Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Veys heeft het woord.
'Het zal de eerste keer zijn dat ik naar de Voedselbank ga, het is een drempel die ik over moet.' 'Ik voelde iets wat ik voordien nog nooit had gehad: angst, echt angst om in de financiële problemen te komen.' 'Ik had nooit gedacht dat ik bij het OCMW ging aankloppen.'
Collega’s, dit zijn getuigenissen die we afgelopen weekend in de weekendkrant konden lezen en het zijn getuigenissen van echte Vlamingen, getuigenissen van mensen die elke dag hun best doen om er wat van te maken en die nu door corona de feiten achterna dreigen te lopen. Het virus en de gevolgen ervan hebben hun wereld op zijn kop gezet. Het stuk heet Nieuwe armoede, want het gaat over mensen die een job hebben, een eigen woning bezitten maar die door corona alles dreigen te verliezen: hun job, hun zaak. Hun relatie loopt op de klippen en de schulden stapelen zich op. Ze hebben of hadden een kleine buffer maar die geraakt stilaan op. Een groot deel van de middenklasse dreigt op die manier af te glijden.
Minister, er komt een vloedgolf aan, een vloedgolf van onzekerheid over de toekomst, een vloedgolf van kansen die wegsmelten. Het gaat niet alleen over een groter risico op armoede maar ook over effectieve armoede. Maar op een vloedgolf kan men zich voorbereiden. Er zijn signalen die erop wijzen dat die er aankomt, en dat zien we vandaag bij de voedselbanken, de OCMW’s en lezen we in de verslagen van de experts. Die experts zeggen dat het ergste nog moet komen en dat die mensen vandaag nog niet zichtbaar zijn in statistieken.
We kunnen ons daarop voorbereiden aangezien die signalen er zijn. Er moet worden gezorgd voor een sterk sociaal beleid, niet alleen voor zij die het moeilijk hebben maar ook om te vermijden dat anderen het moeilijk krijgen.
Minister, ik neem aan dat u die signalen ook opvangt en dat u erkent wat deze nieuwe groep kwetsbaren zegt. Er komt op dat vlak een gigantische uitdaging op ons af. Bent u daarop voorbereid? Is er een plan? Welk plan hebt u voor die nieuwe kwetsbaren?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, we leven in tijden die bijzonder onzeker zijn door corona, waar jobzekerheid geen zekerheid meer is, waar er veel onzekerheden zijn en waar mensen die in armoede leven natuurlijk onder grote druk komen te staan. Ik denk dat de verschillende overheden in ons land daar de voorbije periode ook niet blind voor geweest zijn, niet de federale overheid, niet de regionale overheden, ook niet de lokale besturen.
Specialisten zoals Ive Marx en Wim Van Lancker hebben gezegd dat het op dit ogenblik nog voorbarig is om de precieze impact van corona te zien, in deze of in gene richting. Wil dat zeggen dat we moeten blijven stilzitten, dat we niets moeten doen? Neen, integendeel. Wij hebben al heel wat dingen gedaan met de verschillende overheden. De beste manier om armoede te bestrijden is: opleidingen. Zorgen dat mensen naar een job kunnen gaan of naar een job kunnen heroriënteren. Als minister Crevits vandaag inzet op opleidingen voor tijdelijk werklozen of op tewerkstellingskansen in de zorg, is dit bijvoorbeeld één element. We hebben daar een heel uitvoerig debat over gehad. We zoeken mensen, hier zitten misschien ook opportuniteiten.
Is dat voldoende? Neen, dat is niet voldoende. Het aantal leefloners stijgt en zal allicht stijgen. We moeten daar dus antwoorden op geven. Kijken hoe die hulpverlening bij de OCMW’s terecht kan komen en de noodhulp zijn bijzonder belangrijk. Ik wil schepen Meeuws van Antwerpen citeren, die zegt: ‘Het grootste probleem is op dit ogenblik niet het geld, het grootste probleem is: hoe geraken we bij de mensen?’ En dus moeten we ook daar antwoorden op geven. Dat is wat wij ook gedaan hebben: met onze projectoproep voor outreachend werken heb ik 3,2 miljoen euro vrijgemaakt om het issue dat schepen Meeuws terecht aanhaalde, dat we outreachend moeten werken, om de problemen meer ‘dedicated’ te kunnen aanpakken. Daarvoor was deze projectoproep, en die zullen we dus ook in de praktijk brengen en binnenkort toewijzen.
De heer Veys heeft het woord.
