Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de stijgende noden inzake mentaal welzijn
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister Beke, de strijd tegen corona vraagt veel van ons als samenleving, van alle mensen. Dat is een open deur. Er zijn nu al heel geruime tijd veel beperkingen die ons doen en laten voor een heel groot stuk bepalen. Wij ontvangen steeds meer signalen, duidelijke noodsignalen, die aangeven dat de focus op het algemeen welzijn, ten gevolge van corona, mogelijk dringend meer aandacht moet krijgen. Het gaat over signalen zoals onder andere open brieven van studenten, signalen van jongeren, maar ook van thuiswerkende ouders, van ondernemers, van senioren. De lijst wordt alsmaar langer. Voornamelijk illustreert ze dat de strijd tegen corona steeds meer op de mentale gezondheid van de brede bevolking gaat wegen. Het is dus onze overtuiging dat er meer dan ooit, bij de uitwerking van coronamaatregelen, maar ook bij de communicatie daaromtrent, meer rekening moet worden gehouden met de impact daarvan op de brede, algemene mentale gezondheid.
Dat is mijn vraag aan u, minister. Op welke manier kunt u, of zult u, er mee over waken dat we de mentalewelzijnstoets bij de coronamaatregelen, maar zeker ook bij de communicatie daaromtrent, inschakelen en zo breed mogelijk bekend maken?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, steeds meer onderzoek duidt aan wat we ook hier en daar al aan geluiden konden opvangen: 70 procent van de mensen verkeert sedert de start van de pandemie, nu bijna een jaar geleden, in voortdurende psychische nood. En dat zijn dan nog enkel de mensen die voortdurend die nood ervaren, een op de zes. Hoe jonger, hoe meer die nood wordt aangevoeld. U weet ook dat die cijfers enkel nog zullen groeien in de komende tijd. Er zijn veel mensen wier bedrijf failliet dreigt te gaan, mensen die al heel lang in de werkloosheid zitten en het economisch erg moeilijk hebben. Er zijn relaties die op de klippen lopen, steeds meer kinderen die mishandeld worden, en er is de grote eenzaamheid van veel mensen die niemand rondom zich heen hebben. Dus de nood, die nu groot is, zal blijven groeien.
De Federale Regering investeert daarom ook massaal in eerste lijn. Ik denk dat dat goed is. Maar het is ook aan de Vlaamse Regering om in de werking van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) extra te gaan investeren. Dat is een plek waar mensen aan een heel haalbare en betaalbare prijs goede psychologische zorgen krijgen. Ik weet dat u daar eerder een injectie hebt gedaan. Dit jaar is er 4,8 miljoen euro extra, via ‘Zorgen voor Morgen’. Dat is een stijging van 6 à 7 procent van het budget. U weet dat er lange wachtlijsten waren, de wachttijden liepen erg op, er waren aanmeldingsstops. Dat is niet zomaar uw verantwoordelijkheid, dat is historisch zo gegroeid. Maar dat extra budget dat u voorziet, is zelfs onvoldoende om die historische achterstand weg te werken. Het zal geen antwoord bieden op de nieuwe, heel grote nood die mensen nu ervaren. Mijn vraag is dus of u meer kunt te doen om ervoor te zorgen dat Vlaanderen ook echt antwoord biedt op die zeer grote zorgen die steeds meer Vlamingen ervaren. Hoeveel extra begeleidingen kunt u dit jaar inplannen met dat budget, en kunt u daarbovenop nog bijkomend voorzien?
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik ben dankbaar dat we deze twee thema's samen kunnen bespreken deze namiddag, want de coronacrisis waar we nu in zitten, is een gezondheidscrisis maar heeft ook een enorme impact op het welzijn, een enorme impact. Soms heb ik het gevoel dat de impact op het welzijn niet door iedereen op eenzelfde manier goed wordt ingeschat. Ik vind dat we dat evenwicht met z'n allen – we hebben daarover in dit parlement samen het voorbije halfjaar al belangrijke beslissingen genomen en conclusies getrokken – wel proberen te bewaren.
