Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het SERV-advies betreffende de kinderopvang 'Olie in het raderwerk van gezin, arbeidsmarkt en samenleving' en de alarmkreet uit de kinderopvangsector
Actuele vraag over de acties van de medewerkers uit de kinderopvang
Actuele vraag over het statuut van kinderbegeleiders en onthaalouders
Verslag
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, afgelopen zondag lieten de kinderverzorgers in Brussel en dertien Vlaamse gemeenten hun stem horen. Ze deden dat omdat elke medewerker, elke uitbater, elk kind, elk gezin niet evenveel waard is voor de Vlaamse overheid. Dat zorgt natuurlijk voor allerlei problemen binnen de gezins- en de groepsopvang. Ze hebben nu ook een petitie bezorgd, een petitie waarin ze pleiten voor een beter statuut, voor betaalbare opvang voor elke ouder en voor het verlagen van de kind-begeleiderratio zodat er meer helpende handen zijn voor de pedagogische ondersteuning. Ze voelden zich niet alleen niet erkend en te weinig gewaardeerd, maar ze zijn ook gefrustreerd. Ze zijn gefrustreerd wegens het ongelijk subsidiesysteem dat wordt gehanteerd.
Ik geef u een voorbeeld. Bij ons in de stad Ninove hebben we een kinderdagverblijf en dat is Patricia. Patricia runt dat en heeft daar achttien kindjes. Zij doet dat samen met haar collega en ze krijgt daar een minimum aan subsidies voor. Ze krijgt voor die achttien opvangplaatsen ongeveer 820 euro per maand. Nu kan het zijn dat er volgende maand een nieuwe opvang start, een nieuwe opvang voor achttien opvangplaatsen. Maar in plaats van die 820 euro per maand krijgt die nieuwe opvang, gesubsidieerd in trap 2A, weliswaar geen 820 euro, maar wel meer dan 10.000 euro subsidies per maand. Ik moet u dus niet zeggen wat dat doet met de moraal van een mens. Want Patricia, die een veel lager werkingsbudget heeft, moet wel diezelfde pedagogische ondersteuning kunnen bieden aan die achttien kinderen als haar collega’s die een groter budget ter beschikking hebben.
Die ongelijke subsidiëring zorgt er dus niet alleen voor dat Patricia het heel moeilijk heeft om te overleven, maar het vormt natuurlijk ook een probleem voor de mensen die gebruik willen maken van opvang, mensen die een lager loon hebben, maar die daarvoor bij Patricia niet terechtkunnen, want zij rekent een vaste prijs aan van om en bij de 25 euro. Maar haar collega’s die meer gesubsidieerd zijn, werken aan een inkomenstarief. Dat tarief varieert van het minimumtarief van 1,69 euro per dag tot maximum 29 euro per dag. Dus niet alleen Patricia is slachtoffer.
Ik wil niets meer horen over Patricia. Er is nog niemand geweest die zich aan de tijd heeft gehouden.
Mijn vraag is dus: er is geen gelijk loon voor gelijk werk. Wanneer gaat u die subsidieverschillen wegwerken?
Collega Anaf, u gaat de eerste zijn die binnen de twee minuten blijft.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik ga mijn best doen. De druk is wel groot nu.
Minister, het was een druk weekend voor de kinderopvang. Dit weekend kwam ook de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) naar buiten met een omvangrijk advies. Tegelijkertijd trok de kinderopvangsector zelf op verschillende plaatsen in Vlaanderen en ook in Brussel aan de alarmbel. Ze trokken de pleinen op om aan de alarmbel te trekken. Eigenlijk is de boodschap die ze beide gaven, zowel de SERV als de sector zelf: genoeg ter plaatse getrappeld, er is veel werk aan de winkel, er moet iets veranderen in onze sector. De SERV vroeg onder andere meer plaatsen volgens inkomenstarief. Net als wij vinden zij ook dat elk kind een plaats in de opvang moet kunnen krijgen en dat hoeveel financiële middelen de ouders hebben, geen drempel mag zijn om te kunnen deelnemen aan kinderopvang. Ze pleiten ook voor maatwerk om in te zetten op meer flexibele en occasionele opvang, zodat ouders met onregelmatige arbeidsuren ook gebruik kunnen maken van kinderopvang.
