Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, deze week legde minister Van Peteghem een ambitieus plan op tafel om met fiscale stimuli ervoor te zorgen dat tegen 2026 alle bedrijfsvoertuigen emissieloos zijn. Dat is een ambitieus plan en ook een serieuze hefboom naar de vergroening van het totale wagenpark, omdat we allemaal weten dat de nieuwe bedrijfsvoertuigen van vandaag de tweedehandsvoertuigen van morgen zijn. Als u vandaag als particulier een tweedehandsvoertuig wilt aanschaffen, begin dan maar eens uw zoektocht naar een elektrisch voertuig. Dat is bijna een ‘mission impossible’. Dit is dus ongetwijfeld een belangrijke stap in de goede richting.
Alleen, minister, sloeg ik zelf eens aan het rekenen. Als ik zie dat er op dit moment 700.000 bedrijfsvoertuigen zijn in heel België, dan spreken we toch al snel over 400.000 in Vlaanderen, het zullen er zelfs nog iets meer zijn. Als we dan de referentie aanhouden van één laadpunt per tien elektrische voertuigen, dan zitten we natuurlijk al aan 40.000 in Vlaanderen, ervan uitgaande dat het er zoveel zijn – het zijn er waarschijnlijk nog iets meer – en ervan uitgaande dat er niet nog een aantal private voertuigen zijn bij gekomen – laat ons hopen dat er tegen die tijd bij gekomen zijn. Als ik dan kijk naar de conceptnota 'Aanpak uitrol laadinfrastructuur 2021-2025', dan spreekt u over 5000 laadpunten die er nu, in 2021, zouden moeten zijn en waar er in de komende vier jaar nog 30.000 bij komen. Dan zitten we eigenlijk al zelfs onder het minimumscenario dat we hiermee zouden willen halen.
Minister, welke actie zult u ondernemen om op Vlaams niveau bij te sturen qua laadpalen, zodat we dit ambitieus federaal plan kunnen faciliteren?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega Ceyssens, voor uw vraag. Ik wil alleszins al benadrukken dat ik zeker de plannen van de Federale Regering mee onderschrijf en alleen maar kan toejuichen. Zij helpen ook mee om onze doelstellingen in het kader van het Vlaams Energie- en Klimaatbeleidsplan te halen. Dus we kunnen dit alleen maar toejuichen.
U vraagt of ik ons plan zou willen aanpassen. U weet dat wij in november 2020, dus ruim een half jaar geleden, onze visie over de uitrol van de laadpalen gelanceerd hebben.
Daar hebben we inderdaad in opgenomen dat we 30.000 extra publieke laadpalen willen uitrollen – publieke laadpalen weliswaar – en de reacties waren toen velerlei. Sommigen vonden dat veel te ambitieus en zegden dat we dat nooit zouden halen, anderen zeiden dat we nog een tandje bij moesten steken, dat het nog meer moest zijn. We zullen te allen tijde die cijfers blijven monitoren en opvolgen. Maar ik wil u graag toch al meegeven dat we nu volop aan het inzetten zijn op de uitrol van de visie die we in november 2020 hebben vastgelegd, met name die 30.000 extra publieke laadpalen. We hebben daar 30 miljoen euro voor uitgetrokken.
Eigenlijk hebben we wat dat betreft drie grote werven. Ten eerste komen er een aantal snellaadpunten op onze drukke gewestwegen. We hebben enerzijds het BENEFIC-programma (BrussEls NEtherlands Flanders Implementation of Clean power for transport) samen met Europa, waar Europa ook middelen voor geeft, maar daarnaast heeft onze eigen administratie de ambitie om op drukke gewestwegen om de 25 kilometer ultrasnelladers te plaatsen, zodat een gebruiker van een zero-emissievoertuig, een elektrisch voertuig, er alle vertrouwen in heeft dat hij om de 25 kilometer elektriciteit kan ‘bijtanken’. Dat doen we dus met het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV).
Daarnaast zijn we op dit ogenblik ook bezig met het opmaken van potentieelkaarten voor publieke laadpunten op publiek domein, zeg maar de laadeilandjes, vooral in drukkere steden, waar mensen niet altijd zelf de mogelijkheid hebben om laadpaalinfrastructuur te plaatsen.