Soms vraag ik mij af of diegenen die komen pleiten voor een nieuwe lockdown, in godsnaam weten wat dit betekent. We hebben maandag de cijfers gekregen over de hulplijnen. We zien dat ze in de eerste lockdown, in maart en april, een stijging hebben gekend en dat ze in de tweede lockdown opnieuw een enorme stijging hebben gekend. Dus, met z'n allen er alles aan doen om dit voor een derde keer proberen te verhinderen, vind ik een goede zaak. Welzijn is een zaak van professionals, van het inzetten van psychologen enzovoort, maar welzijn is in de eerste plaats een zaak van ons allemaal.
Het plan ‘Zorgen voor Morgen’, waar we in april 2020 aan hebben gewerkt, bevatte zaken op korte termijn om de onmiddellijke gevolgen op te vangen. Ik denk daarbij aan het versterken van de hulplijnen, aan het versterken van mobiele equipes voor zorgprofessionals, aan een campagne zoals ‘Check jezelf’. Maar het plan bevat ook zaken op lange termijn, waaronder de versterking van de CGG’s die voor een stuk een antwoord moeten geven op de uitdagingen, mevrouw Van den Bossche, die u naar voren hebt gebracht: 4,8 miljoen euro, waarvan de helft ingezet moet worden voor kinderen en jongeren en de andere helft voor kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen. De effecten daarvan kunnen we op dit ogenblik nog niet zien. We hebben de CGG’s gevraagd om tegen 1 maart duidelijke plannen in te dienen met een analyse van de noden, een plan met acties, een plan voor communicatie en ook een plan voor monitoring en evaluatie, want ik weet dat u en vele anderen zullen vragen of ik cijfers heb over de effecten ervan. Dat zullen we nu implementeren. De effecten van die inspanning kunnen we op dit ogenblik nog niet zien.
Daarnaast – en u hebt verwezen naar de initiatieven die ook op federaal niveau genomen zijn – hebben we op 2 december 2020 samen een protocolakkoord geestelijke gezondheidszorg afgesloten om de 1132 vte’s eerstelijnspsychologen op die manier in te zetten zodat we op een goede complementaire manier antwoorden kunnen geven aan de verschillende doelgroepen.
De essentie van de zaak is die die mevrouw Jans naar voren heeft gebracht, namelijk de welzijnstoets. In alle debatten over maatregelen die we in de komende weken zullen voeren – want er zullen nog een paar Overlegcomités en andere vergaderingen plaatsvinden –, hoop ik dat de welzijnstoets kan helpen. Alvast, mevrouw Jans, is het zo dat er ook een rapport zit aan te komen van de Hoge Gezondheidsraad over de mentale effecten van COVID-19. Ik hoop dat we aan de slag kunnen met die adviezen, niet alleen in de fall-out, waarbij gezegd wordt dat alles dicht moet en dat de gevolgen daarvan dan maar door Welzijn opgevangen moeten worden, maar dat we vooral moeten kijken wat de gevolgen zijn van de maatregelen die we nemen. Het virus terugdringen is één zaak, een heel belangrijke zaak, maar het welzijn bevorderen, is een andere belangrijke zaak.
Als ik het voorbeeld mag nemen van de moeilijke maar ook leerrijke debatten over het bezoekrecht in de woonzorgcentra. Commissievoorzitter, ik zal het debat van gisteren niet overdoen, maar we hebben wel met z'n allen gezegd dat we de woonzorgcentra niet opnieuw dicht zullen doen. We zullen dat niet meer doen. We weten dat dat effecten kan hebben en effecten heeft. Wanneer de besmettingen stijgen, kan dit gevolgen hebben en kunnen de besmettingen doorsijpelen in de woonzorgcentra. We bekijken hoe we daar maatregelen voor nemen.
