Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, collega’s, over te lande waar ik kom, zeggen ze mij: we hebben volk nodig. Ik vraag me dan af of ze mij misschien zoeken, maar antwoord altijd dat ik niet beschikbaar ben. Ze vragen me wel om dat aan te kaarten en aan bod te brengen in het Vlaams Parlement. Dat is ongelooflijk belangrijk. Het is eigenlijk even belangrijk als het bestrijden van de pandemie op het vlak van welzijn. Nu is het onze rol om mensen te vinden voor de vele openstaande vacatures.
Minister, we hebben het er al oneindig vaak over gehad in de plenaire vergadering en in de commissie. Als ik bekijk wat er allemaal al gerealiseerd werd in dit Vlaams halfrond, onder meer door u en onder uw leiding, op het vlak van de arbeidsmarkt, dan vind ik dat gigantisch veel. We hebben een heel ambitieus plan om mensen die tijdelijk werkloos zijn, om te scholen. Er zijn nog nooit zoveel digitale opleidingen geweest. De jobbonus wordt volop uitgewerkt. We hebben ons plan voor de doelgroepenkorting op maat. Al die zaken zijn in volle gang, een dikke pluim daarvoor!
Maar we mogen ook niet blind zijn. Ik ben het zelf ook een beetje beu om hier telkens de zeurkous te moeten spelen als ik het heb over het federale niveau, maar ik moet het toch aanhalen. Ik ga het evenwel niet doen als een zeurkous. Ik stel voor om te komen tot een tweede jobsdeal. Ik denk dat dat een historische verantwoordelijkheid is. Als we eerlijk zijn met onszelf, en we willen ervoor zorgen dat die openstaande vacatures worden ingevuld, dan moet het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) worden uitgedoofd. Dan moeten intensief tijdelijk werklozen zich verplicht inschrijven bij VDAB. Dan moet de re-integratie van langdurig zieken ambitieuzer verlopen. Dan moet werken lonend gemaakt worden.
Mijn vraag is eigenlijk heel simpel, minister. Bent u bereid om die zaken, die in ons Vlaams regeerakkoord staan en ook op VESOC-niveau (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) afgeklopt zijn, voor te leggen aan de regering-De Croo als een tweede jobsdeal voor Vlaanderen?
Minister Crevits heeft het woord.
Wel, collega Ronse, ja! (Applaus bij de N-VA)
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil er wel nog iets aan toevoegen, voorzitter.
We hebben met de sociale partners een akkoord gesloten, collega Ronse, en ook een afspraak gemaakt over de agendapunten die we aan de Federale Regering willen voorleggen. Ik heb uiteraard mijn huiswerk gemaakt en ben ook bij de Federale Regering geweest. Ik heb ondertussen de toezegging van collega Dermagne dat er in september een grote werkgelegenheidsconferentie komt die zal gaan over de harmonieuze eindeloopbanen. Naast wat we doen voor langdurig zieken, waarnaar u verwees, is natuurlijk ook de manier waarop mensen hun loopbaan beëindigen ontzettend belangrijk.
Wij bereiden onze visie hierop nu voor. We baseren ons daarvoor ook op het sociaal akkoord dat afgesloten werd. Het is absoluut mijn bedoeling, collega Ronse, om te focussen op die zaken die heel specifiek voor Vlaanderen zo cruciaal zijn. Het feit dat u vandaag een vraag stelt over de krapte die alweer aan het ontstaan is, is zonder meer goed nieuws. Dat betekent dat onze economie zich aan het herstellen is. Maar het zal absoluut noodzakelijk zijn dat ook de Federale Regering ons behulpzaam is om een aantal zaken, desnoods op asymmetrische wijze, op te lossen. Maar ik heb geen signalen ontvangen die erop wijzen dat men dat niet wil. Over de langdurig zieken zijn we goed aan het overleggen met de federale minister van Volksgezondheid. Over werk loopt het overleg met collega Dermagne. Zoals ik net al zei, heeft hij aangekondigd dat er een interfederale grote werkgelegenheidsconferentie komt waar de deelstaten en de federale overheid op gelijkwaardige wijze hun problemen willen aanpakken en daarvoor oplossingen op maat uitwerken.