Collega’s, uit discussies die we hier altijd hebben in het parlement blijkt dat we het allemaal eens zijn over de grote pedagogische waarde die kinderopvang zou moeten hebben en heeft. We moeten er dan in de eerste plaats ook voor zorgen dat elk kind de toegang kan krijgen tot die dienstverlening.
Het advies van de SERV sluit ook nauw aan bij de alarmkreet van de sector zelf. De sector vraagt – en dat zijn geen nieuwe vragen – meer waardering voor het beroep van onthaalouder en kinderbegeleider. Wat zouden we zonder hen geweest zijn tijdens deze crisis? We hebben allemaal vaak gezegd dat we veel respect hebben voor wat zij dagelijks doen voor onze kinderen, maar ook voor de ondernemers die die opvangplaatsen opstarten. Het mag dan niet bij lippendienst alleen blijven. Dan is er actie nodig. De vraag die voorligt vanuit de sector en de SERV, is meer aandacht voor professionalisering en kostendekkende subsidies, nood aan een betere verloning, doorgroeimogelijkheden en vooral een aanpassing van die kind-begeleiderratio, die bij de hoogste ligt in Europa, om de kwaliteit te kunnen bieden die nodig is – ja, het wordt nu wel moeilijk door de stress die u mij oplegt, voorzitter. Er zijn heel dringend inspanningen nodig. Minister, een heel concrete vraag: op welke manier zult u aan hun eisen tegemoetkomen, aanvullend op het VIA6-akkoord (Vlaams intersectoraal akkoord)?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, we hebben er u heel lang voor gewaarschuwd, maar toch is er niet genoeg actie ondernomen en nu onderneemt de kinderopvang zelf actie, overal in Vlaanderen. Er ligt heel veel op tafel en niet iedereen in de kinderopvang is het met alle eisen eens.
Ik zal me op één eis concentreren, namelijk het aantal kinderen per begeleider. Op dit moment vragen we veel van de kinderopvang. Ten eerste moeten ze kinderen opvangen terwijl de ouders gaan werken of studeren. Ten tweede vervullen ze een sociale functie en die is heel belangrijk, vooral voor kwetsbare gezinnen. Ten derde vervullen ze een pedagogische functie. Iedereen die kinderopvang opvolgt, weet dat er ontzettend veel onderzoek is naar wat een vliegende start, goede kinderopvang, een kind kan geven. En het kan ook zorgen voor excellentie in het onderwijs, iets waar deze regering zo op hamert. Op dit moment is daar niet genoeg ruimte voor.
Ik ben het Europees ook gaan opzoeken: er is buiten Vlaanderen één land waar negen baby'tjes door één persoon worden opgevangen en dat is Bulgarije. Dat is de liga waarin wij spelen vandaag. Het is op dit moment verzuipen in de baby'tjes. Bij de vroege of de late moeten ze dan ook nog de baby's opvangen die een collega normaal gezien opvangt. Dat kan tot achttien baby'tjes per persoon gaan, en ik hoor dat het er soms zelfs meer zijn. Ook de buitenschoolse opvang kreunt onder de ratio. Dat is niet alleen moeilijk voor begeleiders, want we weten uit onderzoek dat het ook niet goed is voor de kindjes zelf. Dat toont elk onderzoek, ook onderzoek binnen de Vlaamse Gemeenschap.