We nemen risico's op het vlak van besmettingen, maar het andere is ons meer dierbaar, namelijk het welzijn van de mensen in de woonzorgcentra. Die lijn hebben we getrokken. Gisteren hebben we gedebatteerd over diegenen die zich daar niet naar richten. Ik kom daar nu niet op terug, maar het is wel een evenwicht dat we hier in dit parlement samen hebben gezocht. Het is belangrijk, en dat is ook de aanzet van collega Jans, dat we in de welzijnstoets dat evenwicht in de strijd tegen corona met z'n allen elke dag opnieuw zoeken.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, bedankt dat u heel duidelijk maakt dat u oog en oor hebt, niet alleen voor het mentaal welzijn, maar ook voor deze mentale welzijnstoets. Op mijn vraag op welke manier we inzicht zouden verwerven in de impact van de verschillende coronamaatregelen op het mentaal welzijn, hebt u verwezen naar de werkgroep Mental Health en COVID in de Hoge Gezondheidsraad, die weldra een aantal rapporten zal opleveren die een basis kunnen vormen voor de mentale welzijnstoets.
U hebt ook het voorbeeld gegeven van het bezoekrecht in de woonzorgcentra, maar ook recenter nog het blijvend mogelijk maken van het onder zeer strenge voorwaarden uitoefenen van een hobby door kinderen en tieners. Eén hobby per week moet nog mogelijk zijn. Dat was ook een goed voorbeeld van hoe we aan de ene kant de strijd kunnen voeren tegen dat virus, en aan de andere kant een normaal leven mogelijk maken.
Wanneer ik een vraag stel over mentale gezondheid en preventie daaromtrent, dan gaat het niet altijd over meer bedden of meer psychologische hulpverlening. Het gaat vaak over eenvoudige ingrepen die een direct effect kunnen hebben op de brede mentale gezondheid.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik begrijp heel goed dat maatregelen die nog worden afgekondigd, effect zullen hebben op het mentaal welzijn. Het is goed dat u dat welzijn in acht neemt. Wat ik echter niet goed begrijp, is waarop u wacht om te zien dat er nu al zoveel gevolgen zijn. Om het even welk wijkgezondheidscentrum, om het even welk CGG, om het even welk psychiatrisch ziekenhuis zal u vertellen hoeveel mensen er nu extra worden aangemeld die zich halfdood drinken, die kinderen bont en blauw slaan, die het totaal niet meer zien zitten – dat allemaal als effect van wat er is gebeurd. Die mensen hebben nood aan snelle en goede zorgen. Ze hebben nood aan extra budget en extra begeleiding.
Ik vind het fantastisch dat u probeert te zorgen dat de maatregelen in de toekomst niet zo draconisch zijn en daardoor ook minder impact zullen hebben op mensen. Het probleem is er nu al. Vandaag staan we voor een golf van mensen met een zeer grote psychische nood en het antwoord wordt onvoldoende geboden. Dit is een oproep om, zolang die golf daar is – wij vrezen dat die nog even zal aanhouden –, er extra in te investeren, en dat nu al te doen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, geestelijke gezondheid is een zaak van ons allen en kan ieder van ons treffen. We moeten toch ook durven terugkijken en vaststellen dat het beleid van deze en de vorige Vlaamse Regering niet klaar was voor een crisis als corona, maar ook niet klaar was op dat moment voor de problemen die toen op ons afkwamen. De wachtlijsten zijn niet nieuw, de wachtlijsten dateren van voor corona.
Voor onze fractie is het echt duidelijk – ik denk dat we daar een collectieve opdracht moeten van maken – dat corona voor de geestelijke gezondheid en de aandacht ervoor echt een kantelpunt moet zijn. Het kan ieder van ons treffen en we moeten dat taboe totaal doorbreken, de bespreekbaarheid verhogen en zorgen dat we inzetten op preventie.
