Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, collega’s, momenteel zijn directeurs binnen een schoolse context volop bezig met de puzzel te leggen voor het volgende schooljaar, en dit naast alle andere opdrachten die zij momenteel nog moeten uitvoeren. Maar er zijn nog een aantal ontbrekende puzzelstukjes, onder andere de informatie over de lerarenplatforms.
Een lerarenplatform biedt scholen de mogelijkheid om leerkrachten aan te werven gedurende één jaar. Vaak zijn dat jonge leerkrachten die dan de mogelijkheid hebben om vervangingen in te vullen. Handig, heel handig, maar het kadert ook in het aantrekkelijk maken van het leraar zijn, van de job. Het biedt ook jobzekerheid aan heel wat jonge mensen. Momenteel zijn er ongeveer 2200 fulltime-equivalenten die op die manier aangesteld kunnen worden.
Ik krijg heel wat vragen, minister. De directeurs hebben ondertussen wel – en dat is toch een pluim voor de administratie – dienstbrieven gekregen met het aantal uren dat ze gewoon op basis van het aantal leerlingen kunnen verkrijgen. Dat is iets vroeger dan anders en dat biedt hun wel de mogelijkheid om het schooljaar voor te bereiden. Maar anderzijds krijg ik toch wel, vooral via digitale kanalen, de vraag: wanneer weten we iets meer over die lerarenplatforms?
Vandaar mijn vraag, minister: wanneer mogen de directeurs van de basisscholen – hopelijk, wat ons betreft – witte rook zien in verband met die lerarenplatforms?
Minister Weyts heeft het woord.
U weet natuurlijk dat een en ander voorwerp is van sociale besprekingen die momenteel lopen. Ik steun de doelstellingen van het lerarenplatform. Alleen moeten we ons permanent de vraag stellen of we elke onderwijseuro goed besteden, en dat we die anders wel in een andere onderwijsmaatregel moeten investeren. Ik denk dat we elke besteding altijd in functie van dat criterium tegen het licht moeten houden.
U sprak over inderdaad 2114 voltijdse equivalenten leerkrachten die momenteel aangesteld zijn op dat lerarenplatform. Maar vandaag zijn er maar 1214 die effectief vervangen. Dat wil dus zeggen dat 900 leerkrachten niet vervangen, terwijl ze wel daarvoor betaald worden. Ze doen andere activiteiten, maar niet de activiteiten die ze verondersteld worden te doen, namelijk het voorzien in vervanging. Dat brengt meerkosten met zich mee ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, meerkosten van 40 miljoen euro. Dan moeten we er toch minstens over nadenken of dat de best bestede 40 miljoen euro is, of dat we die middelen, al dan niet geheel of gedeeltelijk, beter kunnen laten renderen ten voordele van onderwijs via een andere onderwijsmaatregel.
Dat is dus voorwerp van discussie in het kader van ruime sociale besprekingen. Ik denk dat we daar wel tot een goed einde kunnen komen. Een exacte timing kan ik u daar niet van geven. Vanzelfsprekend willen we dat absoluut zo snel mogelijk proberen af te ronden. Er ligt wel heel wat in de scope van die sociale besprekingen, maar dat evolueert in de goede zin, en ik hoop daarmee ook zo snel mogelijk te kunnen landen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Het is inderdaad zo dat wie geen vervangingen doet – u hebt het over een 900-tal fulltime-equivalenten –, ingezet kan worden voor extra zinvolle pedagogische taken. Het inzetbaarheidspercentage – dat is het moeilijke woord voor het inzetten van die leerkrachten – in coronatijden is misschien wat vertekend.
Ik wou u toch nog even het volgende vragen, zeker ook omdat de kinderverzorgsters en de zorgcoördinatoren niet worden meegenomen. Als we dan zien, minister, dat u 30 miljoen euro vrijmaakt voor bijsprong – wat op zich een heel goede zaak is, want we willen natuurlijk dat scholen ondersteund worden en er maximaal handen in de klas zijn – dan hopen we dat dit alles ook meegenomen wordt in de evaluatie. Het ene kost 40 miljoen euro, het andere kost 30 miljoen euro. Laat ons die twee zaken dan misschien toch even naast elkaar leggen.
