Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, we streven allemaal – dat hoop ik toch – naar scholen die open zijn. Het beste bewijs om de scholen open te doen zijn de beelden van de uittocht naar de kust, waar je veel kinderen ziet aanschuiven, in veel gevallen zelfs met de grootouders, om naar de kust te gaan. Open scholen zijn nog altijd het voornaamste, zeker na de vraag van daarnet over de leerachterstand. Om ervoor te zorgen dat we geen ongekwalificeerde uitstroom hebben, is les krijgen op school nog altijd de beste aanpak.
Collega’s, de paaspauze is wat ze is. Ik denk dat er wel over moeten waken dat de scholen open kunnen. Er zijn een aantal belangrijke stappen in de hele corona-aanpak, waaronder het tijdig en goed testen en het snel isoleren van besmette personen, naast de vaccinatie. Die komt – als we de laatste vaccincijfers horen – nu echt op sneltempo.
Eindelijk, na maanden aandringen, heeft de federale overheid erkend dat sneltesten en zelftesten breed verspreid kunnen worden en ook ingezet kunnen worden zonder medisch gekwalificeerd personeel dat ze moet afnemen. Dat is een goede zaak, collega’s, om heel snel in te grijpen, ook om die clusters te beperken, maar in het onderwijs ook om te kunnen testen als leerkrachten het gevoel hebben dat een kind toch ziek is, of minder goed, in de klas, zodat we niet een volledige klas of een volledige school thuis moeten zetten, maar alleen die leerlingen die acuut besmet zijn. Zodat we snel kunnen ingrijpen.
Dus is mijn concrete vraag, minister – u bent er al lang vragende partij voor: op welke manier kan de federale wijziging in het kader van de sneltesten voor de teststrategie in het onderwijs die u hebt uitgerold, een belangrijke meerwaarde en gamechanger zijn om de scholen open te hebben en te houden?
Minister Weyts heeft het woord.
Als ik erop terugkijk, ben ik fier over de voortrekkersrol die het onderwijsveld heeft genomen in domeinen die niet onze bevoegdheden zijn, maar we hebben die taken ter harte genomen om verschillende verdedigingsmuren te bouwen rond de scholen. Een daarvan is de contactopsporing, waarbij de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) er heel performant in geslaagd zijn om een sluitend systeem voor contactonderzoek op poten te zetten.
Ten tweede zijn we begonnen met sneltesten. In samenwerking met Rode Kruis-Vlaanderen hebben we er zelf voor gezorgd dat ze een opleiding zouden krijgen, want die sneltesten konden op dat moment alleen worden afgenomen door medisch geschoolden. Minister Vandenbroucke heeft ervoor gezorgd dat we dan toch een uitzondering kregen voor de Rode Kruis-vrijwilligers. Daar zijn we onmiddellijk mee aan de slag gegaan. We hebben daar zelfs niet op gewacht en zijn er voordien al mee aan de slag gegaan. We hebben ervoor gezorgd dat het hele netwerk van Rode Kruis-vrijwilligers een opleiding kreeg. Maar liefst 2200 van die vrijwilligers hebben al een theoretische opleiding gekregen en de helft daarvan ook een praktische opleiding. Dat zit goed. Die hebben ook al sneltesten afgenomen.
We hebben de inzet van mobiele testteams. Dat zijn zogenaamde bussen die kunnen uitrijden en die op één dag duizend mensen kunnen testen. Nu willen we de volgende stap zetten naar het preventieve testen. Daarvoor hebben we het proefproject met de speekseltesten opgezet in veertig scholen in drie regio’s. Ik moet erkennen dat het goed was dat het een proefproject was want er waren wel wat ‘hiccups’, vooral van technische aard. Daarom is het goed dat je een proefproject doet.
De volgende stap in het preventieve testen is dankzij de federale beleidsshift – dat is een goede maatregel. Als we ook zelf testen kunnen afnemen, dan kunnen dat preventief inzetten door repetitief gebruik te maken van die zelftesten. In samenwerking met collega Beke gaan we ervoor zorgen dat er een grote lading sneltesten wordt besteld – ik mik op een vierhonderdduizend per week –, maar ook een grote lading speekseltesten. We gaan zien hoe we die in concreto zullen inzetten, maar alleszins ter verhoging van de verdedigingsmuren rond het onderwijs, zodat we na de paasvakantie nog veiliger aan de slag kunnen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, dat is goed nieuws op alle fronten, namelijk dat we verschillende soorten teststrategieën hebben, dat we die kunnen inzetten, maar vooral dat die snel zijn. Dat ze snel kunnen worden ingezet, is ook voor leerkrachten, ouders en leerlingen belangrijk.
