Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Vlaanderen is een sterke innovator en bevindt zich momenteel op de veertigste plaats op het Regionaal Innovatiescorebord. Met een besteding van 7,9 miljard euro halen we bijna de doelstelling van 3 procent van het bbp voor onderzoek en ontwikkeling. Voor wetenschappelijk onderzoek en innovatie voor 2021 was de besteding 1,1 miljard euro. Daar komt nog eens 250 miljoen euro extra bij voor O&O tegen 2024 en 195 miljoen euro extra voor onderzoeksinfrastructuur voor dezelfde periode. In het relanceplan Vlaamse Veerkracht is er nog eens 545 miljoen euro voorzien voor de komende drie jaar. Het gaat dus over zeer veel geld, heel grote budgetten. Vlaanderen is dan ook zeer ambitieus, en dat is ook goed, want we willen op het vlak van innovatie tegen 2024 doorstoten tot de top vijf van innovatieve kennisregio’s in Europa.
Ondanks de enorme budgetten slagen we er momenteel nog net niet in. Er zijn tal van rapporten van de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) die waardevolle ideeën kunnen aanreiken om een versnelling hoger te schakelen. VARIO heeft het dan vooral ook over versnellen.
Vandaag wil ik de aandacht vestigen op het advies van de SERV over het missiegedreven innovatiebeleid. Zij vragen om het innovatiebeleid meer sturend te maken om complexe uitdagingen aan te pakken of transities te versnellen. We moeten dus een langetermijnvisie formuleren en concrete doelstellingen vooropstellen, waar we dan met z'n allen voor moeten gaan. Ik denk in deze context bijvoorbeeld aan de Moonshot, die uw voorganger, toenmalig minister Muyters, heeft gelanceerd voor innovatie en onderzoek om CO2-neutraal te worden tegen 2050.
In dat rapport staan twee belangrijke punten: draagvlak en focus op monitoring, evaluatie en bijsturing. Minister, op welke manier zult u een monitoring- en evaluatiesysteem implementeren zodat snelle bijsturingen mogelijk zijn en er steeds kan worden ingespeeld op nieuwe noden en toepassingen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, ik dank u uiteraard voor de interessante vraag, die gaat over monitoring, evaluatie en bijsturing. Uiteraard ben ik het eens met het advies van de SERV. Het is niet zonder reden dat we met de Vlaamse Regering bijvoorbeeld bij het geven van onze innovatiesubsidies vragen dat men ook zou aanduiden op welk gebied men deze wil valoriseren. Er wordt dus echt gericht gewerkt.
Wij zijn bezig met de lange termijn. De Moonshot, die in de vorige legislatuur door de regering is goedgekeurd, is daar een voorbeeld van, maar ik denk onder andere ook aan de klimaatsprong voor een CO2-arme basisindustrie. Er komt ook rond gepersonaliseerde geneeskunde een visie. Dat missiegedreven karakter zit volop in de pijplijn en is de manier waarop we werken.
De monitoring, evaluatie en bijsturing zijn van belang, maar als we het voorbeeld van de Moonshot nemen, dan spreken we over een klimaatsprong over een periode van twintig jaar. Monitoren en evalueren moet over een periode van vier of vijf jaar gebeuren, maar niet te rap, want anders volg je een hyperkinetische agenda, en dat is ook niet de bedoeling. We willen net op lange termijn keuzes maken en doelen vastklikken.
Je kunt al ver geraken als je een goede governancestructuur hebt. Dat is ook wat de SERV aanraadt. Zowel bij de beleidsagenda's met betrekking tot artificiële intelligentie als bij deze met betrekking tot cybersecurity hebben we stuurgroepen opgericht om ervoor te zorgen dat we enerzijds het robuuste kanaal volgen, recht naar de doelstelling, en anderzijds flexibel kunnen inspelen op toestanden die er zijn. Een tijdje geleden waren er plots heel wat cyberaanvallen. We hebben daar binnen onze groep al kunnen kijken of er niet iets extra moest gebeuren. Het is dus robuust het traject volgen, maar ook in nuttige en goede flexibiliteit voorzien.
