Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, vorige vrijdag besliste het Overlegcomité om de horeca in dit land vier weken lang volledig te sluiten. Ook u keurde die beslissing mee goed. U was dus een van de hoofdrolspelers die de strop om de hals van de horeca legde. Aan het eind van het schouwspel bleek u veeleer een figurant te zijn. Het begint ook in deze coronacrisis dagelijkse kost te worden dat u blijkbaar slechts een bijrolletje speelt in de keukens van de Belgische macht.
Het was de socialistische masterchef Frank Vandenbroucke die de horeca per se op slot wou. U hebt dus het lot van onze Vlaamse horeca in de handen gelegd van die federale Vivaldipartijtjes.
Nadien kwam er dan ook veel kritiek op de beslissing, ook vanuit de regering, ook vanuit uw eigen partij. Maar wat heeft een café-uitbater eraan dat minister Demir het niet meer uitgelegd krijgt? Wat heeft een restauranthouder eraan dat zelfs de slimste van de klas, Bart De Wever, het niet begrijpt? Wat hebben de 61.000 ondernemers en 140.000 werknemers in de horecasector aan de stoere uitspraken van allerlei N-VA’ers, als de enige N-VA’er die het voor hen had kunnen opnemen, u dus, plat op de buik gaat voor de federale desiderata van De Croo en Vandenbroucke?
Minister-president, die sluiting is in mijn ogen willekeurig en disproportioneel. Willekeurig, want niet gebaseerd op cijfers die aantonen dat cafés en restaurants broeihaarden zijn van besmettingen. Disproportioneel, want corona zal na deze sluiting niet verdwenen zijn, maar heel veel horecazaken wel. Zij vrezen voor hun voortbestaan. Waarom hebt u deze zwaar gecontesteerde beslissing tot sluiting van de horeca mee goedgekeurd? Hoe rechtvaardigt u een dergelijke draconische maatregel? Veel belangrijker nog: gaat u initiatieven nemen om die sluiting terug te draaien en ervoor te zorgen dat cafés en restaurants, met alle veiligheidsvoorzieningen die ze hebben genomen, weer open kunnen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, ik heb het al gezegd en ik meen dat ook: dit is wat mij betreft de moeilijkste beslissing die we hebben moeten nemen in heel de coronacrisis. Laat me een aantal zaken rechtzetten. Niemand zegt, en dat kun je ook niet bewijzen, dat de horeca de bron is van besmettingen. Niemand. Dat is de zaak ook niet.
Wat is de zaak wel? Het virus is wijdverspreid in onze bevolking. In de horeca komen mensen samen, hoe je het ook draait of keert, zonder mondmasker. Het is moeilijk eten en drinken met een mondmasker op. Mensen komen daar samen. Je kunt in de horeca ook niet vragen aan mensen die met vier gezellig samenzitten aan een tafel om anderhalve meter afstand te nemen. Ik weet niet of er dan nog veel mensen naar het restaurant zouden gaan. Dan heb je het wel opengehouden, maar dan komt er geen kat meer binnen. De horeca is per definitie iets waar mensen elkaar ontmoeten, dicht bij elkaar zijn en geen mondmasker dragen. Als het virus zo wijdverspreid is in onze bevolking, is het in de horeca, in de omstandigheden die ik zonet heb geschetst, logisch dat het virus daar voortgaat. Ik zeg: geen bron van besmetting, niemand kan dat aantonen, maar wel, gezien de omstandigheden, iets waar het virus zich versneld kan verspreiden.
Een tweede zaak. We hebben er in het Overlegcomité inderdaad lang voor gepleit om tenminste de restaurants open te houden. Maar het is bijzonder moeilijk – en ik ga de tijd die me de volgende weken nog rest gebruiken om te bekijken of we daar toch geen oplossing voor kunnen vinden – om een onderscheid te maken tussen restaurants en cafés. Niet tussen het typische café en het typische restaurant. Maar de grijze zone is bijzonder groot. Van alle cafés en restaurants samen heeft drie kwart de toelating om eten te serveren. Dus wanneer we dat onderscheid zouden maken, zou men waarschijnlijk in heel veel cafés dat papier uit de schuif halen en zeggen: vanaf vandaag is dit ook een restaurant. In die zin is dat dus moeilijk.
