Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot spoedbehandeling
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Björn Rzoska bij motie van orde een voorstel tot spoedbehandeling gedaan van het voorstel van resolutie van Björn Rzoska, Koen Daniëls, Katrien Schryvers, Freya Saeys en Hannes Anaf over aanbevelingen voor het Vlaamse coronabeleid in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin door de Commissie ad hoc voor de Evaluatie en Verdere Uitvoering van het Vlaamse Coronabeleid.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, het lijkt me logisch dat we dit met spoed behandelen in de plenaire vergadering. We hebben ook in het verleden de 95 aanbevelingen over de woonzorgcentra behandeld. We zitten nu in het midden van, en zelfs al iets daar voorbij, van die tweede golf. Hier zitten een aantal zaken in waar het brede welzijnsveld op aan het wachten is. Ik stel voor, collega’s, dat we dit met spoed behandelen vandaag.
Dan stemmen we nu bij zitten en opstaan over het voorstel tot spoedbehandeling.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel tot spoedbehandeling wensen aan te nemen, drukken op ‘Ik sta op’.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel tot spoedbehandeling niet wensen aan te nemen, drukken op ‘Ik blijf zitten’.
Het voorstel tot spoedbehandeling is aangenomen. Dan stel ik voor dat het voorstel van resolutie van Björn Rzoska, Koen Daniëls, Katrien Schryvers, Freya Saeys en Hannes Anaf over aanbevelingen voor het Vlaamse coronabeleid in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin door de Commissie ad hoc voor de Evaluatie en Verdere Uitvoering van het Vlaamse Coronabeleid onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Het incident is gesloten.
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de bespreking van het voorstel van resolutie van Björn Rzoska, Koen Daniëls, Katrien Schryvers, Freya Saeys en Hannes Anaf over aanbevelingen voor het Vlaamse coronabeleid in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin door de Commissie ad hoc voor de Evaluatie en Verdere Uitvoering van het Vlaamse Coronabeleid.
De bespreking is geopend.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, laat me starten met te zeggen dat ik opnieuw als voorzitter van de coronacommissie alle collega’s die in de commissie zitten en daar elke week twee keer per week aan meewerken om die evaluatie te doen, nogmaals van harte wil bedanken voor de inspanningen die ze opnieuw hebben geleverd om die aanbevelingen af te leveren. En het zijn belangrijke aanbevelingen, collega’s. We hebben de afgelopen weken opnieuw mensen gehoord over waar er toch wel – laten we eerlijk zijn – een en ander is fout gelopen in die eerste coronagolf. Dat had te maken met een aantal dingen die ook terug kwamen of die je ook ziet in de woonzorgcentra: het bezoekrecht bijvoorbeeld in voorzieningen voor personen met een handicap, jeugdhulp, kinderbescherming, enzovoort. Dat zijn zaken waarvan we ook in dit voorstel van resolutie aan de Vlaamse Regering vragen om die te regelen.
De erkenning van de rol van mantelzorgers en van vrijwilligers en het feit dat die mensen ook essentiële verplaatsingen maken, zijn zaken die we ook naar voren schuiven in dit voorstel van resolutie.
Een heel belangrijk gegeven – en iedereen herinnert zich nog de reportages op televisie wat betreft mensen die zorgen voor personen met een handicap – is de zorggarantie. Zorggarantie wordt in dit voorstel van resolutie ook naar voren geschoven, net zoals, wat ik al eerder zei, het bezoekrecht wat betreft de jeugdhulp en de kinderbescherming.
Ook de schrijnende verhalen over de quarantaine zouden tot het verleden moeten behoren, want we vragen ook hier een duidelijk kader van de Vlaamse Regering.
Ook de kraamzorg, waarover toch een aantal zaken zijn opgedoken in de getuigenissen, regelen we in dit voorstel van resolutie, en ook de kwetsbare gezinnen en de personen die in armoede leven, proberen we met dit voorstel van resolutie verder te ondersteunen.
Als laatste, en niet de minste, zijn ook de signalen vanuit de eerstelijnszorg van heel wat huisartsen tot in het parlement gekomen. We vragen ook hier initiatief van de Vlaamse Regering zodat de mensen die in de eerste lijn staan – wat soms genoegzaam de frontlinie wordt genoemd – niet verzuipen, zeker niet in deze tweede golf en ook niet met de vaccinaties die er hopelijk binnenkort snel aankomen.
Wat mijn fractie betreft is er opnieuw stevig en goed werk geleverd, waarbij we de Vlaamse Regering vragen om dit ter harte te nemen. Als ik de minister daarnet hoorde, denk ik dat hij al met een aantal zaken aan de slag is gegaan. Laten we hier nu een breed parlementair signaal geven om dat sterke werk vanuit de coronacommissie ook te verzilveren op het terrein, waar heel wat mensen op wachten. Tot daar, voorzitter, mijn uiteenzetting.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, ook vanuit de N-VA-fractie in de eerste plaats onze dank aan alle sectoren en mensen die zijn komen getuigen, getuigenissen die soms algemeen waren voor een sector, getuigenissen die soms heel persoonlijk en heel beklijvend waren. We hebben dat inderdaad al gehad bij de woonzorgcentra, collega Rzoska. Dat leverde ons toen 95 aanbevelingen op. Nu hebben we de volledige rest behandeld, het grote deel van Welzijn. ‘Rest’ klinkt een beetje pejoratief. Ik bedoel de andere grote sectoren binnen Welzijn. En dat levert niet minder dan 119 aanbevelingen op.
Ik wil ook de collega-parlementsleden die er elke week twee keer zijn – en er zijn er een aantal die ik nu ook terugzie bij Onderwijs – bedanken, ook voor het harde werk dat we samen hebben gedaan voor dit voorstel van resolutie.
Ik wil er voor de N-VA-fractie toch een aantal belangrijke punten uithalen. Mijn collega’s Van der Vloet en Verheyen zullen er ook nog een paar andere toelichten voor wat hen betreft.
Wat de communicatie betreft, zijn algemene regels een goede zaak, maar daarbij de vraag om die ook naar specifieke sectoren te heroriënteren. We vinden het zeer belangrijk om daar aandacht op te vestigen, en om daarbij belendende percelen, mantelzorgers, niet te vergeten, dus ook de niet-residentiële sectoren, want dat gebeurt toch wel wat veel.
