexe procedure beginnen wegens onbestuurbaarheid. Daar verdienen de advocaten dan heel wat aan. Daar stoppen wij mee. Wij geven de sleutels terug aan de gemeenteraad. De gemeenteraad zal de stilstand en de ruzie kunnen beëindigen en zal de macht kunnen grijpen om een andere coalitie te vormen, op een zeer efficiënte en korte wijze. Ook dat is een belangrijke vernieuwing die dit decreet aanbiedt. Zo kunnen wij het vertrouwen in de politiek herstellen.
Een derde oorzaak waarom het vertrouwen in de politiek zo laag ligt: de kiezer vertrouwt ons niet, maar wij als politicus vertrouwen ook de kiezer niet. Dat is ook een probleem. Wij willen de kiezer voor een stuk ‘paternaliseren’. Wij willen in zijn plaats zeggen wat goed is voor hem, en wat niet. En, collega’s, dan kom ik bij de opkomstplicht. Want wat is die opkomstplicht? Dat is zeggen: ‘Jij moét naar die stembus gaan, kost wat kost. En o wee als je niet komt, dan gaan we je een boete geven. Of nee, dat gaan we niet doen. Zo consequent zijn we niet. We gaan geen boetes geven’. Ook de afschaffing van de opkomstplicht is een teken dat je tegen mensen eigenlijk zegt: ‘We ‘paternaliseren’ je niet, we geven je de vrije keuze om te gaan stemmen of niet. Dat is een keuze die je zelf moeten maken. Als je democratie belangrijk vindt – en een grote meerderheid van de mensen vindt dat belangrijk – dan ga je stemmen. Maar als je als vrije burger, als verantwoordelijke burger, vindt dat je niet wilt gaan stemmen, wel dan ga je niet stemmen.’ Dat is toch ook een vrije keuze van ons allemaal? (Applaus bij Open Vld).
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega Ongena, één eenvoudige vraag: u zegt dat bij de laatste verkiezingen in Frankrijk 65 procent van de burgers in Frankrijk de democratie niet belangrijk vond?
Micro alstublieft! Micro!
Ik zeg – heel duidelijk, en heel principieel – als liberaal: het is een vrijheid van de kiezer, een vrijheid van de burger om te beslissen of hij gaat stemmen of niet. Ik weet dat jullie vooral kijken naar die percentages, kwantitatief: hoeveel zijn er komen stemmen? Maar ik denk dat we toch ook eens de vraag moeten stellen naar het kwalitatieve. En dan heb ik, voor alle duidelijkheid – vooraleer je je vinger opsteekt –, geen oordeel over de kwaliteit van de kiezer. Nee, dan heb ik het over de kwaliteit die wij, als politici, leveren om de kiezers te overtuigen om te gaan stemmen. (Applaus bij Open Vld)
Zodat we tenminste meer moeite gaan doen om hen te overtuigen in plaats van in onze zetel te blijven zitten, wetende dat ze tóch komen stemmen, en dat het enige waar we hen van moeten overtuigen is: ‘Stem alstublieft op mij.’ Nee, we gaan meer moeite moeten doen. We gaan uit ons kot moeten komen, huis aan huis moeten gaan. We gaan hen moeten overtuigen, niet alleen van ons programma, maar ook om te komen stemmen. Ik denk dat dat een zegen is voor de democratie, mijnheer Vaneeckhout! (Applaus bij Open Vld)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega Ongena, eigenlijk wil ik gewoon meegeven dat dit woorden voor uw rekening zijn. Ik doe negen jaar aan actieve politiek. Ik voel me überhaupt niet aangesproken door het beeld van politici die op dit moment niet de moeite doen om deur aan deur te gaan, om mensen aan te spreken, om mensen te overtuigen. Wat mij betreft is 10 procent veel te weinig voor mijn partij, maar dat zal niet liggen aan de onverdroten inzet van groene kandidaten overal te lande. Misschien zegt het iets over Open Vld in de afgelopen decennia, dat u zegt: ‘Wij moeten wakker schieten, nu moeten we echt campagne gaan voeren.’ Wel, wij voeren al jaren echt campagne.
De heer De Meester heeft het woord.
Ik heb twee vragen voor collega Ongena.
Ten eerste, u spreekt over paternalisme, omdat de stemming verplicht is. Dat is een argument dat ik in alle oprechtheid niet goed begrijp. Waarom zou dat paternalisme zijn? (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz).
Wij zitten hier toch – collega Schiltz zal mij zo dadelijk uitleggen waarom het paternalisme is – in een parlement, wij zitten hier toch om decreten en wetgeving te maken, om te beslissen wat er goed is voor de samenleving. Hoe ga je de samenleving en het politieke systeem in elkaar willen steken? Het is toch niet omdat je zegt dat de stemming verplicht is, dat wij daarmee de mensen gaan ‘paternaliseren’. Ik vind dat ú de mensen paternalistisch behandelt, door te zeggen dat het probleem van de mensen is dat ze niet geïnformeerd naar de stembus trekken. Dát vind ik een paternalistische houding tegenover die mensen! Ook mensen die blanco stemmen, ook mensen die een proteststem uitbrengen, zijn wel geïnformeerd en die liggen wel wakker van de politiek. Alleen geven zij een signaal dat u niet aanstaat, maar dat is een ander probleem.
Ten tweede, u zegt dat politici, als we de opkomstplicht afschaffen, meer moeite zullen moeten doen om mensen naar de stembus te lokken. Maar waarom lukt dat dan niet in het buitenland? Vindt u dan werkelijk dat, bijvoorbeeld in Nederland, – waar de opkomstplicht is afgeschaft in 1970 – politici sindsdien meer moeite doen om mensen naar de stembus te lokken? Is dat uw analyse: dat als de opkomstplicht wordt afgeschaft, dat in de realiteit – niet in uw intenties –, in landen waar dit reëel gebeurd is, politici daar meer moeite doen om mensen naar de stembus te lokken? En, mijnheer Ongena, in de tijd dat de liberalen Bastilles bestormden, toen vochten zij om de stem van iedereen te horen, en om er echt voor te zorgen dat één man gelijk was aan één stem. Dat dreigen we nu te verliezen als we de opkomstplicht gaan afschaffen.
De heer Keulen heeft het woord.
Als je dingen met elkaar vergelijkt, moet je dat natuurlijk op een ernstige manier doen. De voorbeelden die men geeft, Frankrijk en Nederland, vind ik goede voorbeelden, want daar heeft vooral de kiezer het signaal gegeven dat de regioraden in Frankrijk en de provincieraden in Nederland geen knijt te vertellen hebben. Ze zeggen: ofwel geef je die macht, en dan interesseert het mij en dan wil ik ook mijn stem laten horen en mee het verschil maken, ofwel schaf je dat af.
In Nederland en in Frankrijk, als het gaat over steden en gemeenten, zat men probleemloos boven de 80 procent. In Nederland, als het gaat over de verkiezingen voor de Tweede Kamer, en daar was de inzet groot, was het boven de 85 procent. Mensen voelen het dus aan hun ellebogen als ze het verschil maken, dan wel als ze pro forma worden opgeroepen om hun stem uit te brengen voor raden waarvan iedereen zich afvraagt wat die doen en waar die het verschil maken. Het signaal in Nederland was: schaf de provincies af. Het signaal in Frankrijk is: schaf de regioraden af of geef die serieuze bevoegdheden en laat die werkelijk iets te vertellen hebben. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Segers heeft het woord.
Collega Ongena, u ontkent echt het licht van de zon. U negeert eigenlijk al het academisch internationaal onderzoek dat aangeeft dat wanneer de opkomstplicht wordt afgeschaft, het precies de mensen zijn met een lagere opleiding, in meer kwetsbare en minder gunstige socio-economische posities, die niet meer opdagen. U zegt dat u vrijheid geeft aan de kiezer. Bedoelt u dan echt dat het u niet kan schelen dat net die mensen niet komen opdagen?
Dan heb ik een heel concrete vraag, die al een paar keer door verschillende collega's is gesteld. Wat gaat u heel concreet doen om precies die kiezers, de meest kwetsbare kiezers, te overtuigen om te komen? Of telt hun stem niet voor u?
De heer De Loor heeft het woord.
Collega Ongena, ik ben in feite gechoqueerd. Ik ben gechoqueerd door uw uitspraak. U zegt dat het niet enkel de kwantiteit van de kiezers is die telt – hoeveel mensen er komen opdagen – maar de kwaliteit. Het is de kwaliteit die telt, dus blijkbaar zijn bepaalde bevolkingsgroepen voor u minder kwalitatief. En daardoor ben ik gechoqueerd, collega's. (Rumoer. Opmerkingen van Tom Ongena)
Een foertstem, collega’s, kun je uitvlakken en neutraliseren. Maar met dat foertgevoel is het niet mogelijk om dat te doen. Het is ook belangrijk dat mensen, als ze met een foertgevoel zitten, dat kunnen uiten. En dat doen ze, wat ons betreft, beter in het kieshokje dan dat ze dat in hun zetel doen en zeggen dat ze het zich allemaal niet aantrekken. Dan is het beter dat we ook als politici dat signaal krijgen.
Collega's, als jullie denken dat de afschaffing van de opkomstplicht zal zorgen voor betere of beter geïnformeerde kiezers, denk ik dat we onszelf iets aan het wijsmaken zijn. Want wat ons betreft, voor Vooruit, is een democratie op haar sterkst als er zoveel mogelijk mensen aan deelnemen. En dan is die opkomstplicht – tenzij ik van jullie iets alternatiefs hoor – daartoe de beste garantie. (Applaus bij Vooruit)
De heer Ongena heeft het woord.
Collega's, ik hou altijd van een goed, pittig debat, maar het is wel altijd belangrijk in zo'n debat dat we een zekere eerlijkheid aan de dag blijven leggen.
Collega De Loor, u mag het mij niet kwalijk nemen, maar wat u net gedaan hebt, is mijn woorden helemaal verdraaien. Ik heb heel duidelijk gezegd dat het over de kwaliteit van ons gaat, over de manier waarop wij naar kiezers trekken en waarop wij campagne voeren. Als u nu zegt dat ik een oordeel vel over de kwaliteit van de kiezer, sorry, dan is dat het verdraaien van woorden. Dat is intellectueel oneerlijk. Tot dat niveau ga ik mij niet verlagen. U mag me dat niet kwalijk nemen.
Collega Vaneeckhout, ik zal niemand van hier beschuldigen dat hij te weinig doet in campagne. Ik ben ervan overtuigd dat we dat allemaal goed doen. Ikzelf ging vanaf mijn 18 jaar – dat is al heel lang geleden, jammer genoeg – ook mee huis aan huis, eerst als militant, pas later als kandidaat.
Collega's, als Open Vld zijn wij al heel lang voorstander van de afschaffing van de opkomstplicht. Het is al van bij onze oprichting in de jaren 90 dat wij dat vragen. Ik heb natuurlijk ook wel geluisterd naar de argumenten tegen die afschaffing. Ze zijn hier door de linkse oppositie opnieuw gegeven. En ik moet zeggen: ze overtuigen mij niet. U mag mij dat niet kwalijk nemen. Ze overtuigen mij niet. U kunt blijven proberen. We kunnen het hier nog lang rekken, maar ze overtuigen mij niet.
Het eerste argument – en de collega heeft er ook naar verwezen – is dat sociaal zwakkeren minder zullen worden gehoord, meer thuis zullen blijven. Uiteindelijk is de vraag in welke mate het beleid rekening houdt met de noden van die mensen. En dan stel ik toch vast dat in heel veel landen, niet in allemaal, waar geen opkomstplicht is, het sociale beleid toch niet zo dramatisch slechter is dan bij ons. Volgens uw redenering, dat we enkel met opkomstplicht zullen luisteren naar die mensen en een beleid zullen voeren voor die mensen, zou ons land het sociaal walhalla van de wereld moeten zijn. Dan zouden wij het meest sociale land van de hele wereld moeten zijn. Dat is toch niet waar. Ik hoor jullie toch altijd zeggen dat dat niet waar is. U zult misschien voor een stuk gelijk hebben dat het niet waar is maar die opkomstplicht is duidelijk geen argument of toch geen decisief argument om te zeggen dat we geen rekening zullen houden met sociaal zwakkeren. Dat klopt dus al niet.
Ik hoorde ook in de commissie, en dat is hier nog niet gezegd, dat we dit holderdebolder doorvoeren en dat daar nog geen deftig debat over gehouden is. Collega’s, we praten hier al dertig jaar over. Er zijn nooit zoveel artikelen in tijdschriften van politieke wetenschappen verschenen over de afschaffing van de opkomstplicht als in de jaren negentig. De ene politoloog was voor, de andere tegen. Dat debat is al heel lang bezig en dus ja, na dertig jaar ronden wij dat hier af, toch wat de lokale verkiezingen betreft. We hebben nog een strijd te voeren op andere fora. Na dertig jaar, dat is toch niet holderdebolder, collega’s. Daar zijn we het al over eens, heb ik het gevoel.
Een ander argument is dat er minder kiezers zouden komen opdagen waardoor het dus per definitie minder democratisch zal zijn. De collega’s hebben hier al naar verwezen. De facto komt vandaag 80 procent stemmen. Een groot deel blijft al thuis en een ander deel stemt blanco of ongeldig. Er is hier al veel geschermd met percentages van andere landen. Zoals collega Keulen en ook andere collega’s terecht hebben gezegd, is de vergelijking met Nederland niet juist. Men heeft daar geen burgemeester. Tijdens de hoorzitting hebben politologen trouwens gezegd dat het een hemelsbreed verschil is of men verkiezingen organiseert op een werkdag of een zondag. Ook dat is een element dat mee kan bepalen waarom de opkomst iets hoger of lager ligt. Soms gaat het blijkbaar over iets heel praktisch waar wij als politici niet altijd aan denken maar dat toch heel decisief kan zijn.
Wanneer we kijken naar die 80 procent, is dat perfect vergelijkbaar en ligt dat in eenzelfde grootteorde als de opkomst in andere landen, zeker bij kamerverkiezingen waar het over 70 procent of meer gaat. Dus eigenlijk is dat verschil niet zo groot. Hoe komt dat? Wat hebben die experten eigenlijk gezegd tijdens de hoorzitting? Ik heb daar heel goed naar geluisterd. Volgens de experten bepaalt onder meer de nabijheid de opkomst bij verkiezingen. Hoe dichter het bestuursniveau, hoe meer mensen zullen stemmen. Een andere vraag is of er een inzet is bij die verkiezingen. Maakt die stem een verschil? Gaat het over een regioraad die ver af ligt en waarvan we niet weten waar hij mee bezig is of gaat het over de gemeenteraad, de gemeente, het lokaal bestuur en wie daar de leiding van zal nemen?
Bij lokale verkiezingen maak ik mij niet zoveel zorgen, zeker wanneer ik kijk naar de andere hervormingen die we in dit ontwerp van decreet opnemen, waar ik al naar verwezen heb. De kiezer krijgt meer impact en weet dat zijn stem decisiever zal zijn in de andere hervormingen in het ontwerp van decreet. De combinatie van die twee vind ik perfect verdedigbaar en vind ik een versterking van onze democratie.
