Verslag plenaire vergadering
Verslag
Opheldering over de stand van zaken
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, ik wil bij motie van orde, meer bepaald op basis van artikel 50, punt 1, j), van het reglement, opheldering vragen omdat ik vanmorgen toch wel behoorlijk van mijn stoel ben gevallen bij het openen van de krant. Het gaat over het zogenaamde zwijgakkoord binnen de meerderheid om dit parlement aan banden te leggen.
Collega’s, we zitten eigenlijk in een situatie waarbij we de afgelopen maanden, intussen bijna een jaar, als parlement een ongelooflijke volwassenheid hebben getoond en waarbij meerderheid en oppositie hebben samengewerkt bij de aanpak van deze gezondheidscrisis. En dan stoot het me toch wel heel hard tegen de borst dat een parlement, toch wel een essentiële instelling in een democratie, wordt gefnuikt in zijn parlementair debat. De meerderheid zou blijkbaar een akkoord hebben om debatten hier niet in volle transparantie aan te gaan.
Collega’s, de democratie is geen spel. Dit parlement staat voor iets. Er was deze week en ook vorige week commotie over de rol die parlementen spelen in deze gezondheidscrisis. Neem dan ook dit parlement serieus. Ik wil ook hulde doen aan de twee collega’s uit de meerderheid die het zwijgakkoord hebben doorbroken omdat zij gaan voor een sterk parlement en voor het parlementaire debat. Pas na het debat kan er een consensus zijn over zaken die we moeten beslissen in functie van het welzijn van alle Vlamingen en Brusselaars in Vlaanderen.
Voorzitter, ik roep bij dezen alle fracties op om dit parlement serieus te nemen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Voorzitter, ik zou echt niet weten op welke manier dit parlement en elke parlementslid in dit parlement niet ten volle tot zijn recht zou kunnen komen. U bent er trouwens de hoeder van. U zorgt er mee voor dat alles hier op een transparante wijze verloopt. Alle middelen staan ter beschikking van de Vlaams Parlementsleden, en daar doen wij niets aan af. Zij kunnen hun vragen stellen, zij kunnen conceptnota’s indienen. Al die zaken zijn mogelijk.
We hebben het afgelopen jaar samen met de oppositie de coronacommissie gehad. We hebben hier eigenlijk altijd op een correcte manier gewerkt. Ook de controle van de regering verliep via decreten. We hebben daar telkenmale de oppositie bij proberen te betrekken. De opmerking van de collega Rzoska is toch wel een beetje ‘much ado about nothing’. Het is het neerhalen van een parlementaire werking die het afgelopen jaar uitstekend is verlopen. En u, voorzitter, bent daar de hoeder van geweest, wat u op een heel correcte manier hebt gedaan. Ik dank u.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik begrijp ook niet waar collega Rzoska naartoe wil. ‘Zwijgakkoord’ is natuurlijk een vreselijke term, maar waar gaat het over? Het gaat erover dat parlementsleden van de meerderheid, wanneer zij een idee hebben of een voorstel willen formuleren, dat niet als een losse flodder via aankondigingspolitiek – dat kennen we zeer goed in sommige parlementen – naar buiten brengen en daar de krant mee halen. Ze proberen eerst om met de collega's van de meerderheid, van de andere partijen, daar een gelijk over te vinden en daar een akkoord over te sluiten. Dat lijkt ons een heel efficiënte manier van werken en ook een heel duidelijke manier voor de bevolking. Als er iets is dat we niet meer willen hebben, en ik denk dat dit geldt voor iedereen hier, dan is het dat de mensen worden geconfronteerd met allerlei losse flodders, vuurwerk in de pers, voorstellen die ergens in een lade of kast terechtkomen en waar achteraf niets meer over wordt vernomen en waar nooit een parlementaire meerderheid voor komt. Door dat op die manier te doen, door gewoon afspraken te maken binnen de meerderheid over voorstellen, zal men veel efficiënter werken.
En zoals collega Van Rompuy zei, heeft dat niets te maken met het fnuiken van parlementsleden. Parlementsleden kunnen perfect alle initiatieven nemen die zij willen. Maar, collega, daar is inderdaad een beetje werk aan. Dat is een beetje lastig, want men moet eerst met de anderen tot een akkoord komen, en dat vraagt natuurlijk meer werk dan iets los in de pers gooien en eventjes een moment de gloire te hebben maar daar verder niets mee te doen. Dat willen wij niet, maar dat heeft niets te maken met de vrijheid van een parlementslid en met een goede parlementaire werking. Integendeel, dit is volgens ons een heel logische en heel efficiënte manier van werken.