Minister, zult u aan deze basisverzuchting vanuit de kinderopvang tegemoetkomen en het aantal kindjes per begeleider eindelijk verlagen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, dit weekend was het de Dag van het Gezin en het is vandaag nog altijd de Week van de Opvoeding. In veel gezinnen, veel jonge gezinnen, is een deel van de opvoeding en een deel van het gezin ook de kinderopvang. De onthaalouder, de groepsopvang en de voor- en naschoolse opvang maken deel uit van dat gezin om de boel gedraaid te krijgen, om te kunnen gaan werken, om in sommige gezinnen de kinderen ook enige ondersteuning te bieden. Dat is een realiteit in het Vlaanderen van vandaag. Als N-VA-fractie vinden we het belangrijk dat er voldoende kinderopvang is, al was het maar omdat onze sociale welvaart ook gebouwd is op het feit dat ouders kunnen gaan werken. Als er geen opvang is, kunnen ouders niet gaan werken.
Zoals gezegd, zijn er acties geweest van kindbegeleiders, die aandacht voor hun beroep vragen. We begrijpen die acties absoluut wel, maar ik wil specifiek één speciaal onderdeel naar voren brengen, namelijk het ambigue statuut, het zogenaamde statuut sui generis van de onthaalouders. Zij zitten in een toch wel precaire situatie. Als onthaalouders starten – de gezinsopvang –, geven ze er na verloop van tijd dikwijls de brui aan omdat ze vaststellen dat het sop de kolen niet waard is. Ook fiscaaltechnisch – wat federaal georganiseerd is – is het ook niet het meest dankbare statuut.
Er zijn al stappen gezet, minister. Het proefproject is tot 31 maart 2023 verlengd. Daarnaast is er VIA 6. Ik raad de collega’s aan om VIA 6 al eens te lezen en te bekijken wat we zullen doen, namelijk 272 vte’s erbij.
Minister, wat is de stand van zaken omtrent het verdere traject inzake gelijke arbeids- en subsidievoorwaarden voor alle initiatieven in de voorschoolse kinderopvang, wat ook in ons regeerakkoord is opgenomen?
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, ik heb geleerd dat als je wat stress op de heer Anaf zet, hij uit zijn evenwicht te brengen is. Ik zal dat onthouden voor een volgende keer. Mijnheer Anaf, ik wist niet dat u uit uw evenwicht te brengen was. We leren iets bij vandaag.
De kinderopvang speelt in het dagelijkse leven van ontzettend veel mensen, van ontzettend veel ouders, een ontzettend belangrijke rol. Dat hebben we in de coronacrisis opnieuw geleerd. Op het ogenblik dat heel veel sectoren dicht moesten, was dat een van de essentiële sectoren. Ze moesten ervoor zorgen dat kinderen van mensen die naar het ziekenhuis moesten kunnen gaan, van mensen die de huisvuilophaling deden, van politiemensen die de handhaving realiseerden, naar de kinderopvang konden blijven gaan.
Dat verdient dus alleen maar een woord van waardering, maar niet alleen van waardering. Deze regering investeert structureel 120 miljoen euro extra in kinderopvang. Dat is 17 procent groei van het budget. Er is geen enkele Vlaamse Regering die zoveel middelen extra in één legislatuur heeft vrijgemaakt om niet alleen woorden van waardering, maar ook daden van waardering te brengen.
Wil dit zeggen dat we er zijn? Neen, dat wil dit absoluut niet zeggen. Het decreet van de kinderopvang dateert van 2012 en is uitgevoerd in 2014. Het decreet heeft een lange voorgeschiedenis en sinds 2012 is de samenleving heel wat geëvolueerd. Het is dus belangrijk dat we, na tien jaar, werken aan een nieuwe toekomstvisie voor de kinderopvang. Ik heb dan ook aan het Agentschap Opgroeien gevraagd om een toekomstvisie uit te tekenen voor de kinderopvang. Collega Anaf, het rapport dat we dit weekend van de SERV hebben gekregen, kan daarvoor dienen. Ik zal dus ook overleg plegen met de SERV.
Dat is natuurlijk niet voldoende. U zou mij gezegd hebben dat het goed was dat ik een toekomstvisie zou ontwikkelen, maar wat gebeurt er intussen, want de mensen gaan niet wachten op die toekomstvisie? Natuurlijk gaan ze niet wachten op die toekomstvisie en moeten ze ook niet wachten op die toekomstvisie. Want, nogmaals, we investeren 120 miljoen euro in de kinderopvang.