Twee, het is goed dat verschillende beleidsdomeinen of verschillende agentschappen binnen een beleidsdomein communiceren. Want uiteraard, bij residentiële voorzieningen, maar ook bij de hulpvrager, die komt wel terecht in het spanningsveld tussen soms twee verschillende adviezen. Het nummer 1700 lijkt ons het punt waar alle info gebald is en waar men een eenduidig antwoord krijgt op vragen die men heeft.
Naast de gezondheid is er het welzijnsaspect. Collega Parys heeft er in het verleden, en ook vandaag, al naar verwezen dat de maatregelen niet disproportioneel zijn in het licht van welzijn. Dat gaat ook over mensen met een beperking, over kinderen, over jongeren. Vooral ook die laatsten mogen we niet vergeten in wat we doen.
We hebben heel wat sectoren waar er rechtstreekse fysieke hulpverlening is, ook in de geestelijke gezondheidszorg. Noodgedwongen hebben we daar nu een aantal keren online hulpverlening moeten doen. Dat heeft gewerkt. Ik denk dat het goed is dat we in deze aanbevelingen zeggen dat online hulp een bijkomend onderdeel van zorg en een waardevolle aanvulling kan zijn, maar dat het in sommige omstandigheden ook op zichzelf kan staan, naast die face-to-faceaanpak. Dat lijkt ons belangrijk.
Wat de infrastructuur betreft, denk ik dat we bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) ook in de toekomst aandacht zullen moeten hebben voor cohortering en voor ventilatie. Die zaken moeten we daarin meenemen.
Het personeel komt bij de verschillende luiken aan bod. We hebben het dan zowel over persoonlijk beschermingsmateriaal, dat dat voor alle personeel in alle sectoren van het welzijnssegment aanwezig is, dat er voldoende voorraad is en dat men ook wordt opgeleid om dat te gebruiken. Ik wil nog even stilstaan bij één heel specifiek punt, namelijk aanbeveling 23, waarin we het hebben over het aanbieden van praktische opleidingen voor alle personeelsleden en profielen. Dat gaat dus ook over de mensen in onderhoud. Dat gaat ook over de zorgkundigen, HBO5, mensen in de logistiek, mensen aan het onthaal, want zij komen allemaal in contact met potentieel besmette mensen. Maar dat gaat ook over mantelzorgers, die meestal op zichzelf instaan voor iemand. Daar moeten we de nodige nadruk op hebben.
Over testen hebben we in dit parlement al veel met elkaar gesproken. Het komt eigenlijk hierop neer: voldoende testmateriaal en sneltesten die we kunnen inzetten.
Wat het management betreft, vragen we eigenlijk over alle sectoren heen dat er een plan wordt uitgewerkt om snel te kunnen schakelen. We zien dat nu bij de tweede golf, dat voorzieningen weten wat aan te pakken en dat de inspectie daarbij vooral ondersteunend werkt.
Collega Van der Vloet zal nog even verder ingaan op de sector van personen met een beperking. Ik haal er toch één punt uit, dat ook in andere sectoren aan bod komt, namelijk het werken aan de zorgcontinuïteit: als iets niet in een voorziening kan, dat het dan thuis kan, met ondersteuning. Als er met budgetten wordt gewerkt, dat er eventueel met die budgetten kan worden geschoven. Maar in elk geval, dat we niemand gewoon thuis zetten met de mededeling: en trek nu uw plan. Dat kan in de toekomst niet de doelstelling zijn, of het gevolg zijn.
Wat betreft de jeugdhulp en jeugdbescherming: eigenlijk hebben we heel duidelijk in nummer 61 gezegd dat er in de residentiële jeugdhulp nooit meer een volledige lockdown mag worden opgelegd. Bezoek blijft cruciaal en dan moeten we er misschien ook aan denken om die leefgroep als bubbel te voorzien.
Iets waar we ook over hebben gesproken en waarop we de aandacht willen vestigen, is de verhoogde waakzaamheid ten aanzien van gezinnen en van kinderen waar er een verontrustende opvoedingssituatie bestaat of vermoed wordt. En dat vermoeden moeten we toch onder de aandacht brengen. De kinderrechtencommissaris heeft deze middag bij de voorstelling van het jaarverslag nog aangegeven dat we daar moeten op blijven werken. We zeggen het hier ook regelmatig: als je de school sluit is, die thuissituatie helaas niet voor elk kind een veilige situatie. En collega Schryvers bracht vandaag al ter sprake dat het ook in de echtgenotensituatie niet altijd veilig is om thuis te zijn. Die gemandateerde voorzieningen mogen dus geen aanmeldingsstop toepassen.
Wat de kinderopvang betreft: alle gezinnen moeten terechtkunnen bij kinderopvang. Dat gaat dan niet alleen over ouders in essentiële sectoren, dat gaat ook over ouders die gewoon thuiswerken; die moeten dat kunnen combineren. We blijven daar werken aan de compensatieregelingen, zowel voor de opvang als voor de respijtdagen voor de ouders.
Kraamzorg was een apart luik, waarbij een aantal van de collega-parlementsleden uit eigen ervaring getuigd hebben dat zowel de pre- als de perinatale gezondheidszorg een essentiële sector blijft, zowel voor mensen die zwanger zijn als voor de partners van zij die zwanger zijn. Ze moet te allen tijde kunnen blijven doorgaan.
Als laatste hebben we onze kwetsbare gezinnen. Daar moeten we de twee zaken op elkaar afstemmen. Er is de detectie van kwetsbare gezinnen maar ook het informeren van die moeilijk bereikbare doelgroepen. Ze moeten op de hoogte zijn van de maatregelen en de correcte info hebben. Zo moeten alle mogelijke tussenfiguren – influencers, straathoekwerkers, buurtcoaches, brugfiguren – informatie kunnen uitwisselen.
De uithuiszettingen zijn hier vandaag al aan de orde geweest. Een tijdelijk verbod? Ja, maar dat brengt geen soelaas als de woningmarkt op slot gaat. Dan kunnen we alleen maar blij zijn dat dat op dit moment niet meer het geval is, en dat er weer huisbezoeken mogelijk zijn.