Collega, dit is niet nieuw. De afspraken die men maakt binnen de meerderheid werden voor het eerst gemaakt op 26 oktober 1999. De meerderheidspartijen toen waren VLD, SP, uw voorganger Agalev en mijn voorganger VU-ID. De tekst die hierin staat, de regels die hierin staan, de krijtlijnen die hierin staan zijn twintig jaar later, vandaag, nog altijd dezelfde regels, het is nog altijd dezelfde manier van samenwerken tussen meerderheidspartijen. 26 oktober 1999: Agalev, VU-ID, SP en VLD. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, ik was in tegenstelling tot collega Rzoska niet erg geschrokken toen ik dat vanmorgen in de kranten las omdat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is. We weten al langer dan vandaag dat parlementsleden van de meerderheidspartijen zich aan banden laten leggen door de veto’s die vanuit allerlei kabinetten gestuurd worden, of door de interne afgesproken veto’s binnen de meerderheidspartijen. Als die parlementsleden van de meerderheidspartijen zich inderdaad aan banden willen laten leggen, zich willen laten fnuiken door hun eigen fracties of door hun eigen ministers, dan is dat vooral voor hun eigen rekening en niet zozeer voor de onze. Ik denk dus niet dat het parlement daar al te veel tijd aan moet besteden. Dat is de verantwoordelijkheid van elk parlementslid afzonderlijk. Maar waar ik wel voorstander van ben, is dat we zouden evolueren naar een systeem van meer echte democratie en minder particratie. Echte volksvertegenwoordiging in de zin dat voorstellen die hier worden voorgelegd worden beoordeeld op hun merites en inhoud en niet zozeer op basis van welke partij of van welk parlementslid ze afkomstig zijn. Als we echt willen evolueren naar een systeem van meer democratie in dit parlement, dan doen we meer inhoudelijke werking door te kijken wat er in het voorstel staat en niet door te kijken naar wie het heeft ingediend. Zo kunnen er ook voorstellen van de oppositie door de meerderheidspartijen worden goedgekeurd. Ik denk dat we dan naar een echte volksvertegenwoordiging gaan en niet, zoals nu, naar een particratisch systeem waar democratie inderdaad weinig mee te maken heeft. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer D’Haese heeft het woord.
Mijnheer Vandaele zegt dat hij niet begrijpt waar collega Rzoska naartoe wil. Ik begrijp dat wel. Mijnheer Vandaele, dit gaat niet enkel over op voorhand dingen afspreken om ervoor te zorgen dat het allemaal gemakkelijker verloopt achteraf. Wat u zegt, mijnheer Vandaele, is dat je als lid van de meerderheid geen voorstel kunt doen, want stel dat het wordt afgekeurd en de oppositie neemt het over, dan moet je tegen je eigen idee stemmen, want een wisselmeerderheid kan niet. Dat is toch wel een zeer vreemde visie op democratie. Dat is toch wel een zeer vreemde visie, mijnheer Vandaele, op volksvertegenwoordiging, namelijk dat mensen die verkozen worden mensen vertegenwoordigen. Hier zegt u doodleuk, zwart op wit in de krant, dat die mensen dan maar tegen hun eigen ideeën moeten stemmen als ze het niet eens zijn met wat u zegt dat ze moeten stemmen.
Mijnheer Van Rompuy, ik vind het ook een zeer vreemde visie op parlementair werk, om dat te reduceren tot vragen stellen en conceptnota’s schrijven. Laat ons toch een beetje eerlijk zijn. Parlementair werk gaat in de eerste plaats over wetgeving en over controle op de regering. Het is heel duidelijk dat deze meerderheid daarin serieus aan banden wordt gelegd.
En of die afspraken nu bestaan van sinds ik vijf jaar ben dan wel of ze vorige week zijn uitgevonden, ze blijven even lamentabel, ze blijven even antidemocratisch en slecht voor de parlementaire werking.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik moet zeggen dat ik vanochtend toch ook wel veel begrip had voor de cri de coeur van de collega’s Van de Wauwer en Vande Reyde. Ik begrijp hun frustratie. Ik denk dat we er inderdaad als parlement naar moeten streven om een open debat te voeren. Wat mij soms ook wel stoort, is dat er hier inderdaad veel goede ideeën zitten bij parlementsleden van meerderheid én oppositie, maar dat ik in de praktijk alleen maar kan vaststellen dat voorstellen vanuit de oppositie telkens opnieuw fundamenteel worden weggestemd zonder dat daarover een open debat mogelijk is. Ook wij roepen dus op om in dit parlement veel meer in te zetten op de cultuur van het open debat. Dat is wat ons betreft een nieuwe manier van aan politiek doen.
Collega’s, elke fractie heeft één spreker en vijf minuten.
De heer Rzoska heeft het woord.
Oké, ik wil nog kort reageren op een aantal dingen. Collega’s van de meerderheid, ik begrijp het eigenlijk niet zo goed: jullie geven aan dat dit parlement een soort van applausmachine is, die op voorhand eigenlijk moet weten wat eruit gaat komen.