Het is zeker mijn ambitie om te bekijken hoe we andere maatschappelijke actoren kunnen betrekken. Ik wil daarvoor verder bouwen op een startnota van VARIO, die we samen met de input van de SERV zullen gebruiken voor een vernieuwd beleidsplan wetenschapscommunicatie. (Opmerking van de voorzitter)
Voorzitter, twee minuten is zo snel voorbij als je zo'n interessante vraag moet beantwoorden.
U krijgt straks nog tijd. U bent het nu toch al wel een beetje gewoon hier.
Ja, maar ik probeer al zoveel mogelijk op voorhand te zeggen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
U haalt de kern aan, die heel correct is: er moeten doelen worden gesteld en er moet een roadmap worden uitgetekend. Maar we moeten er inderdaad voor zorgen dat er nog voldoende flexibiliteit is om kort op de bal te kunnen spelen en nieuwe accenten te kunnen leggen. Maar daarvoor hebben we dat goed werkend monitoring- en evaluatiesysteem nodig. Dat is daarvoor noodzakelijk.
Ik kom tot een tweede aspect. We spreken over onderzoek en ontwikkeling, en innovatie. Er horen soms risico’s bij onderzoek en ontwikkeling. Het gaat met vallen en opstaan. Heel wat van die innovatieve ontwikkelingen kunnen we niet vooraf bedenken en bij de start weten we ook niet waar we zullen uitkomen. Maar toch moet je ergens een doelstelling bepalen die eventueel flexibel kan worden bijgestuurd. Daarom is er een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. We moeten de ruimte bieden om innovatie van onderuit, bottom-up te laten groeien. Maar daartegenover geeft men de overheid enkele grote maatschappelijke uitdagingen, die moeten worden geformuleerd.
Minister, mijn bijkomende vraag is dan ook: er is dat spanningsveld tussen missiegericht innovatiebeleid en bottom-up-innovatiebeleid. Op welke manier zult u op beide inzetten voor een succesvol ecosysteem voor onderzoek en ontwikkeling?
Wie wil er graag aansluiten?
Mijnheer Vaneeckhout, stak u uw hand op? Of was u gewoon aan het zwaaien? Uw haar lag niet goed? En nu is het wéér te laat om naar de kapper te gaan.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het vergt wat wetenschappelijk onderzoek om het kapsel van collega Vaneeckhout onder controle te houden. Dat zal een innovatie op zich zijn en zeker missiegedreven. (Gelach. Opmerkingen)
Voorzitter, ik veronderstel dat mijn tijd nog niet loopt?
Nee, net nu. Juist, juist.
Collega's, dit is een bijzonder belangrijk onderwerp. Innovatie, onderzoek en ontwikkeling, is hetgeen waar Vlaanderen al een hele tijd voor gaat en voor staat. Het maakt ook budgettair duidelijke keuzes om hierin te investeren. En zeker in deze crisistijd is het adagium heel duidelijk: ‘We gaan ons uit de crisis innoveren en investeren.’ Zo'n missiegedreven onderzoek past daar inderdaad perfect in.
Nu, we zijn niet uniek. Ik ben blij dat collega Gryffroy hier de vraag heeft gesteld, naar aanleiding van het SERV-rapport. De SERV heeft gekeken hoe het er in andere landen van Europa aan toegaat. Wat me opvalt, is dat dezelfde thema's, dezelfde missies overal aan bod komen. Het gaat over klimaat, over gezondheidszorg, kankeronderzoek. Het gaat over veiligheid, cyberveiligheid. Minister, op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat we ons, vanuit ons Vlaams innovatiebeleid, missiegedreven kunnen differentiëren ten aanzien van andere Europese regio's, die ook hun eigen innovatiebeleid uitbouwen?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het is een goede zaak dat we op weg zijn naar de 3 procent O&O-investeringen. Maar inderdaad, zoals collega Gryffroy aangeeft, mist ons innovatiebeleid focus. En het klopt ook wat collega Bothuyne zegt: eigenlijk zijn we in de verschillende regio’s, de verschillende landen, bezig met hetzelfde te doen. Als Vlaanderen écht trendsettend wil zijn, dan moeten we keuzes maken. Het is belangrijk dat we de digitale omslag maken, dat we de omslag maken naar die echte duurzame economie en dat we dus voluit inzetten op die omslag.