Minister, we hebben ook nood aan een masterplan, een investering die zorgt dat die wachtlijsten fundamenteel worden afgebouwd. Het zijn wachtlijsten die al bestonden voor corona en alleen maar langer worden. Naast de investeringen die al zijn gebeurd, maar die duidelijk onvoldoende zullen zijn om alles op te lossen, wanneer komt er een masterplan voor de komende tien jaar om de wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg helemaal aan te pakken?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het mentaal welzijn van onze jongeren staat enorm onder druk. Ik hoor de laatste tijd meer signalen om na te gaan wat nu wel mogelijk is zonder dat we de besmettingen de hoogte injagen. Het toelaten van de vrije tijd voor kinderen onder de 18 jaar is al een enorme vooruitgang. Voor onze jongvolwassenen is dat niet het geval. Zij hebben continu online lessen, er zijn zelfs mensen die stoppen met hun opleiding. Daar moeten we kijken wat er meer mogelijk is, bijvoorbeeld in kleine groepen aan de universiteit of hogeschool toch lessen en practica kunnen volgen omdat ze dan toch sociaal contact hebben in een veilige omgeving.
Ik denk dat het belangrijk is dat we daar ook naar kijken, want jongeren hebben dat echt wel nodig.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, het gros van de bevolking levert al bijna een jaar immense inspanningen om de coronamaatregelen te volgen en ik denk dat het mentale welzijn van iedereen, jong en oud, inderdaad onder druk komt te staan. Ik zou de collega’s toch ook willen oproepen om er geen wedstrijd van te maken tussen leeftijdsgroepen. Wij moeten leeftijdsgroepen toch niet tegen elkaar gaan opzetten? Ik krijg mails van jongeren, ik krijg mails van ouderen, ik krijg mails van iedereen om te zeggen dat ze erdoor zitten. Het is logisch dat dat na een jaar alleen maar stijgt en dat de problemen groter en groter worden.
Ik ben het met u eens, minister, dat we niet over een nieuwe lockdown moeten spreken, maar wel moeten proberen om mensen perspectief te bieden. Ik denk dat u en de Vlaamse Regering daar ook een taak in hebben, om jongeren, ouderen, om het even welke leeftijdscategorie perspectief te bieden.
Ik vind trouwens dat dit debat, een heel interessant debat, een breder debat verdient. We gaan dat voorstellen voor volgende week, op aangeven van collega Vaneeckhout, om een breder debat te voeren over de geestelijke gezondheidszorg.
Maar ik wil een oproep doen – en ik ga het debat over de woonzorgcentra inderdaad niet opnieuw voeren. We hebben hier allemaal gehoord over de drama’s die zich afspelen in de woonzorgcentra. De meerderheid en alle andere partijen hebben hier samen een resolutie goedgekeurd om te zeggen dat we de woonzorgcentra nooit nog zouden sluiten, tenzij in uitzonderlijke gevallen. Welnu, ik stel vast dat er hier vandaag burgemeesters aanwezig zijn die wél woonzorgcentra sluiten in hun gemeente, zonder dat er sprake is van uitzonderlijke situaties. Ik wel hen oproepen om dat niet meer te doen en om hun eigen resolutie ook in hun eigen gemeente uit te voeren.
De heer Parys heeft het woord.
Collega’s, de coronacrisis is ondertussen een crisis geworden die ook tussen onze twee oren is gaan zitten, maar we moeten niet alle heil van de overheid gaan verwachten; we kunnen allemaal in onze telefoon kijken en iemand vinden die wel eens een telefoontje zou kunnen gebruiken van ons en dat dan ook effectief doen. Collega Vaneeckhout en ikzelf hebben het initiatief Fred & Frieda gelanceerd, waar ondertussen duizenden Vlamingen in mee gestapt zijn. Dit is dus een oproep om niet alles van Wouter Beke en de Vlaamse Regering te verwachten.
Dat betekent niet dat we niet extra moeten investeren, zoals de minister heeft aangekondigd. We hebben daar zelf ook een aantal voorstellen voor. Ik denk, minister, dat we met generieke preventieve programma’s moeten werken. Als je kijkt naar het protocolakkoord dat we met de federale overheid hebben afgesproken, dan krijgen we daar ook de middelen voor. We moeten ook een aantal geïndiceerde programma’s opzetten, waarbij we na individuele doorverwijzing van een huisarts bijvoorbeeld naar groepstherapie kunnen. Drie, we moeten online of mobiele geestelijke gezondheidszorg aanbieden. Dat is de focus op de begeleide zelfzorg. En vier, we moeten een aantal herstelacademies opstarten met cursussen die focussen op psychisch herstel. Dat zijn vier heel concrete voorstellen om heel snel mee aan de slag te gaan. Dat is ook een vraag van de Staten-Generaal van de geestelijke gezondheidszorg.