Er is hier gezegd dat er meer moet worden geïnvesteerd in de kinderopvang met inkomenstarief. Dat doen we: er komen 2500 plaatsen bij in trap 2 zodat het inkomenstarief betaalbaar wordt voor iedereen. Ze komen er meteen bij in de subsidietrap 2A, voorheen subsidietrap 2B.
Er is ook een heel traject uitgezet in het toegroeien van de subsidietrap 2B naar 2A. Er zijn acht fasen, waarvan we nu vijf fasen zullen afronden. Er is in totaal 55 miljoen euro voor vrijgemaakt. Wil dit zeggen dat we er zijn? Neen, maar het is natuurlijk een gigantische operatie. Het betekent 80 miljoen euro structureel erbij. In de vorige legislatuur zijn er verschillende fasen gebeurd. In deze legislatuur gaan we, met het uitbreidingsbeleid en met VIA6, bijkomende fasen doorlopen. We hebben dus 55 miljoen euro van die 80 miljoen euro gedicht. Tegen 2026 zijn er nog bijkomende stappen nodig.
Er is ook gesproken over meer waardering en koopkrachtverhoging. Ook dat zit in het VIA6-akkoord. Er komt minstens 1,6 procent koopkrachtverhoging voor de onthaalouders in het sui-generisstatuut, collega Daniëls.
Een nieuwe vergunde opvang kan via een automatische basissubsidie, wat vroeger niet het geval was. Ook het aantal ouders in het werknemersstatuut zal worden verdubbeld. Daarnaast wordt er gewerkt aan de kwaliteit door het versterken van de coaches op de werkvloer met 264 voltijdsequivalenten (vte’s). Ook dat is afgesproken in het sociaal akkoord.
Mijn boodschap is dus een dubbele boodschap: woorden van waardering, maar ook daden van waardering. We trekken daarvoor 120 miljoen euro uit en dat zullen we doen voor de verschillende terreinen.
Ten slotte, ik heb ook de opdracht gegeven om een toekomstvisie voor de kinderopvang uit te tekenen en stakeholders erbij te betrekken. Ik heb ook gevraagd om voor de ratio een berekening te maken. Wat betekent het? Wat kost het? We zullen het debat daarover voeren.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, u hebt opnieuw niet op mijn vraag geantwoord. Ik heb gevraagd hoe u die verschillen gaat wegwerken. U zegt dat u bijkomende plaatsen gaat voorzien, maar u vergeet rekening te houden met de uitstroom. Er worden misschien 2500 nieuwe plaatsen gecreëerd, maar er verdwijnen er ook weer veel, want ieder jaar stoppen er onthaalouders. Daar is dus weer een probleem.
U begint hier ook over het VIA6-akkoord. Goed, daarmee worden inderdaad stappen gezet en wordt voorzien in een hoger loon, waarvoor dank. U haalt er ook de coaches bij. Die zijn ook nodig, maar ze nemen de ongelijkheid in het subsidiesysteem niet weg. Waar zullen die coaches terechtkomen? Zullen ze terechtkomen bij onthaalouder Sabrina of onthaalouder Romina of onthaalouder Cindy waar die extra helpende handen nodig zijn? Ik denk het niet. Ik denk dat u dringend geld moet vrijmaken voor die extra helpende handen die nodig zijn op de werkvloer, die nodig zijn voor de pedagogische en sociale ondersteuning van de kinderen bij de onthaalouders die iedere dag met heel veel passie hun job uitoefenen.
