Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, uit de Digimeter 2020 blijkt dat de kennis van de Vlamingen over artificiële intelligentie (AI) ten opzichte van vorig jaar niet is vooruitgegaan. Nog steeds 44 procent van de Vlamingen geeft aan niet zeker te weten wat AI is. Dat gebrek aan kennis brengt een zekere nieuwsgierigheid met zich mee, maar ook wat bezorgdheid. Die nieuwsgierigheid is goed: 70 procent van de Vlamingen is nieuwsgierig naar wat het voor hen kan betekenen, maar 41 procent maakt zich zorgen over de privacy en 47 procent zelfs over mogelijke negatieve gevolgen.
De groep voor wie de technologische veranderingen elkaar te snel opvolgen, steeg ten opzichte van vorig jaar van 41 naar 45 procent. Om als samenleving maximaal de vruchten te kunnen plukken van technologische omwentelingen, zoals artificiële intelligentie, moet die technologie natuurlijk verder kunnen doordringen, voorbij die zogenaamde ‘innovators’ en ‘early adopters’. Dat wijst op een blijvende nood aan informatie, maar ook aan sensibilisering. Veel mensen willen ook transparantie. Uit twee automatisatiecases blijkt bijvoorbeeld dat 57 procent van de mensen graag een overzicht zou hebben van de gegevens die gebruikt worden, met de mogelijkheid om bepaalde types data niet meer te delen of zelfs alle data te kunnen terugroepen.
Als er voldoende kennis is over de mogelijke meerwaarde van een technologie voor het eigen gebruik, en er voldoende waarborgen zijn om aan bepaalde bezorgdheden tegemoet te komen, dan kan die technologie volledig doordringen in de samenleving, en dat is natuurlijk wat AI verdient.
Minister, op welke manier zult u de kennis van de Vlaming omtrent artificiële intelligentie verbeteren?
Minister Crevits heeft het woord.
De Digimeter, die ondersteunen wij vanuit Vlaanderen mee via het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec). Die geeft, zoals u terecht zegt, aan hoeveel vooruitgang er is in de samenleving op het vlak van artificiële intelligentie. We zien dat er op dat vlak nog veel werk aan de winkel is. Veel mensen zijn er ook een beetje bang van.
Uw vraag geeft mij ook de kans om het project ‘Amai!’ in de kijker te zetten. We hebben dat project gisteren gelanceerd en doen daarmee belangrijke inspanningen om de kennis van de Vlaming over AI op peil te brengen. Hoe zit dat in elkaar? We willen het brede publiek gaan betrekken bij het denken over toepassingen inzake AI. We starten met een aantal voorbeelden hoe AI op dit ogenblik al in onze huiskamer aanwezig is, want veel mensen hebben een heel abstract idee over wat AI is. Vervolgens roepen we ook op tot nadenken over hoe artificiële intelligentie bepaalde problemen in de samenleving zou kunnen oplossen. Iedereen kan daaraan deelnemen en dat kan bijvoorbeeld gaan over gezondheid, mobiliteit of werk. We willen vier ideeën ook effectief realiseren in samenwerking met een Vlaamse kmo. Op die manier willen we een burgerplatform – misschien een te zwaar woord – installeren om zaken gerealiseerd te krijgen en artificiële intelligentie een stukje dichter bij de mensen te brengen.
Heel veel zal ook afhangen van opleiding: zonder digitale kennis geen artificiële intelligentie. Daarom hebben we met de Vlaamse Regering in het relanceplan – het is hier al aan bod gekomen – heel veel miljoenen euro’s veil om de Vlaming op te leiden, om ervoor te zorgen dat iedereen toegang heeft tot een pc en om de Vlaming basisvaardigheden mee te geven rond omgaan met AI. We hebben ook de Vlaamse AI Academy opgericht, een heel uniek samenwerkingsverband van universiteiten en hogescholen om hun aanbod en opleidingen ook gecoördineerd aan te bieden.
Er beweegt op dit ogenblik dus eigenlijk heel wat, zowel op het wetenschappelijke niveau als op het bedrijfsniveau en op het niveau van de mensen zelf, om AI beter bekend te maken en om ze meer te richten op het oplossen van samenlevingsproblemen.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het is inderdaad heel belangrijk om een aantal projecten dicht bij de mensen te doen, zodat ze daar ook bij betrokken kunnen worden. Ik denk inderdaad dat te weinig mensen erbij stilstaan dat artificiële intelligentie al deel uitmaakt van hun leven. Als ze ’s morgens hun mailbox openen en geen spam in hun mailbox vinden, maar wel in hun spambox, dan zijn ze er al voorwerp van geweest.