Wat de geestelijke gezondheidszorg betreft: bij de eerste hulp bij psychische problemen in de gezondheidswijsheid moeten we erop inzetten dat mensen inderdaad durven te zeggen dat het even niet goed gaat. De minister heeft het hier ook gezegd met betrekking tot de jongeren, maar het geldt evengoed voor de volwassenen. De eerstelijnszorg – de huisartsen – moeten we vooral ontlasten van allerlei mogelijke paperasserij. Maar we moeten ook zorgen dat de testen eventueel in testcentra kunnen gebeuren.
Onze partij N-VA gaat met veel enthousiasme voor deze 119 aanbevelingen stemmen. Hopelijk hebben we ze niet nodig in een derde golf.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
In juli hebben we in de coronacommissie 95 aanbevelingen opgemaakt met betrekking tot het ouderenbeleid. Vanwege de prioriteit die we toen allemaal voelden, hebben we dat thema eerst behandeld. Maar dat betekent natuurlijk niet dat de andere welzijnssectoren niet belangrijk zouden zijn, en dat er ook daar geen concrete maatregelen nodig zouden zijn om een tweede golf beter het hoofd te kunnen bieden. En we zitten intussen al volledig in die tweede golf.
Op het terrein is het momenteel nog alle hens aan dek. In de coronacommissie hebben we met betrekking tot die andere sectoren ook heel aangrijpende getuigenissen gehoord – getuigenissen over bezoekverbod, over quarantaines, over personeelstekorten, over tekorten aan beschermingsmateriaal en zo verder.
Ik denk dat het absoluut positief is dat we ook toen al hebben gehoord dat het beleid, maar ook de sectoren binnen Welzijn – de organisaties, de koepels – niet hebben gewacht op deze aanbevelingen. Ze zijn ook dadelijk aan de slag gegaan met wat zij hebben gehoord. Dat maakt dat we nu in deze tweede golf van de coronacrisis toch andere situaties zien op het terrein.
Er is wel voldoende beschermingsmateriaal. Er zijn bijvoorbeeld maatregelen met betrekking tot het personeel. Er is geen bezoekverbod. Er zijn regelingen rond quarantaine enzovoort. Toch heeft dit voorstel van resolutie een grote meerwaarde. We hebben 119 aanbevelingen opgemaakt als meerderheid en oppositie. Die bieden een algemeen kader waarbinnen we de welzijnssectoren en de minister, het beleid, vragen om te werken over de sectoren heen en met de focus op verschillende belangrijke thema’s zoals personeel en welzijn.
De hoorzittingen hebben ons een goed beeld gegeven van wat zich in het voorjaar in verschillende voorzieningen, maar ook met betrekking tot de thuiszorg, heeft afgespeeld. Hoewel we te maken hebben met een heel grote diversiteit binnen het domein Welzijn waren de rode lijnen doorheen de hoorzittingen duidelijk.
Ik bedank iedereen die heeft meegewerkt aan deze 119 aanbevelingen. Ik bedank zeker ook de voorzitter van de commissie die niet alleen de hoorzittingen in goede banen heeft geleid, maar die toch ook mee een grote aanzet heeft gegeven om samen te komen tot deze 119 aanbevelingen die de sector kunnen versterken.
Dank aan de sprekers om hun ervaringen te delen. Het was vaak aangrijpend. Heel wat van hen hebben zich heel kwetsbaar opgesteld in onze commissie, en ook dat verdient veel appreciatie, vind ik.
Dank aan alle collega’s om mee samen tot die aanbevelingen te komen. Het is nodig om dat samen te doen, omdat het nodig is dat we schouder aan schouder vechten, net zoals al die mensen in de zorgsector dat elke dag doen.
Ik wil nog graag inzoomen op enkele thema’s die aan bod komen. Ten eerste: het welzijn. Net zoals in de ouderenzorg hebben we gehoord dat de maatregelen die werden genomen in het voorjaar een enorme impact hadden op het welzijn. Geen bezoek meer kunnen krijgen, quarantaines, hoewel het destijds met goede bedoelingen werd gedaan, we wisten ook onvoldoende over het virus, het is eigenlijk gewoon niet uit te leggen. Daarom ook hier de heel duidelijke aanbeveling: het recht op sociaal contact moet te allen tijde verzekerd worden. Dat wil zeggen: nooit meer een bezoekverbod, en zelfs in gevallen van uitbraak een minimale bezoekregeling. We moeten zo omzichtig mogelijk omspringen met algemene maatregelen die sociaal contact beperken.
Bij het luik Welzijn wil ik uitdrukkelijk het kindperspectief noemen. Maatregelen moeten genoeg gedifferentieerd zijn naar kinderen en jongeren, in functie van hun leeftijd. Dus geen algemene maatregelen meer die we toepassen op alle kinderen, ongeacht hun leeftijd en situatie.
Een tweede thema is de nood om veel meer op maat te werken met en voor de mensen die zorg nodig hebben. Veel te weinig werd tijdens de eerste coronagolf de focus gelegd op het individuele verhaal van de zorgbehoevende. Daardoor ontstonden situaties waar we absoluut niet terug naartoe willen. We mogen niet meer beslissen boven de hoofden maar in samenwerking en dialoog met de mensen die zorg nodig hebben. We vragen zo nu aan de voorzieningen van het VAPH om met elk van hun cliënten tijdig afspraken te maken over de manier waarop ze hun zorg willen organiseren in geval van verstrenging van de maatregelen. Heel veel voorzieningen – en dat is heel goed – hebben dat intussen al gedaan. Het is een meerwaarde om dat hier expliciet in de verf te zetten. Of iemand in een voorziening blijft of thuis, dat mag absoluut niet doorslaggevend zijn, maar wel de vraag: hoe kunnen we in de gegeven omstandigheden, die moeilijk zijn voor iedereen, altijd de zorg blijven garanderen?
Het derde element zijn de nieuwe mogelijkheden die we hebben kunnen verkennen tijdens die coronaperiode. We hoorden tijdens de hoorzitting ook heel veel positieve en inspirerende verhalen van mensen die op een creatieve manier aan de slag zijn gegaan om toch de nodige zorgcontinuïteit te kunnen voorzien.
Ik denk dan vooral aan de inzet van digitale communicatiemiddelen, bijvoorbeeld aan online hulpverlening binnen de geestelijke gezondheidszorg, maar ook in andere sectoren. Het is nodig om daar in het kader van het relancebeleid verder in te investeren, zodat we daar ook op de langere termijn nog de vruchten van kunnen plukken.