De heer Anaf heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik vrees wel dat de mensen die zondag op straat gekomen zijn, niet meteen gerustgesteld zijn. Ik had u ook gevraagd wat u boven op het VIA 6-akkoord (Vlaams Intersectoraal Akkoord) nog wilt doen voor de kinderopvang. U hebt natuurlijk vooral verwezen naar wat er in VIA 6 zit. Ik begrijp dat natuurlijk wel, maar dat lost de problemen nu niet fundamenteel op. Ik hoor geen nieuwe dingen, geen fundamentele verbeteringen voor het statuut, geen aanpassing van de kindnorm, ook geen definitieve oplossing voor onthaalouders enzovoort. Er zijn nog altijd veel plaatsen tekort. Daar hoor ik niet echt nieuwe oplossingen voor.
Ik ben wel blij dat u aangeeft dat er gaat worden nagedacht over een toekomstvisie. Ik volg dit nu ongeveer twee jaar in dit parlement, en laat ons eerlijk zijn: heel die regeling heeft veel weg van koterijen. Dat is organisch gegroeid, maar op een bepaald moment vindt een kat haar jongen er niet meer in terug. Ik vind het dus goed dat er wordt nagedacht over hoe we dat fundamenteel kunnen verbeteren en helemaal veranderen. Dat zal een moeilijk traject zijn. Ik hoop dat we daarin betrokken worden als parlement.
Wat gaat u in de tussentijd doen om er toch voor te zorgen dat alle kinderen in Vlaanderen een plekje hebben in de kinderopvang?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, wat de ongelijke subsidiëring betreft: wat ons betreft mag alle opvang gelijk gesubsidieerd worden. Trap 2A is voor ons de standaard wat dat betreft. En als het kan, mogen daar ook nog een aantal socialere plekken bij in trap 3.
Dan moet natuurlijk ook wel voldaan worden aan de voorwaarden: betere werkvoorwaarden, inkomensgerelateerde opvang, sociale begeleiding voor kindjes in kwetsbare gezinnen en kwetsbare gezinnen zelf. Ik ben blij dat u zowel het statuut als de organisatie van de opvang gaat herbekijken. Ik hoop dat dat op een diepgaande manier gebeurt. Wij hebben twee weken geleden al de opleiding aangehaald. Ik denk dat daar ook aan moet worden gesleuteld. Maar nogmaals, ik ben blij dat u dit keer de zin wel in de mond hebt genomen. Ik denk dat u er niet omheen kunt om te sleutelen aan de kind-begeleiderratio. Als u daar niet aan werkt, dan gaat de duurzaamheid van de sector sowieso niet verbeteren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister.
Wat ik vooral belangrijk vind, is dat u aangeeft dat het decreet van 2012 is en van kracht is sinds 2014, en dat we dat inderdaad moeten evalueren. Daar sta ik volledig achter, minister. Ik denk dat we op vele vlakken moeten evalueren.
We moeten ook eens kijken naar alle soorten initiatieven die er zijn, alle voorwaarden die eraan worden opgelegd, en dan de spanning die er is tussen de verschillende vormen van subsidiëring. Ik denk dat we dat echt moeten doen, omdat op bepaalde vlakken – en die vraag moeten we ons echt soms stellen – er soms goedbedoelde regels zijn ingevoerd om wantoestanden, waar we in de commissie ook al over gesproken hebben, tegen te gaan, maar die het initiatieven eigenlijk moeilijker maken en die extra normen opleggen die niet altijd noodzakelijk zijn.
En dus heb ik nog een bijkomende vraag, minister, over dat statuut. Bent u eigenlijk in overleg met de federale overheid? Want die sui generis van onze onthaalouders zit ook bij de federale overheid. In welke mate lopen daar gesprekken?
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, afgelopen zondag protesteerden kinderverzorgsters in heel veel Vlaamse steden, van Gent tot Leopoldsburg. Zij willen meer handen in de crèche, een beter statuut en een eerlijk loon. Vandaag is er in de kinderopvang één begeleider voor negen kindjes. Zodra er iemand ziek is, zit je met vijftien tot achttien kindjes per klas. Ik kan mij dat amper inbeelden. Ik heb twee kinderen. Ik vind dat vaak al moeilijk. Ik weet niet of u zich dat kunt inbeelden hoe die mensen dat moeten doen.