Ten derde hebben we ook nog een call lopende voor semipublieke laadpunten op niet-publiek domein, en we horen dat ook daar heel veel interesse voor is.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben blij om uw ambitie, die inderdaad al was opgenomen in de conceptnota, nog eens bevestigd te zien. Nu, als ik snel de berekening maak, dan zullen we nog ambitieuzer moeten zijn dan dat.
Mijn vraag aan u: is er omtrent dit plan al overleg geweest met het federale niveau, en hebt u daaruit al wat groeiverwachtingen kunnen distilleren? Mijn vraag is eigenlijk vooral hoe groot die groeiverwachtingen zijn, volgens u, als we dit plan verder uitrollen.
De heer Keulen heeft het woord.
‘Practice what you preach’, dat is nog altijd het punt van geloofwaardigheid in de politiek, denk ik. Ik vind het een prachtig antwoord dat u geeft, minister. Vandaag hebben elektrische voertuigen twee obstakels. Dat zijn de capaciteit van de batterij en de hogere kostprijs. Wat dat laatste betreft: als we een popularisering krijgen van de elektrische voertuigen, zal de factuur zakken. Wat betreft de capaciteit van de batterij: als we kunnen zorgen voor het flankerend beleid – dat is echt een corebusiness voor een overheid – voor die elektrische laadpalen, de snelladers, dan denk ik dat we echt een boost geven aan de verduurzaming van ons voertuigenpark, hier in Vlaanderen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik wil toch wel graag de vraag van collega Ceyssens versterken. Hij heeft helemaal gelijk. Als je ziet dat men nu op het federale niveau een versnelling wil zetten binnen de bedrijfsvoertuigen, maar ook als je ziet dat er de laatste tijd heel wat artikels naar boven komen van autoconstructeurs die datgene doen waar collega Keulen naar verwees, namelijk het meer democratiseren van elektrische wagens, dan vrees ik dat we er niet gaan geraken met de ambities die u een aantal maanden geleden hebt vastgelegd. Vandaag ziet men dat een aantal werkgeversorganisaties, maar ook diensten die verantwoordelijk zijn voor het inzetten van leasevoertuigen, aan de alarmbel trekken. Ze willen wel meegaan in het verhaal, ze willen er deel van uitmaken, maar het knelpunt gaat dan liggen bij de laadinfrastructuur. Als ik me niet vergis, waren er eind vorig jaar 4.262 laadpalen. Dat is bijzonder weinig.
Mijn vraag is dus dezelfde als die van collega Ceyssens: wat gaat u doen op het moment dat die versnelling zich daadwerkelijk gaat doorzetten? Hoe gaat u die bijbenen?
De heer Verheyden heeft het woord.
Collega’s, nu het bij de Federale Regering menens is met de omslag naar louter elektrische bedrijfswagens in 2026, moeten we ons inderdaad wel voorbereiden op de snelle elektrificatie van het verkeer, zeker in Vlaanderen. De plannen van de minister zijn zeker ambitieus, en dat is ook nodig.
Als we kijken naar het aantal laadpalen in Vlaanderen, dan zijn dat er nu 4200. In Nederland zijn er dat 68.000. Die omschakeling naar het elektrische rijden staat of valt met de laadinfrastructuur en we moeten op dat vlak nog heel wat inspanningen leveren. Het gaat niet alleen over de aanwezigheid van publieke laadinfrastructuur langs bijvoorbeeld snelwegen en dergelijke meer. Het gaat ook over het gebruiksgemak, de snelheid van het opladen en vooral de nabijheid. We moeten dus rekening houden met de sociale dimensie. Heel wat mensen in de stad hebben geen garage waar ze hun wagen kunnen opladen en zullen nood hebben aan die snellaadinfrastructuur in de buurt. Het is de taak van Vlaanderen om die mensen niet uit het oog te verliezen. Niemand wil dat het voor mensen uit de stad onmogelijk is om een eigen wagen te hebben.
Minister, wat kunt u nog ondernemen om in samenspraak met de lokale besturen de nabijheid van die lokale laadinfrastructuur bij de burger thuis te bevorderen?
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, we herinneren ons allemaal nog het debacle van de stad waar de elektrische bussen niet konden rijden, omdat er geen stopcontact was om ze op te laden. Ik mag hopen dat we niet in de richting gaan van een Vlaanderen waar er binnen vijf jaar honderdduizenden eigenaars van elektrische wagens met hun stopcontact in hun hand staan omdat er geen laadpaal is. Dat zou heel gênant en doodjammer zijn.