Laat ons eerlijk zijn, collega's: wanneer de leerlingen gevaccineerd worden – het is al even aangehaald –, weten we eigenlijk nog niet of de vaccinatie voor die leerlingen effectief goed is, welke dosis er nodig is en dergelijke meer. Minister, zet daar absoluut op door. U hebt vanuit de N-VA-fractie absoluut onze steun om dat te doen.
Ik wilde u nog iets anders voorleggen, iets dat gisteren naar voren kwam bij Sciensano. De titel was: ‘Aantal leerlingen en schoolpersoneel met antistoffen tegen SARS-CoV-2 vergelijkbaar met aantal in de algemene bevolking’, waaruit zij concluderen dat het onderwijs eigenlijk niét de motor is van de covidpandemie. Mijn vraag is dus op welke manier we nu verder aan de slag kunnen met de resultaten van die recente studie.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister Weyts, u verwees terecht naar het proefproject van Herman Goossens dat gebeurd is rond die testen. U gaf aan dat daar een aantal hiccups in zaten, en ik wilde even vragen of u daar wat dieper op wilt ingaan. Want het is natuurlijk vooral belangrijk of die hiccups intussen ondervangen zijn. En als we die uitrol gaan doen in de verschillende scholen, hoe zal dat dan juist gebeuren? Ik weet niet of u daar al iets meer over kunt zeggen, en daar meer duidelijkheid over kunt geven. Want het is heel goed dat die nu kunnen worden ingezet, en laat ons inderdaad hopen dat dat er mee voor kan zorgen dat we extra beschermingsmuren rond onze scholen en ook rond onze samenleving kunnen zetten door het inzetten van die testen. Maar de vraag is hoe we dat concreet gaan doen. Zijn al die hiccups ondertussen opgelost?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, u hebt al een tijdje sneltesten ter beschikking. Het is inderdaad zo dat die dan door de Rode Kruisvrijwilligers moesten worden afgenomen. Dat verliep niet echt van een leien dakje, want dat zijn vrijwilligers. Dat betekent dat zij overdag werken en ’s avonds beschikbaar zijn. Maar dat zorgde ervoor dat die er niet altijd waren op het moment dat er testen werden afgenomen. En naar ik heb vernomen zijn er nog altijd heel veel ongebruikte testen die niet konden worden ingezet. Hoeveel testen hebt u al ingezet, en hoeveel zijn er die eigenlijk nog ongebruikt in de schuif liggen?
Het aantal mensen dat nu die testen kan afnemen, zal uitgebreid kunnen worden. Maar de vraag blijft toch wie dat zal moeten doen. Want er moet toch zeker gekwalificeerd personeel zijn. Als we dan ook met de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) gaan werken, dan denk ik dat die totaal geen ruimte meer hebben om er nog extra opdrachten bij te nemen. Wie zal die sneltesten dan afnemen als ze massaal zullen worden ingezet na de paasvakantie?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, vanuit onze fractie hebben we ook al de oproep gedaan om zelftesten in het onderwijs mogelijk te maken, dus we steunen zeker het voorstel dat u zopas bekendmaakte. We moeten er alles aan doen om dat virus uit het onderwijs, uit onze maatschappij te houden.
Ik heb nog een aantal heel specifieke vragen rond de teststrategie. Ik herhaal ook de vraag die collega Brouns al heeft gesteld, namelijk om preventieve sneltesten ook in te zetten bij laagrisicocontacten in het onderwijs.
Contacttracing in het onderwijs is eigenlijk enkel nodig bij een hoogrisicocontact. In het basisonderwijs geldt een hoogrisicocontact niet als je elkaar in de buitenlucht hebt ontmoet. Maar ik kan uit ervaring spreken: ik werd zelf ook opgeroepen als hoogrisicocontact met een besmet iemand die ik ontmoet had. Ik werd dus opgeroepen terwijl het eigenlijk een laagrisicocontact was. Ik ben intussen getest, en ik ben safe. Maar in het basisonderwijs is men niet zo streng. Mijn vraag is om daar dezelfde regels te hanteren, zodat daar uniformiteit is.
Kunt u alstublieft een vraag stellen? Het was heel interessant om te weten dat u getest bent, maar ik zou graag een vraag horen, alstublieft.
In het basisonderwijs word je niet als hoogrisicocontact bekeken omdat je elkaar in de buitenlucht ontmoet. De vraag is om dat op dezelfde manier mogelijk te maken zoals dat buiten het onderwijs gebeurt.