Denemarken wordt vaak als voorbeeld aangehaald in het Vlaamse regeerakkoord, maar alleen als het goed uitkomt. In Denemarken zijn er vier kindjes per begeleider. Het land heeft dubbel zoveel opvangplaatsen als Vlaanderen. En de ouders betalen een ouderbijdrage van maximum een kwart van de kosten. Minister, u belooft extra middelen, maar mijn vraag is heel concreet: was is de evolutie van die ratio? Hoeveel kindjes per begeleider gaan er zijn na uw extra middelen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We beseffen hier allemaal dat kinderopvang van onschatbare waarde is. Ook tijdens de coronacrisis is het grote belang ervan nog maar eens bevestigd. Kinderopvang zorgt ervoor dat de combinatie tussen thuis en werk mogelijk blijft. Tijdens de coronacrisis konden dankzij de kinderopvang mensen uit essentiële beroepen voortwerken.
Het is een leugen dat er tijdens deze legislatuur niets zou gebeuren. Minister Beke heeft dat ook gezegd. Wij vinden het heel belangrijk dat er een toename is van de basissubsidie voor de zelfstandige initiatieven. Ook het verschil tussen trap 2B en trap 2A wordt verder weggewerkt. Er is meer flexibiliteit. Er zijn meer opvangplaatsen. Zijn we er daarmee? Natuurlijk niet. Dat verschil moet nog meer worden weggewerkt. Wordt de kindratio herbekeken? Minister Beke heeft ook gezegd dat hij een onderzoek heeft gevraagd. Dat is een heel goede zaak. Wij willen allemaal zo maximaal mogelijk de kinderopvang ondersteunen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, de kinderopvang is een enorm belangrijke sector. Zonder kinderopvang kunnen veel mensen niet gaan werken of een opleiding volgen. Maar er is nog meer. Kinderopvang heeft niet alleen een sociale maar ook een economische en pedagogische functie. Dat betekent dat mensen werk en gezin kunnen combineren, dat anderen werk vinden in de kinderopvang, en dat zoveel kindjes met zoveel warmte elke dag weer worden verzorgd. De groep van medewerkers in de kinderopvang is ook heel divers. We hebben de onthaalouders, de groepsopvang, de buitenschoolse opvang. Ze verdienen allemaal, een na een, onze waardering. In woorden maar ook in daden.
Deze regering heeft daar inderdaad al heel wat stappen gezet. Er zijn maatregelen genomen. Maar ik verwijs ook naar VIA6 (Vlaams intersectoraal akkoord).
Het decreet dateert inderdaad van 2012. Dat is tien jaar geleden. Minister, het is heel goed dat er een evaluatie komt en dat er wordt gewerkt aan een toekomstplan waarin rekening wordt gehouden met de kindnorm, met het statuut en met de werkbaarheid in de sector. Ik wil u vragen om iets ruimer te gaan en ook het opstapje te maken naar een gelijkstelling of een afstemming met het statuut in de kleuterscholen. Minister, wordt dat ook meegenomen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Malfroot, ik heb twee antwoorden op uw opmerkingen en vragen. Ik heb gezegd dat er 2500 plaatsen bijkomen in trap 2A. U zegt dat er ook verdwijnen. Dit zijn netto 2500 bijkomende plaatsen. Dat wil zeggen dat als er een uitstroom is van 1000, er 3500 bijkomen. U zegt dat het niets betekent dat ik 264 bijkomende mensen als coaches zal inzetten. Dat betekent wel iets. De debatten die we al verschillende keren over de kinderopvang hebben gevoerd gingen ook over hoe we de kwaliteit van de kinderopvang op de werkvloer kunnen versterken. Daarvoor dienen deze mensen en dat is zonder meer historisch. Het is de eerste keer dat we daarin investeren. Het is de eerste keer dat we daaraan in een sociaal akkoord zo’n grote aandacht besteden.