Een laatste punt waarop ik graag even verder inga, is dat van het personeel. Personeel en directies hebben het heel moeilijk gehad, en ook nu vraagt de tweede coronagolf enorm veel. We moeten dan ook met alle middelen aan de slag om hen te ondersteunen. We moeten daar ook creatief over durven na te denken, onder meer door te onderzoeken hoe we bijkomend mensen kunnen inzetten. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van tijdelijk werklozen, maar ook aan de vraag hoe we mantelzorgers kunnen erkennen. Er moet ook worden gezorgd voor de zorgenden zelf, onder meer via mentale ondersteuning.
Collega’s, we hebben een heel belangrijk pakket van aanbevelingen, 119 in totaal. Ik weet zeker dat ze het beleid en de sector mee tot inspiratie en tot groot nut kunnen zijn, en dat is ook nodig in deze tweede coronagolf. Hopelijk doet zo’n golf zich in de toekomst niet meer voor, maar als die zich zou voordoen, dan hoop ik dat ze mee een meerwaarde kunnen zijn.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Er is al heel veel gezegd, dus ik zal een viertal punten eruit lichten. Ik denk dat het geen betoog meer behoeft dat de impact van deze crisis op de mentale gezondheid niet te onderschatten valt. Zonder dat men emotioneel is gerecupereerd van de vorige lockdown vragen we momenteel opnieuw enorm veel van de bevolking. Het is vooral het gebrek aan perspectief dat veel mensen het gevoel van onrust, onbehagen en stress geeft. We moeten garanderen dat de psychologische sessies in de ambulante zorg verzekerd blijven. We kunnen mensen die kampen met mentale problemen en daarvoor reeds in behandeling zijn, niet zomaar aan hun lot overlaten. We mogen ook niet de fout maken te denken dat alles zomaar kan worden vervangen door beeldbellen. Groepen waarbij dat niet lukt, zoals de min-12-jarigen, moeten hun sessies met lotgenoten kunnen vervolgen. Dit kan coronaproof worden georganiseerd, dus dan moeten we daar zeker voor durven te gaan. Daarnaast moet er een versterking komen van de samenwerking tussen de geestelijke gezondheidszorg, de nulde en de eerste lijn, zodat alles veel efficiënter kan verlopen. Er is duidelijk geen nood aan nieuwe structuren, maar wel aan een betere werking van de bestaande. We moeten in het algemeen meer inzetten op mentale zorg en de beeldvorming daaromtrent. Zo kunnen we het taboe doorbreken dat daar toch nog altijd op rust. We zetten de burgers aan tot ondersteuning als daar nood aan is.
Een tweede zaak is het kindperspectief. Hoe dan ook moeten we vermijden dat de genomen maatregelen een disproportioneel grote impact hebben op kinderen en jongeren. We moeten erover waken dat er voldoende rekening wordt gehouden met het perspectief van de kinderen. We hebben deze voormiddag het jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat gehad. Ik denk dat het heel duidelijk was dat we de jongeren en de kinderen absoluut niet mogen vergeten, en dat we de richtlijnen echt volgens leeftijd moeten aanpassen.
Hieronder valt natuurlijk ook een goede kinderbescherming. Er is een duidelijkere regeling nodig voor de manier waarop nieuwe kinderen in een jeugdinstelling in quarantaine moeten. Beperk, indien mogelijk, die quarantaine zo veel als dat kan, en maak die niet langer dan noodzakelijk. Uit de uiteenzetting van de kinderrechtencommissaris in de commissie bleek immers ook dat dit erg zwaar weegt op die kinderen, zeker als ze als nieuweling soms dagenlang in isolatie zaten. Ook bij de kinderen in de jeugdpsychiatrie had dit wel heel verstrekkende gevolgen.
Dan een derde punt, de kinderopvang. Ik benadruk hier nogmaals het belang van het openhouden van de kinderopvang voor jonge kinderen, ook indien ouders niet-essentiële beroepen uitoefenen. Ouders zijn immers vaak radeloos, en dan betekent de kinderopvang toch wel een enorme hulp. We kunnen niet, zoals in het voorjaar, alles zomaar stopzetten. Zowel groepsopvang als gezinsopvang moeten duidelijke richtlijnen krijgen, en duidelijke maatregelen moeten kunnen worden uitgestippeld.
Nu, de kinderopvang is een erg belangrijke factor om het dagelijks leven van werkende ouders haalbaar te maken. En de kinderopvang moet op haar beurt zelf ook betaalbaar en leefbaar blijven. Daarom pleit ik ervoor om de nodige compensatieregelingen te treffen om de financiële haalbaarheid van de kinderopvang veilig te stellen.
Een vierde punt is de kraamzorg. Tijdens de hoorzittingen hoorden we toch wel erg veel schrijnende verhalen over zwangere of pas bevallen vrouwen. Er werden meer depressie- en angstklachten gerapporteerd dan gewoonlijk. Zwangere en pas bevallen vrouwen zitten in een cruciale periode waarin juiste ondersteuning echt wel belangrijk is. Daarom moeten we ervoor zorgen dat de pre- en perinatale gezondheidszorg aanzien wordt als essentieel. Daar mag niet op ingeboet worden vanwege de coronamaatregelen. We moeten de angst en depressieve gevoelens opsporen, we moeten de informatie over zorggarantie toegankelijker maken naar zwangere vrouwen toe, vooral dan voor kwetsbare doelgroepen, en we moeten een duidelijk kader opstellen dat voldoende opvolging verzekert.
Een laatste punt dat ik wil uitlichten is de eerstelijnsgezondheidszorg. De overbelasting van die eerste lijn en de uitgebluste huisartsen zijn een groot probleem. Daarom is het essentieel dat zoveel mogelijk patiënten voor het afnemen van een test terechtkunnen in de testcentra en -dorpen. Zo kunnen die huisartsen zich specifiek richten op de zorgtaken en de administratieve rompslomp, die enorm tijdrovend is, verminderen. We moeten ook andere profielen inschakelen om de tests af te nemen en er moet natuurlijk ook een noodscenario klaarliggen dat een duidelijke organisatie van zorg voorschrijft voor het geval dat huisartsen hun werk niet meer aankunnen.
