Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de beslissing om het AstraZeneca-vaccin niet toe te dienen aan 55-plussers
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, eerst het goede nieuws: de overlijdens kennen een daling met 21 procent, en vooral bij 85-plussers. Ik hoop dat dit een eerste effect is van de vaccinatiecampagne in de wzc’s, die trouwens goed op schema zit.
Ik wil ook een oproep doen vandaag, minister, om de kakofonie over de vaccinatiecampagne te stoppen. Ik geef twee heel recente voorbeelden. Vrijdag communiceerde Pierre Van Damme, vaccinoloog en lid van de Groep van Experts voor de Managementstrategie van COVID-19 (GEMS), dat iedereen voor de zomer zijn eerste prik gekregen zou hebben. Diezelfde vrijdag verklaarde Dirk Ramaekers, hoofd van de vaccinatietaskforce, dat iedereen die prik gekregen zou hebben voor september. Tweede voorbeeld, gisteren zei u in de commissie dat we de bevolking van oud naar jong zouden vaccineren. Vandaag oppert een partijvoorzitter om het AstraZenecavaccin, dat voorlopig niet aan 55-plussers wordt toegediend, eerst aan jongeren toe te dienen. Wel, van zulke berichten, minister, worden de mensen gek. Terecht.
Waarom hebben we wetenschappelijk advies, tientallen comités en overlegorganen? Ik heb zelf eens geteld en ik geloof dat er meer dan honderd mensen in alle overlegorganen rond vaccinatie zitten. Als er elke morgen iemand bevalt van een nieuwe ingeving over doelgroepen en timing in de vaccinatiecampagne en die dan ook nog wereldkundig wil maken op de eerste pagina van een krant, gaan we ver komen.
Wat wij willen, is zo snel mogelijk zo veel mogelijk mensen vaccineren, want dan kunnen we snel versoepelen. Trouwens, als onze prioritaire doelgroepen zijn ingeënt, moeten we daar ook mee kunnen starten. Wij vragen bij de vaccinatie-uitrol om het zo eenvoudig mogelijk te houden. Hoe simpeler, hoe sneller.
Vandaag is op de IMC beslist dat mensen met een onderliggende aandoening prioritair aan bod zullen komen. Dat is goed. Wat heeft de IMC vandaag beslist over het al dan niet prioritair vaccineren van bepaalde doelgroepen zoals politie, brandweer en eventueel het onderwijs? Wat is de impact van de beslissing rond AstraZeneca op de vaccinatiekalender?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Gisteren raakte bekend dat in ons land het AstraZenecavaccin voorlopig niet zal worden toegediend aan 55-plussers. Dat gebeurde op een voorlopig advies van de Hoge Gezondheidsraad dat stelt dat het vaccin wel goed werkt bij mensen tussen 18 en 55 jaar, maar dat er nog onvoldoende resultaten bekend zijn bij onze ouderen. De efficiëntie staat daar nog ter discussie.
Ons land is niet het enige dat een dergelijke beslissing heeft genomen. Daarvoor was ook al Duitsland van oordeel om het AstraZenecavaccin niet toe te dienen bij 65-plussers. Ook andere Europese landen hebben al restricties opgelegd voor het AstraZenecavaccin ondanks positief advies van het Europese Geneesmiddelenagentschap (EMA).
België heeft 7,7 miljoen AstraZenecavaccins besteld. Die zouden ook gebruikt worden bij de 65-plussers. Dat is de eerste groep na de WZC’s en het zorgpersoneel. Die beslissing heeft wel een zeer grote impact op ons vastgelegd vaccinatieschema. Over enkele weken zouden er meer gegevens beschikbaar zijn vanuit het Verenigd Koninkrijk waar al heel wat mensen, ook 55-plussers, gevaccineerd zijn met dat AstraZenecavaccin. Ondertussen gaan we ons vaccinatieschema toch moeten aanpassen en een andere volgorde hanteren.
Ik hoor de mensen zeggen van eventueel toch onze studenten daarmee in te enten. U had deze ochtend een IMC. Er was een eerste overleg over de wijziging van vaccinatiestrategie. Wat zijn de eerste conclusies van dat overleg, minister?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Parys, ik ben het helemaal eens met uw eerste opmerking. Dat was ook het eerste punt dat ik vanmorgen maakte op de interministeriële conferentie. Ik kan het daarover niet nog meer met u eens zijn.