Tot slot, we vinden het belangrijk dat er wordt geëvalueerd. Het is natuurlijk geen zaak om innovatie als een doel op zich te zien. We willen de maatschappelijke return on investment kennen, en dan zullen we effectief de meerwaarde van dat krachtig innovatiebeleid maximaal kunnen valoriseren.
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, de collega’s hebben het belang van innovatie al benadrukt. We hebben het deze ochtend trouwens nog over innovatie gehad in de commissie Landbouw, omdat innovatie ook wel een belangrijk iets kan zijn om de stikstofproblematiek aan te pakken. Het is dan ook een goede zaak dat die missies worden gekozen en dat men daar een focus in legt.
Maar, minister, de VARIO heeft het ook al gezegd: elke minister zou eigenlijk een beetje minister van Innovatie moeten zijn. Dus, als die missies worden gekozen, hoe zult u erover waken dat uw collega's ook voldoende aandacht hebben voor innovatie binnen hun domein, om dan die gekozen missies ook effectief in de praktijk om te zetten?
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
Minister, onze fractie is enthousiast over het idee van een missiegedreven innovatiebeleid. Niet langer sectoren, maar maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën dienen het uitgangspunt te vormen van de innovatie-agenda. De gangbare manier waarop we in Vlaanderen onderzoek en innovatie organiseren zal niet volstaan om de grote maatschappelijke thema’s daadkrachtig aan te pakken.
Het centrale doel van deze aanpak moet het realiseren van impact zijn op de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan, maar ook op de economische kansen die daaruit voortvloeien. Om grote transities binnen belangrijke maatschappelijke thema's aan te pakken, is het cruciaal dat de geformuleerde prioriteiten op voldoende draagvlak van de burgers kunnen rekenen.
Minister, hoe gaat u ervoor zorgen dat de burger inspraak heeft in het vormgeven van een missiegedreven innovatiebeleid?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik begin met het verhaal van Vlaanderen versus Europa. Europa voert natuurlijk ook een missiegedreven beleid rond bijvoorbeeld klimaat, maar ook rond kanker. En dat is heel goed. Ik vind dat ook belangrijk, dat we datgene wat we samen kunnen doen, ook samen doen. Dat maakt ons nog sterker in de wereld.
Wat VLAIO betreft, collega Gennez, heb ik het gevoel dat u het niet helemaal goed gehoord hebt. Ik zeg niet dat u niet geluisterd hebt, maar horen en luisteren, dat is natuurlijk nog een verschil. Ik heb net gezegd dat we het hele beleid gewijzigd hebben en dat we nu net die maatschappelijke valorisatie vragen. Natuurlijk kun je geen 100 procent garantie op succes vragen, of het is geen innovatie meer. Als we 100 procent zekerheid willen, dan moeten we niet meer inzetten op innovatie, want dan is het gewoon certitude en dan ga je alle vernieuwing tegenhouden. En dat is ook niet de bedoeling.
Wat we wel willen, is dat er meer gedaan wordt richting de clusters die wij belangrijk vinden. En wat vinden wij van belang? Kijk naar de relancenota van de Vlaamse Regering, die al zo lang klaar is. We zetten daar in op drie sporen: duurzaamheid, digitalisering en iets wat uw partij ook belangrijk zal vinden, collega Gennez, namelijk de zorg en de zorginnovatie.
Het is van belang dat we zeer goed samenwerken, bijvoorbeeld onder de collega’s. Het was collega Ongena, denk ik, die vroeg hoe we dat allemaal gaan bundelen. Rond circulaire economie staan minister Demir en ik zij aan zij, rond zorginnovatie is dat met minister Beke, rond media-innovatie is dat met minister Dalle. En minister Somers is hier. Als we van alle lokale besturen smart cities willen maken, zal dat alleen maar lukken door onze euro’s die we mogen inzetten, gezamenlijk zo sterk mogelijk aan te wenden. Wij zijn dus allemaal gericht op de sporen die getrokken worden. En dat is een heel goede zaak.