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben heel blij dat die ambitie er is, dat er ook al initiatieven voor genomen worden. Ik hoop dat het snel zal gaan, want de problematiek is zeer acuut. U sprak over het engagement rond ambitie voor langdurig zieken, ook over het verhaal van einde loopbaan. Minister, ik denk dat we zeer concreet moeten zijn vanuit Vlaanderen. We moeten echt een lijstje hebben van de zaken die essentieel zijn voor ons om ons beleid op een deftige manier te kunnen voeren om ervoor te kunnen zorgen dat onze bedrijven, maar ook onze openbare besturen en de non-profitsector voldoende mensen vinden. In die zin is er één zaak heel acuut – ik heb het al een aantal keren gevraagd: de verplichte inschrijving van intensief tijdelijk werkzoekenden. Ziet u daar perspectief in? Daar bent u daarnet nog niet op ingegaan.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, collega Ronse, voor de vraag. Het feit dat de krapte op onze Vlaamse arbeidsmarkt weer toeneemt, is in zekere zin fantastisch nieuws. Dat toont aan dat de economie opnieuw herleeft, dat bedrijven weer opnieuw op zoek zijn naar werkmensen. In die zin is dat goed nieuws, maar het stelt ons natuurlijk weer voor de uitdaging waar we voor corona ook al voorstonden, namelijk: hoe krijgen we die functies ingevuld? We kunnen vanuit Vlaanderen zelf al heel veel doen. Ik denk dat er drie dingen zijn die we moeten doen. Ten eerste moeten we mensen die vandaag werkzoekend zijn, beter en strikter begeleiden. Ten tweede moeten we mensen die vandaag niet meer werken of nog niet werken en ook geen werk zoeken, toch overtuigen om dat te doen. Ten derde moeten we misschien ook op zoek gaan naar mensen die vandaag wel al werken, maar in sectoren die minder toekomstperspectief hebben, en hen ervan overtuigen om zich via opleiding, heropleiding te focussen op de knelpuntvacatures in de sectoren waar wel degelijk nog toekomst is en nood is aan mensen.
Minister, hoe staat het daarmee, met de acties rond het zoeken van mensen in sectoren die wat in gevaar zijn en met hen ervan te overtuigen om in andere sectoren aan de slag te gaan?
De heer Veys heeft het woord.
Het klinkt me bekend in de oren: ‘volk, volk, volk’ in de plaats van ‘jobs, jobs, jobs’. Dat is al een tijd het mantra van Voka West-Vlaanderen. Collega Ronse, Ik heb nu ook geleerd dat die bedrijven u niet willen. Ik heb ook iets bijgeleerd. Maar wij van Vooruit zijn ervan overtuigd dat werkzoekenden echt wel hun best doen en iedere dag hun best doen, maar heel vaak botsten op drempels en op obstakels. Nu, flexibiliteit is niet iedereen gegeven. Zeker om opleidingen te volgen naast een job en een gezin, is niet altijd voor iedereen evident. Volgens ons is het dan ook aan de Vlaamse Regering om te werken op die obstakels. Die mismatch qua competenties is inderdaad belangrijk.
Minister, een van de acties die u aangekondigd had, is de leer- en loopbaanrekening. Ik zou graag van u horen hoe het daarmee staat.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Op zich is het feit dat we op een moment dat de pandemie nog niet voorbij is, al kunnen spreken over krapte op de arbeidsmarkt, een positieve zaak. Als je kijkt naar de cijfers van de krapte en op welke punten er nieuwe vacatures gecreëerd worden, dan zie je twee zaken. Die zitten vooral bij de hooggeschoolden, en voor de mensen die nog geen ervaring hebben, blijft het aantal vacatures zakken. Dus aan de ene kant heb je de problematiek van de krapte op de arbeidsmarkt, maar aan de andere kant – en ik denk dat dat voor de komende járen misschien nog het belangrijkste punt wordt – heb je een arbeidsmarkt op twee snelheden. Dat zal post corona nog toenemen, omdat net die sectoren waarin er veel laaggeschoolden aan het werk zijn, die zijn die we langdurig hebben moeten sluiten. Die mensen opnieuw aan het werk krijgen, is de komende jaren de hoofduitdaging. Daarvoor moet u in de eerste plaats investeren in opleiding. Dat is gebeurd met het opleidingsoffensief dat nu wordt uitgerold. Er wordt bijna 200 miljoen euro in het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) gestoken. Persoonlijk geloof ik zelf ook enorm – daar wordt weinig over gesproken – in het verder uitrollen van het duaal leren. Het leren op de werkplek is in Zwitserland en Duitsland een bijzonder succes. De polarisering op de arbeidsmarkt is een reëel gevaar, en daar moeten we ook iets aan doen.
Minister Crevits heeft het woord. (Opmerkingen van Meyrem Almaci)
Excuseer, normaal spreekt u iets luider.
