Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, afgelopen vrijdag werd door de Federale Regering beslist dat er 27 miljoen euro bijkomend wordt geïnvesteerd in de geestelijke gezondheid. Het overgrote deel daarvan gaat heel concreet naar mobiele teams voor de 65-plussers, een ander stuk wordt geïnvesteerd in hulp aan huis voor jongeren met psychische klachten en daarnaast is er een budget voorbehouden specifiek voor onze studenten aan de hogescholen en universiteiten. Ook werd er aangekondigd dat tegen het volgende Overlegcomité van 26 maart een actieplan geestelijke gezondheid klaar zou moeten liggen waarvoor de bevoegde ministers van de deelstaten hun input zouden kunnen geven.
Extra geld en extra aandacht voor mentaal welzijn zijn meer dan ooit aan de orde. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat voldoende en toegankelijk aanbod in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) broodnodig is. Er is in Vlaanderen al heel wat werk verricht. Er zijn de bijkomende middelen, onder andere in de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW) en de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG). Zeer recent, gisteren of vandaag, heb ik een persbericht gezien van een regeringsbeslissing waarbij 4,8 miljoen euro wordt vrijgemaakt specifiek voor kinderen en jongeren.
Maar het werk is nog niet af en het dreigt ook nooit af te geraken als we niet tegelijkertijd een zicht krijgen op de zorgvraag en de instroom. Naast aanbod is ook preventie van groot belang. Ook daar zijn al grote stappen gezet. Laat dat nu net een belangrijke pijler zijn van ons Vlaams ggz-beleid. Het is dus van het allergrootste belang dat we bijkomende investeringen zeer doordacht inzetten.
Mijn vraag is dan ook, minister, op welke manier zullen we ervoor zorgen dat de bijkomende middelen voor geestelijke gezondheid ook stroken met het geestelijke gezondheidsbeleid zoals dat in Vlaanderen actief wordt uitgebouwd.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik herinner me dat we daar twee weken geleden in de plenaire vergadering over gesproken hebben. Er is mij toen gevraagd om contact op te nemen met minister Vandenbroucke, wat ik ook onmiddellijk gedaan heb, om een aantal zaken te versnellen en te activeren.
Het protocolakkoord waar we toen over gesproken hebben, is in verdere voorbereiding en uitvoering, maar intussen zijn er wel een aantal crisismaatregelen genomen door minister Vandenbroucke om de grote en acute noden te vervullen. Het is een bijzonder goede zaak om niet te wachten maar intussen al de absolute prioriteit te geven aan de acute situatie waarin we nu vandaag zitten. Ik ben daar bijzonder verheugd over.
We leven in een land waarin de bevoegdheden te paard zitten tussen het regionale en federale. Dat vraagt afstemming en overleg. Dat verloopt constructief. Er is ook een interkabinettenwerkgroep (IKW) die in de structurele uitvoering verder zijn werk doet. Dat wil niet zeggen dat wij daarop wachten. Het mentale welzijn is belangrijk. Twee weken geleden hebben we daar dus over gesproken. Dat wil niet zeggen dat dat het einde was. Integendeel, we hebben maandag binnen de regering met mijn collega’s Dalle, Somers en de minister-president een heel pakket aan maatregelen goedgekeurd, met de nodige hulpbronnen voor kinderen, jongeren en gezinnen. Als er verontrustende signalen zijn – dat was ook uw vraag daarnet, mevrouw Van den Bossche –, moeten we daarin extra investeren. We hadden eerder al die 5,6 miljoen euro, nu trekken we nog 4,8 miljoen euro extra uit om die verontrustende situaties te kunnen aanpakken. Op die manier doen we ook vanuit Vlaanderen ons deel van het werk.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kijk uit naar het vervolg.
Ik wil nu al aangeven dat ik het van absoluut groot belang vind dat als we bijkomende middelen gaan inzetten, het cruciaal is dat op elkaar wordt afgestemd. We hebben het debat in de commissie en ook hier gevoerd. Ik begrijp van u dat op het niveau van regeringsleden met protocolakkoorden wordt gewerkt, en ook met nauw en goed overleg. Het is positief dat de interkabinettenwerkgroepen die de concrete maatregelen zullen moeten uitwerken hier ook actief over vergaderen om tegen de deadline van 26 maart een plan klaar te hebben waarbij de extra middelen tegemoet kunnen komen.
Minister, ik hoop dat dit in uw antwoord straks aan bod komt.
We hebben nog maar net vernomen dat u 4,8 miljoen euro extra inzet. Dat is een beslissing van afgelopen vrijdag. Die wordt ingezet om de verontrustende situaties aan te pakken en kinderen en jongeren te ondersteunen. Wat is de exacte verdeling? Wat is de filosofie achter dat extra fonds?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik heb twee concrete vragen, minister. Het is inderdaad goed dat er samenwerking is met het federale niveau. Het is me nog niet helemaal duidelijk waar dat extra budget van 4,8 miljoen euro dat vorige week beslist is, naartoe gaat. Het federale niveau voorziet 27 miljoen euro extra middelen. Hoeveel daarvan gaat naar Vlaanderen? Hoe gaat dat concreet worden ingezet, onder andere bij de CAW’s?