De heer De Gucht heeft het woord.
We hebben de sneltesten en we hebben de zelftesten. De zelftesten zijn iets korter van wisser, waardoor het ook eenvoudiger af te nemen is. Ik denk dat we die zelftesten maximaal moeten inzetten en zo snel mogelijk. De vraag is dan of we ook over het hoger onderwijs spreken. Spreken we over het gehele onderwijs? Want elke besmetting die we vinden is er natuurlijk een gewonnen. Want dat betekent dat we mensen veiliger kunnen laten doorgaan.
Maar tot het moment dat we naar die massale uitrol gaan van de zelftesten in het onderwijs, is de vraag of ook het hoger onderwijs daar deel van uitmaakt. Is er een tussenperiode om te werken met die sneltesten? Waarschijnlijk wel, want dat moet u allemaal nog verder uitrollen. Die sneltesten moeten wel degelijk worden afgenomen door iemand die dat kan. Wat is het tijdspad voor sneltesten en zelftesten, zodat we in de komende periode weten waar we aan toe zijn?
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, sneltesten, zelftesten: het klinkt allemaal heel mooi. We vragen er ook al maanden naar. In Oostenrijk zet men daar massaal op in. Leerkrachten worden daar wekelijks getest. Bij besmettingen wordt een hele school getest. Wij zijn volledig voor die aanpak.
U zegt nu dat er 400.000 extra testen gaan komen, maar hoe zit het met de huidige testen? Ik hoorde u weken geleden al zeggen dat er meer dan 1 miljoen sneltesten waren aangekocht, dat er drie pilootprojecten waren, dat er een hele infrastructuur was opgezet voor scholen in samenwerking met de CLB's en het Rode Kruis. Maar – dat is de clou – ik hoor op het veld dat er nauwelijks sneltesten worden gebruikt.
Minister, hoeveel sneltesten zijn er al gebruikt?
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, twee maanden geleden al heb ik u in deze plenaire vergadering gewezen op het voorbeeld van Oostenrijk, dat in februari van start is gegaan met een massale zelfteststrategie in het onderwijs. Iedereen in het basis- en middelbaar onderwijs wordt daar minstens twee keer per week getest, zonder externe hulp. Dat zijn meer dan 2,5 miljoen exemplaren per week. Intussen hebben ze zelfs nog een tweede zelftest in gebruik voor wat oudere leerlingen, die nog wat sensitiever is en meer virus kan opsporen. Ze halen de asymptomatische leerlingen en leerkrachten er gemakkelijk uit en dus moeten er veel minder mensen in quarantaine. Als u dat toen had overgenomen, dan stonden we nu al veel verder en hadden de kleuterleidsters die deze week toch voor de klas moeten staan, zich een stuk veiliger gevoeld.
In Vlaanderen zijn de zelftesten al wel in gebruik voor het bedrijfsleven en intussen is ook Duitsland er volop mee bezig in het onderwijs, en ook Nederland denkt die richting uit te gaan. Waarom blijven we ons behelpen met die speekseltesten, die volgens u toch niet praktisch genoeg zijn om massaal uit te rollen? Waarom zet u niet in op een massale inzet van zelftesten voor alle leerlingen en leerkrachten?
Minister Weyts heeft het woord.
Dat laatste kom ik nu net te zeggen, mijnheer Laeremans, maar u moet echt wel luisteren naar het antwoord. Het is nu pas dat het federale niveau mogelijk maakt dat je die zelftesten zelf kunt afnemen. Dat mocht tevoren niet, gelet op de wet op medische beroepen. Dan heb ik een uitzondering gekregen, in de eerste plaats voor de Rode-Kruisvrijwilligers, en nu breekt men volledig open wat ik al vraag sinds vorig jaar, nog in de tijd van ex-minister De Block. Dat is dus een goede evolutie.
Ik zal nog even punctueel ingaan op de vragen. De teststrategie wordt bepaald in de taskforce. Dat is voor de experten, en wij volgen wat de experten ons opdragen. ‘That’s it.’
Met de pilootprojecten voor de speekseltesten waren er problemen van technische aard, de zogenaamde inhibities. Een inhibitie betekent een technische storing in het lab waardoor er geen correct resultaat mogelijk is. Soms was een speekselafname niet afdoende of was er een foute registratie via het webformulier. Dat waren de meest frequente probleempjes die opdoken.