Ik ben blij dat u zegt dat het vandaag nog niet voldoende is, dat we ons daarop moeten voorbereiden. Maar u zegt ook dat het nog wat voorbarig is. Ik zal al meteen mijn bijkomende vraag stellen. Wanneer denkt u dat we daar meer inzicht in zullen hebben? Overlegt u met die experten? Wanneer mogen we een plan verwachten? Ik wil een collega citeren uit het actualiteitsdebat: “Aan getalm en getreuzel hebben deze mensen niets.” Het gaat om de urgentie voor een adequaat beleid. Ik wil hier opnieuw herhalen dat we hier echt bezorgd over zijn. Laat ons dus uitkijken naar een plan. Als het gaat over dat outreachend, denk ik dat dat een goede zaak is. U weet goed genoeg dat wij met belangstelling uitkijken naar de gezinscoaches, maar ik denk dat we toch een versnelling hoger zouden moeten schakelen. We zien vandaag heel veel nieuwe mensen bij de voedselbanken. Er komen nog heel veel nieuwe mensen op af. Hoe gaan we die opvangen? We moeten ze inderdaad tot bij het OCMW krijgen, daar ben ik het mee eens. Maar komt er een plan, en wanneer?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De maatregelen zoals tijdelijke werkloosheid en die overbruggingskredieten camoufleren momenteel ook de situatie nog. Dat er zich straks nieuwe armen of bijna-armen zullen aandienen, is haast onvermijdbaar. Er zijn ook nagenoeg onmeetbare zaken die we niet in de statistieken terugvinden de volgende maanden, zoals bijvoorbeeld de achterstelling van gezinnen die geen of onvoldoende aansluiting hebben bij het onlineonderwijs en zo eigenlijk belangrijke kansen missen. Maar naast dat financiële luik is er ook vooral de mentale en emotionele belasting. Heel veel mensen schamen zich, hebben vrees voor stigmatisering. Ik denk daarbij aan het geval van de kapster die zelfmoord heeft gepleegd wegens het probleem met de afbetalingsplannen en die zonder perspectief zat. Dat moeten we zeker ook in het achterhoofd houden.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, in uw antwoord hebt u verwezen naar het inzetten op opleiding. Het probleem is dat heel veel mensen die een opleiding volgen, namelijk studenten, nu ook niet meer kunnen bijklussen. Dat zijn studenten in allerlei opleidingen: economie, geneeskunde, verpleegkunde, sociologie … Ze gingen voorheen in de weekends werken in de horeca maar zitten nu thuis en krijgen op die manier problemen. Mijn vraag is de volgende. Wordt er ook ingezet op de situatie van die mensen?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Vanzelfsprekend heeft de coronacrisis een zware financiële impact op heel wat gezinnen. De volledige impact is natuurlijk nog onduidelijk. Wat we echter vooral goed moeten doen, is de vinger aan de pols houden en de armoede-indicatoren opvolgen en inderdaad proberen om mensen die in de problemen komen proactief te detecteren en hulp te bieden. Ik wil vooral de aandacht vestigen op de ontsluiting van de gegevens aan de lokale besturen, uiteraard met de nodige aandacht voor de privacy. Lokale besturen zijn toch in het bijzonder geschikt om heel gericht hulp te kunnen bieden aan de inwoners op het terrein. Maar natuurlijk moeten we dan ook als lokaal bestuur over gegevens kunnen beschikken om daarmee aan de slag te gaan. Vandaar ook mijn oproep, minister, om in het kader van het relanceplan toch ook prioriteit te geven aan de ontsluiting van gegevens aan de lokale besturen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, door de coronacrisis wordt de ongelijkheid in onze maatschappij heel zichtbaar. Personen die het voor de pandemie al heel moeilijk hadden, krijgen nu de zwaarste financiële en emotionele klappen. Het is inderdaad zorgwekkend dat er een totaal nieuwe groep kwetsbaren ontstaat. Wat we daarin ook zien, is dat maar liefst een op de vier van de mensen die nu aankloppen voor een leefloon, jonger is dan 25 jaar. Ook studenten en jongeren vormen een vergeten groep in de steunmaatregelen van de overheid. Ze hebben heel vaak een studentenjob in de horeca om hun studies te betalen. Die inkomsten vallen nu totaal weg, en dit al sinds maart. Anders dan vaste werknemers, kunnen zij niet terugvallen op technische werkloosheid. Zo komen ze in financiële problemen en dreigen ze ook in armoede te vervallen.