Het is nodig om een aantal projecten te hebben die echt de focus leggen op die laagdrempeligheid. Dat kan echt heel wat bezorgdheden rond privacy en rond wat AI doet in het dagelijks leven, wegnemen. Maar natuurlijk is er ook verder onderzoek nodig. Ik ben ook blij met de initiatieven die u neemt rond opleiding.
Ik had nog een bijkomende vraag. Hoeveel mensen denkt u rechtstreeks en onrechtstreeks te bereiken met die Amai!-projecten?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Zoals collega De Roo terecht aanhaalt, is het potentieel van AI fenomenaal. Het is goed dat we er in alle beleidsinitiatieven aandacht voor hebben.
Natuurlijk is het wel belangrijk dat die dingen ook doorstromen naar onze vele kleinere kmo’s.
U had daarvoor een heel goed initiatief: de Digital Expercience Labs, die in elke provincie zouden worden opgestart. Dat zou al het geval zijn vanaf maart. Maar aangezien ik ze bij ons nog niet heb zien verschijnen, vroeg ik me af wat de stand van zaken is.
Ik heb nog een halve minuut. Er moet mij nog iets kleins van het hart, voorzitter. Vorige week in de commissie hadden wij een enorm boeiende hoorzitting over artificiële intelligentie. Vier Vlaamse topsprekers, de top van de top in Vlaanderen, kwamen superinteressante dingen vertellen over ethiek, over economie. Ik voelde mij een beetje beschaamd dat wij daar met enkele parlementsleden aanwezig waren. Twee partijen waren zelfs volledig afwezig. Kijk, we kunnen als parlement strenger gaan controleren op ziektes en dergelijke. Maar als we echt een sterk parlement willen zijn, moeten we het werk in de commissies natuurlijk ook gaan herwaarderen. Dat is iets dat bij onszelf begint. Ik voelde mij daar bij die hoorzitting niet helemaal goed bij. Dat wilde ik even meegeven.
Wat dat laatste betreft, hebt u absoluut gelijk: het ligt natuurlijk ook aan julliezelf.
Mijnheer Gryffroy, u was ongetwijfeld aanwezig. Hoop ik?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik was er niet, wegens familiale omstandigheden, maar onze fractie was wel vertegenwoordigd.
Ik wil graag twee punten inbrengen. Ten eerste, als we het hebben over het creëren van een draagvlak voor artificiële intelligentie, dan is de combinatie ethiek en techniek uitermate belangrijk. Europa is bezig met het uitwerken van een bepaalde regulering voor wat het de ‘gevaarlijke’ artificiële intelligentie noemt, laat ons zeggen het ethische aspect. Hoe zal Vlaanderen hiermee aan de slag gaan?
Ten tweede, u hebt het over Amai! Dat is zeer goed, het is voor de burgers. Maar we moeten ook kijken naar de ondernemingen. Slechts 60 procent is goed gedigitaliseerd en slechts 10 procent experimenteert met artificiële intelligentie. Dan krijg je het ‘onbekend is onbemind’-effect, waardoor de focus eenzijdig komt te liggen op de gevaren van artificiële intelligentie. Minister, hoe zult u ondernemingen er meer van proberen te overtuigen om kansen van en door artificiële intelligentie beter te benutten?
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega Anouri was ook aanwezig en vond het een van de meest interessante hoorzittingen die hij in het parlement heeft meegemaakt. Het moet echt wel boeiende materie geweest zijn.
Minister, ook wij zien heel wat potentieel in die artificiële intelligentie. Op dat vlak is er geen probleem. Maar – een aantal collega’s hebben er al naar verwezen – er zijn toch ook wel een aantal ethische aspecten. Er zijn er de afgelopen dagen ook wel wat opgedoken – ‘deepfake’, om het niet bij naam te noemen. Aan de ene kant is er ongelooflijke potentie, aan de andere kant zijn er een aantal duidelijke risico’s. De grote vraag is: welke stappen zult u zetten om ook daar rekening mee te houden op het moment dat artificiële intelligentie steeds breder een rol gaat spelen in de samenleving?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik ga eerst in op de vragen van collega De Roo rond Amai! We willen een half miljoen mensen bereiken. Dat is vrij ambitieus. We zouden heel blij zijn mochten er vijfhonderd vragen binnenkomen om maatschappelijke problemen op te lossen via artificiële intelligentie. Je voelt wel – en ik hoor het ook aan de sentimenten van de collega’s – dat artificiële intelligentie tot de verbeelding spreekt. Er is bij VDAB een cursus om de eerste basisbeginselen ervan te leren kennen. Dat wordt ook wel bekeken en dat is een goede zaak. Maar er moeten nog grote bruggen worden overwonnen.