Daarnaast moeten we ook zeker meenemen dat het lerarenplatform ook een soort planlastverlaging betekent voor scholen. Want als dat wegvalt, betekent dat ook dat de directeurs zelf op zoek moeten naar al die interimarissen. Neemt u dat ook mee in de evaluatie?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, het is een oud zeer in het onderwijs: jonge leerkrachten die van hot naar her worden gestuurd en soms periodes kennen waarin ze geen les kunnen geven en dus ook geen inkomen hebben. En dat weegt natuurlijk zwaar op de aantrekkelijkheid van de job, en dat op een moment dat we eigenlijk al met een tekort aan leerkrachten kampen. Ik denk dat dit platform alvast een goede zaak is. Op die manier geef je al werkzekerheid en verhoog je dus ook de aantrekkelijkheid van de job voor jonge leerkrachten. Daarom zou het goed zijn dat er snel duidelijkheid over komt.
Maar wat ons betreft, is dat maar één onderdeel van een groter plan om de aantrekkelijkheid te verhogen, wat echt cruciaal is als we willen vermijden dat de klassen nog groter gaan worden en daardoor de kwaliteit van ons onderwijs nog meer onder druk gaat komen te staan. Minister, in het regeerakkoord is er sprake van het loopbaanpact voor leerkrachten, met nog vele andere maatregelen. Welke maatregelen ziet u nog in het verschiet? Komt er nog zo'n pact? En tegen wanneer mogen we dat dan verwachten?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, u weet dat ook collega Danen en collega Meuleman daar in het verleden in de commissie al mee het gesprek over hebben gevoerd en dat, wat onze fractie betreft, het centrale element hierin het aantrekkelijk maken en houden van de job moet zijn. Dat moet het voornaamste uitgangspunt zijn. Misschien moet er bijgestuurd worden in het initiatief an sich. We geven uiteraard alle ruimte om de gesprekken daarover te voeren, maar we willen wel vragen om het kind niet met het badwater weg te gooien en ervoor te zorgen dat de aantrekkelijke facetten die er in dit initiatief zitten, niet losgelaten worden.
Daarom is het ook wel belangrijk om de timing voor ogen te houden. We zijn intussen begin mei. Het schooljaar van volgend jaar staat vlak voor de deur. Misschien moet er toch wel over nagedacht worden of we dit alles niet moeten opschuiven tot ergens na het volgende schooljaar, want twee maanden vooraf nog altijd geen duidelijkheid kunnen geven aan onze directies, dat is, wat onze fractie betreft, toch wel zeer kort dag.
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt, minister. We hadden inderdaad ook de geruchten opgevangen dat er werd gesproken over morrelen aan het lerarenplatform.
U zei dat iedere onderwijseuro goed besteed moet worden. Daarover is, denk ik, iedereen hier het eens. Maar we hebben het hier net over bijzonder goed bestede onderwijseuro's. Er zijn misschien een aantal mensen die tijdelijk geen vervangingsopdracht uitvoeren, maar die geven dan wel andere ondersteuning in klassen. En we weten dat die nodig is. Het alternatief is dat die mensen tussen twee vervangingen op straat staan, geen loon krijgen en zoals heel veel leerkrachten snel uitgeblust raken en het beroep verlaten.
Er wordt hier heel veel gesproken over leerkrachten herwaarderen en over het beroep aantrekkelijk maken. Als we dit zouden afschaffen, is dat exact het omgekeerde wat er gebeurt. Ik merk dat dat een bezorgdheid is die door heel veel collega's wordt gedeeld. Ik hoop dat u daar rekening mee zult houden.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, het lerarenplatform bestaat nog niet zo heel lang, maar ik ben ook wel verrast door de cijfers die u aanhaalde van de effectieve inzet ervan voor de klas. Zoals door de collega's is aangehaald, is het een grote uitdaging om jonge mensen niet alleen naar het onderwijs te krijgen, maar ze er ook te houden. Maar we moeten ze daar dan wel hebben om te doen waar ze voor opgeleid zijn, en dat is wel degelijk lesgeven.
