Verslag plenaire vergadering
Verslag
Collega’s, voor alle duidelijkheid, vanmorgen stonden in de commissie Sport twee vragen om uitleg geagendeerd van mevrouw Lambrecht en van de heer Deckmyn, als ik goed geïnformeerd ben. Zij hadden het in hun oorspronkelijke vraagstelling – de heer Deckmyn is hier aanwezig – niet over noodleningen maar vooral over de amateurclubs. De vraag van de heer De Gucht is anders, dus bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van zijn actuele vraag konden wij natuurlijk niet voorzien dat heel het aspect van de noodleningen ook al in de commissie aan bod zou zijn gekomen. Bon, het is wat het is.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u voor de inleiding.
Minister, op 20 december 2020 hebt u gecommuniceerd over de zogenaamde sportnoodleningen, leningen die vanaf 1 januari 2021 beschikbaar zouden zijn en waarvan de modaliteiten tegen half januari bekend zouden zijn. Dit is vandaag nog niet het geval en daarom stel ik u hier deze vraag.
De redenering achter die sportnoodleningen die volgens ons noodzakelijk zijn, is dat we aan interessante voorwaarden sportclubs een noodlening kunnen garanderen tot 1 miljoen euro aan een rente van 1 procent en voor een looptijd tot negen jaar.
Aangezien lenen op de private markt bijzonder moeilijk is voor die sportclubs, proberen we daar vanuit Vlaanderen een mouw aan te passen. De realiteit is dat vandaag heel veel sportclubs het financieel bijzonder zwaar hebben doordat er geen toeschouwers zijn en er dus ook geen gebruik wordt gemaakt van de horecagelegenheden. Ook in mijn eigen stad zien we dat dit voor die professionele sportclubs een bijzonder moeilijke periode is.
De bedoeling zou zijn dat sportclubs die aangesloten zijn bij een erkende of gesubsidieerde sportfederatie en die beschikken over een rechtspersoonlijkheid, die lening zouden kunnen afsluiten. Dit instrument is er dus voor clubs die sportief en financieel perfect gezond zijn zonder de crisis, maar die door de crisis in zwaar vaarwater zijn terechtgekomen.
Mijn vraag is eenvoudig. Minister, wat is de status van die noodlening aangezien de vooropgestelde datum van half januari gepasseerd is zonder nieuwe informatie terwijl sportclubs dagelijks worden geconfronteerd met cijfers die steeds roder kleuren?
Minister Weyts heeft het woord.
Deze vraag is echt wel relevant, in die zin dat we de geïnteresseerde sportclubs al geïnformeerd hebben. We hebben ook al laten weten dat er wellicht voor het einde van de maand nog een extra informatiesessie volgt. Het is de bedoeling om dat vroeger te doen, maar er moet nog een decretale basis worden verschaft om de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) te machtigen om namens en voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap sportleningen te verstrekken. Dat ligt klaar, maar dat moet hier nog ter sprake worden gebracht. Ik denk dat we daar snel kunnen schakelen. Ik denk ook niet dat er een probleem zal zijn van enige politieke aard, maar technisch is die decretale basis wel nodig. Vandaar dus de vertraging.
Wel kan ik u de grote lijnen al meegeven. U hebt al enkele criteria genoemd, namelijk de maximale ontlening van 1 miljoen euro. We voorzien in een totaalbudget van 50 miljoen euro. Er is een maximale looptijd van negen jaar, en men kan ofwel een vast, ofwel een variabel bedrag opnemen. Bij een vast bedrag kan men meteen een grote som ontlenen. Bij een variabel bedrag gaat het om een gedeeltelijke onmiddellijke opname. Voor de rest ontstaat een opnamerecht waar men gedurende een periode aanspraak op kan maken.
U hebt ook terecht verwezen naar het tarief, voornamelijk de intrest van 1 procent. Er zal ook een wachttijd zijn voor terugbetaling, dus geen onmiddellijke terugbetaling na afloop. Ook dat kan. Je hebt daar dan een zekere buffer. De termijn van negen jaar is dan toch ook interessant.
Wat wel nog verfijnd dient te worden, zijn de beoordelingscriteria. Want er is het ruime kader op grond waarvan Sport Vlaanderen zal oordelen over de toekenning, zoals ook werd aangehaald. Zo moet het een gezonde onderneming zijn. Maar dat moet gebeuren op grond van een businessplan: men moet aantonen dat er een causaal verband is tussen de huidige situatie op het vlak van liquiditeit en solvabiliteit en de coronacrisis. Anderzijds moet er ook een plan, een visie zijn om uit die situatie te raken, ook via die lening.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, u haalt terecht aan dat daar de juiste manieren voor moeten worden gevonden, dat we die beoordeling op een juiste manier moeten doen. U haalt aan dat u in 50 miljoen euro voorziet. Ik neem aan dat u, net als Sport Vlaanderen, de nodige contacten hebt gehad met clubs om daar enigszins een beeld van te krijgen. Denkt u dat we er met die 50 miljoen euro gaan komen? Op welke manier is men tot dat bedrag gekomen?
U haalt aan dat we daarnaartoe gaan, met die decretale basis. Maar op welke manier gaan we dat toepassen? Is dat ‘first come, first serve’ of zal de beoordeling afhangen van de situatie waarin men op dat moment zit?
De heer Vandaele heeft het woord.