Ten tweede is onze hele vaccinatiestrategie gebaseerd op één belangrijk uitgangspunt, en dat is vertrouwen. Mensen moeten vertrouwen hebben in de vaccins die ze toebedeeld krijgen. We zien vandaag in Vlaanderen dat er bij het personeel in onze woonzorgcentra een heel hoge vaccinatiebereidheid is, van meer dan 86 procent. Slechts 6 procent heeft echt twijfels en zegt het niet te willen. Die anderen kunnen het vaccin niet nemen om medische redenen. Dat is eigenlijk een heel goede zaak. Op die lijn moeten we doorgaan: vertrouwen vragen en vertrouwen geven.
Dat betekent ook dat je, als je geconfronteerd wordt met een advies van de Hoge Gezondheidsraad, die meer tijd vraagt om te bekijken of ze het vaccin van AstraZeneca wel willen en kunnen inzetten voor 65-plussers en vandaag aanraden om dat in te zetten voor de groep tussen 18 en 55 jaar, dat advies ter harte neemt, ook al komen daar een aantal ongemakkelijkheden bij kijken. Ongemakkelijkheden als: wat betekent dat voor de vaccinatiestrategie, wat betekent dat voor het tempo, wat moeten we dan in de komende weken gaan doen? Dat zijn bijzonder ongemakkelijke vragen. Maar het zijn wel vragen die we ter harte moeten nemen, net omdat we geen twijfel willen laten bestaan over de vaccins die we aan de mensen aanbieden. Dat is een eerste absoluut belangrijk uitgangspunt. Wat de Hoge Gezondheidsraad gezegd heeft, is dat men meer data wil. Ze hebben gezegd dat ze daar minstens een week of zes voor nodig hebben. Tegen dan is het half maart. Ze willen meer data om te bekijken wat precies de impact is in de groep van 65-plussers.
Collega Saeys, u hebt verwezen naar de lopende onderzoeken. In de Verenigde Staten loopt op dit moment een fase 3-studie, waar een en ander uit zal moeten blijken. U weet dat dit vaccin vandaag massaal gebruikt wordt in het Verenigd Koninkrijk. Ik denk dat men ook naar deze resultaten zal kijken. En intussen huldigen wij het voorzichtigheidsprincipe, als een goede huisvader, omdat we dat principe, het principe van vertrouwen in die vaccinaties, absoluut willen bewaren. Dat betekent dat we allicht de komende weken inderdaad een stukje van onze strategie zullen moeten aanpassen. Dat heb ik gisteren en vorige week ook aangegeven in de commissie Welzijn: ik zal die strategie wellicht de komende weken wat moeten aanpassen.
We hebben aan de taskforce gevraagd om daar zo snel mogelijk mee aan de slag te gaan. Ze zouden vandaag al samenkomen op basis van dat advies en als dat nodig is, moeten ze morgen maar opnieuw samenkomen, zodat we heel snel de nodige beslissingen kunnen nemen.
We zijn begonnen in onze woonzorgcentra. We zitten op schema. We zitten zelfs voor op het schema. Dat is een zeer goede zaak. Maar we zijn, zoals u weet, afhankelijk van de levering van die vaccins. Dat wat AstraZeneca betreft.
Dan wil ik het hebben over de verdere timing. Er werd gesproken over de woonzorgcentra. Ondertussen is een gedeelte van het zorgpersoneel ook al gevaccineerd in de ziekenhuizen en in de eerste lijn. In de week van 15 februari willen we ook andere collectiviteiten, bijvoorbeeld personen met een handicap, vaccineren. Zij zullen vanaf de week van 15 februari ook mee aan bod komen.
Wat de vraag over de onderliggende aandoeningen betreft: daarover hebben we inderdaad vandaag een beslissing genomen. U weet dat er een vraag was om de vaccins voor mensen met onderliggende aandoeningen niet te beperken tot de groep van 45 tot 65 jaar, maar ook te geven aan mensen die jonger zijn. Ook daarover hebben we advies gevraagd aan de Hoge Gezondheidsraad.