Er moet ook absoluut werk gemaakt worden van psychologische ondersteuning specifiek voor de huisartsen. Alleen dan zullen zij genoeg veerkracht hebben om verder te werken, want het zullen inderdaad nog zeer zware maanden worden.
Ik ga niet alle andere punten toelichten. Ik wil de collega’s alvast danken voor de heel goede en fijne samenwerking. Ik denk dat dit een zeer mooi voorbeeld is van hoe meerderheid en oppositie kunnen samenwerken.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wil dat laatste zeker en vast bijtreden. Ik denk dat we dat ook in de eerste aanbevelingen hebben benadrukt. Ook nu weer is het een goed signaal dat we kritisch zijn voor wat er gebeurd is tijdens de eerste golf, dat we er samen lessen uit trekken en dat we samen voor aanbevelingen zorgen. Ik zou op mijn beurt alle collega’s, de voorzitter en zeker ook alle mensen die zijn komen spreken in de coronacommissie, willen bedanken. Er is een serieus engagement genomen en ik denk met resultaat.
Wat mij opviel bij de debatten die we gevoerd hebben over de woonzorgcentra, is dat heel veel mensen uit andere zorgsectoren het gevoel hadden dat ze wat vergeten werden. We hebben toen telkens gezegd dat we ons eerst op de woonzorgcentra zouden focussen in de hoop om de tweede golf daar voor te zijn, wat niet helemaal gelukt is, maar goed. We zouden de andere welzijnssectoren zeker ook op een goede manier bekijken en ik denk dat we dat bij deze ook echt wel gedaan hebben.
Ik ga drie puntjes uitlichten, niet omdat de rest niet belangrijk is, maar omdat er gewoon ook al heel veel gezegd is en het weinig zin heeft om alles nog eens te herhalen. Het eerste punt betreft personen met een handicap. Tijdens de lockdown hadden heel veel personen met een handicap het gevoel dat ze aan hun lot werden overgelaten, dat alle aandacht naar de woonzorgcentra ging, dat zij aan hun lot werden overgelaten en dat hun zorg voor een groot stuk wegviel. Met de aanbevelingen die we nu geformuleerd hebben, willen we die zorgcontinuïteit verzekeren, onder andere via een garantieregeling die zorgaanbieders verplicht om alternatieve zorg te leveren door compenserende maatregelen te voorzien voor personen met een handicap en voorzieningen, indien het verblijf op de dagbesteding wordt geschrapt, maar wel doorbetaald wordt. Collega’s, dat is een aanbeveling, maar vanop het terrein zijn er veel signalen dat het niet altijd even goed loopt en dat de zorgcontinuïteit niet altijd gegarandeerd kan worden. Aanbevelingen zijn dus één zaak, de realisatie en de opvolging ervan een andere.
We hebben in deze aanbevelingen ook weer bijzondere aandacht gehad, net zoals bij de woonzorgcentra, voor het tegengaan van isolatie en eenzaamheid. De verhalen uit de woonzorgcentra hebben we ook gehoord in andere sectoren, zoals die van personen met een beperking, maar ook in de jeugdzorg en zeker bij kinderen die verschillende weken hun eigen ouders niet hebben kunnen zien. Dat is heel problematisch. Ik ben er dan ook blij om dat we in deze aanbevelingen dat recht op sociaal contact maximaal proberen te garanderen in alle omstandigheden, met een minimale bezoekregeling, en steeds ook met een uitgangsregeling uiteraard voor niet-gecohorteerde bewoners, met respect voor alle voorzorgsmaatregelen.
Het is belangrijk dat naast de algemene maatregelen er steeds aandacht is voor de meest kwetsbaren in onze samenleving, voor wie sociaal contact of de mogelijkheid om een wandeling te maken in de buitenlucht, minstens zo noodzakelijk is als voor ons allemaal.
Ik ben ook blij wanneer er dingen gerealiseerd worden. Een van onze aanbevelingen was om de covidtoeslag te evalueren en te kijken of er voor gezinnen in kwetsbare situaties een compensatie zou kunnen komen. Ik ben blij dat er geluisterd is en dat er een automatische toekenning komt en dat budget niet verloren is gegaan. Ik ben blij met de maatregel die er deze week na lang aandringen toch gekomen is.
Collega's, ik zou het hierbij willen laten. Ik wil in elk geval de onderwijscollega’s nog heel veel goede moed toewensen. Ook in dat veld wordt er grondig te werk gegaan. Ik ben ook heel benieuwd naar de aanbevelingen voor het onderwijs die door de collega's nog te berde zullen worden gebracht.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, collega's, in de coronacommissie kwamen verschillende sprekers uit het brede domein jeugdhulp aan bod. Ook onze fractie wil alle sprekers danken voor hun vaak heel aangrijpende getuigenissen. Wat altijd naar voren kwam, is dat heldere communicatie naar en met alle betrokkenen heel belangrijk is. We hoorden heel vaak terugkomen dat in het coronabeleid onvoldoende aandacht is gegeven aan het kindperspectief, met schrijnende verhalen tot gevolg. De klachten stroomden binnen bij de klachtenlijn van het Kinderrechtencommissariaat. Een volledige lockdown moet dus te allen tijde worden vermeden.
Zo waren er kinderen in de residentiële jeugdhulp en bewoners in voorzieningen voor personen met een beperking die hun ouders niet meer konden zien omdat er geen bezoekrecht meer was. Ze zijn als het ware maanden gescheiden geweest van hun ouders en zelfs nu is de situatie nog steeds niet zoals voor corona. Dit riep vaak onbegrip op bij de jongeren die net in deze periode extra steun konden gebruiken. Ze vonden het onrechtvaardig dat begeleiders wel binnen en buiten mochten en zij niet. Tijdens de lockdown waren er ook jongeren die naar huis zijn gegaan, als uit taxatie bleek dat het veilig genoeg was. Voor onze fractie is het belangrijk dat er effectief een evaluatie gebeurt van de kinderen die naar huis zijn gegaan.
De lockdown zorgde er ook voor dat sommige kinderen thuis in een onveilige situatie zaten omdat ze nergens anders naartoe konden. Spanningen konden thuis oplopen, wat ook weerspiegeld werd bij het aantal oproepen bij de hulplijnen voor intrafamiliaal geweld. Zo bleek uit een schriftelijke vraag van onze fractie dat van januari tot juli 2020 het nummer 1712 werd gecontacteerd over 1191 gemelde personen in zaken van partnergeweld, of gemiddeld 170 personen per maand. Het gaat dus over een stijging van 79 procent ten opzichte van het maandelijks gemiddelde van vorig jaar.