Collega Anaf, u hebt het woord koterij gebruikt. Dat is ook, denk ik, wat de evaluatie in 2010-2012 zei, toen men in 2012 het decreet heeft gemaakt. Toen was er een koterij. Het decreet van 2012 heeft geprobeerd – en is daar, denk ik, ook in belangrijke mate in geslaagd – om daar wat structuur en ordening in te brengen. Is dat volledig gelukt? Neen. En ten tweede: staat de wereld sinds 2012 stil? Nog veel minder. Dus lijkt het mij aangewezen om het geheel nog eens opnieuw te bekijken, om te zien waar we daar een verdere stroomlijning in kunnen aanbrengen. Dat is wat ik aan het Agentschap Opgroeien heb gevraagd, om daar een strategische oefening rond voor te bereiden.
Intussen zegt u dat we toch ook moeten investeren in bijkomende capaciteit. Dat is absoluut juist. Dat doen we ook met deze Vlaamse Regering. Er komen netto 7.000 plaatsen bij, waarvan 2.500 in trap 2A. Dat zijn ‘dure’ plaatsen, tussen aanhalingstekens, maar dat zijn plaatsen die absoluut noodzakelijk zijn. Daarmee geven we effectief een antwoord op de vragen en verzuchtingen die dit weekend naar voren werden gebracht.
Collega Daniëls, ja, we hebben al een eerste overleg gehad met minister Vandenbroucke over het sui-generisstatuut. Hij zou ons daar verder bij betrekken, want u weet dat we dat niet alleen in Vlaanderen maar ook samen met de andere regio’s moeten bespreken. Hij zal ons daar dus in betrekken.
Collega De Witte, de ratio aanpassen, is op zich niet nieuw. Ik zeg niet dat het geen problematiek is – maar die problematiek doet zich niet alleen voor in de kinderopvang maar ook in het kleuteronderwijs. In het kleuteronderwijs is die ratio nog veel hoger dan een op acht of een op negen. Maar dus, we hebben ook gevraagd om dat mee te analyseren. Ik wil toch nog even iets zeggen over die ratio. Dat is een maximumratio. Dat wil zeggen dat je maximaal acht kinderen – of als je extra begeleiding hebt, maximaal negen kinderen – hebt. Dat hoeft niet per se de standaard te zijn. Er zijn verschillende elementen die daarin meegenomen kunnen worden.
Collega Schryvers, zoals u zelf ook aangegeven hebt, denk ik inderdaad dat we dat globaal moeten bekijken. De focus op de kinderopvang is belangrijk. Sommigen maken inderdaad de vergelijking met het kleuteronderwijs en zeggen dat de ratio daar veel hoger is. In de kinderopvang is die op zich lager. Hoe moeten we dat dan bekijken? Ik denk dat we die filosofie eens in zijn algemeenheid moeten durven bekijken.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik word altijd een beetje boos als ik uw antwoorden hoor. Want ik heb de indruk dat u die problematiek van ongelijke subsidies nog steeds niet begrijpt. Ofwel wilt u het niet begrijpen.
Voor ons is het van belang dat de kinderdagverblijven die al jaren zonder of met een minimum aan subsidies werken, voorrang krijgen op die inkomensgerelateerde trap-2A-plaatsen. Wat de sector vraagt, en wat onze fractie vraagt, is heel duidelijk: een nieuwe visie op kinderopvang, met ruime budgetten, met gelijke subsidies voor elk kinderopvanginitiatief, waar iedereen evenveel waard is.