Dat is dat mondmasker.
Ik had op het einde ook nog even het woord gevraagd.
Sorry, dat had ik niet gezien. U krijgt het woord.
Geen probleem, ik was wat op de achtergrond.
U, op de achtergrond?
Ja, voilà, het kan. (Opmerkingen. Gelach)
U leert bij.
Het is lang geleden. Het is er nog even inkomen.
Alle gekheid op een stokje. De problematiek die wordt aangehaald, wordt regelmatig aangehaald door collega Ronse, maar er zijn wel een aantal zaken die veranderd zijn. We kennen de problematiek van de langdurig zieken. We kennen ook de problematiek – en dat is gisteren nog eens benadrukt in Antwerpen, met de eerste resultaten van de Antwerpse praktijktesten – dat er ook sprake is van mensen die minder aan de bak komen, simpelweg vanwege hun etnische achtergrond. We kennen de problematiek van een gebrek aan opleiding. Er zijn op dit moment in de regio Antwerpen bedrijven op zoek naar vijfduizend technici, die ze niet kunnen vinden. Er zijn verschillende verklaringen waarom verschillende groepen op onze arbeidsmarkt niet voldoende aan de bak komen of een mismatch hebben met de jobs die beschikbaar zijn.
Ik hoop dat deze minister en deze Vlaamse Regering het beeld van de Antwerpse praktijktesten toch ter harte gaan nemen met betrekking tot een andere kant van het arbeidsmarktbeleid, waar hier vaak veel lippendienst aan wordt bewezen, maar weinig actie. Het is nog eens het zoveelste bewijs dat actie nodig is. Maar er is ook meer actie nodig rond die vijfduizend technici die niet gevonden worden. Onbekend maakt onbemind, bij heel veel jongeren.
Kunt u uw vraag stellen, alstublieft?
Ik kom tot mijn vraag. Er is de uitstraling van voorbereidende richtingen die onvoldoende aantrekkelijk is enzovoort. Gezien het feit dat er in steden als Antwerpen een grote jongerenwerkloosheid is, en een opleiding tot pijpfitter bijvoorbeeld zes maanden duurt, en de Vlaamse Regering de ambitie heeft om de tewerkstellingsgraad te verhogen tot 80 procent, lijkt dit mij een uitgelezen kans om hier nu meer op in te zetten. Welke concrete stappen komen er rond die verschillende aspecten van deze problematiek?
Minister Crevits heeft het woord.
Of hoe mijn eenvoudige antwoord ‘ja’ tot zoveel bijvragen aanleiding kan geven.
Collega Ronse, u weet dat de verplichte inschrijving van tijdelijk werklozen een van mijn grote vragen is aan het federale niveau. Men heeft toch beslist om in het kader van corona die verplichting op te schorten. Ik vind dat spijtig. We hebben het daar al over gehad. Er gaan nu heel veel sectoren weer open, waardoor ik ervan overtuigd ben dat er opnieuw ruimte zal komen om de regel in te voeren. Het is voor mij dé ideale manier om mensen die intensief tijdelijk werkloos zijn, fatsoenlijk te kunnen begeleiden. Maar u weet dat de angst die men op federaal niveau heeft, erin bestaat dat mensen ervoor zullen worden gesanctioneerd, terwijl wij mensen natuurlijk willen stimuleren om opleidingen te volgen. En zo heeft ieder zijn visie.
Collega Ongena, er ligt bij VDAB – daar zijn door jullie ook al vragen over gesteld – echt wel werk op de plank om ook het handhavings- en sanctioneringsbeleid goed uit te voeren. We hebben op dit ogenblik een paar zeer interessante werk-naar-werkprojecten lopen, voor mensen die transities willen maken vanuit een sector waarvan we denken dat er minder werk zal zijn in de toekomst, naar een nieuwe sector. Er is wel wat drempelvrees bij een aantal sectoren. Dat is ook logisch. Ik heb dat bij de horeca meegemaakt. Toen we vroegen of het niet nuttig zou zijn om mensen eens over de haag te laten kijken, vreesde men dat we hun beste mensen gingen wegpakken. Dus eerst investeren we in het beter opleiden van mensen binnen de sector, maar sowieso moeten we ook investeren in die werk-naar-werktransities. En daar zijn in het kader van de convenanten nu ook mensen voor aangeworven, die die oefening mee willen maken.