De raad heeft gezegd dat we die groep daar het best in opnemen en dat die afgebakend is. Dat betekent dat we de groep van mensen met chronische luchtaandoeningen, chronische hart- en vaatziekten, chronische nierziekten maar ook van mensen met het syndroom van Down in die prioriteitengroep zullen opnemen. Voor ons land gaat het in totaal over ongeveer 1,5 miljoen mensen.
Wat de timing betreft, is afgesproken dat de groep 65-plussers eerst aan bod komt. In een overgangsperiode, dus wanneer de groep van pakweg 70 tot 65 jaar aan bod kom, zal ook die groep met onderliggende aandoeningen mee worden verwerkt. Op die manier kan men naar een goede en snelle overgang gaan.
Dat zijn de beslissingen die zijn genomen. En voor het overige, voorzitter, kijken we uit naar de adviezen van de tasforce. Ik hoop dat we die snel zullen hebben, zodat we snel de nodige implementaties in onze vaccinatiestrategie kunnen doorvoeren.
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb een pak vragen.
Minister, als ik uw antwoord goed heb begrepen, betekent dit dat we niet meer werken met essentiële functies zoals politie, brandweer, onderwijs. Kunt u dit nogmaals bevestigen?
Wat AstraZeneca betreft, horen we dat het vaccin heel effectief is wanneer men acht weken wacht tussen de eerste en de tweede prik. Wordt daar rekening mee gehouden in de nieuwe planning die wordt opgesteld? Wanneer zullen we die nieuwe planning hebben?
Wat jongeren betreft, denk ik dat het heel belangrijk is te zeggen dat jongeren niet eerst gevaccineerd willen worden, maar wel eerst de versoepelingen willen krijgen. Ik denk dat we goed naar hen moeten luisteren en geen foute oplossingen moeten suggereren voor niet-bestaande problemen.
Ik heb ook nog een belangrijke vraag over de Waalse cijfers. Vandaag is gebleken dat 50 tot 60 procent van de Franstalige medewerkers in woonzorgcentra zich niet wil laten vaccineren. Als dat zich doortrekt naar de algemene bevolking in Franstalig België, dan komt onze doelstelling van groepsimmuniteit in gevaar. Hoe kijkt u daarnaar en zult u daar iets rond proberen te ondernemen?
Mensen met onderliggende aandoeningen worden eerst gevaccineerd, maar hoe zult u die mensen identificeren? Obesitas bijvoorbeeld staat niet in een dossier dat bij het ziekenfonds is aangemeld. Op welke manier zal dit gebeuren en zal op een wettelijk correcte manier worden omgegaan met privacygevoelige informatie?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Normaal zouden zondag ongeveer 80.000 vaccins van AstraZeneca worden geleverd. U zei gisteren in de commissie dat er in het eerste kwartaal waarschijnlijk 600.000 vaccins zouden worden geleverd. We zullen dus heel snel duidelijkheid moeten krijgen – maar als ik u goed begrijp, gebeurt dat ten laatste morgen – over een eventuele aanpassing van de volgorde. Zal het dan gaan over de groep tussen 18 en 55 jaar met onderliggende aandoeningen of zal men onmiddellijk iedereen tussen bijvoorbeeld 45 en 55 jaar vaccineren? Ik heb daar ook in de commissie altijd wat vragen bij gesteld. In theorie is het goed om mensen met risicofactoren eerst te willen vaccineren, maar in de praktijk zal dat een huzarenstukje worden. Als ik zie hoe bepaalde risicofactoren nu bepaald zijn, zal niet alle informatie bij het ziekenfonds aanwezig zijn. Men vraagt ook aan huisartsen om informatie te leveren, maar hoe zal dat gebeuren? Ik wijs nog eens op de administratieve overlast bij artsen, die ik absoluut wil vermijden.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, het is goed dat u voorzichtig bent en dat u, zolang u niet zeker bent over de effectiviteit van een vaccin voor een specifieke doelgroep, dat vaccin niet gebruikt. Dat is verstandig. Maar wij zijn wel bang dat oudere mensen als gevolg van de talrijke berichtgeving daarover, terughoudend zouden worden tegenover vaccinatie tout court, uit angst dat er weinig data en gegevens zijn en dat zij daar misschien weinig vertrouwen in mogen hebben. Plant u een grootschalige campagne met specifieke communicatie voor die doelgroep om hen toch te overtuigen van het belang van die vaccinatie, enerzijds voor henzelf maar anderzijds ook voor de hele bevolking, die pas zal kunnen genieten van stappen naar een heropening van het leven wanneer een voldoende grote groep dat vaccin heeft gekregen, en zeker een dergelijke risicogroep?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, we hebben gisteren ook tijdens de gedachtewisseling in de commissie over vaccinatie kunnen spreken en we hebben gezien dat we inderdaad op schema zitten. Woonzorgcentra zijn achter de rug. Nu wordt er volop geprikt in onze ziekenhuizen, bij de zorgverleners daar. Je zou dat wel eens vergeten als je de media en de vele uitspraken volgt. Dus, ik vind het goed om te zien, minister, dat uw aanpak tot vertrouwen in die vaccinatie leidt. Getuige daarvan is het bijzonder kleine percentage dat zich weigert te laten inenten. Dat is dan zeer vaak, zoals u zegt, om medische redenen; vaak wordt zwangerschap maar ook onder andere kinderwens genoemd. Op dit moment is dat wel iets dat we bij het verplegend personeel tegenkomen en dat ook te begrijpen is.