Maar, collega's, ik weet wel dat wij als politici en politieke partijen een mindshift nodig zullen hebben. We zullen meer moeite moeten doen. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Ik niet, ik zal moeite blijven doen maar als ik sommige collega’s bezig hoor, zullen zij toch meer moeite moeten doen. Er zal op een andere manier campagne moeten worden gevoerd. Ik heb het dan niet over de vraag of er meer huisbezoeken moeten worden afgelegd maar men zal anders campagne moeten voeren en met heldere voorstellen moeten komen. Men zal duidelijk moeten maken wat men concreet met de gemeente wil doen. Men zal niet de een of andere tekst van het internet kunnen halen, men zal heel concreet moeten aangeven wat men in die wijk, in die straat wil veranderen en wie de leiding van die ploeg zal nemen. Men zal dus heel concreet, huis aan huis, bij de kiezer moeten langsgaan om duidelijk te maken wat de inzet is van die verkiezingen en waarom het goed zou zijn dat de kiezer op u of uw partij stemt
Ik ben het dus eigenlijk fundamenteel oneens met degenen die zeggen, ik heb dat ook gelezen, dat dit ontwerp van decreet een historische vergissing is. Dit ontwerp van decreet is een historische opportuniteit voor onze democratie, omdat we de macht opnieuw meer aan de burger geven, omdat we op die manier het vertrouwen van de kiezer terugwinnen en op die manier onze lokale democratie opnieuw gaan versterken.
Ik was 18 jaar, ik heb het net al gezegd, toen ik in 1993 lid werd van Open Vld, de VLD toen. Ik heb toen als jonge gast heel enthousiast voor congresresoluties gestemd voor meer democratie, meer macht aan de burger. Ik ga dus vandaag met heel veel enthousiasme, bijna 30 jaar later, die congresresoluties in decretale teksten gieten. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer De Meester heeft het woord.
Collega Ongena, u spreekt over sociaal zwakken. Ik spreek nooit over ‘sociaal zwakken’. Voor mij zijn dat sterke mensen. Ik heb gesproken over mensen met een laag inkomen en/of een lagere opleiding. Daar gaat het over. Dat zijn sociaal zwakkeren. U gebruikt altijd dat typisch liberaal paternalistisch toontje en hebt dedain voor de werkende klasse. Maar het punt is dat die groepen wel degelijk ondervertegenwoordigd zullen zijn bij de afschaffing van de opkomstplicht. Dat is de essentie van het debat.
Ik snap niet waarom u het licht van de zon ontkent en waarom u de cijfers negeert. Ik heb ze nochtans letterlijk geciteerd uit het onderzoek van professor Swyngedouw. Wat is uw antwoord daarop? Wat is de reden waarom 65 procent van de mensen met een universitair diploma altijd gaat stemmen, en slechts 25 procent van de lagere diploma’s? Waarom is dat dan? In de hoorzitting heeft professor Ackaert zeer duidelijk gezegd dat mensen met een lager inkomen – dat bewijst onderzoek – minder zullen gaan stemmen. Wat is uw antwoord daarop? Academici zeggen – niet Tom De Meester van de PVDA – dat dit een soort cijnskiesrecht is dat we opnieuw gaan invoeren. Dat zeggen academici en politicologen. Wat is uw antwoord daarop?
U zegt dat het niet is door de opkomstplicht te behouden dat we een beter sociaal beleid zullen voeren; het is niet omdat men de opkomstplicht afschaft, men een slechter beleid voert. Uiteraard niet, anders zaten we hier in Vlaanderen in een soort sociaal walhalla. Dat is niet helemaal de realiteit, want dan hadden we hier geen 150.000 mensen op de wachtlijsten, dan hadden we geen PFOS-schandaal, dan gingen we straks niet stemmen over de privatisering van de zorg. Ik ben daar niet naïef in. Wat we wel kunnen realiseren met het behoud van de opkomstplicht is dat u en al uw collega’s met de neus op de feiten worden gedrukt. Dat u geconfronteerd wordt in het stemhokje met die proteststem, met die stem van die mensen die misnoegd zijn. Daarom is het zo belangrijk dat de stemplicht behouden blijft, om de stem van iedereen te blijven horen. Daarom moeten we dat behouden.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mijnheer De Meester, u zegt dat de wetenschap ons leert dat als we de opkomstplicht afschaffen er minder mensen met een lage opleiding of inkomen zullen gaan stemmen. Wat is dan de oplossing? Ervoor zorgen dat die mensen wel gaan stemmen? Of ze vastpakken, met een stok erachter zitten, met boetes dreigen, om ze toch maar naar het kieshokje te jagen? U geeft geen oplossing. Wat is de oplossing?
Waarom gaan die mensen minder stemmen? Ik denk, en dat is ook bewezen, dat we onze democratie meer toegankelijk moeten maken door ze meer participatief te maken, niet alleen met verkiezingen maar met vele laagjes ertussen. Dat blijkt een heel sociaal effect te hebben. Dan blijken de mensen die economisch zwakker staan, minder inkomen hebben, hun belangen forser te kunnen verdedigen. Door de greep van de particratie op de lokale democratie te verlichten wordt het net beter mogelijk om meer participatieve democratie door te voeren.
De heer Warnez heeft verwezen naar het flankerend beleid. De introductie van meer participatieve experimenten, waar mijn fractie trouwens al jaren mee de leiding voert, zijn een antwoord op die vraag. Dus, wij zullen altijd blijven zoeken naar kwalitatieve oplossingen voor sociale onrechtvaardigheden. We zullen nooit de harde woede van de verplichting als ultieme redmiddel hanteren, dat is duidelijk het geprefereerde recept van de communisten. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Collega’s, bij mijn weten heeft niemand van ons een glazen bol – niemand, en al zeker niet bij verkiezingen. Als er één ding is dat zich niet laat sturen, dat zich niets laat zeggen – door niemand in dit parlement, hoeveel huisbezoeken je ook hebt afgelegd – is het wat die kiezer in 2024, in 2030 en de jaren daarna zal doen en hoe hij zal stemmen. Dat is de essentie van democratie: als een kiezer gaat kiezen, maakt hij of zij helemaal zelf zijn of haar afweging. Wat hier op tafel ligt, is dus in essentie enkel en alleen de overtuiging – en je kunt met overtuiging een andere mening hebben, ik respecteer dat –, onze overtuiging dat we mensen vrij laten om te kiezen of ze al dan niet naar dat stemhokje gaan. Wij geloven niet dat een democratie, en de kracht en de sterkte van een democratie, afhangt van het feit of je mensen verplicht om dat te doen. Want als dat zo zou zijn, zouden we hier vandaag in dit parlement alleen maar rapporten hebben waaruit blijkt dat de Belgische democratie aan de top staat van alle democratieën ter wereld, dat wij by far het beste zouden scoren inzake democratische vertegenwoordiging omdat wij opkomstplicht hebben. Als uw argumenten één steek zouden houden, dan zouden wij skyhigh staan. Dat klopt niet.
Wat we hier doen, is de mensen de vrijheid geven en, zoals collega Ongena heeft gezegd, aan elke politicus – en dan reken ik op iedereen in dit parlement – de verdomde plicht geven om mensen ervan te overtuigen dat het de moeite loont om te stemmen, of je nu hooggeschoold of laaggeschoold bent, veel of weinig verdient, dat het ertoe doet om je stem uit te brengen. Dat is wat dit ontwerp van decreet doet: meer macht geven aan de kiezer. Dat is de essentie, collega’s. Je bent voor of je bent tegen, maar ook dat is democratie. (Applaus bij Open Vld)
De heer Van Miert heeft het woord.
Eén ding moet me toch van het hart. Het was ook al in de commissie zo. Collega Ongena heeft ook al eens gevraagd om een beetje eerlijkheid in het debat. Mijnheer De Meester en mevrouw Segers, jullie verwijzen voortdurend naar politicologen. Wel, we hebben ook politicologen die de andere kant opkijken, die de mening toegedaan zijn dat dit een goede zaak is. Misschien moet u er eens het opiniestukje van professor Maddens van begin juni bij nemen, over hoe hij over die zaak denkt. Want dat wordt nooit gezegd. Er wordt altijd verwezen naar die politicologen die uw mening delen.
Een tweede zaak zijn de onderzoeken. Er wordt hier altijd gezegd: ‘Er is bewezen dat …’ Lieve collega’s, eigenlijk is er niets bewezen. Ten eerste zijn er te weinig goede, relevante onderzoeken ter zake. Dat is ook duidelijk gebleken in de hoorzitting. Dat is meermaals vermeld door de aanwezige sprekers: er zijn te weinig relevante duidelijke onderzoeken ter zake. En ook hier kijk ik naar u, mevrouw Segers, want u komt daar steeds op terug. Ik verwijs bijvoorbeeld naar een Nederlands onderzoek, en blijkbaar het laatste ter zake, van een aantal jaren geleden, waar de professoren duidelijk tot de conclusie komen dat een opkomstplicht – en dat zijn hun woorden – “geen enkel positief effect heeft op de algemene politieke participatie”. Dus stop alsjeblieft, collega’s, met voortdurend te zeggen dat het bewezen is, dat het cijfermatig hard gemaakt kan worden wat u allemaal beweert. Want er zijn andere wetenschappers, er zijn andere politicologen, die niet uw mening zijn toegedaan. (Applaus bij de N-VA)
De heer Keulen heeft het woord.
Ik denk, aansluitend op mijn eerste tussenkomst, dat de universiteit van het leven de universiteit van de academici gaat tegenspreken. Ik denk inderdaad dat, als het over iets gaat – het bestuur van de stad of de gemeente, de Assemblée Nationale of de Tweede Kamer – de arbeider en de werkloze, de dokter en de andere academici aanwezig zijn. Als het gaat over niks, zullen bepaalde categorieën misschien sneller gaan, omdat ze tijd hebben, omdat ze zich aangesproken voelen, maar dan wordt er door die afwezigen nog eens opnieuw een duidelijk signaal gegeven dat dat misschien een overbodige verkiezing is en een overbodige instelling.
Ik geloof oprecht nooit dat je met de afschaffing van de opkomstplicht bepaalde tendensen in het politieke spectrum kunt afremmen of eventueel kunt aanjagen. Ik denk echt niet dat dat invloed heeft op de uitslag – om de dingen bij naam te noemen – van het Vlaams Belang of van de PVDA. Ik denk dat je het verschil enkel maakt met goed bestuur. Opnieuw: als mensen voelen dat elke stem weegt en dat ze het verschil maakt, dan verschijnen alle mensen, of ze nu dokter zijn, arbeider of werkloze, of ze nu man of vrouw zijn, op het kiezersappel.
De heer Ongena heeft het woord.
Misschien nog enkele zaken ter afronding. Collega’s en minister, ja, het is belangrijk dat de sociaal minder sterke – maar moedige mensen voor alle duidelijkheid, want u hebt er precies problemen mee als ik zeg ‘sociaal zwakkere’, laat daar dus geen misverstand over bestaan – minder of onvoldoende gaan komen opdagen. Maar de vraag voor die mensen is toch vooral: ‘In welke mate houdt men rekening met mijn zorgen, met mijn noden?’ In welke mate wordt er een beleid gevoerd dat tegemoet komt aan die noden? Dus ik hoop dat we die mensen kunnen overtuigen om zeker nog te komen blijven stemmen, ook als die plicht wegvalt – want laat ons eerlijk zijn, dat is uiteindelijk toch het gemakkelijkste, je verplicht de mensen.
Met dit ontwerp decreet doen we dat. Ik heb ernaar verwezen. De andere hervormingen – want ik heb het gevoel dat jullie alleen maar naar de opkomstplicht kijken – zorgen er juist voor dat de inzet van de verkiezingen duidelijker wordt. Ik hoop dat we met dit ontwerp van decreet – en ik ben daarvan overtuigd, voor alle duidelijkheid – die mensen ook zonder plicht gaan kunnen motiveren om te komen stemmen. Omdat ze weten dat hun stem het verschil zal maken. Omdat ze weten dat als ze stemmen voor een bepaalde partij of een bepaald beleid, men ook met die stem rekening zal houden en dat er iets zal gebeuren. Want die partij krijgt het initiatiefrecht.
Ik geloof veel meer daarin. Dat is nu eenmaal mijn liberale overtuiging. Ik geloof niet in regeltjes opleggen, in mensen verplichten, omdat ons geweten dan gesust is. Nee, ik geloof misschien in een wat moeilijkere weg, namelijk in het gaan overtuigen van mensen. We gaan wat moeite moeten doen. We gaan mensen overtuigen en we gaan vooral zorgen dat als ze hun stem uitgebracht hebben, we rekening houden met wat hun stem geweest is.
Wat de politicologen betreft, gaat dat natuurlijk in alle richtingen. Collega Van Miert heeft ernaar verwezen. Je hebt voor, je hebt tegen, maar op de hoorzitting is uiteindelijk één ding gebleken en dat hebben ze allemaal gezegd, voor of tegen: de onderzoeken tonen aan dat de impact van een afschaffing van de opkomstplicht op de kiesuitslag zeer beperkt is. Dan vraag ik mij af waar we mee bezig zijn. Wat zijn de argumenten dan nog? Ze zeggen allemaal dat de impact zeer beperkt is, dus ook zij die ons ervan verdenken dat we daar een of andere politieke agenda hebben. Forget it. Het gaat om principiele vrijheid, vrij kunnen kiezen om te gaan stemmen. De politicologen zeggen dat de impact op de kiesuitslag toch beperkt gaat zijn.
Er zijn allerlei argumenten. Het is alsof wij mensen willen uitsluiten, dat we minder rekening met hen willen houden, dat we de ‘foertstemmen’ willen negeren. Nee, absoluut niet, want de impact gaat beperkt zijn. We zullen vaak met dezelfde kaarten spelen die we vandaag hebben, maar er zal één verschil zijn. De kaarten die de kiezer gelegd heeft, gaan we niet zomaar links kunnen laten liggen. We gaan er wel degelijk iets mee moeten doen.
Collega’s, ik denk dat u straks gewoon voor de keuze staat. Als u op dat groen of dat rood knopje gaat duwen – of dat wit, ik heb begrepen dat sommigen op dat wit knopje gaan duwen – dan is eigenlijk de enige vraag die u zich moet stellen of dit ontwerp van decreet een stap vooruit is. U kunt zeggen dat het nog verder moet gaan. Maar is er een stap vooruit in het doorbreken van de particratie en het teruggeven van macht aan kiezers, ja of nee? Als u vindt dat dat niet zo is, dan stemt u maar op rood. Als u vindt dat we het huidige systeem moeten behouden en de particratie ten volle moet blijven gaan, stem dan maar op rood. Het is dan waarschijnlijk toevallig, als ik de tussenkomsten nu hoor, maar als u vindt dat we hiermee wel een stap vooruit zetten, als we de democratie hier wel mee versterken, door meer macht te geven aan de kiezer, druk dan samen met mij vol overtuiging op dat groene knopje. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)Â Â Â
Het woord is nu aan de Groenfractie. Ik ging er al van uit dat het collega Vaneeckhout zou zijn.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik heb getwijfeld, maar ik zal het toch doen.