U hebt daarnet gezegd, collega Vandaele, dat communicatie van belang is en dat de bevolking niet in verwarring mag komen. Maar dit is het hart van de democratie. Hier mogen ideeën botsen. Dat je natuurlijk niet naar een kibbelkabinet wilt gaan – en dan kijk ik naar de regeringsbanken –, dat snap ik helemaal. Maar dat een parlement in zijn volheid moet kunnen discussiëren, op voorhand, zonder dat het gefilterd wordt vanuit de fracties om tot een consensus te komen, dat vind ik het hart van de democratie. Ik roep dus eigenlijk op om dit parlement serieus te nemen.
U verwijst dan terug naar 1999. Ik zit hier sinds een jaar of zeven in dit parlement en ik sta er garant voor dat we ons werk hier in dit halfrond op een kwalitatieve manier doen. Ik heb dus niets te maken met die afspraken uit 1999. En als u vraagt wat het probleem is, dan zou ik zeggen: kijk naar een aantal van uw fractieleden uit de meerderheid. Het zijn zij die deze morgen hebben gezegd dat het een te strak keurslijf is en dat dit weinig te maken heeft met parlementaire democratie. En dan is het wel degelijk aan ons om hier een debat te voeren, zodat het parlement op zijn sterkst kan staan, nu, morgen en overmorgen! (Applaus bij Groen en de PVDA)
Wel jammer dat de twee betrokkenen zelf niet aanwezig zijn, maar goed.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega’s, hoe komt wetgeving tot stand? Alleen maar als je daarvoor een meerderheid hebt. Hoe werkt het hier dus, al decennialang, volgens de parlementaire traditie, helemaal open, en geregeld in de reglementen? Je komt eerst met een conceptnota waarin je als fractie je eigen voorstel doet, dan komen er hoorzittingen en daarna zoek je een meerderheid. Want aan een resolutie of een decreet zonder meerderheid heeft de publieke opinie niets, want dan verandert er niets. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Collega Vaneeckhout, kunt u ook de beleefdheid opbrengen om iemand te laten uitspreken?
Dat is de manier waarop het parlement al decennialang werkt en dat is helemaal volgens de reglementen.
En dus neen, we zijn geen fan van losse flodders, want dat brengt de mensen in verwarring. En tijdens de pandemie hebben we nog meer geleerd dan anders dat er hier een normale manier van werken is, die we ten volle respecteren: je komt met een conceptnota, de spelers in het veld worden gehoord en daarna kom je met een resolutie of een decreet waarvoor je een meerderheid gevonden hebt, zodat er in de realiteit ook echt iets verandert en er hier niet enkel gepraat wordt. Praten kan ook, en dat doen we ook, via de parlementaire vragen, maar om resultaten te boeken, heb je altijd een meerderheid nodig. Vijftig plus één, zo werkt het in elk parlement en in elke democratie.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik heb eigenlijk ook nog nooit in dit parlement ervaren dat er hier geen debat mogelijk zou zijn. Hier is over alles en altijd een debat mogelijk. Ik heb nog nooit gemerkt dat er hinderpalen zijn om dat te verhinderen.
Wat collega D’Haese zegt, is: laat iedereen maar doen. Maar, collega’s, zo werkt het natuurlijk niet. We hebben regels in de samenleving en we hebben er ook in de politiek. Politiek is ook bij voorbaat een ploegspel. Als iedereen hier zomaar zijn ideetjes naar voren brengt, dan is dat leuk voor die persoon of voor de kranten, maar daar hebben de mensen, daar heeft de bevolking inderdaad niets aan.
We hebben een regeerakkoord, een contract tussen partijen, met een aantal dingen die we gaan doen: geven en nemen, zoals dat gaat in een regeerakkoord. Maar dat is een contract en wij worden als parlementsleden ook geacht om dat contract uit te voeren. En wij kunnen daarop afgerekend worden door de kiezer. Dat is democratie. Het is de kiezer die zegt: ‘Oké, jullie gaan dat en dat doen. Wij gaan nagaan of jullie dat gedaan hebben en of jullie dat goed gedaan hebben. En bij de volgende verkiezingen worden jullie daarvoor beloond of afgestraft.’
Dat is het omgekeerde van wat u predikt, namelijk een chaos, een soort Mexicaans leger waar iedereen maar doet wat hij wil. Neen, we willen dat op een ordelijke manier laten verlopen. We willen dat correct doen, we willen dat doen op een manier die helder en transparant is voor de mensen, en waar de kiezer ons op kan afrekenen.
Goed, collega’s, kunnen we dan overgaan tot datgene wat de kiezers en de kijkers van ons verwachten, namelijk de regering controleren?
Het incident is gesloten.