Door corona zijn ook te veel kinderen onder de radar gebleven. Voor kindermishandeling is dat een heel groot probleem. Partners, zoals het CLB, die deze signalen konden opvangen, kregen veel minder zicht op de problemen om deze te signaleren. Kindermishandeling kan zeer erge gevolgen hebben, zowel op fysiek als mentaal vlak. Het is dus belangrijk dat deze problemen tijdig gesignaleerd worden.
Kinderen en jongeren die in een geweldsituatie zitten, spreken hier niet gemakkelijk over, en al zeker niet als iemand die hen van alles aandoet, zich continu in dezelfde ruimte bevindt. Het is dus cruciaal dat kinderen en jongeren ook persoonlijk worden gezien om hierover te praten, want over sommige onderwerpen kan en zal men niet gemakkelijk digitaal praten.
De Vlaamse Regering besliste anderhalf jaar geleden om te besparen op de vertrouwenscentra kindermishandeling en andere jeugdhulporganisaties. Nu bleek dat dus een heel slecht idee. De coronacrisis heeft duidelijk gemaakt dat zulke zaken veel te belangrijk zijn om op te besparen. Jeugdhulp is als het ware essentieel. Het is ook heel belangrijk dat de kinderopvang steeds beschikbaar blijft, voor álle gezinnen met jonge kinderen, ook als de ouders in een niet-essentiële sector werken.
Wat de kraamzorg betreft, moet de pre- en perinatale hulpverlening steeds worden gewaarborgd. Deze zorg mag niet worden uitgesteld. Het toch uitstellen van zorg kort na de geboorte zorgt later voor meer problemen. Ook de toekomstige moeders hadden het in deze periode niet gemakkelijk. Zo waren verschillende inloopplekken gesloten, waardoor de drempels veel hoger werden. Er was ook meer angst, onzekerheid en frustratie bij de ouders, ook met betrekking tot de gezondheid van hun baby. Partners mochten niet mee binnen bij de gynaecoloog, wat voor de moeders mentaal zwaar was. Zeker aangezien het altijd mogelijk is dat er slechts nieuws wordt ontvangen, is het aangewezen dat er steeds iemand ter ondersteuning mee mag naar alle consultaties in het ziekenhuis. Daarom dient onze fractie hierover een amendement in. Bij de bespreking van de voorliggende resolutie in de commissie, kaartte collega De Reuse dit aan en kreeg hij hiervoor bijval van collega Vaneeckhout en collega Daniëls. De verantwoording van het amendement ligt voor samen met het amendement. We rekenen hiervoor dan ook op de goedkeuring van iedereen.
Daarnaast werd ook de digitale armoede zichtbaar. Aangezien er tijdens de coronacrisis veel werd overgeschakeld op het digitale, werd duidelijk dat niet alle gezinnen op die manier te bereiken waren. Niet elk gezin beschikte over de technologische hulpmiddelen. Ook in de jeugdhulp moest men improviseren om ervoor te kunnen zorgen dat alle jongeren online onderwijs konden volgen.
Ten slotte is er nog het personeel. Het personeel was genoodzaakt om flexibel te zijn en zich aan te passen aan de huidige situatie, aangezien ze hun job moesten blijven uitoefenen, in sommige gevallen zelfs zonder het nodige beschermingsmateriaal. Deze personen verdienen dan ook alle lof en waardering.
Het voorstel van resolutie bevat aanbevelingen die heel erg nodig zijn in deze domeinen. Onze fractie zal dit dan ook uiteraard steunen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Vanuit onze fractie wil ik een grote waardering uiten voor de commissie, zeker ook voor de voorzitter en de secretaris, die alles in goede banen heeft geleid. Ik bedank alle mensen die hun ervaring hebben gedeeld, vaak heel openhartig, met heel pakkende getuigenissen. Het is zeer belangrijk dat mensen vanop het terrein naar hier komen om ons een idee te geven van hoe het er op het terrein aan toegaat, naast de experten die ook hun visie op de zaak hebben gegeven.
We betreuren het een beetje dat we niet werden betrokken bij het opstellen van het tussentijdse rapport en de aanbevelingen. Het rapport bevat heel wat goede aanbevelingen. Er zijn heel veel aanbevelingen geformuleerd die zeer goed zijn. Maar de gebrachte getuigenissen zijn zeer schrijnend en heel wat problemen die gebracht zijn, zijn niet nieuw. Een paar problemen zijn specifiek gerelateerd aan corona, maar heel wat van de problemen die werden aangekaart, zijn eigenlijk problemen die al veel langer gekend zijn en die zich tijdens corona nog veel problematischer hebben gesteld. Het gaat bijvoorbeeld over de zorg voor personen met een beperking. Die mensen hebben gezegd: “Wij komen niet om oplossingen te vragen, maar om oplossingen te eisen.” We vinden dat dat te weinig naar voren komt in de conclusies en in de aanbevelingen. Die conclusies eisen geen oplossingen, die vragen die zelfs niet. En daarom kunnen wij de resolutie niet steunen en zullen wij ons onthouden.
Dit geldt ook voor de aangekaarte problemen met betrekking tot armoede en de eerstelijnszone. Heel veel jongen huisartsen overwegen te stoppen als huisarts te werken. Dat is een probleem dat al langer gekend is.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil niet ingaan op hoe dit voorstel van resolutie tot stand is gekomen. Dat heeft de heer Daniëls namens onze fractie al uitstekend geschetst. Ik wil wel even ingaan op een thema dat me zeer na aan het hart ligt en waarvoor we terecht een aparte reeks aanbevelingen hebben geformuleerd. Die aanbevelingen moeten ervoor zorgen dat de impact van de tweede golf, een mogelijke derde golf of een volgende gezondheidscrisis op de maatschappelijk kwetsbare gezinnen en personen zo veel mogelijk wordt gemilderd.
Een aantal van die aanbevelingen worden ondertussen uitgevoerd. Ik wil niet ingaan op alle maatregelen die in het hoofdstuk over kwetsbare gezinnen staan. Ik kies er veeleer voor een visie en een systematiek mee te geven die niet enkel in crisistijd, maar ook in normale en dus betere tijden de basis van onze werking moet zijn.