Ik wil u ook danken om enkel de feiten te communiceren en op uw lijn te blijven. Ik zou mijn hoop willen uitspreken dat steeds meer mensen dat zouden willen doen, want ook vandaag werd er inderdaad weer een ideetje geopperd over het vaccineren van jongeren, terwijl die jongeren daar niet om vragen. Die communicatie is nefast, mensen worden daar stapelzot van. Ik vind het absoluut belangrijk dat u de tijd geeft aan de taskforce vaccinatie en dat u zult communiceren als de informatie bekend is en duidelijk is. Ik doe een oproep aan meerderen om dat zo te doen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een aantal vragen gehoord die gisteren en de vorige weken al werden beantwoord in de commissie. Ik heb de indruk dat dit iedere woensdag zo is. Maar ik wil wel de vraag naar een eenduidige communicatie onderschrijven. Inderdaad, collega’s, het betreft niet alleen politici en partijvoorzitters, misschien moeten ook sommige virologen en wetenschappers wat wegblijven van het scherm en moeten we ze rustig verder laten werken in hun labo’s.
Wat AstraZeneca betreft, minister, ben ik het ermee eens dat er een zeker voorzichtigheidsprincipe wordt gehanteerd. We weten dat het vaccin slechts een beschermingsgraad van 60 procent heeft. We wisten op voorhand dat de vaccinatiestrategie een flexibel gegeven zou worden. Ik denk dat iedereen het daar over eens is en dat we, naarmate de vaccinatie verdergaat, ons zouden moeten aanpassen. Maar stel dat de data de komende weken uitwijzen dat AstraZeneca toch toepasbaar is bij oudere mensen, gaan we dan weer het hele vaccinatieschema omvergooien? Of blijven we gewoon verderdoen zoals u vanavond waarschijnlijk zal beslissen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ook ik wil het over communicatie hebben. Het is, voor alle duidelijkheid, geen persoonlijke kritiek op u, want ik denk dat u hierin de laatste tijd uw rol op een goede manier probeert te spelen. Complimenten kunnen in deze tijd, minister. Ik zie dat u verwonderd bent, maar het kan gebeuren. Ik zal kritiek binnen de fractie – nee, da’s niet waar. (Gelach)
Jongeren vragen niet om sneller gevaccineerd te worden, zij vragen om aandacht te krijgen in de versoepelingsmaatregelen. Dat debat moeten we voeren. Mensen van minder dan 45 jaar met een onderliggende aandoening hoorden een aantal weken geleden dat ze toch sneller zouden worden meegenomen. Nu zijn er toch een aantal categorieën die eruit vallen. Rond AstraZeneca ontstaat nu de perceptie dat er goede en minder goede vaccins bestaan en dat sommige mensen dus een minder goed vaccin zullen krijgen.
Dat is mijn voornaamste vraag op dit moment. Minister, hoe zult u de perceptie tegengaan dat sommige mensen recht hebben op een zeer goed vaccin en dat andere mensen recht hebben op een toch iets minder werkzaam vaccin, maar dat ze daar maar tevreden mee moeten zijn? Ik denk dat dat een specifiek plan behoeft.