Collega Vande Reyde, net voor de kleinere kmo’s hebben we die Digital Experience Labs. Sorry dat het weer een Engels woord is, maar dat trekt blijkbaar meer aan in deze sector. We wilden die in maart openen, maar de opening is nu gepland in mei. De locaties zijn vastgesteld, alles is gebeurd. Binnen één of twee weken zouden die open moeten zijn. Ze zijn toegankelijk voor élke kmo. We zullen iedereen met open armen ontvangen, om daar ervaring op te doen en zo dichter bij de ondernemingen te komen.
Collega Gryffroy, het is waar: onbekend is onbemind. We hebben heel wat werk voor de boeg om te overtuigen. De ervaringslabo’s zullen daarin een bijdrage leveren. Ook de Amai!-campagne moet dat doen. Ik ben ervan overtuigd dat het aanbod aan digitale opleidingen en de niet te versmaden opleidingen aan hogescholen en universiteiten daarbij kunnen helpen.
De opleidingen artificiële intelligentie die wij inrichten, zijn spectaculair populair. Ook ingenieurs die al een lange carrière hebben gehad, zeggen dat dat nog niet bestond toen zij hun opleiding kregen en dat ze wel een extra opleiding willen volgen. Je voelt dat die trein aan het rijden is. Daarom wil ik graag dat er overal voldoende opleidingen worden aangeboden.
Zo kom ik bij het laatste aspect, dat collega Rzoska en collega Gryffroy hebben aangehaald, namelijk ethiek. Bij de lancering van ons programma artificiële intelligentie hebben we meteen een kenniscentrum ethiek opgericht. Ik ben heel blij dat we dat hebben gedaan in Vlaanderen. Het is een interuniversitaire samenwerking waar alle ethische vragen worden behandeld, want artificiële intelligentie is ethiek. Als je een zelfrijdende auto de baan opstuurt, en die wordt geconfronteerd met drie mogelijke ongevalssituaties, dan moet die keuzes maken. Het zijn mensen die zullen ingeven op welke manier die keuzes moeten worden opgebouwd. Alles wat kunstmatige intelligentie is, heeft een heel ethische component, omdat het keuzes zijn die moeten worden geprogrammeerd.
Het kenniscentrum behandelt die ethische vragen, maar begeleidt ook ondernemingen. Voor mij is dat cruciaal om artificiële intelligentie een plaats te geven. VDAB heeft ook zo'n experiment gedaan of werkt met artificiële intelligentie en als er klachten komen, kunnen ze ook terecht bij het kenniscentrum om het systeem te verbeteren.
Wat Europa doet is relevant, maar we mogen niet wachten op het oplossen van de grote discussies daar. Het is van belang dat wij met ons kenniscentrum de ethische component evenzeer in de markt zetten als: ‘ga er maar mee aan de slag, het is een oplossing voor al uw problemen’. Het ene gaat hand in hand met het andere. Er wordt op die beide poten zeer intens ingezet.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, het is ambitieus om 500.000 mensen te bereiken. Ik heb heel wat tussenkomsten gehoord. De rode draad daardoorheen is wel dat het start met weten wat artificiële intelligentie is. We hebben wellicht veel onwetende parlementsleden, en dat verklaart misschien de lage opkomst, maar we hebben natuurlijk ook veel onwetende ondernemers en werknemers die we moeten opleiden. Er is wel een positieve noot: jongeren halen hun achterstand wel in, want 61 procent weet wat artificiële intelligentie inhoudt.
Ik wil besluiten met de slogan die bij de Amai!-projecten hoort: elke slimme oplossing begint met een simpele vraag. Ik stel voor dat we in de komende commissievergaderingen daar heel veel simpele vragen over stellen.
Dat is een zeer goed voorstel.
De actuele vraag is afgehandeld.