Wat het aspect van een mentale welzijnstoets betreft, is het een goed idee om dat aspect telkens mee te nemen in een beslissing, maar een slecht idee om daar echt een formele toets van te maken. Ik hoop dat alle beleidsmakers bij elke beslissing alle aspecten overwegen – de impact op ouderen, op singles, op het mentaal welbevinden –, dus laat ons die panoplie van criteria blijven hanteren.
De heer D’Haese heeft het woord.
Er zijn verschillende mensen die spreken over de mogelijkheden voor een nieuwe lockdown, maar de laatste keer dat ik het checkte, heette wat wij nu hebben een ‘verstrengde lockdown’; zo is dit in oktober aangekondigd en sindsdien is er niet zo gek veel veranderd. Het was een lockdown, omdat men is blijven prutsen bij de aanpak van de coronacrisis, en dat heeft natuurlijk een enorme impact, onder andere op ouderen, die thuis of in een woonzorgcentrum in isolatie zitten. Minister, u zegt wel dat de woonzorgcentra niet meer dicht mogen, maar de woonzorgcentra gaan nog dicht, elke dag, omdat er tekorten zijn aan personeel om het anders te organiseren.
Jongeren hebben nood aan sociaal contact … (Opmerkingen van minister Wouter Beke)
Betwist u dat, minister? Betwist u dat? Dan mag u dat straks zeggen. Er gaan woonzorgcentra dicht omdat men het personeel niet heeft om alles op een ordentelijke manier te organiseren. Dat is jammer genoeg de realiteit vandaag.
Jongeren missen sociaal contact, studenten zitten eindeloos achter hun pc, wie werkt, zit in een tunnel waar geen einde meer aan komt, zorgpersoneel is overwerkt, kinderen zitten in armoede, kinderen worden misbruikt of ondergaan geweld. Er gebeuren heel wat zaken, en die zijn niet allemaal nu oplosbaar, maar dat zijn allemaal heel specifieke en aparte problemen die ook een aparte oplossing vragen. Ik wil zien dat die verschillende, specifieke groepen ook de aandacht krijgen die ze verdienen.
Minister Beke heeft het woord.
Collega D’Haese, ik weet niet of uw tussenkomst de mensen gaat opmonteren en het welzijn van de Vlamingen gaat versterken. Ik heb daar mijn twijfels over, maar dat even terzijde. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Collega D'Haese, minister Beke heeft het woord.
Collega D'Haese, we hebben gisteren uitgebreid gesproken over de bezoekregelingen in de woonzorgcentra. U had in die commissie aanwezig kunnen zijn en dan hadden we dat daar uitvoerig over kunnen hebben. Ik ga de zes minuten die me zijn toebedeeld, daar vandaag niet meer aan besteden.
Collega's, dit is iets waar we een duurzame inspanning voor moeten doen, absoluut. Collega Van den Bossche, u zult zich herinneren dat wij met de Vlaamse Regering in april vorig jaar een plan hebben gemaakt, ‘Zorgen voor morgen’, om de kortetermijnfall-out te kunnen opvangen op verschillende terreinen: bij de mensen in het algemeen, bij de mensen die in de familie mensen hebben moeten afgeven, stervensbegeleiding, de troostprojecten die we in Vlaanderen hebben gedaan, bij de zorgprofessionals waarbij we inspanningen hebben geleverd om hen te ondersteunen, ook in het uitbreiden van capaciteit. U hebt toen gezegd dat dat een heel goed plan was, maar – dat was een zeer terechte zorg van u – dat ik toch niet moest denken dat dat op 31 december 2020 gedaan zal zijn. U vroeg of ik er wel voor zou zorgen dat de inspanningen die ik deed, zich zouden doortrekken. Toen heb ik, zoals ik meestal doe, met twee woorden gesproken. Dat was in april, als ik me niet vergis. Ik heb gezegd dat ik u dat niet kon beloven, maar dat ik wel mijn uiterste best zou doen om die inspanningen ook in de toekomst structureel te maken omdat ik ervan overtuigd was dat dat nodig was. Wij waren daar samen van overtuigd. Wel, we zijn nu in februari. Dat ging toen over een inspanning van 5,6 miljoen euro voor anderhalf jaar. Voor dit jaar is daar 4,8 miljoen euro voor voorzien. De bedoeling is om dat structureel te maken. Ik zeg dat maar even omdat u daarstraks zei: ‘Waarop hebt u eigenlijk gewacht?’ Wel, we hebben niet gewacht, we hebben het wel structureel en duurzaam verankerd.