Collega’s, we zijn intussen al bijna twee uur bezig over het ontwerp van decreet voor de versterking van de lokale democratie. Ik had me voorgenomen – sorry, voorzitter – om niet te veel tussen te komen op de tussenkomsten van de collega’s. Dat is niet helemaal gelukt.
U mag dat. Dat is uw recht.
Er zijn anderen die mij het goede voorbeeld getoond hebben en dan ben ik maar mee gesprongen. Ik wou eigenlijk vooral horen wat de insteek van de verschillende collega’s ging zijn na alle commissievergaderingen. Ik heb een beetje gekregen wat ik verwacht had. Er wordt hier geschermd met zeer grote woorden, zeer grote intenties. Ik breng dat terug op de verkiezingsuitslag van mei 2019. Sommige mensen zijn die dag geschrokken van de verkiezingsuitslag en zijn met een ambitie – en dat geloof ik echt – naar het Vlaams Parlement gestapt om de kloof met de burger te dichten en om het geloof in de politiek te herstellen. Het was en het is hoognodig.
Dit had een hoogmis moeten zijn. Er is zelfs een symbolische datum gekozen, of misschien was het toevallig, maar goed, het komt toch op de plenaire zitting van 14 juli. Ik ga ervan uit dat de voorzitter het niet per se daarom naar deze agenda heeft verschoven. Neen. Maar het komt natuurlijk wel goed uit om er wat symboliek rond te breien en dat is uiteraard toegestaan. Dit moest de hoogmis van het herstel in het geloof in de politiek van de Vlaamse Regering zijn voor de komende jaren. Dit zal de oplossing zijn voor de kloof tussen de burger en de politiek. Dit moet de particratie aanpakken. Dit zal het oplossen. Dat is een beetje de teneur van een aantal tussenkomsten, ik geef toe niet van allemaal.
Het was zeer boeiend om naar de hoorzittingen te luisteren en het ontwerp van decreet zelf te lezen, om dan te zien dat de realiteit die hier voorligt, ten dele gewoon een sof is. Dat is door een aantal experten in de commissie zeer duidelijk meegegeven. Er zal wel wat impact zijn, maar om nu te zeggen dat het een grote omwenteling zal zijn? Ik ben het er wel mee eens dat iedere verkozene op basis van de verkiezingsuitslag, een goede is. De vraag is of dat het ultieme antwoord zal zijn. Ik denk het niet. Heel wat maatregelen die hierin zitten, zijn eigenlijk kleinschalig en zijn beperkte wijzigingen. Het geheel zelf is niet indrukwekkend, behalve één maatregel, waarvan ik begrijp dat het wat lastig is voor de meerderheid dat het vooral daarover gaat. Want die maatregel, de afschaffing van de opkomstplicht, is een historische vergissing.
Minister, wat ons betreft, blijkt uit het ontwerp van decreet een zeer beperkte en onderschattende kijk op wat een representatieve democratie eigenlijk is en wat er allemaal speelt. Want, collega Rutten, u zegt dat we de opkomstplicht hebben. Als dat iets goeds zou zijn, zouden we aan de top van de democratie in de wereld moeten staan. Dan herleiden we het natuurlijk tot één aspect van een democratie. (Opmerkingen van Gwendolyn Rutten)
Ik denk dat democratie ook gaat over persvrijheid, de rol van de media, de werking van de verschillende machten die er in het land zijn enzovoort, enzoverder. Als we een stand van onze democratie opmaken, mogen we het misschien iets breder zien.
Ik heb daarnet al gezegd dat, wat ons betreft, wat hier voorligt ook een ontwerp van decreet is ter bescherming van de lokale machtsbasis. Dat is wat in een aantal specifieke regels een stukje het eindresultaat zal zijn. We hebben een boeiende hoorzitting gehad. We hebben ook zeer veel maatschappelijke signalen van onderuit gekregen. Collega's, laat ons zeggen dat bij wat er in het ontwerp van decreet stond en wat er nu voorligt, nagenoeg niets is bijgestuurd. Men heeft oor gehad naar de verzuchtingen van de districten in Antwerpen. Dat is een goede zaak. Maar voor de rest is er niets bijgestuurd. Wat mij betreft, gaat tot daar ook de ambitie om evidencebased aan politiek te doen. Dat hebben we bij eerdere decreten ook al gezien.
Collega's, straks zal ik het ook even hebben over wat er in het ontwerp van decreet staat. Maar nog veel interessanter is wat er niet in het ontwerp staat. Wat zou deze Vlaamse Regering en deze Vlaamse meerderheid ook kunnen doen om het herstel en het geloof in de politiek te herstellen? Maar dat is blijkbaar niet aan de orde.
Ik start met de essentie van het ontwerp van decreet. Het belangrijkste punt waar het meeste over te doen is, is de opkomstplicht. Ik ben het eens met wat collega Rutten zegt. Je kunt hier principieel op verschillende manieren naar kijken. Dat hoeft ook geen probleem te zijn, maar dan moeten we het puur over dat principe hebben en dan moeten we dat niet te veel omzwachtelen, dan kunnen we er wetenschappelijke data naast leggen. Het kan zelfs zijn dat dan de principes worden verkozen boven de wetenschappelijke data. Wat ons betreft, ook een stuk op basis van ideologische overtuiging, is wat hier voorligt – we schermen soms met grote woorden maar ik geloof daar oprecht in – een van de decreten waarvan ik denk dat het onomkeerbaar zal zijn in de toekomst. Daardoor ben ik net des te betrokkener bij de bespreking ervan.
Collega Warnez verwijst naar een evaluatie. In de uiteenzetting daarna hoor ik al: ‘Voor ons is het afgerond. Dit is het eindpunt van een strijd van de Open Vld van de afgelopen decennia, op andere niveaus, maar we gaan niet evalueren en niet kijken wat de effecten zijn. We hebben ons principieel ideologisch gelijk gehaald, en daar stopt het nu.’ Dat is, collega Warnez, het antwoord van uw coalitiepartner op uw vraag om een evaluatie te doen na deze bestuursperiode.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, ik heb altijd bewondering voor de bevlogenheid waarmee u uw punt maakt. Voor alle duidelijkheid: ik meen dit oprecht. Ik luister dan ook altijd geboeid, zoals ik ook geboeid luister naar andere mensen die met evenveel bravoure verdedigen dat we de opkomstplicht beter afschaffen. U zegt dat het een ideologische keuze is. Ik heb hier een citaat: ‘Ik ben voor een positieve keuze, met name die voor stemrecht, want de huidige situatie is de slechtste van twee werelden.’ Ik vat het wat samen: we hebben een opkomstplicht, maar we geven geen boetes en dat is eigenlijk nonchalant. ‘Maar we denken vooral dat als je positief kiest voor stemrecht, dat je naar een heel andere dynamiek gaat waarin de politiek, wij allemaal, wat meer zorg zal dragen voor de democratie, waar het niet meer volstaat om de minst slechte keuze te maken, maar waar we echt mensen met hart en hoofd moeten overtuigen als partij, maar eigenlijk ook voor het nut van het maken van die keuze.’
Ik vind dat een zeer bevlogen tussenkomst. Dat was zeer sterk argumenterend en in lijn met onze ideologisch onderbouwde argumenten. Het argument is van Kristof Calvo, in 2013, in De zevende dag. Om maar te zeggen: wij zijn wat onze ideologische keuzes betreft dertig jaar consequent geweest, maar uw partij heeft blijkbaar toch een bochtenparcours achter de rug.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik voel dat zelfs de voorzitter er een beetje plezier in heeft.
Dat mag toch?
Dat mag, absoluut.
We hebben het er in de commissie ook over gehad. De minister kwam in de commissie met een verklaring van Agalev. Hij heeft natuurlijk nog wat meer geschiedenis dan collega Ongena. (Opmerkingen)
Of het was collega Ongena? Sorry! (Opmerkingen)
Wel, collega’s, ik zal u iets schetsen. Weet u wat onze partij doet? Dat is doen wat onze Vlaamse Regering beweert te zullen doen. Dat is evidencebased aan politiek doen. En ja, wij hebben naar aanleiding van de verkiezingen van 2019 het debat intern gevoerd. Misschien moet u dat ook eens doen, na meerdere decennia uw programma herzien. (Opmerkingen)
In 1993 werd de ideologie van de liberalen vastgelegd, en dat verandert niet meer in de toekomst. Wij hebben in 2019 met de hele partij dat debat gevoerd. Wij hebben daarbij inderdaad alle wetenschappelijke data bekeken. Wij hebben gezegd dat men dat heel principieel kan benaderen op basis van de argumenten die u en collega Rutten aanhalen, maar men kan ook bekijken wat de effecten op het terrein zijn en wat wij als partij belangrijk vinden en hoe wij naar democratie kijken. En ja, dan getuigt het van grootsheid te durven aangeven dat wij daar anders naar kijken. Minister Somers kan het getuigen: ook bij de start van de Vlaamse Regering werd die positie heel duidelijk ingenomen. Het staat ook zo in ons verkiezingsprogramma van 2019. Als het een schande is om aan politiek te doen en te durven bijsturen omdat er nieuwe inzichten zijn, dan ben ik blij dat ik niet bij de liberalen hoor. Want blijkbaar legt daar een soort van ideologische starheid vast wat er moet worden gedacht en wordt er een felheid ingebouwd. Wel, collega’s, ik durf er fier op te zijn dat ik in een partij actief ben die wel durft na te denken en die wel naar data kijkt en die durft bij te sturen.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Maakt u zich geen zorgen over starheid bij ons. Het is meestal heel plezant.
Maar bon, ik wil toch nog even terugkomen op dat argument, dat we dit evidencebased willen doen. Ik heb het daarnet al aangehaald: niemand heeft een glazen bol. Het enige wat je kunt doen, is vaststellen of mensen zijn gaan stemmen of niet. De stemming is geheim. Je weet dus niet wie voor wie heeft gestemd. En ten tweede: er wordt nooit, maar dan ook nooit een stemverklaring uitgebracht. Niet waarom mensen gaan stemmen, niet waarom ze zijn thuisgebleven, niet waarom ze op partij A of op partij B hebben gestemd, of dat niet wilden doen. En zelfs als je daar nadien of op voorhand naar peilt, blijkt dat zelden te kloppen. Elke verkiezing houdt haar verrassing in. En gelukkig maar, gelukkig maar! Gelukkig is dit geen wetenschap, met onderzoekers die kunnen voorspellen wat het volk gaat beslissen. Dat is de essentie van democratie, dat je dat dus niet kunt. Je geeft daar geen uitleg bij. Ik weet hier niet wat ik hoor. Ik weet natuurlijk wel dat het politieke recuperatie is van ongeveer alle partijen, om dat te zeggen: ‘Wij weten waarom mensen links of rechts zus of zo hebben gestemd.’ Dat weet je niet! En als ik er nog één ding mag aan toevoegen: een van de grootste misvattingen is te denken dat stemmen een rationeel proces is. Stemmen is geen rationeel proces. En dus moet je ook niet paternalistisch proberen te zeggen dat je mensen tegen zichzelf moet beschermen om hen te laten stemmen in een of ander belang. Dat doet er niet toe. Het enige wat je in een samenleving doet, is de kans en de mogelijkheid geven om te gaan stemmen.
Nogmaals, dit is een heel principiële discussie. Je kunt argumenten aanhalen waarom je dat liever niet wilt, waarom je een verplichting beter vindt dat vrijheid. Wel, u kunt het ons niet kwalijk nemen dat wij vrijheid beter vinden dan verplichting. Dat is nogal essentieel.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, u verwijt ons starheid. U zegt net zelf dat de keuze voor opkomstplicht, ja of neen, een principieel-ideologische keuze is. Dat gaat niet over of we de snelheid zullen verlagen tot 50 of 70. Dat is ook belangrijk, maar we begrijpen het verschil wel.
Ik vind het toch wel vreemd dat als het over zulke ‘fundamentals’ gaat van de ideologie, van de overtuiging, u ons verwijt dat we daarin consequent zijn en dit om het bochtenwerk dat uw partij daarin neemt te verdediggen. Ik vind het inderdaad een principieel ideologische keuze die tot de kern van mijn overtuiging, mijn liberale overtuiging, hoort: geef je de mensen de vrijheid of niet. Ik dacht dat, als ik Calvo lees, jullie diezelfde overtuiging deelden. Die is ideologisch ook sterk onderbouwd, maar blijkbaar is dat bij jullie toch allemaal wat soepeler. Ik begrijp het niet goed: u verwijt ons starheid om uw eigen bochtenwerk over iets fundamenteels, iets ideologisch te verdoezelen.
De heer Warnez heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, voor de correctheid van het debat: we hebben het hierover in de commissie al heel lang gehad. U weet dat we gepleit hebben voor en gevraagd hebben naar een evaluatie. U zegt nu dat die er niet zou komen. Ik heb er nog snel even het commissieverslag bij genomen en de minister heeft beloofd – hij zal dit wel bevestigen – in de commissie – u hebt het waarschijnlijk ook goed gehoord want u was verslaggever – dat er na de verkiezingen een evaluatie komt, grondiger dan bij de vorige verkiezingen, door het Agentschap Binnenlands Bestuur.
U wijst altijd naar academici. U zult mij niet verwijten dat ik de rol van academici niet belangrijk vind, maar zij hebben ook gezegd dat ze na de verkiezingen onderzoek zullen doen. Nu zeggen dat er geen evidencebased beleid zal worden gevoerd, klopt niet. De heer Ongena heeft gezegd dat dit hier vandaag zal worden afgerond. Uiteraard, maar beleid wordt niet op één dag bepaald en we zullen er in de komende jaren nog heel vaak over nadenken.
De heer De Meester heeft het woord.
Mevrouw Rutten, ik heb hier niemand horen zeggen dat we de uitslag van de volgende verkiezingen zullen voorspellen. Daar gaat het debat natuurlijk niet over. Men kan wel voorspellen wat de impact van het afschaffen van de opkomstplicht op de opkomst zal zijn in de toekomst. Daar is natuurlijk wel veel wetenschappelijk onderzoek over en zijn er vooral ervaringen in het buitenland. U moet toch geen glazen bol hebben om naar het verleden te kijken. Kijk naar wat in Nederland is gebeurd: 95 procent opkomst tot 1970, de opkomstplicht werd afgeschaft en dat zakte naar 70 procent, en dan steeds dieper weg tot nu ongeveer 53 of 55 procent. Dat is de realiteit, de historische werkelijkheid. Daar mogen we toch nog altijd uit leren, hoop ik.
Wat u zegt over die glazen bol vind ik een beetje een onwetenschappelijk standpunt. Er is een hele wetenschap die politicologie heet. Er is een open brief van twintig wetenschappers. Twintig wetenschappers die zeggen dat het een historische fout is en vragen om het alstublieft niet te doen, maar u legt dat naast zich neer. U schrijft vandaag dingen op Twitter in het genre van ‘dat we vandaag blij zijn om de opkomstplicht te kunnen afschaffen = meer vrijheid = meer democratie’. Meer vrijheid? Akkoord. Maar meer democratie? U moet mij uitleggen hoe u met minder representativiteit bij de stembusuitslag tot meer democratie komt. Dat moet u mij uitleggen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Het antwoord van de minister over de evaluatie was inderdaad duidelijk, maar het is ook heel duidelijk dat de positie ten gronde niet heroverweegbaar is, zeker niet voor Open Vld. Er zal geen bijsturing komen op basis van resultaten uit de verkiezingen, interpretaties van het stemgedrag en verschijnselen van de opkomstplicht in specifieke doelgroepen en in het algemeen, omdat het een ideologische positie-inname is van Open Vld. Mijnheer Warnez, we zullen op basis van de evaluatie van 2024 moeten zien met wie u het best verder bestuurt – als u dat nog wenst te doen – om nog een ander beleid te voeren.