Minister Beke heeft het woord.
U hebt een volle zes minuten, u kunt zich volledig laten gaan.
Dank u, voorzitter, ik denk dat ik die ook ga benutten en ga moeten benutten.
Mijnheer Parys, we hebben nog geen beslissing genomen over de essentiële functies. Dat is mee in de bespreking gekomen. Vanmorgen hebben we gezegd: begin december hebben we een vaccinatiestrategie uitgestippeld op basis van de informatie die we toen hadden, de verwachtingspatronen van de leveringen die we toen naar voren konden brengen – niet alleen in België hebben we die inschattingen gemaakt, dat was ook op basis van Europese en andere gegevens. Die moesten nadien geïmplementeerd worden. Het is pas nadien, eind december vorig jaar dat Pfizer bijvoorbeeld zijn goedkeuring heeft gekregen, dat Moderna zijn goedkeuring heeft gekregen en dat nu ook AstraZeneca zijn goedkeuring heeft gekregen. Op zich is dat het goede nieuws.
Het Europees Geneesmiddelenagentschap heeft een derde vaccin goedgekeurd. Alleen is de vraag of we dat ook mogen inzetten voor de 55-plussers, en dus hanteren we vandaag het voorzichtigheidsprincipe. Ik denk dat dat ook het belangrijkste antwoord is. Het is niet het enige antwoord, collega Van den Bossche, maar het is wel het belangrijkste antwoord dat we vandaag kunnen geven.
Ik heb de voorbije dagen verschillende mails gekregen, veel mails van 65-plussers die zich willen laten vaccineren, maar toch liever niet met het vaccin van AstraZeneca. Wel, wij houden ons vandaag aan het voorzichtigheidsprincipe: op dit ogenblik doen we dat niet. We gaan dat ondersteboven draaien en we gaan dat goed laten bekijken. We gaan kijken wat die studies in Amerika teweegbrengen, en zien wat het effect is geweest in het Verenigd Koninkrijk. En dan zullen we tot een definitieve slotsom komen. Maar intussen gaan we dat niet voor deze groep inzetten, laat dat duidelijk zijn.
We hebben vanmorgen gesproken over welke impact dat op dit ogenblik heeft op de vaccinatiestrategie die we aan het uitrollen zijn, ook in de timing. Want wanneer komen dan bijvoorbeeld die essentiële functies aan bod? We weten dat er een advies is van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming. Zij hebben voor essentiële functies gezegd: ‘Doe dat niet.’ Ze hebben ook gevraagd om de private en publieke sector niet met elkaar in concurrentie te laten gaan. Ik weet dat er vragen zijn van sectoren om te zeggen dat ze toch essentieel zijn. Persoonlijk vind ik al die vragen legitiem, dat heb ik vanmorgen ook op de interministeriële conferentie gezegd. Maar als je die allemaal bij elkaar optelt, denk ik dat het gros van de mensen die vandaag werkt, van zichzelf vindt dat ze een essentiële functie uitoefenen, en terecht. Maar dan komen we er niet. Ik vind dus dat we daar zeer, zeer kritisch naar moeten durven te kijken, wetende dat we al die vragen niet zullen kunnen beantwoorden.
Daarom heb ik gezegd dat ik eens wil weten wat de tijdslijn is, en hoe we dat daarin moeten onderbrengen. Ik ben geen vragende partij om daarvoor het blik open te trekken en iedereen daarin te gaan betrekken. Ik denk dat we dan in oeverloze discussies gaan verzanden. En zelfs als we dan een afbakening hebben gemaakt, zouden er nog mensen en groepen zijn die met heel veel argumenten en redenen vragen waarom zij niet meegerekend worden. Dat is onze positie wat die essentiële functies betreft.
We zullen dus allicht ook een nieuwe planning moeten opstellen in de ene en de andere richting. Want sinds begin december zijn er een aantal aanpassingen gebeurd. We hebben nu met AstraZeneca het voorbehoud dat we hebben gemaakt. Maar intussen hebben we in ons land ook beslist om extra Pfizervaccins aan te schaffen, waarvan men heeft gezegd dat ze in het tweede kwartaal verwacht zouden worden. Dat is dus april, mei, juni. Dat moeten we ook nog opnieuw integreren.