Minister, ik heb een bijkomende vraag. Welke steunmaatregelen kan deze groep studenten nog verwachten?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we niet moeten vergeten dat er heel wat federale en Vlaamse middelen naar de lokale besturen zijn gegaan, onder andere ter ondersteuning van die nieuwe kwetsbare groep. Maar wat me meer zorgen baart, is dat wij die groep niet altijd kennen. Niet iedereen raakt tot op het OCMW. Niet iedereen raakt tot aan de Voedselbank. Belangrijk is dat wij daar ook gezichten op kunnen plakken. Ik heb het meermaals herhaald in de commissie, minister. Ik hoor u al denken: daar is ze weer. Maar ik vind het zo belangrijk dat wij als lokaal bestuur weten over wie het gaat, zodat we niet alleen outreachend kunnen werken maar ook aanklampend kunnen werken, dat wij op zoek kunnen gaan naar die nieuwe groep van mensen en dat wij dus ook kunnen helpen. Collega De Rudder gaf het zonet al aan. Ik ben heel blij dat ze op dezelfde lijn zit.
Ik heb nog een bijkomende vraag, minister. Wat zult u bijkomend ondernemen om die nieuwe kwetsbare groepen beter in beeld te brengen? Hoe zult u die info op een vlotte manier doorspelen aan de lokale besturen?
Minister Beke heeft het woord.
Vele vragen. Vele elementen ook die we hier in dit parlement al verschillende keren hebben beantwoord. Wat is het plan? Wat is het toekomstplan? Ik wil verwijzen naar de Septemberverklaring waarin de Vlaamse Regering een relanceplan heeft aangekondigd, niet alleen om ervoor te zorgen dat onze economische motor blijft draaien en dat de investeringen in zorg en welzijn worden bijgesteld in de goede richting, maar ten derde ook om ervoor te zorgen dat diegenen die mogelijk nieuwe kwetsbaren zijn, geen kwetsbaren worden. Dan hebben we het in eerste instantie over hoe we vandaag kunnen investeren – dat gaat over massale investeringen – om ervoor te zorgen dat de bedrijven kunnen blijven werken en dat we ook toekomstgericht kunnen investeren. Zoals de minister-president daarstraks gezegd heeft – en ik ben blij dat ook collega Crevits hier aanwezig is – is de vraag hoe we diegenen die het vandaag moeilijk hebben op de arbeidsmarkt of eruit zijn gevallen, opnieuw kunnen doen instromen in de arbeidsmarkt. Dat is een ontzettend belangrijk onderdeel daarvan.
Wij hebben in deze crisistijd al een aantal dingen gedaan. Ik verwijs naar de experten. Die zeggen dat het onduidelijk is wat de langetermijneffecten zijn. Velen hebben er al hun schouders onder gezet. De federale overheid heeft voor het leefloon 100 miljoen euro extra uitgetrokken, het Vlaams Parlement 45 miljoen euro. Er zijn nog andere initiatieven. Ik heb verwezen naar het outreachend werken. De zeilen worden bijgesteld.
Men vraagt naar de resultaten. U vraagt dus naar de glazen bol. Dit gaat over de corona-effecten. Als ik zou weten wat de toestand is op 1 januari of 1 maart of 1 juni zou ik op veel vlakken al veel perspectief kunnen geven. Dat is vandaag onzeker. Intussen worden de zeilen wel bijgesteld.
Noodhulp is ook belangrijk. Daar is de voorbije periode verder sterk in geïnvesteerd. Dat is noodhulp voor mensen die er recht op hebben. Dat is belangrijk voor die mensen, het is een recht, geen gunst.
Ik verwijs naar het Vlaams actieplan dat we in de commissie hebben besproken en goedgekeurd voor de komende jaren. Er zitten heel wat elementen in die een antwoord bieden.
De heer Veys heeft het woord.
Ik hoor hier veel collega’s die ook bezorgd zijn om die nieuwe kwetsbaren. Dat is op zich al heel positief.
Ik hoor dan de minister. Wellicht vragen veel fractieleiders van de meerderheidspartijen zich ook af of ze hierdoor nog gerustgesteld zijn. Het gaat erom preventie anders te organiseren. De steden doen van alles om de mensen anders te helpen. Nu gaat het om preventie, dat is een andere manier van werken. Er zijn inderdaad extra middelen toegekend, maar er zijn nog altijd middelen van de eerste golf die niet bij de mensen geraken. Dat maakt ons bezorgd. Ik zou willen vermijden dat we over een jaar het hierover weer moeten hebben en dat men zegt: ‘we zijn te laat gekomen, we konden het niet voorzien’. Dus dienen wij zelf voorstellen in, we komen daar binnenkort mee af.
Onze lokale besturen zijn er, minister. Bel ze gerust op. Ze werken hier met plezier aan. De tijd dringt, de tsunami komt eraan, het is onze plicht om de Vlaming daartegen te beschermen.
De actuele vraag is afgehandeld.