Mevrouw Rutten, het gaat niet over het stemgedrag maar over de opkomst. Ons debat is niet dat wij een interpretatie willen geven. Ik heb u daarnet – impliciet of expliciet – teken zien doen dat politicologie geen wetenschap is en geen onderbouw heeft. Met alle respect, dat is voor uw rekening. Ik ben zelf opgeleid politiek wetenschapper. Als je de statistische onderbouw ziet van een aantal onderzoeken, dan weet ik niet wat ik zie als u dit hier dreigt te beweren. Maar soit, dat is voor uw rekening.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Analyses achteraf kan men maken volgens wetenschappelijke methodes. Ik heb niet gezegd dat het geen wetenschap is. Ik heb gezegd dat je niet op voorhand voorspellingen kunt doen. Je kunt dat zelfs wetenschappelijk niet onderbouwen omdat het gaat over menselijke gedragingen en een menselijke samenleving. Dat geldt dus voor de economie, en de voorbije decennia heeft men zich daar al enkele keren in vergist. Ook een economie laat zich niet voorspellen, net zoals verkiezingen zich niet laten voorspellen.
U zegt dat u het niet wilt hebben over in welke richting die stemmen dan gaan. Akkoord, dat heb ik u inderdaad niet horen zeggen. Maar je kunt ook niet weten wie er komt en wie er niet komt. Collega Keulen heeft het heel sprekend gezegd: als er een inzet is bij verkiezingen, dan weten mensen zeer goed dat hun stem ertoe doet. Geloof me vrij, of ze nu hoogopgeleid of laagopgeleid zijn, ze komen dan stemmen. Als verkiezingen een schijnmanoeuvre zijn waarmee er toch niets verandert, dan blijven ze thuis. Daar draait het om. Maak verkiezingen relevant, zorg dat er iets beslist wordt, zorg dat er een inzet is en zorg dat de stem van de kiezer telt. Dat is wat het ontwerp van decreet wil doen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
U zegt dat we niets kunnen voorspellen, en dat klopt natuurlijk. Dat is waarom wij ons ook allemaal proberen te troosten met peilingen en hopen dat we niets kunnen voorspellen.
Er is een ideologisch verschilpunt. Ik zal proberen om inhoudelijk nog wat dieper in onze argumentatie te duiken en zeggen waarom wij het daar niet mee eens zijn. Het is inderdaad voor een stuk ideologisch. Collega Ongena verwijst er ook naar: er zijn nieuwe wetenschappelijke inzichten en je zegt dat het niets te maken heeft met ideologie. Collega Ongena is er nu eventjes niet. Je kunt perfect vanuit je ideologisch kader nieuwe wetenschappelijke data verwerken. Ik hoop dat het is hoe we allemaal aan politiek doen en dat we allemaal een heel duidelijk normenwaardenkader hebben als politieke partij en als politici. Dat we van daaruit een interpretatie doen van nieuwe data, lijkt mij de manier waarop ik alvast aan politiek wens te doen.
Dat was één argument waarom wij tegen zijn, maar voor ons zijn er drie problematische aspecten. Het zal resulteren – en dat is wel een glazen bol – in minder betrokkenheid en representatie. Ik weet dat we niets kunnen voorspellen, met alle respect – collega De Meester verwijst er ook naar –, maar dat is wat al die politicologen hebben gedaan en historisch geschetst. Het is de lijn die je ziet in alle landen waar het wordt ingevoerd. Er is stelselmatig – inderdaad niet van de ene dag op de andere – een achteruitgang van de opkomstplicht. Af en toe is er een opstoot, als er een specifieke situatie is. Structureel gaat het alleen maar achteruit, en komt er nooit meer een opkomst zoals die was in 2018. Nooit meer, collega's. Ja, daarvoor heb ik een glazen bol en ik wil er heel veel geld op verwedden. Misschien is dat iets wat u als liberaal aanspreekt, maar ik wil er geld op verwedden.
Dat doen wij niet in het parlement. (Gelach)
Oké, ik excuseer mij.
Als de inhoudelijke argumenten op zijn, komen de persoonlijke aanvallen. Zo is dat gewoonlijk.
Ik heb meteen mijn excuses aangeboden. Ik denk dat dit bij deze is afgerond.
Collega's, er komt telkens het argument dat men het niet kan voorspellen. Ik durf te zeggen, met zekerheid, dat de opkomst bij de lokale verkiezingen van 2024 achteruit zal gaan en dat ze de jaren nadien verder zal achteruitgaan. Ik herhaal het nogmaals: in Frankrijk 35 procent, in Nederland 55 procent. De specifieke doelgroepen zijn minder aanwezig. De vrouwen blijven thuis op de kinderen passen. Mensen die moeten werken op zondag, komen onder druk te staan van hun werkgever om toch te komen werken.
Collega's, het gaat niet enkel over: ‘Houden we rekening met de noden van die mensen?’ Dat is het argument dat ik hoor. ‘Is er voldoende sociaal beleid?’ De essentie is of die mensen bij onze democratie betrokken zijn. Zijn ze betrokken bij onze samenleving? Dat is wat we kwijtspelen. Niet alleen of er al dan niet een sociaal beleid is – want er zijn inderdaad landen waar er geen opkomstplicht is en waar een sociaal beleid wordt gevoerd –, maar wel of deze mensen betrokken zijn bij onze democratie en onze samenleving. Dat is een cruciaal element in de strijd tegen polarisering.
Twee: arrogantie. Collega's, het moet mij nog één keer van het hart. Ik begrijp echt niet hoe wij ons collectief lijken wijs te maken dat Vlaanderen een andere realiteit is dan iedere andere lokale verkiezing in de wereld. Ik vind dat eigenlijk onbegrijpelijk. (Opmerkingen)
Minister Somers heeft het woord.
Dat is nu toch wel van de pot gerukt, meneer Vaneeckhout. U zegt ‘welke arrogantie hebben wij nu dat we anders zijn dan de rest van de wereld’. En u bent daarmee net iets aan het verdedigen waardoor we in ons democratisch concept net verschillen met de rest van de wereld. Waar heel Europa vindt dat ze kan functioneren als een democratie zonder opkomstplicht, zegt u dat het alleen maar mogelijk is om het mét opkomstplicht te doen. Dat is toch een argument dat u tegen uzelf moet gebruiken, niet tegen ons. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Het wordt natuurlijk lastig als u me ten eerste mijn punt niet laat afmaken en als we ten tweede moedwillig misinterpreteren.
De vorige sprekers konden dat ook moeilijk want ze werden constant onderbroken.
Absoluut. Het punt is het volgende, minister. Is het onze ambitie dat er zoveel mogelijk mensen naar de stembus komen? Is dat onze ambitie? U zegt zelf –Â dat blijkt verschillende keren uit de argumentatie –Â dat u gaat zorgen voor een plan waardoor er veel meer mensen gaan blijven komen naar de stembusgang. Wel, dan zeg ik u dat ieder buitenlands voorbeeld aantoont dat er niet voldoende kaderend beleid te voeren is om die opkomstgraad op het niveau van de opkomstplicht van vandaag te houden.
Een derde punt is misschien echt fundamenteel. Wat ons betreft is democratie het hoogste goed. Dat geeft ook een aantal verantwoordelijkheden. Wij zijn een partij die soms ook durft zeggen tegen mensen dat ze ook plichten hebben. En ja, collega’s, in een democratie is niet het gaan stemmen een plicht, maar is opkomen voor ons een plicht. Want democratie maken we samen. Democratie is niet iets waarvan je kunt zeggen ‘dat is een opt-out. Daar doe ik niet aan mee’. Dat is inderdaad een principieel argument.
Het is een coalitie die bol staat van een rechten-en-plichtenverhaal, maar die op het moment dat het gaat over het fundament van onze samenleving, de democratie, niet tegen mensen durft te zeggen: ‘ja, het is uw plicht om actief mee te werken aan de democratie en op te komen bij de verkiezingen’. Is het te veel gevraagd om eens in de zes jaar op te komen? Als dat te veel gevraagd is in een democratie, dan zijn wij het daar niet mee eens. En dan hoor ik zeggen ‘vrijheid’ en ‘wij geloven niet in verplichtingen’. Wel, collega’s, we hebben hier vorige week een decreet goedgekeurd dat van inburgeraars vraagt dat ze een beginselverklaring ondertekenen om te zeggen waar ze voor staan. En dat voor een coalitie die spreekt over ‘vrijheid blijheid’. Met alle respect, collega’s, ik weet niet in welke mate u het nog ernstig vindt om altijd die vrijheid als argument te gebruiken, terwijl er vaak in ieder ander beleidsdomein – vaak terecht – verplichtingen worden opgelegd. Dus nu zeggen dat je dat argument niet kunt gebruiken? Nee, wat ons betreft is het de plicht in een democratie om daaraan bij te dragen. Soit.
Het is een lichtzinnig experiment met het belangrijkste niveau. Daar zijn de minister en ik het wel over eens. In het buitenland is gebleken dat het negatieve effecten in zich draagt. Er waren partijvoorzitters die wel de moed van de overtuiging hadden, om dat publiek te uiten, maar zij werden vanuit de meerderheid snel stilgelegd. Het was heel erg duidelijk dat een escapade van collega Coens slechts eenmalig was toegelaten. De rangen zijn daarna snel terug dicht gesmeed.
Tot slot wil ik over het punt van de opkomstplicht nog één keer iets herhalen, en dan rond ik het af. Collega Ongena, ik word echt lastig van het argument dat we ons best moeten gaan doen. Onze fractie voelt zich alvast niet aangesproken. Als het gaat over concreter aan politiek moeten doen, met heldere ideeën aan politiek moeten doen: what’s new? Als we dit de afgelopen decennia niet hebben gedaan, dan is dat een falen van onszelf en dan gaan we dat niet oplossen door de regeltjes aan te passen. Dan moeten we misschien onze politieke cultuur aanpassen.
Minister, over het tweede punt in het ontwerp van decreet, namelijk de constructieve motie van wantrouwen, heb ik nog een echt inhoudelijke vraag. Ik kreeg nog een aantal vragen binnen over de twee derde van de raadsleden van elke fractie die een motie moeten ondersteunen. De berekeningsbasis voor die twee derde is nog onduidelijk op een aantal plaatsen. Is dat twee derde op het moment van de motie van wantrouwen of is dat op het moment van de eedaflegging en de installatie van de gemeenteraad? Op basis waarvan wordt die twee derde berekend? Dit is echt een informatief punt, maar ik denk dat het belangrijk is, in het licht van interpretaties achteraf, dat die misschien ook in de verslagen van het parlement terug te vinden zijn.
Mijn derde punt betreft de semirechtstreekse burgemeestersverkiezing, het initiatief aan de grootste lijst, de afschaffing van de lijststem. Zoals ik daarnet ook al heb proberen duidelijk te maken – maar misschien zaten wij enigszins op een verschillende golflengte –, valt voor al die zaken op zich wel iets te zeggen. Maar als je het eindresultaat bekijkt, vindt onze fractie dat dit ontwerp van decreet een heel eenzijdige visie op democratie toont. Democratie wordt meer dan ooit een pop-poll, een verkiezing van de coalitieleiders en de burgemeester, eerder dan een brede clash van ideeën met alle mogelijke nuances. Experten hebben aangetoond dat het onrechtstreekse effect van de nieuwe regels een druk tot frontvorming zal zijn. Dat gaat leiden tot grotere lijsten, tot een tweestrijd over gezichten, maar niet tot een breed scala aan visies en personaliteiten die mee proberen het beleid vorm te geven. Het herleiden van het democratisch debat tot een soort A- of B-keuze, dat is volgens ons niet hoe democratie eruit moet zien.
Ik wil nog even beklemtonen dat voor onze fractie een meerderheid in een democratie een meerderheid is. Het wordt hier als problematisch voorgesteld als de grootste partij niet per se de leidende partner in een coalitie zou zijn. Maar collega’s, als je 100 procent stemmen hebt en één partij behaalt 40 procent van de stemmen en drie andere partijen behalen elk 20 procent van de stemmen met beleidsvisies die dichter bij elkaar staan en als die drie zich vinden in een coalitie, dan vertegenwoordigen die toch 60 procent van de bevolking. Daar is niets ondemocratisch aan. Als die dan onder elkaar de beste figuur om de gemeente te leiden kiezen, dan is ook dat toch niet ondemocratisch. Anders zou dat betekenen dat wij in de voorbije tweehonderd jaar alleen maar ondemocratische coalitievormingen hebben gehad.
Wat de rechtstreekse burgemeestersverkiezing betreft, wil ik toch nog eens mijn punt van daarnet herhalen, zonder er te diep op in te gaan. Het zelfbedieningsamendement is een totale aanfluiting van het ontwerp van decreet, en ik vind het opmerkelijk dat dit binnen de meerderheid gepasseerd is.
Ik heb nog enkele punten. Volmachten op eer, de installatievergadering vervroegen, fysieke en hybride vergaderingen, zijn punten waarin wij ons kunnen vinden. Het is anderzijds opvallend en interessant wat er niet in het ontwerp van decreet staat. Ik hoop dat ik niemand irriteer als ik daarop inga. Er zijn toch wel enkele opvallende zaken waarvan wij geloven dat zij misschien ook wel een stap zijn in het versterken van onze lokale democratie. (Opmerkingen)
Ja, het gaat om positieve punten. Ik hoop dat u ze goedkeurt, wat alvast in de commissie niet is gebeurd. Zo is er ons voorstel van stemrecht op 16 jaar. Ik weet dat de liberalen daar principieel en al heel lang voor zijn. De christendemocraten zijn daar ook voor, maar zij moeten wel in het stof bijten, hoewel er een meerderheid in het parlement pro is. Ik weet dat er heel veel jongeren aan het volgen zijn die hopen dat er misschien in het Vlaams Parlement toch wel de moed van de overtuiging is om dat voorstel goed te keuren. Democratie is een werkwoord en een leerproces. Buitenlands onderzoek, collega Rutten, zoals van de Universiteit van Wenen heeft aangetoond dat de invoering van stemrecht vanaf 16 jaar … (Opmerkingen van Gwendolyn Rutten)
Er zijn redenen waarom ik zeg dat democratie een leerproces is. Mensen tussen 16 en 18 kunnen perfect inschatten of zij al die stap willen zetten of niet.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Je moet toch een beetje consequent zijn. Ik wil graag het debat voeren over stemrecht vanaf 16, en u kent ons standpunt daarover. Maar u moet consequent zijn met uzelf. Dan gaat het wel degelijk over stemrecht en niet over opkomstplicht vanaf 16. Wij zijn ook daarin consequent. Stemrecht, ook vanaf 16, maar geen opkomstplicht. (Applaus bij Open Vld)
Collega Rutten, experten zeggen dat 16- tot 18-jarigen meestal klaar zijn om die stap te zetten, maar dat men hen zelf moet laten inschatten of ze die stap willen zetten.