Ik denk dus dat het moment gekomen is – dat is ook waarvoor ik heb gepleit – om niet alleen het debat te voeren over AstraZeneca, maar om het eens volledig te bekijken. We zijn begin december ergens begonnen, we hebben intussen al veel geïmplementeerd. Hetgeen we hebben uitgevoerd, is ook op een goede manier gebeurd. Collega Jans heeft daar terecht naar verwezen. En wat we nu moeten bijstellen, dat zullen we moeten doen op basis van de informatie die we nu opnieuw hebben.
Wat de jongeren betreft, denk ik dat verschillende mensen hier terecht het onderscheid maken. Jongeren willen niet als eersten gevaccineerd worden, maar ze willen het gevoel hebben dat ze niet vergeten worden. En ze hebben verdorie gelijk. Het gevoel leeft dat de ene groep wordt gevaccineerd, en dat zij niet gevaccineerd worden, waardoor zij dus tot het laatste ogenblik op slot gaan zitten. Maar dat is helemaal niet de bedoeling. De bedoeling van het vaccineren van de meest kwetsbaren is ervoor te zorgen dat de druk op ons zorgsysteem, onze ziekenhuizen ‘buvable’ kan worden, aanvaardbaar kan worden. Op die manier kunnen we aan onze samenleving in haar geheel en de jongeren in het bijzonder zeggen dat zij grote inspanningen hebben gedaan. Die inspanningen mogen we niet onderschatten, we zullen daar zo meteen bij een aantal vragen wel op terugkomen. Ik heb thuis twee tieners, en ik ondervind aan den lijve hoe ze soms de muren oplopen. Ze hebben dan nog het geluk elk een eigen kamer te hebben, wat niet elke jongere van 16, 17 of 18 jaar kan zeggen.
Ik besef dat zeer goed, en dat beseffen we met z’n allen. En dat debat moeten we inderdaad voeren, en laten we het ook voeren. Maar laten we dat debat op de juiste manier voeren. Vaccineren is één zaak, vaccinaties voor die moeilijke groepen, die kwetsbare groepen, ook tegen de achtergrond van mogelijke dreigingen – want die zijn nog niet helemaal weg. Er is de Chinese variant, de Zuid-Afrikaanse variant. We moeten op onze hoede blijven, en dat doen we op dit ogenblik ook. Dat doen we ook door massaal te testen, waar nodig mensen in quarantaine en isolatie te plaatsen, en te controleren. Via die aanpak moeten we dan kijken wanneer het moment daar is om te zeggen dat we nu voldoende inspanningen hebben geleverd – we hebben heel wat inspanningen gevraagd – en dat we de mensen, en de jongeren in het bijzonder, weer een toekomst kunnen geven.
De heer Parys heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw antwoord op mijn vraag over de essentiële functies. Er ligt een advies voor dat zegt: ‘Doe dat niet.’ Ik begrijp eigenlijk niet waarom er al twee weken lang geen beslissing over genomen wordt. De N-VA zegt heel duidelijk: hanteer het KISS-principe: ‘Keep it short and simple.’ Als we dat willen doen, dan gaan we sneller vaccineren, sneller versoepelen. Daarmee bedoel ik: laat ons niet nog eindeloos veel subcategorieën maken van beroepsgroepen die eventueel in aanmerking komen voor een snellere vaccinatie. Laat ons, na de prioritaire doelgroepen die we vandaag hebben gedefinieerd, zo snel mogelijk de algemene bevolking vaccineren. Dan zullen we zo snel mogelijk uit deze hel verlost worden. (Applaus van Karl Vanlouwe)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat u dat heel goed gezegd hebt, minister. Er is een groot verschil tussen enerzijds het vaccineren en anderzijds het versoepelen. Ik denk dat we dat niet genoeg kunnen benadrukken. Veel mensen hebben daar inderdaad nog een verkeerd idee over. Ik denk dat het aan ons is om dat te blijven en blijven herhalen. Ik hoop dat ten laatste morgen de taskforce een beslissing genomen zal hebben over de wijziging van haar vaccinatiestrategie. Ik denk dat het heel belangrijk is om daar heel snel duidelijkheid over te geven. Ik ben dus wachtende op het resultaat daarvan.
De actuele vragen zijn afgehandeld.