U hebt gesproken over de CGG’s. Dat is heel belangrijk, maar dat is niet het enige. We hebben geïnvesteerd in het versterken van de centra voor ambulante revalidatie (CAR’s), de verslavingszorg, de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s), we hebben een projectoproep gedaan voor de OverKop-huizen, we hebben de jongerenadviescentra (JAC’s) versterkt. We hebben al die elementen samen gedaan om de laagdrempelige en de gespecialiseerde hulp met elkaar te verbinden.
Buiten het vergroten van het aanbod, wat een oefening is die we zeker moeten doen en een financiële inspanning is, is er nog een andere financiële inspanning: hoe kunnen we ervoor zorgen dat al die actoren op het veld beter met elkaar in overleg gaan en elkaar beter leren kennen? Specialisten hebben vorig jaar, pre corona, tegen mij gezegd dat ze eigenlijk niet meer geld nodig hadden, maar dat men wel eens moest kijken naar het landschap en men elkaar beter moest leren kennen. Ik zeg nu dus niet dat we niet meer geld nodig hebben, integendeel. We hebben daarin geïnvesteerd. Maar het andere moeten we ook doen, bijvoorbeeld in de eerstelijnszones die we voor de vaccinatiecentra naar voren hebben gebracht. Dat hebben we niet alleen gedaan voor de vaccinatiecentra op zich, dat hebben we ook gedaan omdat we ervan overtuigd zijn dat als het gaat over zorg en welzijn, over geïntegreerde zorg, we op het terrein ervoor moeten zorgen dat al die zorgaanbieders elkaar beter leren kennen en zich beter op elkaar weten af te stemmen. Daar dienen wat mij betreft fundamenteel die eerstelijnszones voor – zoals ik ook denk en hoop en vind dat we in de toekomst moeten werken aan zorgzame buurten en laagdrempelige zorg. Niet iedereen heeft nood en behoefte aan professionele zorg. Diegenen die daar nood en behoefte aan hebben, moeten we daartoe kunnen brengen. Ja.
Ik heb het gisteren vergeleken met een sneeuwbal. Als je een kleine sneeuwbal die van de berg af rolt, op tijd kunt doen stoppen, dan blijft het een kleine sneeuwbal. Als je die niet kunt doen stoppen, dan wordt dat een enorm grote sneeuwbal. Dat is wat we moeten proberen te doen, door vroegdetectie, bijvoorbeeld via de OverKop-huizen, als het gaat over jongeren, zodat we degenen die echt moeten worden doorgestuurd naar de professionele zorg, daar ook echt naar doorsturen, en dat we vooral met zijn allen samen daar een antwoord op kunnen geven.
Voorzitter, we stellen vaak de vraag als we iemand zien: ‘Hoe is het?’
Maar hoe dikwijls voelen we ons niet oncomfortabel als we daar ook een authentiek antwoord op krijgen? Wanneer de betrokkene zegt: ‘Ja, eigenlijk gaat het niet goed met mij.’ Dan voelen we ons allemaal geambeteerd, dan voelen we ons verveeld, dan weten we vaak niet hoe we daar juist op moeten antwoorden.