Onze fractie is natuurlijk blij dat de minister al tal van initiatieven genomen heeft om sportclubs te ondersteunen, ook amateurclubs. Die noodlening bij Sport Vlaanderen is inderdaad een nieuwe mogelijkheid. In elk geval zijn wij vanuit onze fractie bereid om een decretaal initiatief te nemen om dat mogelijk te maken, in overleg met de meerderheid. We hebben al wel een aantal nooddecreten goedgekeurd. Als dit van een dringende aard is, kan dat wel op die manier, denk ik. Ik dank u.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, u hebt in het verleden al gecommuniceerd dat Vlaamse sportclubs inderdaad noodleningen konden krijgen aan 1 procent. En deze voormiddag hebben we het gehad over die reddingsboei voor amateursportclubs die getroffen zijn door corona; het ging niet specifiek over die noodlening. U hebt deze voormiddag ook gezegd dat u voor een allesomvattend plan gaat om voor een oplossing te zorgen, die zogenaamde reddingsboei. Maar ik heb de indruk dat wat u nu zegt, daar los van staat, en dat er dus twee initiatieven zullen zijn, los van elkaar. Klopt dit? Want naar mijn gevoel is het beter dat u voor oplossingen probeert te zorgen en een alomvattend plan hebt, waarbij alles vervat zit in één plan om die noodlijdende sportclubs te helpen.
De heer Warnez heeft het woord.
De Vlaamse steun voor Vlaamse sportclubs is op het veld natuurlijk heel cruciaal. Onze belangrijkste zorg bij deze en bij andere steunmaatregelen is ook dat die daar terechtkomt waar het nodig is. En elke sportclub moet gelijke kansen krijgen, of het nu gaat om een grote sporttak of om wat soms misplaatst een ‘kleine sporttak’ wordt genoemd.
De zorg van collega De Gucht is terecht. De sportnoodlening die de minister uitwerkt met de steun van ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) en minister Crevits is een belangrijke steunmaatregel, maar vooral de timing zal erg cruciaal zijn: wanneer zullen die leningen kunnen worden opgenomen? Juni of juli zal voor een aantal sportclubs echt al te laat zijn, want het water staat hun tot de lippen. Minister, wanneer denkt u dat die eerste leningen effectief kunnen worden opgenomen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik moet zeggen dat het beeld in de sportwereld nogal disparaat is en dat de noden totaal verschillend zijn. Ik veronderstel dat u ook eerder geïnspireerd bent door basketbalclubs, die in dezen wel vragende partij zijn. Andere sporttakken zijn dan weer minder geïnteresseerd.
Het is wel goed om weten dat de termijn om van deze maatregel gebruik te kunnen maken tot 31 december 2022 loopt, voor diegenen die momenteel nog aarzelen en een beetje de kat uit de boom kijken. Ik verwacht volgend jaar de grootste repercussies voor de sportsector, omdat ik de impact van de sponsoring vrees. Afhankelijk van de sporttak en afhankelijk van de club, is dat al dan niet cruciaal.
Dit is een vierde laag van ondersteuning. We hebben eerst via de lokale besturen in 87 miljoen euro voorzien voor lokale sportclubs. Dat is eerder kleinschalig. Het gaat ook om cultuur en jeugd, maar de prioriteit ligt bij sport. Een tweede laag is dat we aan de federaties 6 miljoen euro ter beschikking hebben gesteld als rechtstreekse steun, die zij naar beneden, naar de eigen clubs, kunnen verdelen. Daarnaast hebben we voor de Vlaamse Sportfederatie, de koepel van de federaties, in 1 miljoen euro ondersteuning voorzien om vooral de federaties en clubs voor te bereiden op de relance. De leningen ter waarde van 50 miljoen euro zijn een vierde laag.
Ondertussen heb ik in het kader van de discussie over de globalisatiepremie gevraagd of we niet kunnen bekijken of ook sportclubs daar in aanmerking voor zouden kunnen komen. Daarover was consensus binnen de regering, doch de criteria die worden gehanteerd, bijvoorbeeld de omzetbedragen, zijn van dien aard dat sportclubs er niet voor in aanmerking kunnen komen. Daarom heb ik gevraagd of ik mocht bekijken of ik een aparte ondersteuning zou kunnen uitwerken voor financieel gezonde sportclubs die een toekomstvisie hebben, maar bij wie door de coronacrisis het water aan de lippen staat.
Dat zijn alle verschillende lagen. Het is een soort van gruyère waarbij we proberen wat gaten in de kaas te dichten. Uw vraag gaat over de vierde optie, namelijk over de leningen, maar we creëren nog een vijfde laag om maximaal de gaten te kunnen dichten, maar niet om palliatieve zorgen toe te dienen. Het moet altijd gaan om financieel structureel gezonde sportclubs met een gedegen visie, die ook willen professionaliseren als het over grote bedragen gaat. Die willen we echt een helpende hand aanreiken.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, ik besef ten zeerste dat er al verschillende ingrepen zijn gebeurd. Dat is ook een positief gegeven. De eerste gaten, zoals u ze beschrijft, zijn gedicht, maar het probleem bij professionele sportclubs is dat het inderdaad over andere bedragen gaat. Dan zijn zaken zoals de leningen noodzakelijk. Wanneer komt de decretale basis er om zo snel mogelijk te kunnen handelen?
U zegt dat het volgend jaar nog erger zal worden omdat sponsors zullen afhaken en dat u op dat vlak nog een tweede golf verwacht, maar die is zich vandaag ook al aan het ontwikkelen omdat er binnen de sportsector geen toeschouwers zijn, geen horecamogelijkheden, omdat sponsors er met hun klanten niet naartoe kunnen. Ze willen wat ze hebben gegeven, terugschroeven. Daar zit echt een fundamenteel probleem.
U moet zo snel mogelijk duidelijkheid geven aan die clubs en daarvoor de decretale basis naar dit parlement brengen, maar het moet inderdaad op een duidelijke, transparante manier met goede spelregels, zodat we niet in een systeem komen waarbij clubs die al palliatief waren voor de crisis, er misbruik van maken om het financieel te rekken.
De actuele vraag is afgehandeld.