Als ik het goed begrepen heb, waren die middelen tijdelijk, voor één jaar. Het is altijd moeilijk om tijdelijke middelen in een structureel beleid in te bedden. Hoe gaat u dat aanpakken zodat de middelen niet na een jaar verloren zijn? De kwestie is natuurlijk om dit structureel aan te pakken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik heb met interesse de verslagen van de Vlaamse ministerraad afgelopen maandag gelezen. Er zijn toen – en dat verdient alle erkentelijkheid – een aantal goede beslissingen genomen, die aansluiten bij de brede analyse die we hier maakten dat we tijdens de exit uit de crisis nog een extra golf aan problemen zouden mogen verwachten inzake de geestelijke gezondheid van kinderen, studenten, maar ook ouderen. Ik heb dus met interesse het actieplan rond de mentale gezondheid van jongeren gelezen, en wat daar allemaal in zit.
Ik heb maar één vraag. Die signalen rond de geestelijke gezondheid zijn natuurlijk extra onder de aandacht gekomen door corona, maar waren daarvoor ook al structureel onderbedeeld. Zijn er plannen om een aantal van die projecten die nu tijdelijk ingevoerd worden, ook structureel te verankeren, om die middelen structureel in te bedden? Ik weet dat de middelen waarover vorige week beslist is, eigenlijk uit de coronaprovisie komen, maar wij pleiten er toch voor om ook na 2022 een structureel antwoord te gaan bieden.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, blij met de bijkomende middelen. Sta me toe om deze minuut te gebruiken om een suggestie te doen voor de werkgroep die nog samenkomt om de middelen te verdelen. Er is een belangrijke groep kinderen die nu kampen met een wachttijd, de kinderen van ouders met psychische problemen. In CGG’s komen er KOPP-groepen (kinderen van ouders met psychische problemen) samen die specifiek die kinderen, soms heel jonge kinderen, samenbrengen om met lotgenootjes te spreken over de moeilijkheden die ze ervaren, nu hun mama of papa het zelf zo moeilijk heeft. Mijn vraag is of er in dat budget eventueel ruimte zou kunnen worden voorzien om het aantal KOPP-groepen gevoelig uit te breiden, zodat deze kinderen niet hoeven te wachten op hulp of hoeven te wachten om te spreken over die toch wel moeilijke situatie thuis.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, in de commissie hebben we het inderdaad regelmatig over geestelijke gezondheidszorg en mentaal welzijn. We hebben daar binnenkort zelfs een hoorzitting over. Inderdaad, bedankt voor de extra middelen, maar ik hoor de collega’s in hun vraagstelling – en dat zal wel terecht zijn – vooral spreken over kinderen, studenten en 65-plussers. Ik moet toch vaststellen dat ik de afgelopen weken ook veel signalen krijg van mensen uit andere leeftijdscategorieën, die het steeds moeilijker hebben. Ik heb hier al eens de vraag gesteld om het mentaal welzijn van alle leeftijdsgroepen te ondersteunen. Vandaar mijn vraag: hoe kunt u daar bij de verdeling van de middelen rekening mee houden?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik was het inderdaad die deze vraag twee weken geleden heeft gesteld, en ik ben blij dat u nu schakelt. Dat is goed nieuws. Ik herhaal een van de vragen die ik toen ook heb gesteld: hoe zit het met de klinisch psychologen? Hoe zullen die ingepast worden? Het gaat om 6000 van de 14.000 psychologen. Zij voelen zich vandaag niet betrokken bij het proces, maar zijn wat mij betreft wel heel belangrijk.
Twee, ik heb in mijn tussenkomst toen ook gezegd dat ik het niet vinden kon dat de sociale dienst van de jeugdrechtbank in Mechelen de deuren sloot, niet omdat ze niet bereid waren hulp te verlenen of omdat ze niet heel hard aan het werk waren, maar omdat ze aan het verzuipen waren. Ik heb toen heel veel reacties gekregen, en dan heb ik me ook verdiept in wat daar aan de hand is. Blijkt dat het daar structureel fout aan het lopen is. Ik ben blij, minister, dat u in dit plan 28 mensen voorziet voor de sociale diensten. Mijn vraag is hoe die verdeeld zullen worden over die verschillende diensten. En wat doet u structureel aan het probleem van de overbelasting van die sociale diensten in de jeugdrechtbanken?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, heel veel mensen hebben het moeilijk vandaag. Mensen worstelen, voelen zich ongelukkig. Meer dan ooit moeten we er zijn voor elkaar. Dat hebt u al een aantal keer benadrukt, dat klopt, maar dat volstaat niet altijd; soms is een professioneel hulpaanbod nodig.