We hebben tijdens de crisis vaak moeten handelen in functie van verhalen die we in de pers of op sociale media zagen. We werden overrompeld door een ongezien virus, dat voor verscheidene doelgroepen verscheidene gevolgen had. Hoewel we schrijnende verhalen hoorden, dreigden we soms de mensen met de minst luide stem uit het oog te verliezen. Zij werden net in meerdere levensdomeinen met meerdere gevolgen geconfronteerd. We hebben de verhalen van de kleine Dylan nodig gehad om ons wakker te schudden en onze blik te verleggen.
Armoedebestrijding gaat om inkomensversterking, iets waar dit voorstel van resolutie terecht aandacht voor heeft. We moeten ervoor zorgen dat de compenserende maatregelen terechtkomen bij wie ze het meest nodig heeft. Tegelijkertijd is armoedebestrijding niet enkel en alleen een zaak van geld. We moeten ook slimmer met de middelen durven om te gaan en we moeten durven gerichter te werk te gaan. We moeten emanciperen en empoweren, onder meer door een goede kennis van de taal. Daarvoor moeten we echter eerst een goed beeld hebben van wie echt kwetsbaar is.
Ik spreek nu als schepen van Welzijn. Als we uit deze crisis één zaak hebben geleerd, is het wel dat dit beeld, in tegenstelling tot wat we misschien altijd hebben gedacht, nog altijd zeer troebel is. Dat is dan ook meteen de kern van mijn pleidooi. We moeten een gezicht op de statistiek plakken. We moeten, met respect voor de privacy, een naam op het label van kwetsbare persoon of kwetsbaar gezin plakken. De lokale besturen kunnen dan aanklampend met dat gezicht en die naam aan de slag gaan. Dat is het bestuursniveau dat het dichtst bij de mensen staat en dat de laagste drempel heeft. Het voorstel van resolutie stelt dat we moeten inzetten op een betere detectie van kwetsbare groepen. We moeten de schat aan gegevens die de Vlaamse overheid heeft, op een laagdrempelige manier en met respect voor de privacy ter beschikking stellen van de steden en de gemeenten. We moeten dit niet enkel doen om de effectiviteit van de bestaande sociale toeslagen te verhogen, maar vooral ook om slagkrachtiger en dichter mij de mensen aan armoedebestrijding te kunnen doen.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Voorzitter, ik wil namens de CD&V-fractie nog een paar kleine punten onder de aandacht brengen. Eerst en vooral is de automatische rechtentoekenning een groot succes. We willen de link met de lokale besturen leggen. We weten dat dit in de aanbevelingen is opgenomen. De lokale besturen zullen worden ondersteund en gemonitord om de automatische rechtentoekenning verder te kunnen implementeren. De lokale besturen hebben heel wat financiële middelen gekregen, maar het blijft nog altijd een uitdaging zo veel mogelijk mensen te bereiken die nu nog niet gekend zijn bij instanties als het Welzijnshuis. Dit moet uiteraard met het oog op het recht op privacy gebeuren.
De eerstelijnszone en de ontlasting van de huisartsen is uiteraard een heel belangrijke zaak. Ook voor de vaccinatiestrategie, waar we het deze middag over hebben gehad, zullen we moeten nakijken hoe we de huisartsen in dat proces kunnen ontlasten.
De gezinscoaches vormen lokaal een meerwaarde. Ze geven de mensen in kwetsbare gezinnen een vertrouwd aanspreekpunt dat ze nodig hebben. Op die manier kunnen ze hopelijk nog verdere stappen zetten.
Tot slot wil ik nog over het wegwerken van de digitale ongeletterdheid spreken. Het is een zaak materiaal, bijvoorbeeld een laptop, te hebben, maar ermee kunnen werken, is een andere zaak. Er zijn voor de lokale besturen en anderen nog heel wat uitdagingen om die mensen verder op weg te helpen, zodat we die digitale ongeletterdheid zo veel mogelijk kunnen wegwerken.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega’s, ik zal u niet lastigvallen met mijn favoriete passages. Ik beaam de woorden van mijn voorgangers dat deze resolutie een heel goede zaak is. Ik wil echter twee dingen benadrukken. Ten eerste is deze resolutie geen vodje papier. De dingen die daar in staan, treden nu op het terrein in werking. Als voorbeeld geef ik u de zorgcontinuïteit. We hebben allemaal gezien dat de zorg voor mensen met een beperking tijdens de eerste lockdown stilviel. Tijdens deze tweede lockdown kijken voorzieningen hoe ze dat kunnen oplossen als er personeel uitvalt. Kunnen ze bijvoorbeeld elders personeel vragen? Kunnen ze zorg aan huis bieden? Die zaken hebben we in deze commissie allemaal benoemd, opgeschreven en naar voren gebracht. Dat was dus geen nutteloos werk. Deze resolutie is daardoor echt wel een krachtig wapen in heel veel verschillende domeinen.