Wel, waarom zeg ik dat? Omdat dat ook een zaak is van welzijn. De authentieke vraag stellen aan de mensen: ‘Hoe gaat het met u?’ En dan ook het authentieke antwoord daarop kunnen geven. En daar waar er nood is aan professionele begeleiding, die professionele begeleiding ook weten te geven.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik vind het van een enorm groot belang dat we ook hier een duidelijk signaal geven, en dat we het belang erkennen van de mentale gezondheid tijdens deze pandemie. Het is nodig te benadrukken dat ik absoluut niet pleit voor halfslachtige maatregelen. U werd te lang meteen in die hoek geplaatst wanneer u een genuanceerd geluid liet horen. Daar pleit ik hier niet voor. Ik vraag wel voor een beter evenwicht, voor meer aandacht voor de mentale gezondheid. Alles dichtgooien, alles sluiten: dat gaat snel. Campussen eindeloos dichthouden voor studenten: dat is snel beslist. Op een nacht of een dag is dat beslist. Maar ik heb hier van meerdere collega’s gehoord dat we moeten bekijken wat er mogelijk kan worden gemaakt met het oog op het mentale welzijn.
Minister, u hebt dit jaar ‘a hell of a job’. U bent minister van Volksgezondheid en Welzijn. Maar u bent dat niet alleen in de titulatuur. U moet de volksgezondheid bewaken door de coronabestrijding, maar ik merk dat u ook openstaat voor de vele mogelijke manieren om het welzijn te bewaken en te versterken.
Mijnheer D’Haese, als ik u hoor, daar word ik spontaan somber van. Ik denk dat u er goed aan doet om er de verslagen op na te lezen van onze commissie. Ik onthoud dat na de winter elke keer de lente komt. Als ik hier heb gehoord waartoe de collega’s en de minister zich engageren, dan ben ik ervan overtuigd dat er absoluut beterschap op komst is.
Mijnheer D’Haese, persoonlijk feit, neem ik aan?
De heer D’Haese heeft het woord.
Zeer kort. (Opmerkingen. Rumoer)
Zijn naam is hier drie keer genoemd. Ik bepaal wie hier het woord krijgt.
Collega D’Haese, heel kort.
Bedankt. De minister verwijt mij dat ik niet in de commissie was. Maar uiteraard was mijn collega Vandecasteele wel in de commissie.
Minister, u hebt daar gisteren toegegeven wat u hier ontkent, namelijk dat er nog steeds woonzorgcentra dichtgaan en dat u daar verstrengd op ging toezien. Dus ik snap niet waarom het nodig is om hier parlementsleden daarover te beschimpen.
U hebt uw punt kunnen maken.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik ben het er helemaal mee eens dat preventie en de versterking van de eerste lijn zeer belangrijk zijn. De hulplijn en ook het feit dat u de extra budgetten structureel maakt: ik kan daar enkel blij om zijn. Maar ik wil toch benadrukken dat de extra’s waarin is voorzien voor mentaal welzijn, onvoldoende zullen blijken te zijn voor de mensen die al in nood zijn, de mensen die al wachten, de mensen die al gescreend zijn, soms enkel telefonisch, voor mensen in hoge nood. Ik pleit ervoor om met uw collega’s toch te bekijken of u voor hen niet iets extra kunt doen en vooral om ook snel met plannen en begeleidingen te komen. U zegt dat het budget er al was in april 2020 en dat u daar snel mee heeft geschakeld. Maar pas in maart 2021 verwacht u het concrete plan van de CGG’s waaruit u zult kunnen afleiden hoeveel extra begeleidingen zij met dit budget gaan realiseren. Dat vind ik wel laat. Men moet op het moment dat die nood zich aandient en het budget er is, onmiddellijk kunnen starten. Daar blijf ik wat op mijn honger zitten. Het moet sneller kunnen.
Ik ben blij met het structurele aspect, maar het moet sneller. Dan zult u heel snel merken dat waarin nu is voorzien, te weinig is. Dan vraag ik u toch om daar nog in meer te voorzien, minstens zolang het nodig is.
De actuele vragen zijn afgehandeld.