In die zin deel ik de mening van onder andere collega Ceyssens dat de 30.000 bijkomende laadpalen een goede zaak zijn, maar met wat er vandaag op tafel ligt op federaal vlak, zult u een tandje hoger moeten schakelen, want volgens de cijfers die ik hoor, zal er tegen 2030 nood zijn aan minstens 120.000 laadpalen. Dat betekent dat u er in deze legislatuur 30.000 zult bij zetten en dat er in de volgende legislatuur nog eens 90.000 zullen moeten bij komen. Dat is niet realistisch. U zou minstens vandaag moeten beginnen na te denken over hoe u die 120.000 zult realiseren. Met de bestaande vastgelegde ambities komt u er niet.
Minister, ‘plus est en vous’. Laat u niet voorbijrijden door de Federale Regering. Dat zou vanuit uw positie jammer zijn. Er is iets meer nodig.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik denk dat een vergroening van het wagenpark positief is. We zijn het er allemaal over eens. Het is heel moeilijk om dan snel een emmer elektriciteit op te halen van de kraan, want dat zal niet lukken. Mijn bekommernis is dan ook om ervoor te zorgen dat de afstemming er is met het federale niveau. Als we er niet in slagen om dat aantal te bereiken, dan krijgen we problemen. Bepaalde sectoren zullen in de problemen komen, maar ook de automobilisten zelf. U hebt een aantal ambities naar voren gebracht die we toejuichen. Een collega heeft ook gesproken over het lokale. Ik wil in die context nogmaals het regeerakkoord aanhalen, waarin opgenomen werd dat we ook moeten kijken om de mobipunten, nu de hoppinpunten, uit te rusten met laadpalen. Dat is natuurlijk nabijheid. Ik roep de minister op om ook daarvoor voldoende oog te hebben.
Minister Peeters heeft het woord.
Iedereen zit op dezelfde golflengte, dus wat dat betreft is het zeker een goede vraag van de heer Ceyssens. Iedereen roept op om te voorzien in voldoende publieke laadinfrastructuur, opdat we ten volle de ambities voor de vergroening van het wagenpark kunnen bereiken en faciliteren. Ik herhaal dat, toen ik in november 2020 met mijn visie over de uitrol van laadpaalinfrastructuur kwam, er heel veel zeiden: ‘30.000 ga je nooit kunnen realiseren. Dat is immens veel. Er zijn er vandaag amper 5000. Dat is veel te ambitieus.’ Ik heb toen geantwoord dat ik de lat zo hoog mogelijk wil leggen. Vandaag hoor ik hier allemaal andere geluiden. Amper zes maanden later zegt iedereen dat de lat met 30.000 laadpalen veel te laag wordt gelegd. We moeten die een pak hoger leggen.
Ik ben heel blij met de initiatieven die de federale overheid op dit ogenblik neemt om ervoor te zorgen dat de vergroening van het wagenpark, van de salariswagens maar straks ook van het tweedehandswagenpark een boost krijgt. Daarom zetten we daar ook ten volle op in. Ik garandeer u dat we alles ook zullen blijven opvolgen en monitoren.
Hoe komen we aan die 30.000? Dat aantal is niet zomaar uit de lucht gegrepen. Ten eerste hebben we heel wat experten gehoord in het kader van het Vlaams Energie- en Klimaatbeleidsplan (VEKP), maar ook daarbuiten, vooraleer we die visie hebben opgesteld. Die experten zeggen enerzijds wat de verwachte groei is en op basis daarvan zijn we tot die 30.000 laadpalen gekomen.
Mijnheer Rzoska, wij hebben ook de signalen van de constructeurs mee opgevolgd, ook die nemen we mee. We weten dat de batterijen almaar verbeteren. En van de tweedehandsmarkt in elektrische voertuigen zijn de voorspellingen dat die in 2024 heel erg matuur zal zijn, en dat ook de total cost of ownership tegen 2024 hetzelfde zal zijn als bij een voertuig op fossiele brandstoffen. Dat zijn kortom allemaal positieve signalen richting elektrische voertuigen. Op grond van die signalen hebben we toen 30.000 extra publieke laadpalen opgenomen. Ik benadruk dat het om publieke palen gaat, want we weten – dat was in het verleden vaak de discussie – dat heel veel mensen uiteraard ook nog een thuislader hebben.