Zijn 18-plussers, volwassenen, dan niet in staat om dat in te schatten?
Collega Rutten, u moet collega Vaneeckhout toelaten af en toe een zin te laten uitspreken.
Zo meteen ben ik ook verontwaardigd en vraag ik ook excuses. Met alle respect: het woord was niet gegeven.
Mijn excuses.
Voor het verslag: excuses. Iedereen weer dikke vriendjes
Voilà. Ik heb één zin afgemaakt, en ik zou graag het tweede deel van mijn punt nog maken.
18-jarigen zijn volgens onze wet volwassenen. Dat is al een eerste verschilpunt.
Twee, er is toch niets mis mee om te zeggen dat democratie een leerproces is, en dat je mensen op hun maat die stap laat zetten tussen 16 en 18 jaar. Vanaf het moment dat ze de volwassenheid bereiken, moeten ze ten volle hun verantwoordelijkheid in onze democratie nemen. Dat is het punt.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
We zullen het dan mooi, netjes om de beurt doen. Maar het punt blijft natuurlijk hetzelfde. Het is een beetje raar om te zeggen dat – in uw woorden – je moet kunnen inschatten of je al dan niet wilt stemmen. Vanaf 16 kan dat, en ik ben het ermee eens dat je dat vanaf 16 kunt, net zoals je vanaf 16 kunt beslissen of je een vaccin wilt krijgen of welk liefdesleven je wilt. Van ons mag je dan ook gaan stemmen. Maar vanaf 18 zou je dat dan niet meer zelf kunnen inschatten, nee, dan moet dat een verplichting worden. Kijk, daar scheiden onze wegen. Voor ons kunnen alle 18-plussers, en dus alle volwassenen, dat perfect zelf inschatten.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, niet politologen, maar constitutionalisten – grondrechtspecialisten – zeggen vaak dat, als je stemrecht zou invoeren voor 16-jarigen, en stemplicht behoudt voor volwassenen, dat een schending is van het gelijkheidsbeginsel. Ik zou u kunnen zeggen, mijnheer Vaneeckhout: laat ons de strijd voor de 16-jarigen samen voeren, en laat ons die discriminatie alvast wegwerken, en de opkomstplicht voor de 18-plussers afschaffen. Dan hebben we een eerste stap gezet in de richting van de 16-jarigen. (Applaus bij Open Vld)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik denk dat we die strijd vanaf morgen vermoedelijk wel samen kunnen leveren, mijnheer Ongena. We gaan dat trouwens ook Europees doen. Blijkbaar is er daar geen hindernis omdat die mensen niet volwassen zijn. Dat is dus toch wel bijzonder, dat u daar mee met ons in de coalitie zit om dat daar wel waar te maken, en dat dit blijkbaar Europees niet speelt. Soit, een bijzondere denkoefening van de collega’s van Open Vld.
Twee, als ik het hier goed hoor, dan gaan jullie straks wel door met de afschaffing van de opkomstplicht, maar dan gaan jullie zeker het amendement goedkeuren voor stemrecht vanaf 16. Collega Rutten heeft net gezegd: ‘Wij zijn daarvoor, dat is geen enkel probleem.’ Ik ben blij dat daar binnen Open Vld alvast duidelijkheid over is, en dat we toch alvast één amendement zullen binnenhalen. (Opmerkingen van Tom Ongena en Gwendolyn Rutten)
Moet u weer excuses hebben, of kunnen we doorgaan?
Nee, nee, ik heb zeer brede schouders, al heel mijn leven. Het maakt niet uit.
Het tweede amendement dat wij indienen, collega’s, is nog iets wat mensen ergert. Dat is namelijk dat hier, bijvoorbeeld in de meerderheid, meer dan de helft van de parlementsleden niet alleen parlementslid is, maar ook burgemeester of schepen. U weet het, collega’s, dat wij het daar niet mee eens zijn. Als mensen verkozen worden voor een ambt van volksvertegenwoordiger en daar een goede vergoeding voor krijgen – maar dat is niet de essentie –, dan vinden wij dat ze dat ten volle moeten doen, en dat ze permanent beschikbaar moeten zijn voor het parlement. Dat geldt bijvoorbeeld ook in drukke covidtijden, wanneer je als burgemeester of schepen ook lokaal belangrijke verantwoordelijkheden hebt. Ik hoor dan altijd het argument: ‘Wil dat dan zeggen dat we het allemaal slecht doen?’ Mensen voelen zich dan persoonlijk aangesproken. Nee, ik ga niet zeggen dat iedereen die hier burgemeester of schepen is, een slecht parlementslid is. Maar, collega’s, ik geloof wel dat jullie nog betere burgemeesters of schepenen, of nog betere parlementsleden zouden zijn, mochten jullie dat niet combineren. De kiezer verdient mandatarissen die ten volle voor hun verkozen ambt gaan. Ik weet dat dit het punt is dat het meest problematisch is, maar ik geloof zelf oprecht dat het een van de punten is waarmee het best de antipolitiek beantwoord zou kunnen worden.
Een derde amendement dat wij indienen, collega’s, wat er ook niet in zit, is het genderevenwicht in lijsten, gemeenteraden, colleges, en bij burgemeesters. Bij burgemeesters kun je dat uiteraard niet afdwingen, maar wij geloven nogal sterk dat als je evenwichtiger gemeenteraden krijgt, evenwichtiger schepencolleges en evenwichtiger lijsten, dit er ook toe leidt dat er op termijn meer vrouwelijke burgemeesters aanwezig zullen zijn. Want die cijfers zijn relatief goed. We hebben daar al serieuze stappen gezet, maar niet bij de burgemeesters. Daar zien we een gigantisch overwicht van mannelijke burgemeesters. Het is onze rotsvaste overtuiging dat meer vrouwen en meer evenwicht tot een betere organisatie en betere beleidscultuur leiden. Ik ben benieuwd of jullie onze voorstellen dienaangaande zullen steunen.
Ik heb nog een laatste punt, collega's. We zijn al wat lang bezig, maar ik zou er toch eventjes aandacht voor willen vragen. Wij hanteren bij iedere verkiezing het systeem-D’Hondt voor de zetelverdeling. Maar bij de lokale verkiezingen hanteren we het systeem-Imperiali. Ik zou jullie een zeer simpele denkoefening willen laten doen. Stel dat je 100 zetels in de gemeenteraad hebt en een partij haalt 22 procent van de stemmen. Hoeveel zetels zou die dan moeten hebben volgens de verkiezingsuitslag? Ik denk dat de meesten, als ze het op een papiertje zouden moeten schrijven, vinden dat die dan 22 zetels in de gemeenteraad moet hebben. Wel, collega's, al decennialang slagen wij er niet in om dit dankzij een waanzinnige maatregel van het systeem-Imperiali, gebaseerd op een soort fake standpunt van gemeentelijke stabiliteit – want blijkbaar hebben we die stabiliteit op andere niveaus niet nodig – in stand te houden.
Wij stellen één simpele aanpassing in het ontwerp van decreet voor. Wij stellen voor om het systeem-D’Hondt in te voeren in plaats van het systeem-Imperiali, om situaties zoals bijvoorbeeld de verkiezingen in 2018 in Berlare te vermijden, waar een lijst met 38 procent van de stemmen meer dan de helft van de zetels haalde. Dat is toch gewoon niet uit te leggen, collega's? Democratie gaat niet alleen over de grootste partij worden en dan alles krijgen. Democratie gaat over op een evenwichtige, proportionele manier vertegenwoordigd worden in de gemeenteraad. We zien dat op andere plaatsen ook. Het is niet alleen coalities waar wij mee in zitten. We zien dat in Mechelen ook, waar we met een uitslag die niet boven de 50 procent ligt, toch een absolute meerderheid halen. Vind ik dat erg? Politiek is dat misschien niet erg, maar uit te leggen aan de kiezer is het eigenlijk niet. Dus, collega's, stem voor het systeem-D’Hondt in plaats van Imperiali.
Minister Somers heeft het woord.
Ik moet nu een beetje uit zelfrespect reageren. Op basis van degenen die verkozenen hebben in de gemeenteraad, heeft de stadslijst in Mechelen wel de volstrekte meerderheid. Er waren een aantal partijen die enkele honderden stemmen hebben gehaald. Samen waren die goed voor 2 à 3 procent. Dus van degenen die vertegenwoordigd zijn in de gemeenteraad, heeft de stadslijst van Mechelen wel de volstrekte meerderheid gehaald. Dat gewoon maar voor mijn zelfrespect.
Dat mag, minister Somers. En ik zal u zeggen: het is ons gegund.
Een laatste punt, voor ik afsluit, minister: we hebben nog wel wat werk, los van dit ontwerp van decreet. U hebt zelf aangekondigd dat volgend jaar het statuut van de gemeenteraad en de raadsleden zal worden versterkt. Ik zou u de vraag willen stellen om daar inderdaad werk van te maken en ons daar ook zeer actief bij te betrekken. Ik denk dat we in de commissie zeer veel mensen met ervaring hebben. Er ligt daar een fundamentele opdracht om toch nog wat zaken ten goede te realiseren in deze legislatuur.
Ik heb meegegeven dat er een aantal punten in het ontwerp van decreet zijn waar we misschien een beetje enthousiast over worden, maar als je het allemaal naast elkaar legt, en vooral de historische vergissing waar we het hier al veel over gehad hebben, zullen wij dit ontwerp van decreet alvast niet steunen. Ik nodig de collega's hier in het parlement uit om onze amendementen mee te nemen en op die manier dingen te doen die wel nodig zijn, in plaats van symboolmaatregelen.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het is hier al uitgebreid gegaan over de afschaffing van de opkomstplicht. Ik wil mijn tussenkomst starten met een vraag om een minuut stilte. Een minuut stilte, omdat vandaag een belangrijke figuur, in feite een steunpilaar van onze lokale democratie, ten grave wordt gedragen. En dat is de opkomstplicht. Daarom, collega's, vraag ik enige ogenblikken van stilte. (Opmerkingen)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Collega De Loor, met alle respect hoor. Ik denk dat we hier nog heel de voormiddag en nog een stuk van de namiddag – en dat mag, het is hier een parlement, we moeten discussiëren – over bezig zullen zijn, maar ik heb al 38 keren dezelfde argumenten gehoord, in de ene, dan wel de andere richting. Ik wil toch nog maar eens herhalen dat wat die uitvaartplechtigheid betreft wij nog een van de weinigen zijn en dat we dus de rij van de democratieën, die die beslissing reeds genomen hebben, aan het afsluiten zijn.
En als ik kijk naar het lijstje waar ze dat nog niet hebben gedaan, dan zijn dat niet onmiddellijk de mooiste voorbeelden. Collega De Meester, de mooiste voorbeelden vind ik onder andere – maar ik ga daar niet verder op in – in Noord-Korea. Daar is er één kandidaat, waar men voor of tegen mag stemmen. De stemming is geheim, maar wie tegenstemt, moet wel in een ander stemhokje stemmen. En wanneer men in een ander hokje stemt, wordt dat gevolgd door de doodstraf. Ja, dat is ook een vorm van opkomstplicht.
Collega’s, ik hoor veel valabele argumenten voor die stemplicht, maar ik ben er volop van overtuigd, samen met de collega’s van de meerderheid en – daar ben ik van overtuigd – heel wat collega’s van de oppositie dat de eerste doelstelling is om onze mensen te motiveren om te gaan stemmen.
Iemand fluisterde me in dat het gevaarlijkste in een democratie kiezers zijn die slecht of niet geïnformeerd zijn. En om eerst onze mensen te motiveren om te komen stemmen, zoals de collega’s Ongena, Warnez en Van Miert eerder verklaarden, zullen we met projecten en ideeën moeten komen. We moeten naar de mensen stappen om hen te overtuigen om te komen stemmen. En wees gerust, ik heb zes lokale verkiezingen op rij elk huis fysiek en persoonlijk bezocht en dat heeft me geen windeieren gelegd. Dus stemplicht of stemrecht, het zal me worst wezen. Ik ben ervan overtuigd dat als we dat allemaal zouden doen, we meer gemotiveerde kiezers zouden hebben die weten waarvoor ze stemmen. En of ze dan voor Vooruit, de N-VA, het Vlaams Belang of eender welke partij stemmen, ik heb liever een gemotiveerde kiezer dan iemand die een papier komt kleuren. Mijnheer De Meester, wat dat betreft: bij ons wordt er met de computer gestemd, daar kan men dus geen tekeningen maken. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer De Meester heeft het woord.
Collega’s, dit is nu een tekstboekvoorbeeld van paternalisme. Zeggen dat de kiezer niet geïnformeerd, niet gemotiveerd is en niet weet op wie te stemmen. Dat is misschien zo voor uw kiezers, voor de kiezers van de N-VA, maar niet voor mijn kiezers. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Het is goed dat u dat dan van uzelf weet.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, wat een minuut stilte al niet kan teweegbrengen. (Opmerkingen)
Collega De Loor heeft het woord.
Collega Van Dijck, dat er niet veel landen meer zijn die de opkomstplicht nog hanteren, vind ik een van de slechtste argumenten die daarvoor kunnen worden gebruikt – maar daar kom ik straks nog op terug.
Collega’s, onze lokale democratie en onze lokale besturen genieten het meeste vertrouwen, maar toch zal dit ontwerp van decreet, deze nieuwe regelgeving, wat Vooruit betreft, niet bijdragen tot een versterking daarvan. Van een versterking is niet echt sprake, en dat is niet enkel het standpunt van Vooruit, maar ook van tal van middenveldorganisaties die daar een aantal weken geleden een open brief over geschreven hebben. Ook de syndicale organisaties wijzen erop dat dit meer lijkt op een uitholling van de lokale democratie dan op een versterking ervan.
We hebben daarover een bijzonder interessante hoorzitting georganiseerd, met boeiende sprekers, heel veel inzichten en duidelijke taal. En zo moet dat ook in dit parlement. Tijdens die hoorzitting hebben we een aantal heel opmerkelijke vaststellingen gedaan. Een daarvan is dat de voorgestelde wijzigingen toch niet echt positief onthaald zijn door de sprekers op de hoorzitting – en dan druk ik me nog voorzichtig uit. Dat heeft ook geleid tot pijnlijke momenten, alleszins bij leden van de meerderheid, vooral wat de afschaffing van de opkomstplicht betreft en de verwoede pogingen van de meerderheidspartijen die op zoek gingen naar manieren om die participatie aan de verkiezing te garanderen.
Collega’s, in het ontwerp van decreet staan ook voorstellen die niet altijd even goed doordacht zijn. Ook de VVSG heeft in haar advies aangegeven dat, en ik citeer “dit ontwerp van decreet tal van wijzigingen bevat waarvan de impact vooraf niet gemakkelijk kan worden ingeschat”. Tegelijkertijd pleit de VVSG voor een geregelde evaluatie zodat kan worden bijgestuurd. Ja, wat ons betreft is dat toch een weinig geruststellende boodschap. De evaluatie komt er nadat de wijzigingen zijn doorgevoerd en vaak de schade al is toegebracht. Ik heb daarnet begrepen uit de discussie dat het ook niet de bedoeling is om nog bijsturingen te doen. Dat is blijkbaar niet aan de orde.