Er werd ook een vraag gesteld over sneltesten en dat ik dat zelf op poten heb gezet, maar dat er maar weinig gebruik van is gemaakt. Ja, we hebben dat inderdaad eigenhandig op poten gezet op 45 locaties, vanuit het onderwijs samen met het Rode Kruis. Daar heeft men die sneltesten gebruikt, maar men heeft vooral nog gebruikgemaakt van de klassieke PCR-testen, omdat die gevoeliger zijn en dus een hogere graad van zekerheid bieden. Het nadeel van PCR-testen is dat je een logistiek proces op poten moet zetten. Een PCR-test moet uiteindelijk nog altijd naar een laboratorium. Voor kleine clusters op een beperkt aantal locaties is dat geen probleem, maar als je dat moet organiseren voor 4000 scholen – een logistiek proces waarbij je stalen in de scholen afneemt en die vervolgens met allerhande bestelwagens naar de laboratoria brengt –, dan is dat een ander verhaal. Dat maakt het logistiek en organisatorisch zeer moeilijk.
Net daarom wil ik inzetten op die zelftesten. De vraag is gesteld wie de test gaat afnemen. Bij een zelftest is dat de persoon zelf. Dat biedt echt wel een uitweg, ook logistiek, voor ons onderwijs. Maar zoals de heer De Gucht terecht opmerkt, zal het wel een tijd duren. Minister Beke zal alle zeilen bijzetten om dat in de markt te zetten. We denken aan enkele honderdduizenden per week, en ook nog een zekere stock van speekseltesten. We mikken op ons volledig onderwijs. We kijken ook naar het hoger onderwijs. Het zal natuurlijk afhangen van de reactie van de markt op onze offerte. Ook de marktpartijen zullen bepalen hoe snel er geleverd kan worden. In tussentijd kan ik wel gebruikmaken van die stock van sneltesten die we nog over hebben. Die sneltesten, die moeten worden afgenomen door ofwel een medisch geschoolde ofwel een Rode Kruisvrijwilliger, kunnen we dan wel gebruiken om die periode te overbruggen. Er is wel over nagedacht. We doen het maximaal mogelijke. We nemen het voortouw om ervoor te zorgen dat we de verdedigingsmuren rond ons onderwijs zo hoog en zo breed mogelijk maken.
Ik heb gisteren het rapport van Sciensano gekregen. Ik heb vanochtend de berichtgeving daarover nagelezen. Dat is natuurlijk positieve berichtgeving op zich, maar eigenlijk is ze wat Vlaanderen betreft nog veel positiever dan dat wat er gecommuniceerd is. Er is enkel het Belgische cijfer gecommuniceerd. Men is in de periode van december tot januari het aantal leerlingen en leerkrachten met zogenaamde antilichamen nagegaan, die dus waarschijnlijk daarvoor COVID-19 hebben opgelopen. Dat cijfer is 12,4 percent voor leerlingen en 14,8 percent voor leerkrachten, maar op Belgisch niveau. De regionale verschillen zijn zeer groot. Voor Vlaanderen is dat voor de leerlingen maar 8,7 percent en voor personeel 13,2 percent. Dat ligt dus veel lager. Vergelijk dat eens met het gemiddelde percentage bij bloeddonoren bijvoorbeeld. Dat is 16 tot 17 percent. Bij de zorg in de ziekenhuizen is dat 19 percent. Die Vlaamse cijfers, 8,7 percent voor leerlingen en 13,2 percent voor schoolpersoneel, zijn dus veel, veel lager. De conclusie van Sciensano kan dus volledig worden onderschreven dat scholen niet de motor zijn van het virus. Dat is wel het minste wat men kan zeggen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik kan u alvast zeggen dat u vanuit de N-VA-fractie alle steun krijgt om ervoor te zorgen dat de les op school kan blijven doorgaan. Kan blijven doorgaan! Daarvoor moeten we maximaal en zo snel mogelijk vaccineren, alle mogelijke testen gebruiken die we hebben en zeker, wat u aanhaalt, het preventief en herhaaldelijk testen om op die manier heel snel te kunnen detecteren waar het zit. Vervolgens moeten we lokaal ingrijpen, collega's. Als het lokaal misgaat, als we vaststellen dat in een gemeente het virus in hoge mate begint rond te gaan, dan moeten we daar in de scholen zeker testen om te kijken of er iets mis is, en dan lokaal ingrijpen. Het is niet omdat in Brussel 24 percent van de leerlingen besmet is, dat men in Vlaanderen alle scholen moet sluiten, waar 8,7 percent van de leerlingen besmet is. Dat is geen goed beleid, collega's. Dan maakt men meer slachtoffers dan nodig. Bovenal, dan creëert men opnieuw leerachterstand, nog los van een lege school en een volle trein.
De actuele vraag is afgehandeld.