Mijn tweede punt, en dat is het allerbelangrijkste, is dat dit geen eindpunt is. Ik wil aan u een oproep doen, zowel aan de oppositie als aan de meerderheid. Laten we van hieruit vertrekken om een aantal fundamentele thema’s op de agenda te zetten. Welzijn komt hier vaak aan bod. Er is vaak veel steekvlampolitiek bij, soms zijn er relletjes en soms lijkt het alsof we erger zijn dan Tsjaad, Somalië en Afghanistan samen. Ik apprecieer die input, ik zeg niet dat die nutteloos is, maar we moeten als parlement misschien toch ook een niveau hoger schakelen. We moeten echt naar die fundamentele debatten gaan die aan de kern van Welzijn raken. Ik geef twee voorbeelden. Er is heel de problematiek rond waardig ouder worden. We hebben daar al enorm veel over gediscussieerd, maar altijd in quotes, stellingen en relletjes van de dag. Kunnen we als er als parlement niet voor zorgen dat we fundamenteel nadenken, oppositie en meerderheid samen, over hoe we die zorg voor ouderen in de toekomst echt vorm willen geven. Dat raakt dan bijvoorbeeld aan de woonzorgcentra van de toekomst. Blijven we onze senioren wegsteken of zorgen we ervoor dat ze echt tussen de mensen kunnen leven? Dat raakt aan een waardig levenseinde, aan seksualiteit bij ouderen, aan toegankelijkheid en aan zo veel andere domeinen. Laat ons daar eens fundamenteel over nadenken en een soort witboek opstarten, in plaats van altijd maar te zeggen dat het slecht is en dat het een ramp is en de schuld van iemand anders. We moeten hier als parlement meer mee doen. Hetzelfde geldt voor de wachtlijsten voor mensen met een beperking. Dat is al tientallen keren in de plenaire vergadering en in de commissie aan bod gekomen, maar wat ik mis – en de heer Rzoska, de voorzitter van onze commissie heeft dat ook al benoemd – is een fundamentele visie op hoe we die wachtlijsten echt willen wegwerken. Dat heeft dan te maken met veel technische zaken: wat doen we bijvoorbeeld met prioriteitengroep 3? Wat doen we met de automatische toekenningsgroepen? Kunnen we hierover als parlement geen dwingend voorstel aan de regering doen? Kunnen we niet fundamenteel nadenken over hoe we dit in de toekomst zullen oplossen? Ik denk dat we onze impact als parlement daarmee enorm zullen vergroten. Welzijn is het thema van deze Vlaamse overheid en het thema van deze coronacommissie. Laat deze resolutie dus geen eindpunt zijn, maar een vertrekpunt om de fundamentele uitdagingen van de toekomst verder aan te gaan.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Er is al heel veel gezegd, maar ik wil toch nog een paar minuutjes tijd vragen om stil te staan bij de personen met een beperking, want zij voelden zich een vergeten groep. Niet alleen omdat zij niet veel in de media kwamen, maar ook omdat heel veel maatregelen gewoon van andere doelgroepen gecopy-pastet werden. Daarom is deze resolutie nu net heel belangrijk. We kijken wat er zeer belangrijk is voor deze doelgroep en wat voor hen de maatregelen op maat zijn.
Ik wil daarom nog een paar punten aanhalen. Het is heel belangrijk om een duidelijke en heldere communicatie op maat te hebben. We hoorden heel vaak dat er heel veel onlinecommunicatie was, maar voor die mensen is het niet altijd even gemakkelijk om die te kunnen volgen. Daarom is een gezonde mix van communicatiemiddelen heel belangrijk. Ook heel belangrijk is dat we de stem van de gebruikers niet mogen vergeten. We hebben heel vaak beslissingen over de hoofden heen genomen. NOOZO staat voor Niets Over Ons Zonder Ons en dat is toch wel iets wat we niet mogen vergeten. We hebben natuurlijk de collectieve overlegorganen in de voorzieningen. Ze zijn heel belangrijk en ze mogen ook mee belangrijke beslissingen nemen voor het uitwerken van de crisisplannen. Anderzijds mogen we die stem op het niveau van de overheid niet vergeten en daar moeten we toch alert voor blijven.
Het werd hier al gezegd: die zorgcontinuïteit is voor ons het allerbelangrijkste. We zien hier dat daar inderdaad meer aandacht aan gegeven wordt. Wij willen niet dat mensen nog in de kou worden gezet. Het is belangrijk dat de zorg altijd en overal gegeven kan worden, ook tijdens een pandemie. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat die dan in een alternatieve vorm gegeven moet worden, maar het is wel zeer belangrijk dat die zorg altijd gegeven wordt.
Wat ook belangrijk is voor ons in deze resolutie, is de aanbeveling om de overeenkomsten die er nu zijn met de voorzieningen, eventueel te kunnen schorsen of op pauze te zetten. Dat is zeer belangrijk. Ik denk namelijk dat we het er allemaal over eens zijn dat we het persoonsvolgend karakter een beetje verloren zijn in deze coronatijden. Het budget bleef bij de voorziening en ging niet naar de persoon zelf. Ik denk dus dat het een zeer belangrijke aanbeveling is om die pauzeknop te kunnen indrukken zonder te raken aan de zorggarantie van de personen in kwestie. Ik denk dat dat belangrijk is. Ze moesten plots werken met cash budgetten. Heel veel mensen wisten niet wat dat juist was. Ik denk dat het ook heel belangrijk is om dit mee te nemen in de toekomst en om daar verder uitwerking aan te geven.
Ook de kleinschalige initiatieven hebben we gehoord in de hoorzittingen. Ze werden allemaal als zeer positief ervaren. Er kwamen ook minder besmettingen voor in die kleinschalige initiatieven. Ze konden sneller schakelen. Ik denk dat dat iets is dat wij de nodige kansen moeten geven om zich verder te ontwikkelen.
Als laatste punt wil ik het hebben over wat hier al aangehaald werd, het recht op sociaal contact met een minimale bezoekregeling. We hebben gezien dat mensen soms weken- of maandenlang geen fysiek contact meer hadden met elkaar, gelukkig wel via videochat. Het is toch wel heel belangrijk voor heel de doelgroep dat er geen volledige isolatie meer komt. Wij zijn dus heel blij dat die maatregel er heel duidelijk in staat, opdat zoiets niet meer kan voorvallen. Ik denk dat dit zeer belangrijk is. We weten nu meer, we kennen het virus al iets beter. We hebben nu meer testen en kunnen ons beter beschermen. We zijn dus zeer blij dat deze maatregelen nu voorliggen. We hopen dat er in de realiteit, op de werkvloer, heel veel van deze maatregelen worden meegenomen zodat onze mensen met een beperking niet meer in de kou worden gezet, niet thuis en ook niet in een voorziening.
De heer Parys heeft het woord.
Collega’s, omdat het hier ook gaat over de problematiek van vereenzaming, wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om schaamteloos reclame te maken voor www.fredenfrieda.be, waar iedereen zich kan registreren om buddy te worden van iemand die graag meer sociaal contact zou hebben. Ik hoop dat heel veel collega’s daarop ingaan. Er werden vandaag, op minder dan een dag, al meer dan 1500 buddy’s geregistreerd. Dat laat zien hoe warm Vlaanderen is. Ik hoop dat we er samen werk van kunnen maken om tegen Kerstmis naar het streefdoel van 20.000 Vlamingen te gaan die zich als buddy registreerden. Collega’s, iedereen welkom op die site!
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over het amendement en over het voorstel van resolutie houden.