Anderzijds hanteren we ook nog altijd het principe van ‘paal volgt wagen’. Dus ook mensen die thuis kunnen opladen, kunnen laadinfrastructuur ter beschikking krijgen. Voor die mensen is nabijheid heel belangrijk, daar hebben hier ook een aantal collega’s toe opgeroepen. Er zijn ook de Hoppinpunten, waar laadpaalinfrastructuur zou moeten komen. Maar ook voor de mensen die in een appartement wonen en die zelf niet de mogelijkheid hebben om een eigen laadpaalinfrastructuur te voorzien om ’s nachts of ’s avonds thuis op te laden, is er die call richting de lokale besturen. Daarbij zeggen we dat we ook publieke laadpunten op publiek domein willen, vooral bij lokale besturen. Daar maken we op dit ogenblik die potentieelkaarten voor op. Die kaarten hopen we tegen de zomer te hebben, om dan massaal ter beschikking te stellen van alle bedrijven en alle mogelijke investeerders, om te zien waar er het meeste rendement is, het meeste potentieel om laadinfrastructuur te plaatsen, opdat die ook optimaal gebruikt wordt. Ik denk dat dat tout court ook een win-win is.
U kent het verhaal van het verleden: in elk kerkdorp moest er bij wijze van spreken minstens een laadpaal komen. Er staan nu her en der heel veel laadpalen die niet optimaal worden gebruikt. We denken dat we het met die potentieelkaarten over een andere boeg gooien, over een betere boeg. Zo kunnen we van die laadeilandjes lanceren in de verstedelijkte kernen, maar ook aan onze Hoppinpunten of mobipunten.
Tegelijkertijd wil ik jullie ook al meegeven dat we heel veel interesse hebben gekregen van bedrijven voor de semipublieke laadpunten op niet-publiek domein. Dat gaat eigenlijk over tankstations langs drukke gewestwegen en dergelijke. Ook die voelen dat die markt van zero-emissievoertuigen, van elektrische voertuigen een enorme boost kent, wat we allemaal toejuichen. Daar zien we ook dat er enorm veel interesse is om die omschakeling te maken, en om werk te maken van laadinfrastructuur, het liefst ultralaad- of snellaadinfrastructuur. Zo wordt de gebruiker van de elektrische voertuigen optimaal gefaciliteerd.
Ik denk dus dat we heel wat initiatieven nemen. Maar als binnen een, twee of drie jaar blijkt dat er extra infrastructuur moet bij komen, ben ik zeker bereid om dat bij te sturen. Ik houd niet vast aan de plannen louter om eraan vast te houden. We moeten dat hier blijven opvolgen. Als er bijsturing nodig is wil ik dat graag doen. Ik zeg het opnieuw: iedereen wil dat we massaal elektrisch gaan rijden. Maar dan zullen we ook allemaal een tandje moeten bij steken. Ik dank u.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Collega’s, ik ben in eerste instantie uiteraard blij dat hier zoveel bijval is voor het plan dat deze week gelanceerd werd door minister Van Peteghem. Minister, ik ben ook tevreden dat u in uw ambitie niet versaagt. U zegt ook dat, als het er meer moeten zijn, het er meer zullen zijn.
Ik zou ook een oproep willen doen. Inderdaad, bedrijven zijn nu ook geïnteresseerd in die semipublieke laadpalen, en ik denk dat Vlaanderen ook een rol te spelen heeft in die coördinatie. Ik hoor u spreken over AWV, over gewestwegen, over de eilandjes in de stad en de lokale besturen. We moeten er natuurlijk ook voor zorgen dat we coördinatie hebben, waardoor we een groeispreiding krijgen van het aantal laadpalen: niet op de ene plaats een overaanbod en op de andere plaats een tekort. Daar is zeker en vast ook een taak voor Vlaanderen weggelegd. Vlaanderen moet er ook over waken dat het net overal zwaar genoeg is, zodat we daar niet met praktische problemen geconfronteerd worden. Ik ben alleszins blij om in u een bondgenoot te zien voor de uitrol van dit dynamische maar vooral ambitieuze en toekomstgerichte plan.
De actuele vraag is afgehandeld.