Ik heb geen pasklaar antwoord, minister, maar vanuit onze fractie pleiten wij er toch ook voor – en ik denk ook wel dat u daartoe bereid bent – om de middelen die nu aangewend worden om de vervangingen te voorzien, veil te houden en eventueel over te maken aan scholengemeenschappen en scholengroepen, om die dan op die manier ook in te zetten. Onze vraag is dus om op een creatieve manier datgene mogelijk te maken waarvoor het ingezet is en wat de bedoeling was, en de uitwassen waarover we dan spreken, die negenhonderd, niet mogelijk te maken.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wil vanuit mijn fractie aangeven dat het inderdaad een belangrijke uitdaging is om voldoende en gemotiveerd personeel voor onze klassen te hebben en om jonge mensen die in het onderwijs komen, niet te laten uitstromen maar gemotiveerd te houden om in het onderwijs te blijven. Wij zijn ervan overtuigd dat het lerarenplatform daar een belangrijk instrument voor is en dat dat werkzekerheid kan bieden voor jonge leerkrachten. We vrezen een beetje dat als dit project niet wordt verdergezet, jonge leerkrachten opnieuw minder werkzekerheid zullen krijgen. We hebben natuurlijk begrip voor het sociaal overleg. Laat ons dat voeren. Wij pleiten ervoor om er zo snel mogelijk duidelijkheid over te creëren of het al dan niet wordt verlengd. Ik heb ook de vraag of wordt bekeken om het opnieuw in te zetten in het secundair onderwijs.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Vandromme, u maakt een goede vergelijking wanneer u verwijst naar de bijsprong. Dat illustreert net de discussie die ik ter zake aan het voeren ben. We investeren 30 miljoen euro in bijsprong. Dat wil zeggen: extra handen in de klas in de vorm van leerkrachten die nog resturen hebben of van gepensioneerde leerkrachten. Dat wil zeggen 100 percent benutting, 100 percent betaalde uren in de klas. In geval van het lerarenplatform zitten we met een kostprijs van 96 miljoen euro met maar 57 percent benutting. Vandaar die meerkosten van 40 miljoen euro. Ik vind dat men dat minstens onder ogen moet zien. Ik wil de onderwijseuro’s die we hebben vanzelfsprekend in het onderwijs houden. De vraag is met welke maatregelen we ze het meest optimaal, effectief en efficiënt investeren. Ik vind dat dat systeem minstens kan worden geoptimaliseerd en dat we daarover de discussie moeten voeren. Corona moeten we in de evaluatie zeker meenemen, daar hebt u gelijk in. Ik kan u ook geruststellen: we gooien geen kinderen weg, noch badwater. We gaan die discussie in het kader van de cao-besprekingen die we momenteel aan het voeren zijn, proberen zo snel mogelijk af te ronden. Dat gebeurt in een goede sfeer, waarbij we zo maximaal mogelijk en zo snel mogelijk ervoor proberen te zorgen dat de directies, die nu vooral bezig zijn met het afwerken van het huidige schooljaar, kunnen starten met de voorbereiding van het volgende schooljaar.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord, en collega's, voor de aanvulling. Het voorbije jaar hebben we geleerd dat we nog meer dan anders nood hebben aan heel sterke leerkrachten voor de klas en dus ook aan vervangingssystemen die werken wanneer een leerkracht ziek is of als iemand onverwacht afwezig is.
Ik heb het al gezegd: in het berekenen van het inzetbaarheidspercentage, zitten in het cijfer dat u aanhaalt de zorgcoördinatoren en kleuteronderwijzers niet. Minister, u geeft aan dat we kunnen spreken van een onderbezetting of een niet-benutting van 57 percent. Ik zou dat geen niet-benutting noemen, want dan gaan we ervan uit dat die mensen die geen vervangingen doen als het ware met hun vingers zitten te draaien. Integendeel, ze worden ingezet voor niet-pedagogische taken.
Bij de bijsprong worden er toch niet zoveel mensen ingezet die al niet effectief aan het werk waren in onderwijs. Misschien kunnen we wat sleutelen aan het lerarenplatform. Maar toch wil ik ervan uitgaan dat we dit willen behouden, zeker omdat er een planlastverlaging is als we het lerarenplatform behouden. Daar bent u niet op ingegaan. Vanuit onze fractie kijken we in elk geval uit naar het plan rond het aantrekkelijk maken van de job van leerkracht.
De actuele vraag is afgehandeld.