Collega’s, de opkomstplicht afschaffen is een historische vergissing. In 2024 zullen de burgers dus niet langer verplicht zijn om zich voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen naar het stemhokje te begeven. Dat zal de participatiegraad doen dalen, hoe u het ook draait of keert. Dat zal het doen dalen, stelselmatig doen dalen. Wat ons betreft, is dit de grootste politieke blunder van deze politieke generatie. De meest laagdrempelige vorm van participatie, namelijk de opkomstplicht, die wordt uitgehold.
Uit alle onderzoeken blijkt dat hiermee de drempels voor politieke participatie worden verhoogd, zeker voor een aantal groepen. We spreken dan over lager opgeleiden, mensen met een lager inkomen. Maar ook jongeren en ouderen, die zich minder vlot naar de stembus kunnen begeven, zullen zich de inspanning ontzien. Dat zijn allemaal burgers die een extra motivatie om deel te nemen aan onze democratie wel kunnen gebruiken om te gaan stemmen.
Ze kunnen daarbij ook stilstaan bij hun standpunt, want het is niet alleen om op de tweede zondag van oktober naar de stembus te trekken, maar ook om hun standpunt te vormen. Dat gaat nu allemaal op de schop. We stellen vast dat dit bovendien allemaal wordt voorgesteld als een versterking van de democratie, wij beschouwen het eerder als een verarming. Dat is bijzonder jammer.
Uit de hoorzitting bleek ook dat wij totaal niet alleen staan met dat standpunt. Na meer dan vier uur hoorzitting was het nog altijd wachten op goede redenen om de opkomstplicht af te schaffen. Naast die academici roert ook het middenveld zich. In een open brief trekken ze aan de alarmbel. Het zijn niet van de minste organisaties die de brief ondertekenden, het zijn organisaties die bij heel wat politieke fracties nauw aanleunen. Ook zij vinden de afschaffing van de opkomstplicht geen fait divers. Ze stellen dat het herstel van en het vertrouwen in de democratie moet komen van een impactvol beleid en door het betrekken van burgers en het middenveld, en niet door het afschaffen van de belangrijkste impactvolle indicator die wijst op haar tekorten.
Tot op vandaag, collega’s, vraag ik me nog steeds af op welke studie of onderzoek, empirisch onderzoek, deze meerderheid zich beroept om de beslissing tot afschaffing van de opkomstplicht te verantwoorden. Er is net verwezen naar het burgermanifest en naar de congresresoluties van – toen nog – VLD in 1993. Ik vraag me af of er ook echte studies zijn die bewijzen dat democratie wordt versterkt door het afschaffen van de opkomstplicht.
Minister, er zit trouwens een groot manco in het ontwerp van decreet. Naast de afschaffing van de opkomstplicht en het opwerpen van die drempel wordt er in feite niets noemenswaardigs ondernomen om de kloof – waar zo dikwijls over wordt gesproken – tussen de burger en de politiek kleiner te maken en om het vertrouwen in de politiek te herstellen. Er is nog werk aan de winkel. U hebt gezegd in de commissie dat we daar werk van zullen maken. In Vooruit vindt u een partner om daar werk van te maken.
Bovendien geeft u een duidelijk signaal dat deze verkiezingen voor de gemeente-, provincie- en districtsraden minder belangrijk zouden zijn dan de andere verkiezingen. In feite worden ze gereduceerd tot tweederangsverkiezingen. We hebben dan ook een amendement ingediend om de opkomstplicht te behouden. We rekenen daar op het voortschrijdend inzicht van u om dit amendement te steunen en deze historische vergissing alsnog te voorkomen.
Dankzij een volgend aspect in het ontwerp van decreet zal – zowel volgens de minister als volgens de leden van de meerderheidsfracties – de particratie worden ingeperkt. Hiervoor worden een aantal initiatieven naar voren geschoven, onder andere – we hadden het er zonet al over – de afschaffing van de impact van de lijststem maar ook het initiatiefrecht voor veertien dagen.
Bij het initiatiefrecht voor de grootste lijst en de maatregel om na het vormen van de meerderheid het raadslid met het hoogst aantal voorkeursstemmen binnen de grootste meerderheidsfractie automatisch het burgemeesterschap toe te kennen, plaatsen we toch een aantal kanttekeningen. Minister, met dit laatste wilt u de verkiezing van de burgemeester democratischer maken. Maar naast het feit dat deze maatregel slechts een beperkte impact zal hebben – 10 procent van de huidige burgemeesters zou iemand anders geweest zijn, in vergelijking met het vorige systeem – houdt deze nieuwe regeling een soort ‘presidentialisering’ in van de gemeenteraadsverkiezingen, waarbij het hoofdzakelijk – daar moeten we eerlijk in zijn, collega’s – zal draaien rond een heel beperkt aantal personen.
De echte uitdaging, collega’s, bestaat erin om de bevolking warm te maken voor de politiek, voor de lokale politiek, om een sterke gemeenteraad en een sterke OCMW-raad samen te stellen met gemotiveerde en geëngageerde gemeenteraadsleden. Hieruit wordt dan idealiter een sterk college van burgemeester en schepenen en een sterk vast bureau gevormd.
Minister, u voorziet echter geen enkele incentive, geen enkele maatregel om mensen warm te maken om te kandideren en het mandaat van gemeenteraadslid op te nemen. De kiesstrijd wordt in feite gereduceerd tot een populariteitspoll van een of enkele personen. Dat creëert een fout beeld van de gemeentepolitiek, zeker als je de lokale democratie wilt versterken.
Voor het veertiendaags initiatiefrecht valt op zich iets te zeggen. Het kan een zekere rust brengen in de coalitievorming, wat de kwaliteit natuurlijk ten goede kan komen, maar het is geen sluitend systeem. Ook de VVSG en een aantal academici formuleerden die kritiek. Als op de verkiezingsavond namelijk blijkt dat bepaalde lijsten met elkaar in zee willen gaan, waar de grootste lijst niet bij betrokken is, dan betekenen die veertien dagen initiatiefrecht natuurlijk tijdverlies. De grootste partij kan ook op die manier nog altijd niet betrokken worden. Wij vrezen dat dit voor nog meer verwarring zal zorgen bij de kiezer.
Want een coalitie vormen betekent, wat Vooruit betreft, dat je een meerderheid moet vinden van partijen die vlot kunnen samenwerken en een daadkrachtig bestuur en een beleid kunnen voeren, want besturen is ook samenwerken.
Er zijn een aantal wijzigingen opgenomen in dit ontwerp van decreet die wel onze goedkeuring kunnen wegdragen en wel op onze steun kunnen rekenen.
We vinden het positief dat de regelgeving wat fusies betreft fusievriendelijker wordt gemaakt en zo die vrijwillige samenvoeging van gemeenten zal faciliteren. Ook in de vorige legislatuur, voorzitter, werden op dat vlak inspanningen geleverd, die door onze fractie werden ondersteund. Maar jammer genoeg stellen we vast, collega’s, dat er nog altijd fusies mogelijk blijven op basis van ‘verkeerde’ redenen. Wat bedoel ik met verkeerde redenen? Partijpolitieke stratego, carrièreplanning, zich afzetten tegen grotere gemeenten... Minister, in dit ontwerp van decreet is niets voorzien om dit te voorkomen. Ik blijf dan ook van oordeel dat de motivatie voor een fusie moet steunen op het vergroten van de bestuurskracht van de fusiegemeente.
Ook het verdwijnen van de volmacht, van de verklaring op eer, kan onze goedkeuring wegdragen. Ik plaats hierbij wel de kanttekening om toch eenvormige systemen na te streven bij de verschillende verkiezingen, om die duidelijkheid voor de kiezer toch te vergroten.
En ook enkele maatregelen om de positie van de gemeenteraad te versterken, zijn positief. Ik denk dat deze coronatijden uitgewezen hebben dat de mogelijkheid om digitaal te vergaderen absoluut noodzakelijk is. Daar willen wij toch ook wijzen dat er een aantal garanties worden ingebouwd met betrekking tot de democratische werking van de raden, de rechten van de raadsleden en de openbaarheid. De constructieve motie van wantrouwen vervangt de huidige procedure van structurele onbestuurbaarheid. Collega’s, we hebben gezien dat die laatste procedure in de praktijk meer geleid heeft tot problemen dan dat ze voor oplossingen heeft gezorgd. Daarom zijn we van oordeel dat het systeem van de constructieve motie van wantrouwen een stap in de goede richting kan zijn, maar toch willen we ook waarschuwen voor oneigenlijk gebruik daarvan.
Een amendement dat we samen indienen met de Groenfractie en de fractie van de PVDA is het stemrecht vanaf 16. Dat is een manier om die jongerenparticipatie te verhogen, want politiek heeft wel duidelijk een impact op het dagelijks leven van de jongeren. Dat stemrecht kan ook de betrokkenheid en de politieke interesse verhogen. Het kan ook helpen bij de ontwikkeling – collega Vaneeckhout heeft er daarnet al naar verwezen – van het democratisch besef. Tegelijk kan het er ook voor zorgen dat er meer jongerenthema’s sterker aan bod komen op de politieke agenda. Daarom hebben wij dit amendement mee ingediend.
Collega’s, concluderend: dit ontwerp van decreet kan op een aantal punten een stap vooruit betekenen, maar van een versterking van de lokale democratie is voor de Vooruitfractie geen sprake. Er zitten een aantal goede amendementen in, maar de afschaffing van de opkomstplicht vinden wij dramatisch. Daarom zullen wij dit ontwerp van decreet niet goedkeuren. (Applaus bij Vooruit)
De heer De Meester heeft het woord.
U hebt een kwartier. U hebt dat eigenlijk al volledig opgebruikt. Maar u kent me, genereus zoals ik ben.
Voorzitter, u leidt deze vergadering op een voortreffelijke wijze, laat daar geen enkele twijfel over bestaan. Ik denk zelfs dat ik mijn vijftien minuten niet helemaal ga opgebruiken. Er is al heel veel gezegd, maar ik kan die minuten dan misschien meenemen naar een volgende keer?
Ik ga me, wat ons betreft, beperken tot een aantal essentiële punten. Ten eerste wil ik toch nog heel even wijzen op die heel belangrijke open brief van die twintig politicologen die heel duidelijk zeggen dat dit een historische fout is. Dit gaat niet over zo maar wat lichte kritiek in de marge, dit gaat over een zeer strenge beoordeling van wat hier voorligt, namelijk de afschaffing van de opkomstplicht.
Ten tweede zou ik toch nog – een beetje naïef misschien – een laatste keer een oproep willen doen aan de collega’s van CD&V om voor hun overtuiging te stemmen en het particratische belang even aan de kant te zetten en werkelijk voor hun overtuiging te stemmen. Want het is geen detail wat de jongerenafdeling van CD&V schrijft, dat dit een slecht idee is, dat dit de democratie vermindert en dat het voor hen wringt dat de partijleiding die opkomstplicht gaat afschaffen. Het is niet alleen, collega’s, de CD&V-jongerenafdeling die dat zegt. Een aspect dat in het debat misschien een beetje onderbelicht gebleven is, is dat ook heel wat sociale organisaties zeggen dat dit echt een heel slecht idee is. Collega De Loor heeft er net ook naar verwezen. Het gaat niet over de minsten. Het gaat over Welzijnszorg, Samenlevingsopbouw, Femma, OKRA, het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV), het Minderhedenforum, De Wakkere Burger, enzovoort. Het zijn sociale organisaties die met hun voeten in de samenleving staan. Collega’s, als u de politicologen niet gelooft, dan moet u misschien wel die sociale organisaties, met heel veel collega’s uit de christelijke zuil, op hun woord geloven en die enig vertrouwen schenken.
Ten derde is er het sociale aspect. Ik herhaal het omdat het heel belangrijk is voor mijn partij. Collega Rutten, uit onderzoek blijkt dat er bepaalde sociale groepen minder gehoord zullen worden. Ik hoor collega’s van de N-VA zeggen ‘ja, misschien is dat wel zo’. En dan zeggen ze er net niet bij dat ze daar eigenlijk niet heel erg van wakker liggen. Ik lig daar wel van wakker. Ik vind dat heel belangrijk. Als uit onderzoek blijkt dat er een sociale vertekening dreigt, dat er minder participatie dreigt van groepen met een lager inkomen, met een lagere opleiding, dan vind ik dat bijzonder problematisch, want voor mij telt werkelijk elke stem. Collega Rutten, met alle respect, ik heb het al gezegd: ik zie niet in hoe minder participatie tot meer democratie kan leiden. Ik zie het niet.
Een vierde punt zijn de buitenlandse voorbeelden. Ja, we hebben geen glazen bol. Akkoord. We kunnen de toekomst niet voorspellen. Maar we hebben wel die buitenlandse voorbeelden. In Nederland komt nog maar 55 procent in 2018, in Frankrijk 45 procent, in Spanje in 2019 65 procent, in Noordrijn-Westfalen 50 procent, in Ierland in 2019 50,2 procent en in Finland 58 procent opdagen bij de lokale verkiezingen. Ik kan niet voorspellen welk exact opkomstpercentage er komt als de opkomstplicht in Vlaanderen wordt afgeschaft bij de lokale verkiezingen, maar die voorbeelden doen mij toch het ergste vrezen. Dan is de vraag: willen wij dat? Willen wij daarnaartoe? Willen we dat we uitkomen op een percentage van 50 tot 60 procent? De rest is blijkbaar niet geïnformeerd of niet gemotiveerd, die stem moeten we dan niet beluisteren. Maar is het daar waar wij met onze democratie naartoe willen? Beseffen jullie dat wij op dat pad terechtkomen?
Vijfde punt: ik kan me toch niet van de indruk ontdoen – het wordt niet expliciet in het debat gezegd – dat er onderhuids een soort naïeve illusie leeft dat wij door de niet-geïnformeerde, niet-overtuigde, niet-gemotiveerde kiezer thuis te laten, op de een of andere manier de proteststem aan de kant kunnen zetten. Ik denk dat het valse hoop is. Ik denk dat dat nog wel eens dik zou kunnen tegenvallen. Ik denk vooral dat het een heel slecht idee is omdat ik denk dat je als politicus beter geconfronteerd wordt met al die stemmen in het stemhokje, en dat de proteststem negeren niet de beste manier is om naar de stem van die mensen te luisteren.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer De Meester, als ik even mag. Excuses, collega's, want u bent heel aandachtig aan het luisteren. Nu bepleit u toch een contradictie. U verwijt ons dat wij voor het stemrecht gaan omdat degene die een ‘foertstem’ willen geven, dan niet zouden komen. U zegt dan zelf: ‘Maar u vergist zich.’ Ik wil me graag vergissen, hé. Ik zal de moeite doen bij alle mensen, van eender welke sociale status, om daar te passeren. Dat is één.