Collega Bothuyne, hoe onderscheiden we ons van de anderen? Voor mij zijn vijf puntjes van belang om ons te onderscheiden. Eén: betrokkenheid van de mensen. Quadruple helix is daarbij het nieuw toegevoegde. We willen mensen veel meer betrekken bij wat we doen. Het voorbeeld van de vierkante meters voor soja, waarbij we tuintjes zoeken bij mensen, is zoiets waardoor je heel veel interesse krijgt van mensen voor die wetenschappelijke doorbraken die je aan het realiseren bent.
Twee: focus in beleidskeuzes met heel duidelijke innovatieroadmaps. Ik vind dat sterke staaltjes, omdat je een roadmap maakt voor iets waarvan je eigenlijk niet weet waar je uiteindelijk gaat landen. Want het is innovatie. Het is nieuwe dingen uitvinden, uiteraard.
Drie: zeer, zeer, zeer sterk inzetten op governance en samenwerking. Wat Vlaanderen een beetje onderscheidt van de anderen, vind ik, is de traditie die wij hier hebben om universiteiten, de wetenschappelijke wereld en de bedrijven heel intens te laten samenwerken. Als je ziet wat Pfizer betekend heeft in de strijd tegen het coronavirus: dat kan maar doordat je weet dat je in een regio zit die ingebed is in die zeer intense wetenschappelijke samenwerking die bestaat.
Vier: maatwerk in het instrumentarium dat je gaat gebruiken, dus geen eenheidsworst.
En tot slot, en dan komen we terug bij het begin van de vraag van collega Gryffroy: monitoring, evaluatie en niet bang zijn om bij te sturen als dat nodig is.
Collega's, er zijn thema's waar alle landen zich nu op willen profileren. Eén voorbeeldje is waterstof. Er is een IPCEI (Important Projects of Common European Interest) rond waterstof en je ziet dat het een rush is om de beste en de eerste te zijn bij die ontwikkeling. Wij doen daar ook aan mee. Wij zitten mee in die rush. Wij gaan daar ook heel veel budgetten voor uittrekken. Op zich is dat een goede zaak, omdat dat Europa ook op de kaart zet in de ontwikkeling van technieken die ook in de strijd voor het klimaat een belangrijk verschil kunnen maken.
Er ligt dus heel veel werk op de plank, collega's, maar er zit voor u wel iemand die bijzonder overtuigd is van onze missie, van de focus die we hebben en van de meerwaarde die dit kan betekenen voor onze economie en voor het samenleven tout court in Vlaanderen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank, minister, voor het antwoord, en dank, collega’s, voor jullie bijdragen. Het is duidelijk. Als we spreken over missiegericht, dan is de focus zoals in het relanceplan staat, vooral digitaal en duurzaam. Als we bottom-up kijken, dan zijn er ook de speerpuntclusters. Het transversale in het missiegerichte – namelijk wat kun je gemeenschappelijk vinden tussen die verschillende speerpuntclusters? – is het digitale en de duurzaamheid. Daar kun je heel sterk werken aan hoe je kunt monitoren, want dat volgt daaruit, hoe je dat kunt evalueren en bijsturen. Dat bijsturen is noodzakelijk om de flexibiliteit te hebben, ook al zijn er doelstellingen op langere termijn. Maar we zijn er nog niet helemaal. Daar is ook niets mis mee. Anders zou er geen werk meer aan de winkel zijn, als we tegen 2024 tot de top vijf willen behoren.
Ik ga niet, zoals sommigen vaak doen, de Ronde van Vlaanderen vergelijken met een wielerklassieker. Ik gebruik gewoon een aantal woorden van Daft Punk: ‘harder’, ‘better’, ‘faster’ en ‘stronger’.
Kunt u dat ook zingen? Of lukt dat niet?
Liever niet. (Gelach. Opmerkingen)
De actuele vraag is afgehandeld.