Collega Veys, over de leer- en loopbaanrekening zou ik hier lang bezig kunnen zijn. Uw collega Caroline Gennez stelt daar heel veel vragen over in de commissie Werk. Op dit ogenblik loopt het onderzoek door Idea Consult, die de begeleiders daarvan zijn. Maar dit is natuurlijk het sluitstuk om mensen een goede loopbaan te geven, als je zo'n leer- en loopbaanrekening hebt. Die zal er morgen nog niet zijn, omdat er zoveel voorbereidend onderzoek rond loopt en omdat ook de Federale Regering een aantal initiatieven op dat vlak neemt en we geen dubbel werk willen doen. Maar ons traject staat wel volledig in de steigers.
Collega Van Rompuy, u hebt heel direct de link gemaakt met duaal leren. Ik wil ook de link maken met de individuele beroepsopleiding. Voor een pak jongeren, maar ook voor oudere mensen, is het uitbreiden van kansen om via de werkvloer opleiding te krijgen en te leren, iets wat totaal nodig, maar onderbenut is vandaag, vandaar dat we nu tijdelijk zelfs extra incentives hebben voor werkgevers die een jongere willen opleiden in het kader van duaal leren. Die krijgen nu tijdelijk ook een extra vergoeding, om hen te stimuleren en om zo jongeren toch tot dat diploma secundair onderwijs te begeleiden, maar ondertussen ook praktijkervaring te geven op de werkvloer. Dat is dus een absoluut aandachtspunt.
Collega Almaci, ik begrijp dat u de link legt met de praktijktesten, maar als u het hebt over lippendienst, ben ik het uiteraard niet met u eens. We zijn erin geslaagd om met 33 sectoren een overeenkomst te sluiten dat de nulmeting zal gebeuren rond de discriminatie op de arbeidsmarkt. Dat is ongezien. Het is de eerste keer dat zoveel sectoren daarmee aan de slag gaan. We doen dat in volle transparantie en met toestemming van de sectoren. Ze zullen zelf ook de hand aan de ploeg slaan. De beste manier voor mij om discriminatie uit de wereld te helpen, is niet de controle van buitenaf maar zelf de handschoen opnemen, en dus ook beseffen dat er soms mechanismen aan het werk zijn die men zelf niet kent. Daarom denk ik dat we daar in deze legislatuur een heel groot verschil zullen maken.
U had het ook over Antwerpen en de jongeren die geen job vinden. Ik kan u naar één zeer interessant project toeleiden. In het kader van Oosterweel loopt er een VDAB-project om neetjongeren (not in education, employment or training) die geen diploma secundair onderwijs gehaald hebben, op te leiden en aan de slag te laten gaan in die werken. Dat is voor mij een voorbeeld voor andere grote werken die we in Vlaanderen zullen uitvoeren waar VDAB het verschil kan maken in de praktijk en jongeren zo een toekomst kan geven. Ook op dat terrein zijn we volop aan de slag.
Tot slot, collega’s: het lijstje met vragen aan de federale overheid is zeer concreet. Het is samen met de sociale partners afgeklopt in het sociaal akkoord dat we gesloten hebben en ik zal me daar minutieus aan houden om dit lijstje afgewerkt te krijgen en dus van de Federale Regering groen licht te krijgen of zelfs aanpassing van de federale regelgeving, voor die zaken waarvan wij samen met de sociale partners vinden dat ze elementair zijn om onze arbeidsmarkt in betere conditie te brengen dan vandaag het geval is.
De heer Ronse heeft het woord.
Laat vandaag een historische dag zijn, de dag waarop de minister van Werk hier uitspreekt dat ze voluit akkoord gaat met een tweede jobsdeal, een heel belangrijke jobsdeal, die mensen toelaat om niet bruto maar vooral netto meer te verdienen. Een deal die ervoor zorgt dat werken lonend is. Laat het een dag zijn om uit te spreken dat wij onze tenen gaan uitkuisen om zoveel mogelijk mensen om te scholen, om ervoor te zorgen dat werkgevers geen vooroordelen meer hebben ten aanzien van talent, dat potentieel is wat hen zal leiden. Dat zal de enige manier zijn, collega’s, om over te gaan tot economische groei.
Ik roep iedereen op om onverkort te gaan voor een heel forse stevige jobsdeal, die zelfs verder gaat dan het pure VESOC-akkoord, maar die ook alle elementen bevat die in ons Vlaams regeerakkoord staan. De Federale Regering heeft zelf gezegd dat ze voor een asymmetrisch beleid gaat. Het is tijd om dat te bewijzen. Ik hoop dat hier zeker tegen september een goede ambitieuze jobsdeal ligt. Onze steun hebt u, minister.
De actuele vraag is afgehandeld.