Maar, mijnheer Janssens, – en dat is mijn laatste punt, voorzitter – wij laten de horeca niet in de steek. Wij laten de horeca niet in de steek. Er zijn omkaderende maatregelen. We hebben de maatregelen die bestonden, verhoogd. We gaan twee derde van de vaste kosten van de horecazaken voor onze rekening nemen. Ze moeten niet aantonen hoeveel omzetverlies ze hebben. Vanaf het moment dat ze dicht moesten – en dat weten we nu dus – gaan we twee derde van de vaste kosten van die horecazaken voor onze rekening nemen. U zult met mij akkoord gaan dat men de variabele kosten kan beheren. Voor de vaste kosten is dat iets moeilijker. Wij laten de horeca dus niet in de steek. Neem van mij aan, mijnheer Janssens, dat zodra de cijfers het toelaten om de horeca opnieuw te openen, we geen dag zullen dralen. Maar ik kan daar vandaag geen datum op plakken. Daarvoor zien we de curve iedere dag nog te veel in de verkeerde richting evolueren.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, uw antwoord stelt me teleur, omdat u niet alleen niet ingaat op mijn verzoek om de horecasluiting terug te draaien, maar vooral omdat u nu zelfs geen perspectief meer geeft. U spreekt zelfs niet meer over opnieuw openen op 20 november, u zegt: ik weet het helemaal niet. Dat vind ik vreemd, want horecazaken zijn een gecontroleerde omgeving en er is geen enkele sector die zoveel inspanningen heeft gedaan en toch worden cafés en restaurants massaal richting faillissement geduwd. En waarom? Omdat de regeringen in dit land keer op keer falen in de aanpak van de coronacrisis. Het is een non-stopgeknoei, al zeven maanden lang, met mondmaskers, met testen, met tracen, enzovoort. Want als uw regering en de federale regering hun werk deftig hadden gedaan, dan hoefde de horeca helemaal niet op slot.
En waarom nog? Omdat Vlaanderen mee moet opdraaien voor de donkerrode cijfers in Brussel en Wallonië. U kent deze kaart. U ziet dat die taalgrens ook een coronagrens is geworden. Neen, dat wil niet zeggen dat er in Vlaanderen niets aan de hand is, maar wel dat er in Brussel en Wallonië een tsunami aan besmettingen is die er in Vlaanderen niet is.
Dus als u vrijdag naar het Overlegcomité gaat, laat u dan niet opnieuw in de maling nemen. Toon eens wat Vlaamse assertiviteit en eis een aparte aanpak op maat van Vlaanderen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister-president, ik moet eerlijk zeggen dat ik u grotendeels kan volgen. Het siert u dat u uw verantwoordelijkheid in het Overlegcomité hebt opgenomen en ook naar buiten uit die beslissing hebt verdedigd. Wat ik wel jammer vind, is dat in zo’n periode leden van de Vlaamse Regering, en eigenlijk ook mensen van uw eigen partij, nu al dagenlang op sociale media behoorlijk aan het polariseren zijn. Dat stuit me wat tegen de borst. Want ik besef zeer goed dat dat geen gemakkelijke beslissing is. Ik besef dat zeer goed. Iedereen die regelmatig op café en op restaurant gegaan is de afgelopen maanden, beseft dat dat geen gemakkelijke beslissing is. Maar ik hoop dat u uw partij op één lijn krijgt. Want wat ik ook betreur, is dat een aantal mensen van uw partij, zelfs uw partijvoorzitter, dit debat gebruiken om zich te profileren. En dat zouden we moeten vermijden in de gezondheidscrisis waarin we zitten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Dat cafés en restaurants dicht moesten, is voor de sector natuurlijk een zware klap. Niemand wordt daar blij van, collega’s. Maar als je samenzit met verschillende partners, in dit geval met verschillende regeringen, en op een bepaald moment sta je als Vlaamse Regering alleen, als er dan een besluit genomen wordt dan is dat een compromis en dan moet je dat ook uitvoeren. Collega Rzoska, dat mensen en partijen zeggen dat ze een ander standpunt verdedigd hebben, ik vind dat dat moet kunnen. Maar natuurlijk, het compromis dat gevonden is, moet wel worden uitgevoerd. En dat gebeurt ook. Niemand kan zeggen dat dat niet gebeurt.