Het doel is drieledig. Ten eerste moeten er betaalbare plaatsen zijn voor elke ouder. Ten tweede moeten er meer helpende handen zijn voor de begeleiding van de kindjes, want kindjes opvoeden is meer dan flesjes geven en pampers verversen. Ten derde moet er een gelijk loon zijn voor alle medewerkers, ongeacht onder welk statuut of voor welke opvang ze werken, want onze helden in de kinderopvang verdienen dat.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw bijkomende antwoorden. Collega’s, we hebben hier altijd de mond vol over de belangrijke functie van kinderopvang op verschillende punten: op het vlak van economische activiteit, op het vlak van de sociale, pedagogische functie …
Minister, u trok zonet zelf de parallel met het kleuteronderwijs. Ik wil die parallel even doortrekken. Als we dan toch die pedagogische functie zo belangrijk vinden, dan vind ik het eigenlijk onvoorstelbaar dat we hier telkens over budgetten aan het spreken zijn, dat we telkens zeggen hoeveel het kost om extra te investeren, terwijl we nooit in vraag stellen – en terecht – dat elk kleutertje een plek in een kleuterschool moet kunnen hebben. Dat stelt niemand hier in vraag. Iedereen vindt het normaal dat elk kind tussen 2,5 en 18 jaar een plek heeft in een kwaliteitsvolle school. Dan zou het ook geen issue mogen zijn dat elk kind onder de 2,5 jaar een plekje vindt in een kinderopvang die de kwaliteit kan bieden die de begeleiders van die kinderopvang zouden willen bieden. Dus ik denk dat we daar nog veel werk te verrichten hebben. Ik ga heel graag meewerken aan die toekomstvisie, maar ik denk dat er in de tussentijd nog veel stappen zullen moeten worden gezet.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik ben wel benieuwd naar wanneer dat onderzoek er komt en wanneer we dus een verandering in de ratio kunnen verwachten. Maar u mag niet meer antwoorden.
Ik zal dus de mensen uit de kinderopvang zelf even aan het woord laten, begeleiders, onthaalouders en mensen die een kinderopvang hebben. Laten we de eerste ‘Cindy’ noemen. “Zolang het beroep niet aantrekkelijker wordt – en dus minder werkdruk en minder kinderen per begeleiding, en dan zwijg ik nog over schijnzelfstandigheid – zal er nooit genoeg diverse kinderopvang zijn zodat ouders kunnen kiezen waar ze hun kindje naartoe brengen. Goed opgeleid en gemotiveerd personeel vinden, is net moeilijk om die redenen en omdat er werk is aan de opleiding kinderzorg.” Laten we een tweede persoon ‘Annabel’ noemen. “Ik ben naar trap 2 gegaan. Onze sociale en educatieve functie is er met 300 procent op vooruitgegaan. Ik ben zelfs naar de hogeschool gegaan om pedagogie te volgen. Je moet mij niet vertellen wat het kwaliteitsverschil is.” Laten we een derde persoon ‘Patricia’ noemen. “Ik heb het zelf mogen ervaren. Wij gingen naar een gemiddelde van vier. In het begin wist ik niet wat mij overkwam. De kinderen waren veel rustiger. Of die baby die veel gepakt moet worden, moet die echt beseffen dat wij daar geen tijd voor hebben?”
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik heb het daarnet gezegd, en ik zal het nog maar eens herhalen, voor alle fracties, dat we kinderopvang, voldoende kinderopvang in al zijn vormen, namelijk groepsopvang, gezinsopvang, buitenschoolse opvang, voor- en naschoolse opvang, nodig hebben, economisch maar ook pedagogisch. Ik denk dat de evaluatie die we moeten maken van het decreet, al die elementen moet meenemen. In alle initiatieven moet het gaan over voldoende capaciteit, voldoende kwaliteit en voldoende tevredenheid. We zullen daarbij ook moeten kijken naar al die normen die we opleggen, maar ook naar de verschillende trappen die er zijn en de verschillen in subsidiëring en financiering.
Minister, vanuit onze fractie willen we ons actief mee scharen achter die evaluatie, om inderdaad in de toekomst in die visie die u vooruitschuift – en het is een goede zaak dat we daar een visie over ontwikkelen – alle elementen mee te nemen die maximaal haalbaar zijn. Voor sommige collega’s: de bomen groeien helaas niet tot in de hemel. Die realiteit moeten we ook durven te zien.
De actuele vragen zijn afgehandeld.