Maar, ten gronde, vraag ik niet alleen aan u maar aan alle collega's ter linkerzijde: vinden jullie echt dat we een wet moeten overeind houden waarbij we mensen penaliseren, beboeten, als ze niet aan de opkomstplicht voldoen? Dat is een eerste vraag. Beboeten: ja of neen? Als u zegt ‘neen, we gaan ze niet beboeten’, waar ben je dan in godsnaam mee bezig?
Ten tweede: wat is er nu het fundamentele probleem met een decreet dat vrijheid schept? Dat is een punt waar ik graag een antwoord op zou willen hebben van uwentwege.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Omdat de voorzitter van de commissie zo aandringt op een antwoord... We hebben het er in de commissie al over gehad. Ik heb daarnet geantwoord op die laatste vraag. Ik ga straks ook op uw andere vraag antwoorden. Geen paniek.
Het is een principieel antwoord: ja, wij vinden dat het een plicht van mensen is om bij te dragen aan en hun verantwoordelijkheid te nemen in de democratie. We kunnen daar van mening over verschillen, maar als het gaat over mensen op rechten en plichten durven te wijzen, dan durven wij te zeggen dat dat ook een plicht is van mensen. Het gaat om de opkomstplicht, niet om de stemplicht voor alle duidelijkheid.
Als het gaat over penaliseren, heb ik daar in de commissie ook op geantwoord. Ik heb dat al een aantal keer gedaan. Collega's, we komen net uit een jaar waar we allerlei decreten en regels hebben opgelegd aan mensen en waar we niet overal met boetes zijn gaan zwaaien. We zijn niet elk huis binnengegaan om te kijken of er vier of vijf mensen samen waren. We hebben voor de quarantaine coachend gewerkt en niet meteen bestraffend. We geven als overheid wel een signaal over wat wij belangrijk vinden en wat de principes zijn. Het is toch zeer vreemd dat het dan plots niet meer aanvaard zou zijn om dat bij een democratisch iets wel te doen. Ja, wij vinden het belangrijk dat we het signaal geven dat het een democratische plicht is om op te komen bij verkiezingen. Neen, dat hoeft niet per se structureel beboet te worden.
De heer De Meester heeft het woord.
Ook wat mij betreft, is het antwoord zeer duidelijk. Uiteraard zijn wij niet voor het penaliseren van mensen die niet komen opdagen. Maar er is ook geen enkele inconsequentie. Wat wij willen, is dat er op de stembrief blijft staan: ‘De stemming is verplicht.’ Dit niet om mensen achteraf te kunnen straffen, maar om mensen uit te dagen, op hun verantwoordelijkheid te wijzen en hen positief te motiveren, door te zeggen dat dit voor ons belangrijk is. ‘Wij vinden het belangrijk dat je komt.’ Zeggen ‘het hoeft niet, blijf thuis als je dat wilt, geen enkel probleem’, is niet het signaal dat we moeten geven aan de bevolking. Wij moeten zeggen: ‘Wij, politici, vinden het zeer belangrijk dat je komt. Oké, wij zullen je niet in de bak draaien als je niet komt. Maar kom alstublieft, wij vinden dat belangrijk, en eigenlijk vinden we dat je plicht.’ Dat is wat wij willen zeggen met het willen behouden van de opkomstplicht.
Voor u, collega, gaat het helemaal niet over vrijheid. U hebt gezegd dat u die mensen wilt thuis laten omdat ze niet geïnformeerd en niet gemotiveerd zijn. In de commissie hebt u gezegd dat mensen naar het stembureau komen om daar vogelpik te spelen. Dat hebt u gezegd! Ik vind dat niet acceptabel! Ik weet niet hoe ze vogelpik spelen als er bij u met de computer wordt gestemd. Dit is toch niet acceptabel! Dit is denigrerend. U zegt tegen die mensen: ‘U kent er niets van. U bent niet geïnformeerd. U doet maar wat in het stemhokje.’ Ik geloof dat mensen om de zoveel jaar in het stemhokje werkelijk hun mening uitdrukken. Als ze een streep door dat stembiljet trekken, dan doen ze dat met een reden. Die stem, mét een reden, is voor mij evenveel waard als elke andere stem. Dat is het verhaal dat wij hier willen brengen.
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik bedank iedereen voor het heel boeiende en levendige debat. Het is niet meer dan normaal dat we in het parlement een paar uur uittrekken voor de thema’s waarover vandaag wordt gediscussieerd. We moeten daar grondig en met zoveel mogelijk respect voor elkaar van mening over kunnen verschillen en argumenten aanhalen.
Ik wil eerst en vooral toch nog eens benadrukken dat de lokale democratie vandaag de sterkste democratie is. Geen enkel vertrouwen is groter dan dat in onze lokale besturen. Onze lokale besturen staan heel dicht bij de burgers en kunnen daar een verschil maken. Het is ook mijn vaste overtuiging dat in de 21ste eeuw het belang van lokale besturen, van lokale democratieën, alleen maar sterker zal worden. Bij ons en ook in het buitenland. Daarom heeft de Vlaamse Regering heel nadrukkelijk ingezet op het versterken van onze gemeentebesturen. We doen dat niet alleen door extra middelen te geven of door regiovorming en het bevorderen van fusies, of door extra bevoegdheden te geven. We willen de lokale democratie ook versterken. Dat is het wat hier vandaag op tafel ligt. De grote inzet daarbij, de grote rode of blauwe of oranje of gele draad is dat wij willen dat burgers opnieuw meer greep krijgen op het democratische proces.
Er zijn al veel argumenten aangehaald. Ik wil op een paar elementen ingaan die nog niet naar voren zijn gebracht. En dan wil ik natuurlijk nog naar de 'pièce de résistance', als ik het zo mag zeggen: de discussie over de opkomstplicht.
Iets wat nog niet werd aangehaald, is de regel die uitdrukkelijk wordt ingeschreven voor wanneer partijen bij lokale verkiezingen besluiten om de handen in elkaar te slaan. We zien dat steeds meer, en dat is op zich boeiend. Het meeste politieke experimenteerwerk gebeurt lokaal. Dat is ook logisch. Daar kunnen nieuwe bewegingen, nieuwe inzichten groeien. Daar probeert men buiten de klassieke breuklijnen dingen op te bouwen. Vandaag kunnen twee of meerdere partijen zeggen dat ze zullen samenwerken en op één lijn staan, maar dat ze pas op de avond van de verkiezingen, wanneer iedereen zijn stem heeft uitgebracht, hun kaarten op tafel zullen leggen. Pas dan zeggen ze dat ze een kartel waren, en dan gaan hun wegen op de avond van de verkiezingen weer uit elkaar om twee fracties te vormen in de gemeenteraad, waarbij de ene fractie in de meerderheid kan geraken en de andere in de oppositie. Ofwel zullen ze de volgende zes jaar lokaal als een echte politieke partij opereren, in één fractie. Die keuze moet nu worden gemaakt op het moment dat de lijst wordt ingediend. Met andere woorden: de kiezer zal op voorhand weten of hij te maken heeft met een vrijblijvend kieskartel, dan wel met een politieke formatie. Die geloofwaardigheid is voor de kiezer belangrijk.
Ten tweede, het initiatiefrecht. Ik weet niet of het jullie al is opgevallen, maar eigenlijk gebeurt er elke zondagavond van lokale verkiezingen iets wonderbaarlijks. Waar men op Vlaams of federaal vlak weken en soms maanden nodig heeft om een coalitieakkoord te maken, dat helemaal uit te discussiëren en inhoudelijke afspraken te maken, gebeurt vaak vijf of tien minuten nadat de uitslag van gemeenteraadsverkiezingen bekend is iets fenomenaals: partijen zeggen dat ze de uitslag hebben bekeken, dat ze elkaar gevonden hebben, dat ze een coalitie hebben, dat ze weten wie er schepen en burgemeester zal worden, en dat ze een volledig akkoord hebben.
Vaak geraakt men er op tien minuten door. Ik heb het altijd wonderbaarlijk gevonden hoe men op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen daartoe in staat is. Op Vlaams en federaal niveau duurt het maanden. Je zou kunnen denken: ‘Het is toch doorzichtig?’ Sommige mensen moeten toch doorhebben – want we nemen de mensen ernstig – dat als die mannen en vrouwen, tien minuten na de bekendmaking van de uitslag, al een akkoord hebben, het op voorhand is afgesproken? “Neen, neen, we hebben het niet op voorhand afgesproken.” Waarom wachten ze niet – al is het maar voor de schijn – drie of vier dagen? Waarom zegt men niet dat men eerst drie of vier dagen met elkaar gaat praten en verkennen, en er pas dan mee naar buiten komt? De reden kennen we. Wie de gemeentepolitiek volgt – en ik volg ze al 30 jaar –, weet waarom. Omdat men schrik heeft dat als men niet onmiddellijk de voordrachtsakte tekent en niet onmiddellijk publiekelijk consacreert wat men soms al maanden op voorhand heeft afgesproken, maar niet aan de kiezer heeft durven vertellen, het onderuit wordt gehaald. Dat de ene of de andere partij toch eens over het muurtje gaat kijken, toch eens naar de verkiezingsuitslag gaat kijken, zich gaat bezinnen en een andere coalitie aangaat.
Daarom geloof ik echt dat, als je de avond van de verkiezingen initiatiefrecht geeft aan de grootste fractie waarbij die veertien dagen de tijd heeft om te proberen een meerderheid te verzamelen rond zijn lijst, dit impact zal hebben op voorakkoorden. Sommige collega's hebben gezegd dat het geen sluitend systeem is tegen voorakkoorden en dat het nooit zal kunnen verhinderen dat partijen elkaar vinden. Trouwens, het is ook niet fout dat partijen op voorhand met elkaar praten, maar het initiatiefrecht geven aan diegene die verkiezingen relatief heeft gewonnen, gaat volgens mij een grote impact hebben op voorakkoorden. Het zal partijen twee keer doen nadenken of men wel een voorakkoord zal sluiten. Het zal ook bevorderen dat men toch eens gaat kijken naar zij die potentieel de grootste partij zijn, of men daarmee niet moet samengaan. En het zal ervoor zorgen dat het gewicht van de kiezer zwaarder weegt.
Wil dat zeggen dat men altijd moet eindigen met de grootste partij? Absoluut niet. Het is perfect denkbaar dat twee of drie partijen die samen 70 procent van de kiezers vertegenwoordigen, een veel coherenter beleid kunnen voeren dan die ene die relatief de verkiezingen heeft gewonnen. Alleszins gaat die veertien dagen lang de kans krijgen om een meerderheid rond zich te bouwen. Meer greep van de kiezer op wie de gemeente gaat besturen.
En dan kom ik bij de ‘pièce de résistance’: de discussie die we hier hebben gevoerd over al dan niet opkomstplicht. Laat me beginnen met te zeggen dat, als we er niet in karikaturen over spreken, we weten dat er zowel voor het ene als voor het andere argumenten zijn. Dit is geen zwart-witverhaal, maar soms ook wel een principiële keuze. Het is een keuze die ingegeven is vanuit het ideologische kader waarmee we naar de samenleving kijken.
Wat is volgens mij de redenering die we zouden moeten volgen? Dat een overheid maar dwang gebruikt wanneer er winst te boeken is, wanneer er vooruitgang kan worden geboekt. Dwang dient de uitzondering te zijn. Het verplichten van mensen kan men alleen maar doen als er solide argumenten zijn die dat legitimeren. Sommigen zeggen dat ze nog niet zoveel argumenten hebben gehoord voor het afschaffen van de opkomstplicht. Wat wint men? Ik kan het natuurlijk ook omdraaien. Wat wint men met het behouden van de stemplicht? Welke stap vooruit zetten we?
Ik denk dat we intussen hebben begrepen dat niemand een glazen bol heeft. Zelfs diegenen die het historisch materialisme aanhangen, geven nu toe – en dat vind ik voor een communist een belangrijke stap vooruit te erkennen dat de geschiedenis niet de waarheid in zich draagt voor de toekomst – dat er geen glazen bol is. Wat we wel kunnen doen, is de realiteit van vandaag internationaal met elkaar vergeleken. Er zijn landen – een beperkt aantal, maar ze zijn er nog –, en niet alleen Noord-Korea maar ook nog democratische landen, die vandaag nog een opkomstplicht hebben, en er zijn heel veel landen die geen opkomstplicht hebben. Die landen kan men met elkaar vergelijken.
Dus zij die pleiten voor opkomstplicht, dus voor dwang, om de democratie te versterken, zouden sterke argumenten moeten kunnen op tafel leggen waarmee ze een verschil kunnen maken met die landen waar opkomstplicht niet bestaat.
Als je naar het sociale beleid kijkt, daar zijn rankings van. Bekijk eender welke ranking. In tegenstelling tot wat de oppositie zegt staan wij niet helemaal onderaan, absoluut niet. Maar er staan nogal wat landen boven ons, bijvoorbeeld Scandinavische landen, naargelang het criterium dat men gebruikt: armoedebestrijding, inkomensongelijkheid, sociale mobiliteit. De landen die in de ranking bovenaan staan, zijn landen waar er geen opkomstplicht is. Daaruit kunt u geen legitimiteit halen om dwang te introduceren.
Het uitschakelen van politieke stromingen wordt ook soms als argument gebruikt. Men zegt dat, als men die opkomstplicht afschaft, men eigenlijk bepaalde politieke stromingen wil uitschakelen. Kijk opnieuw naar landen waar er geen opkomstplicht is. Kijk naar Frankrijk, maar kijk ook naar andere landen, kijk ook naar Griekenland. Kijk naar verschillende landen. Dan zie je dat in landen waar er geen opkomstplicht is, ook partijen die je extreem of radicaal of nieuw zou kunnen noemen, kunnen doorbreken en groot worden. Ook daar valt dus geen argumentatie uit te halen om mensen te dwingen.
Dan kunt u natuurlijk nog zeggen dat het misschien democratischer is. Het zorgt voor meer democratie. Het zorgt voor meer betrokkenheid, voor meer vertrouwen in het politieke systeem. Maar, collega’s, ook daarover zijn er heel veel rankings. Dat is door politicologen internationaal vergelijkend onderzocht. Er is gekeken in welke landen men het meeste vertrouwen heeft in de politiek. Betrokkenheid is een heel schraal concept van de democratie. Alleen met maar één keer per jaar, of één keer om de zes jaar te gaan stemmen zou de politieke betrokkenheid geconsacreerd zijn. Ik denk dat wij allemaal als politieke partijen al iets verder staan. We zeggen dat politieke betrokkenheid wel meer is dan dat. En ook dat is allemaal onderzocht. En ook in al die rankings, meneer De Meester, over vertrouwen in de politiek, in democratie, in het functioneren en de transparantie van de democratie, over de betrokkenheid van burgers, staan landen die geen opkomstplicht hebben helemaal bovenaan. Kijk naar de Scandinavische landen op dit punt. Dus ook daar kunt u geen argument uit putten om mensen te dwingen. Vrijheid is de regel, dwang de uitzondering. Je moet dus sterke argumenten hebben om dwang te installeren. En ik zie er op elk van die domeinen geen enkele.