En we mogen toch niet vergeten, collega's, dat het compromis waarover we het hebben, dingen bevat die toch wel belangrijk zijn. Ik noem – het is vandaag al aan bod geweest – het openhouden van de scholen, ik noem het maximaal vrijwaren van de bedrijven. Dus ook dat is dat compromis.
En nu moeten we er vooral op toezien, moeten we alles op alles zetten om die besmettingen naar beneden te krijgen, zodat onze samenleving weer op adem kan komen. Dat is nu de boodschap.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister-president, ik wil u oprecht bedanken voor uw antwoord. Dit is bikkelhard voor restaurants en voor onze cafébazen. Maar ik denk dat niemand er op dit moment bij gebaat is dat er opnieuw communautaire spelletjes worden gespeeld. Het virus zit gewoon overal. Wat vandaag echt telt, is dat de verschillende overheden in ons land inderdaad alles op alles zetten om de horecasector, waarop we terecht zo trots zijn, door deze crisis te helpen. En wij rekenen dus inderdaad vooral op u, minister-president, om ervoor te zorgen dat ze deze crisis zullen overleven, met de nodige compensaties. En wat dat betreft, kunt u absoluut ook op onze steun rekenen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Het is inderdaad een moeilijke beslissing. Ik hoop inderdaad vooral dat de steun zal volstaan voor de horeca. Dat zullen we wel zien.
Ik wil nog kort reageren om twee mythes uit de wereld te helpen. Ik heb zelf niets mee beslist. Maar de mythe, mijnheer Vandaele, dat de Vlaamse Regering alleen stond, die is ondertussen al verschillende keren weerlegd. Bovendien was er blijkbaar zelfs binnen de Vlaamse Regering onenigheid. Dat maakt me allemaal niet uit. Maar we moeten stoppen met dat soort mythes, dat gemeenschappen tegenover elkaar staan, te verspreiden.
En de tweede is de mythe van de taalgrens die maakt dat corona zou worden tegengehouden. Ik weet niet hoe dat werkt, dat dat virus maar één taal spreekt of zo en er niet over kan.
Maar u kunt naar kaarten wijzen zoveel u wilt, mijnheer Janssens. West-Vlaanderen, mijnheer Janssens, heeft vandaag de snelste ... (Opmerkingen van Chris Janssens. Hij houdt een document omhoog met de besmettingsgraad per provincie)
Ik ben aan het woord. Mijnheer Janssens, West-Vlaanderen heeft vandaag de snelste stijging van besmettingen. En dat maakt hen niet meer of minder schuldig dan iemand anders. Maar wat voor zin heeft het dan om te zeggen: de cafés in West-Vlaanderen wel, de rest niet. Op basis van dat soort mythes kunnen wij geen goed beleid voeren.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister-president, na vrijdag heb ik zelf geschreven op sociale media: “Moeilijke, heel moeilijke, maar moedige beslissingen.” We zitten in de grootste gezondheidscrisis ooit. Ik denk dat het verschrikkelijk moeilijk moet zijn geweest om dit te beslissen, om onze horeca opnieuw te moeten sluiten. Verschrikkelijk. Maar ik was dan ook heel blij om onmiddellijk te horen dat de Vlaamse Regering een aantal maatregelen zal nemen om die mensen door deze crisis te loodsen. Ik verneem ook dat er daarover in de commissie Economie verder zal worden gedebatteerd.
Morgen, denk ik.
Morgen zelfs. Wij zullen hier verder dus geen commentaar op geven. Maar we steunen u in de beslissingen die u daar vorige vrijdag hebt genomen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik ga kort in op twee punten. Mijnheer Janssens, ik vind het heel belangrijk om perspectief te bieden. Maar als je een vals perspectief biedt, betaal je twee keer de tol.