Ik heb de vorige keer al een vraag gesteld, maar ik vind het heel belangrijk dat er voldoende ruimte is bij de centra voor geestelijke gezondheidszorg, zodat mensen daar terechtkunnen, want mensen kunnen daar op een heel laagdrempelige en betaalbare manier terecht. Maar er zijn nog heel lange wachtlijsten.
Recent hebt u extra middelen voorzien en tijdens de laatste plenaire vergadering hebt u gezegd dat u die middelen structureel gaat inzetten, ook de komende jaren, wat zeer goed is.
Hoeveel extra personeelsleden werden er met die extra middelen ingezet in de centra voor geestelijke gezondheidszorg? Voldoet die extra investering om de wachtlijst te kunnen wegwerken? Zeker vandaag, maar ook na de crisis is dat heel erg nodig. We moeten zien dat mensen daar verder laagdrempelig terechtkunnen.
Minister Beke heeft het woord.
De 4,8 miljoen euro waarover we hebben beslist, gaan heel concreet naar de volgende zaken. 1,2 miljoen euro dient om directe ondersteuning te bieden aan de eerstelijnsorganisaties van de Vertrouwencentra Kindermishandeling en de Ondersteuningscentra Jeugdzorg. Daarnaast is er extra ondersteuning voor de sociale diensten voor de jeugdrechtbank. Daar zullen we twee voltijdse medewerkers inzetten in elke regio. In het kader van onze oproep – misschien herinnert u zich dat nog – waren er in de ideale wereld voor twee regio's middelen voorzien. Dat willen we nu verder versterken in die andere veertien regio's. Daar trekken we ongeveer 1,5 miljoen euro voor uit. Daarnaast trekken we ook nog 1,9 miljoen euro uit voor twintig extra tijdelijke verblijfplaatsen voor kinderen en jongeren, en dat in combinatie met de veertig trajecten intensieve begeleiding ‘terug naar huis’. Daarnaast hebben we ook nog 200.000 euro uitgetrokken voor initiatieven voor de Huizen van het Kind, met de bedoeling om kinderen en jongeren in kwetsbare situaties te ondersteunen. Dat zit allemaal in die 4,8 miljoen euro.
De middelen van federaal minister Vandenbroucke gaan over ambulante, proactieve, psychologische interventies bij studenten die kampen met psychische problemen. Dat dient onder andere voor het uitbreiden van mobiele hulpverlening voor begeleiding en zorg voor kwetsbare jongeren en jongvolwassenen met psychische problemen. We hebben dat afgestemd met wat wij financieren voor vroegdetectie en vroeginterventie om zo tot een goed samenspel te komen.
Ik heb begrepen van minister Vandenbroucke dat die middelen in het budget komen die voor het geestelijk psychisch welzijn zijn voorzien. Ze zijn structureel in de federale begroting ingeschreven. Hoe hij dat zal inkantelen, dat is natuurlijk zijn bevoegdheid, maar het komt daar wel uit.
Collega Sintobin, mentaal welzijn en geestelijke gezondheidszorg voor ouderen is inderdaad een belangrijk vraagstuk. Voormalig federaal minister De Block heeft naar aanleiding van de coronacrisis beslist om een terugbetaling te doen van de eerstelijnspsychologische zorg en die uit te breiden. Dat spoort met wat de Vlaamse overheid al deed.
De centra voor geestelijke gezondheidszorg hebben ook een ouderenwerking. Ze reiken de hand aan woonzorgcentra en andere. Aanvullend daarop heeft federaal minister Vandenbroucke met die middelen nu ook beslist om die mobiele teams uit te breiden richting ouderen die nog thuis blijven, dus niet alleen richting woonzorgcentra.
Collega Vandecasteele, hoeveel vte’s er precies zijn, dat kan ik bij benadering zeggen. Als je 4,8 miljoen euro structureel op jaarbasis neemt aan 75 vte’s, dan moet dat voor ongeveer 64 extra mensen zijn. Dat is daarvoor ingezet.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, er wordt terecht en sterk geïnvesteerd in het mentale welzijn en de geestelijke gezondheidszorg. Maar als we een duurzaam antwoord willen bieden op de stijgende zorgvragen rond mentaal welzijn, dan zal enkel en alleen meer bedden niet voldoende zijn. We moeten ook nagaan waarom die mensen hulp nodig hebben, waarom die mensen vragen stellen en hoe we daaraan iets kunnen doen. Waar liggen de oorzaken? Hoe kunnen we, naast het vergroten van het zorgaanbod, ook preventief heel veel ellende voorkomen? Ik hoop dat dat onze uitgangspunten zijn en blijven, en dat we daarin zullen blijven investeren op alle mogelijke manieren.
De actuele vraag is afgehandeld.