Er is nog een ander argument aangehaald, namelijk het argument waarbij men zegt dat we de confrontatie niet willen aangaan. Dat is een argument dat de heer De Meester af en toe aanhaalt: 'U wilt eigenlijk niet onder ogen zien dat mensen die komen stemmen, een streep op het papier zetten, blanco stemmen, protesteren. Eigenlijk wilt u de proteststem uitschakelen. U wilt ze niet meer zien.' Ik vraag u wat het meest confronterend is: 10 procent blanco stemmen of een lage opkomst? Wat heeft het meeste impact? Wat zorgt voor de grootste schokgolven? Waardoor gaat het systeem het meest wakker geschud worden? Wat is de sterkste koortsbarometer? Want dat is het argument van de heer De Meester. Wat is de sterkste koortsbarometer? Ik kan u zeggen: in landen waar de opkomstplicht aan het tanen valt, bijvoorbeeld in Nederland, hebben niet alleen de politieke partijen maar ook de samenleving gezegd dat ze daaraan iets moesten doen. De voorbije jaren is de opkomstplicht gestegen omdat men op een andere manier geprobeerd heeft om mensen te mobiliseren voor de democratie. En die ligt er vandaag voor de verkiezingen van de Tweede Kamer heel hoog. De opkomstplicht gooit dus onze beste koortsbarometer weg. We kunnen ziek zijn, en we merken het niet. Dat is dus volgens mij ook geen goed argument.
En een laatste argument, dat mij als jurist vooral stoort, is dat opkomstplicht zonder sanctionering de geloofwaardigheid van de rechtstaat onderuithaalt. Het is A of B.
Ofwel zeg je: voor ons is dat een plicht, en aan een plicht verbind je een sanctie. Dan moeten wij 500.000 mensen sanctioneren, 500.000 mensen een boete geven, voor de rechtbank dagen eventueel. Ofwel zeggen wij: nee, het is een plicht maar het is maar om te lachen. Wat doe je dan? De brave mensen, de gezagsgetrouwen, hebben dan schrik maar wij gaan dat niet toepassen. Dat is de slechtste zijde van ons Vlaams zijn, of van ons Belgisch zijn: het moet maar het moet toch niet. Het is dwang maar het is geen echte dwang. Zoiets ondergraaft toch de legitimiteit van de rechtstaat. Dat is wat al mijn professoren aan de universiteit gezegd hebben, zowel aan de ULB als aan de KULeuven. Allemaal hebben ze mij gezegd: als je een regel maakt en je wilt hem afdwingen maar er staat geen sanctie op, schaf je die regel beter af. Dat ondergraaft de geloofwaardigheid.
Ik heb nog een argument van de politicologen. Er zijn er die voor zijn en er zijn er die tegen zijn. Ik heb hen ook gehoord, maar ik hoor hen ook internationaal. Ik raad u aan het debat daarover in Nederland nog eens na te gaan. Zij hebben daar in 1970 de opkomstplicht afgeschaft. U moet eens horen wat de politicologen daar gezegd hebben. Een argument was dat als je mensen moet dwingen om te gaan stemmen, je de democratie kapotmaakt. Zij noemden dat moreel onaanvaardbaar, onverdedigbaar. Elke partij wil wel dat zoveel mogelijk mensen participeren. Laten wij van elkaar geen karikatuur maken. Elke partij wil dat zoveel mogelijk mensen betrokken zijn, bekommerd zijn om ons democratisch bestel. Maar ik wil graag een systeem dat meer doet dan mensen, die meedoen aan de verkiezingen, alleen maar laat oproepen om hun bolletje te kleuren. Ik wil een systeem waarin mensen, als ze met burgers praten, hen uitleggen waarom stemmen en participeren belangrijk is voor hen en voor de samenleving.
Tot slot wil ik het hebben over de toekomst. Wij hebben geen glazen bol. Maar wij hebben heel duidelijk afgesproken, en ik wil dat aan collega Warnez nogmaals bevestigen, dat wij gaan evalueren. Wij gaan dat grondig doen, want dat is ook belangrijk. Voorts gaan wij kijken vanuit de overheid hoe wij kunnen duidelijk maken aan doelgroepen dat deelnemen aan verkiezingen belangrijk is, dat participeren belangrijk is, dat je daarmee een verschil kunt maken. Dat is een opdracht voor elk van ons maar het is ook een opdracht van de overheid. Is dat een wondermiddel? Dat zal het niet zijn. Er zijn geen wondermiddelen in de democratie. Het beste wondermiddel is, zoals collega Ongena het een paar keer heeft gezegd, de inzet van de verkiezingen aantrekkelijk en wezenlijk te maken. De opkomstplicht is het laagst waar het belang van de verkiezingen het laagst is, waar men voelt dat men er weinig verschil mee kan maken, waar men zegt dat beleidsniveau niet te kennen. In de mate dat er een grote inzet is, dat mensen voelen dat zij het verschil kunnen maken, dat zij een steen kunnen verleggen, dat zij mee kunnen wegen op hun toekomst, zullen er veel meer mensen komen stemmen. Dat is absoluut zo.
Wij hebben in de commissie ook afgesproken dat dit decreet niet het einde is, dat wij nog moeten werken aan onze lokale democratie. Ik vind het een grote uitdaging om naast dit decreet ook de rol van de gemeenteraad te versterken. Hoe kunnen wij vormen van burgerparticipatie verbeteren? Ik heb in alle eerlijkheid in de bijna 30 jaar dat ik in de gemeenteraad zit, sinds 1994, het belang van de gemeenteraad zien eroderen. Ik vind dat niet goed. Ik vind dat de kwaliteit van het debat in de gemeenteraden niet versterkt is in de voorbije decennia. We moeten erover nadenken hoe wij dat ook kunnen versterken. Als mensen verkozen zijn, moeten zij ook in de gemeenteraad kunnen wegen op het beleid. Ik nodig alle partijen uit om daartoe met nieuwe en creatieve pistes te komen. Laten wij alstublieft verder gaan dan te zeggen dat wij nog wat meer mensen moeten inschakelen, nog wat meer moeten professionaliseren. Het is vaak de inhoud van het debat en hoe en waarover wij de debatten voeren, die het verschil kunnen maken. Dat is een uitnodiging aan iedereen over meerderheid en oppositie heen om daar samen over na te denken. Hoe kunnen wij de lokale democratie ook wat dat betreft in de komende maanden en jaren versterken?
Ik wil echter iedereen bedanken voor het goede debat. Ikzelf vind dit een zeer belangrijk ontwerp van decreet, met de diverse stappen die we zetten, waarin ik sterk heb geloofd in heel mijn politieke loopbaan. Persoonlijk was ik graag nog verder gegaan, maar zoals u weet, voor een liberaal is het glas altijd halfvol en nooit halfleeg. Dank u. (Applaus bij Open Vld)
De heer De Meester heeft het woord.
Minister, zeer kort nog een paar punten. Het is evident wat we winnen met een opkomstplicht, namelijk een grotere opkomst. Dat is uiteraard de essentie van het argument. Een grotere opkomst betekent meer participatie, meer representativiteit en dus meer democratie. Die grotere representativiteit is zowel absoluut als relatief: er komen meer mensen stemmen, maar je hebt ook een betere vertegenwoordiging van de verschillende sociale lagen in de samenleving, en je hebt niet de sociale vertekening die politicologen – met alle respect – voorspellen als de opkomstplicht wordt opgegeven. Dat is natuurlijk het argument.
U zegt dat dwang de uitzondering moet blijven, maar nu doet u zo’n beetje alsof de opkomstplicht impliceert dat we op verkiezingszondag mensen die niet komen stemmen, met speciale eenheden bij hen thuis opzoeken, dat we hen uit hun bed lichten en manu militari naar de stembus voeren. Dat is natuurlijk ook niet de realiteit. Dat is ook helemaal niet wat wij willen of wat de consequentie of de implicatie zou zijn van ons standpunt. Wij willen dat er een duidelijk signaal wordt gegeven: de stemming is verplicht, het is uw plicht om te komen. Dat betekent echter helemaal niet dat wij daar enige vorm van dwang of sanctie aan zouden moeten verbinden. U zegt dat dat de geloofwaardigheid van de rechtstaat ondermijnt. Ik vind dat helemaal niet. De rechtstaat betekent dat je als parlement een wet kunt goedkeuren waarmee je de stemming verplicht, maar daar niet noodzakelijk grote sancties aan verbindt. Dat is ook helemaal niet nodig, want sancties dienen ook om de samenleving te beschermen of om anderen te beschermen tegen het gevolg van bepaalde onwettelijke daden. Als je door een rood licht rijdt, dan breng je andere weggebruikers in gevaar. Dat daar sancties aan verbonden zijn, dat is evident. Het is echter niet zo dat je de samenleving, anderen of jezelf in gevaar of in de problemen brengt als je niet gaat stemmen. In die zin mag men het debat dus niet karikaturiseren.
U vraagt wat de beste koortsthermometer is. Dat is inderdaad een relevant debat. Het is mijn overtuiging dat de beste koortsthermometer is dat men politici in het stemhokje confronteert met mensen die hun stem uitbrengen. Anders krijg je bijvoorbeeld de situatie, die zeer realistisch is, zo blijkt uit buitenlandse voorbeelden, dat de helft niet meer komt stemmen en dat politici, alhoewel ze dat niet leuk vinden, vinden dat ze zich daar eigenlijk helemaal niks van aan hoeven te trekken, aangezien die stem toch niet meetelt, aangezien die geen impact heeft op de stemmen op zijn partij, op de partijverdelingen. Die politicus zal dat niet voelen. Dat zal hem geen pijn doen. Ik denk dus dat de beste manier om de pijn wél te doen voelen, erop neerkomt dat men de mensen in het stemhokje een stem laat uitbrengen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik denk inderdaad dat we alvast kunnen zeggen dat er een zeer grondig debat is geweest. Zowel in de commissie als hier in de plenaire vergadering hebben we onze tijd genomen om alles te doen. Uiteraard zijn we het finaal nog niet eens met elkaar. Ik wil wel nog aangeven dat u in ons zeker een bondgenoot zult vinden als het gaat over het versterken van de gemeenteraad. Zoals ik daarnet ook zei, is er de hoop dat wij daar volop in zullen worden betrokken, ook voorafgaandelijk. Ik denk dat ieder van ons zeer veel contacten heeft met raadsleden en zo verder, en dat we alle ervaringen, in meerderheid en oppositie, in allerlei rollen, kunnen delen.
Wat het sanctioneren betreft, heb ik als bestuurskundige toch wel wat moeite met het herleiden van beleidsinstrumenten tot ofwel plicht en beboeting ofwel niks. Daar zitten heel veel gradaties tussen. Ik vind het dus opmerkelijk dat u zegt dat u alleen maar hebt geleerd dat er maar twee manieren bestaan. Ik denk dat er in Mechelen ook niet bij alles sprake is van ofwel verplichten en beboeten ofwel gewoon geen beleid voeren, maar goed, dat is een meningsverschil.
Wat de opkomst betreft, ben ik het eens met wat collega De Meester zegt. Ik denk dat wij gewoon een verschillende appreciatie hebben van hoe belangrijk opkomst is. Voor ons is dat wél een meerwaarde in een democratie, dat we een opkomstgraad bereiken zoals we dat vandaag doen met de opkomstplicht. Ik weet dat er geen glazen bol is, ik zal niet nog eens in die val trappen, maar eigenlijk weten we allemaal dat we diezelfde graad waarschijnlijk nooit meer zullen bereiken, tenzij u hier zegt dat u er zeer sterk in gelooft dat we in 2024 dezelfde participatiegraad zullen bereiken als in 2018.
Minister, ik had nog een zeer technische vraag gesteld over die constructieve motie van wantrouwen en de berekening van de grootte van de fractie. Ik vroeg me af of er daar een antwoord op is.
Minister Somers heeft het woord.
Mijn excuses. Dit is ook belangrijk voor het verslag: zowel bij het aanduiden van de burgemeester als bij de constructieve motie van wantrouwen vertrekken we altijd bij de samenstelling van de fracties op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen. Dan wordt dat bevroren, en daar werken we op verder. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, in de eerste plaats bedankt voor uw antwoord. Het zijn inderdaad al boeiende debatten geweest, zowel hier als in de commissie. We hebben inderdaad geen glazen bol, – niemand van ons heeft dat – maar wat we wel hebben, minister, is wetenschappelijk onderzoek. Dat zijn wetenschappelijke studies en empirische vaststellingen van het buitenland. U hebt verwezen naar Nederland, waar er politologen zijn die uitdrukkelijk tegen de herinvoering van de opkomstplicht zijn. Maar voor de volledigheid van de discussie wil ik er toch op wijzen dat er in Nederland ook een beweging actief is die er net naar streeft om de opkomstplicht opnieuw in te voeren.
U hebt gelijk, minister, als u zegt dat we de politieke betrokkenheid niet mogen herleiden tot eenmaal in de zes jaar naar het kieshokje te trekken. Dat klopt. Maar wat jammer is: er staat ook niets in het ontwerp van decreet om dat uit te breiden, om te zeggen dat men de opkomstplicht afschaft, maar tegelijkertijd de participatie, de betrokkenheid en het vertrouwen in de politiek gaat verhogen. Als men zegt dat men de burger voor zijn verantwoordelijkheid gaat plaatsen, dat men hem de vrije keuze laat, dan kan het niet de bedoeling zijn om de burger aan zijn of haar lot over te laten. De afschaffing van de opkomstplicht moet dan passen in een breder plaatje, en dat ontbreekt nu. Dat kader ontbreekt in dit ontwerp van decreet. Er wordt gemorreld aan de regels van de verkiezingen, de voorbereiding van de verkiezingen – op de verkiezingsdag zelf, en ook op de avond zelf – met het initiatiefrecht en het aanstellen van de burgemeester, maar er wordt niet echt aan democratische vernieuwing gedaan. We hebben in de commissie afgesproken dat we bespreken, bekijken, voorstellen doen wat betreft het echt versterken van de gemeenteraden en het ondersteunen van de gemeenteraadsleden. Daarin zult u in Vooruit zeker een partner vinden. Daar zullen wij zeker aan participeren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/7)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 en 2.
Er zijn amendementen tot invoeging, in hoofdstuk 3, van een artikel 2/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nrs. 790/9 en 790/10)
Er is een amendement tot invoeging, in hoofdstuk 3, van een artikel 2/2. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/10)
Er is een amendement tot vervanging van artikel 3. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/11)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 4 en 5.
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 5/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/8)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 6 tot en met 13.
Er zijn amendementen tot schrapping van de artikelen 14 en 15. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/11)
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 15/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/8)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 16 tot en met 21.
Er is een amendement tot schrapping van artikel 22. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/11)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 23 tot en met 35.
Er zijn amendementen tot invoeging van een artikel 35/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nrs. 790/8 en 790/10)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 36.
Er is een amendement op artikel 37. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/10)
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 37/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/8)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 38.
Er is een amendement op artikel 39. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/10)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 40 tot en met 56.
Er is een technische correctie op artikel 57. Daarover heeft de minister daarnet bij de start van de bespreking een toelichting gegeven.
– Er zijn geen verdere opmerkingen bij artikel 57.
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 58 en 59.
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 59/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/10)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 60 tot en met 71.
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 71/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/10)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 72 tot en met 76.
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 76/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2020-21, nr. 790/10)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 77 tot en met 126.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de amendementen, de artikelen en het ontwerp van decreet houden.