De maatregel van nu is inderdaad genomen voor een maand, binnen veertien dagen volgt een evaluatie. Laten we een kat een kat noemen: ik denk dat niemand onder ons zal geloven dat die cijfers binnen veertien dagen reeds zo ver zullen gedaald zijn dat we een versoepeling kunnen doorvoeren. Het is goed dat we evalueren binnen veertien dagen, maar ik wil ook geen valse verwachtingen scheppen.
Ik hoop uit de grond van mijn hart, uit de grond van mijn hart – en ik denk dat we er alles aan moeten doen, vooral via het naleven en handhaven van de regels – dat we die curve binnen veertien dagen inderdaad naar beneden zien gaan, zodat we op dat moment inderdaad perspectief kunnen bieden voor een maand later. Maar vooraleer die curve die ombuiging kent, heeft het geen zin om vandaag te zeggen: ‘Slaap maar op uw twee oren, mannen. Het zal een maand zijn en dan doen we alles weer open.’ Ik wil die valse verwachtingen ... Het is de bedoeling, dat is het perspectief waarin we die maatregelen hebben genomen. Maar ik durf er vandaag mijn hand niet voor in het vuur te steken dat we dan ook effectief ver genoeg gevorderd zijn in die curve, om dat te doen.
Er is een tweede element waarvoor ik gevoelig ben: de taalgrens als donkerrode grens. We hebben cijfers van Sciensano. Want u staat te zwaaien met een kaartje. Terecht, dat is een kaartje van een paar dagen oud. We hebben van Sciensano cijfers gekregen die de projectie op veertien dagen tijd deed van alle cijfers. En u zult het graag horen: op de provincie Limburg na, zijn ook alle Vlaamse provincies in het rood. En hadden we dan moeten zeggen: ‘We gaan nu nog een week, ‘hold your horses’. Brussel, Wallonië, jullie sluiten de horeca.’ En binnen een week: ‘Jongens, valse hoop. Nu moeten jullie ook volgen.’
Wat ik wel heb bekomen, is dat we terugplooien… Als bepaalde provincies rapper ‘down the hill’ gaan, dan kunnen we rapper regionale verschillen maken om maatregelen terug te schroeven. Dat wel. Maar zeggen dat binnen een week, binnen tien dagen het hele land, behalve Limburg, rood is om dan gedifferentieerd te werken, is de mensen iets wijsmaken. Dat is nooit goed. Als er zich een snellere daling van de verspreiding in een bepaalde provincie voordoet, kunnen we daar inderdaad sneller versoepelen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister president, het feit is dat horecagelegenheden die zich scrupuleus aan de regels hebben gehouden door de opgelegde sluiting onterecht afgeschilderd worden als coronabesmettingshaarden, met alle nefaste financiële gevolgen van dien.
Het is natuurlijk gemakkelijker om een hele sector te sluiten dan om een fatsoenlijk corona-opsporingsbeleid te voeren. Kijk bijvoorbeeld naar die registratieformulieren. Een heel gedoe voor de horeca en wat blijkt: 25 keer zijn er cijfers opgevraagd. 25 keer! Als dank voor die hele organisatie mogen nu alle horecazaken hun deuren opnieuw sluiten.
Dan zegt u – uw partij toch, de N-VA – dat u opkomt voor de hardwerkende Vlaming, maar blijkbaar niet voor die hardwerkende en zich naar alle regels schikkende Vlaming die actief is in de horecasector. Dat zijn 200.000 mensen die door uw regering, door uw partij in de steek worden gelaten.
Toen Antwerpen op slot ging, hoorde ik niemand in Wallonië zeggen solidair te willen zijn. Ik roep u op, als u vrijdag naar dat Overlegcomité gaat, om wat Vlaamse assertiviteit te tonen. Laat Vlaanderen niet de tol betalen voor de donkerrode cijfers in Brussel en Wallonië. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vraag is afgehandeld.