Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot verdaging
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Hannes Anaf bij motie van orde een voorstel tot verdaging gedaan van het voorstel van decreet van Wilfried Vandaele, Peter Van Rompuy en Willem-Frederik Schiltz over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid in het kader van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht en tot wijziging van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht.
Wij stemmen bij zitten en opstaan over het voorstel tot verdaging.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel tot verdaging wensen aan te nemen, drukken op ‘Ik sta op’.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel tot verdaging niet wensen aan te nemen, drukken op ‘Ik blijf zitten’.
Het voorstel tot verdaging is niet aangenomen.
Het incident is gesloten.
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Wilfried Vandaele, Peter Van Rompuy en Willem-Frederik Schiltz over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid in het kader van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht en tot wijziging van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Parys heeft het woord.
Twee dingen worden in dit voorstel van decreet geregeld. Punt één is inderdaad coronagerelateerd. Dat gaat over termijnen. Het is natuurlijk zo dat de coronacrisis een impact heeft gehad op iedereen die met jeugddelinquentierecht bezig is. Dan heb ik het over politie, het openbaar ministerie, de jeugdmagistraten en de sociale diensten van de jeugdrechtbanken, maar ook over de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling.
Om te vermijden dat die specifieke werkcontext door corona tot een vervaltermijn leidt van de voorlopige rechtspleging is dit decreet een antwoord op het vraagstuk dat daarmee wordt gesteld. Een aantal lopende ambulante maatregelen, die door de coronacrisis niet langer konden worden uitgevoerd, worden dus eigenlijk na de coronacrisis voortgezet. Ook de voorlopige rechtspleging wordt voor een periode van vier maanden geschorst.
De termijn van die voorlopige rechtspleging is een vervaltermijn. Als die niet kan worden nageleefd, wordt bepaald dat die termijn wordt geschorst voor een periode van vier maanden in voorliggend voorstel van decreet. Door de schorsing wordt de termijn na het einde van de oorspronkelijke einddatum met vier maanden verlengd.
Ik geef misschien een voorbeeld om het duidelijk te maken. Als de termijn van de voorbereidende rechtspleging zou zijn gestart op 10 december 2019, dan verstrijkt die normaal op 10 juni 2020. Die periode valt dus tussen 20 maart en 17 juli, de civiele noodsituatietermijn. Er worden dan vier maanden aan die termijn geplakt zodat die eigenlijk afloopt op 9 oktober 2020 in plaats van in juli. Dat wordt hierin geregeld. Door de schorsing kan de duur van de lopende maatregelen bij een rechterlijke beslissing ook worden verlengd met vier maanden. Dat is het eerste deel van wat hier voorligt.
Het tweede deel gaat over een dringend iets dat wij als meerderheid graag willen geregeld zien. Het is inderdaad niet meteen coronagerelateerd, maar wel belangrijk om heel snel aan te pakken. Het is de bedoeling van wat hier voorligt, om in artikel 8 en de volgende artikels te verduidelijken dat het toevertrouwen van een minderjarige delictpleger aan een afdeling van een jeugdpsychiatrische dienst, overeenkomstig artikel 39 van het decreet op het jeugddelinquentierecht, geen sanctie is. Op die manier wordt dus een onderscheid gemaakt met het aanbod van de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie versus de kinder- en jeugdpsychiatrische plaatsen zoals we die in Vlaanderen kennen. Er is For-K, wat een maatregel of een sanctie is, en de andere plaatsen. Daardoor kunnen we er dus voor zorgen dat die plaatsen niet leeg blijven en dat er een rechtsgrond komt. Die was opgeheven in het decreet Jeugddelinquentierecht, met artikel 37, §2, eerste lid, punt 7. We zorgen er dus nu voor dat de federale kinder- en jeugdpsychiatrie die wel over specifieke units beschikt voor minderjarigen die een delict hebben gepleegd of daarvan worden verdacht, ook kunnen worden gebruikt, zowel in de voorlopige fase als in de fase ten gronde. Dat is een maatregel die dringend noodzakelijk is en die ten goede komt zowel aan de samenleving als aan de kinderen en jongeren die deze specifieke omkadering nodig hebben binnen het decreet Jeugddelinquentierecht.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter ik heb daarstraks al een stukje toegelicht. Voor ons is het toch wel een principiële zaak. In hoofdstuk 2 staan een aantal zaken die echt te maken hebben met deze coronacrisis. In hoofdstuk 3 staan een aantal zaken die volgens ons een meer fundamenteel debat behoeven en die eigenlijk via de commissie hadden moeten passeren. Wij zullen ons dus onthouden op het volledige voorstel van decreet.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega's, collega Parys, geen enkel probleem wat die twee eerste hoofdstukken betreft. U hebt dat ook zelf aangegeven: er is ook heel duidelijk een link met de coronacrisis. Maar in hoofdstuk 3 – en ik vind dat niet zo'n serieus parlementair werk – liggen toch een aantal dingen op tafel die in mijn ogen toch een discussie in de commissie verdienen. In het Uitgebreid Bureau hebben we de afspraak gemaakt dat dingen die coronagerelateerd zijn, snel moeten kunnen passeren. Maar in artikel 9, 10, 11, 13 zitten volgens mij stevige keuzes in, die een commissie toch minstens zou moeten kunnen bekijken.
Ik vraag u dus nogmaals waarom we hier een aantal dingen in smokkelen die volgens mij in een commissie toch stevig zouden moeten worden bekeken alvorens een plenaire vergadering het licht op groen zet. Dus geen enkel probleem voor hoofdstuk 1 en 2, maar voor hoofdstuk 3 heb ik dezelfde bedenkingen als collega Anaf. Als dit hier zo blijft staan, dan kunnen wij niet anders dan ons te onthouden. Ik vind dat een parlement ook stevig werk moet doen en dat een commissie daar ook haar plaats heeft.
Ik heb enig begrip voor de opmerkingen van de collega's. Het eerste is inderdaad een coronagerelateerde maatregel en het tweede een dringende. Maar uw argument dat het een stevig debat behoeft in de commissie, gaat eigenlijk niet op. Wat we hier doen, is het bestendigen van een maatregel die altijd zo is geweest, wat ook altijd de intentie van de decreetgever is geweest en wat niemand betwijfelt. Iedereen hier zou vandaag zeggen dat we die plaatsen effectief moeten kunnen invullen op een wijze die een decretale basis heeft.
Dus het enige wat wij doen, is een technisch mankement rechtzetten. Die kinderen en jongeren hebben nood aan de omkadering van For-K. Wij zorgen ervoor dat die effectief op een goede rechtsgrond is gestoeld. Maar in de praktijk, mijnheer Rzoska en mijnheer Anaf, verandert er niets. Hier wordt dus eigenlijk geen grote beleidskeuze gemaakt. Het argument dat dit een fundamentele keuze is die in de commissie moet worden bediscussieerd, klopt gewoonweg niet.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Onze fractie gaat dit voorstel wel steunen. Het spreekt voor zich dat wij grote voorstander zijn van het feit dat de maatregelen die door jeugdrechters worden uitgesproken, ook effectief worden uitgevoerd.
Ik heb nog enkele kleine opmerkingen en vragen aan het adres van minister Demir, maar ik begrijp uiteraard ...
Bij een voorstel van decreet moet de minister niet aanwezig zijn.
Ik ging net mijn zin afmaken, voorzitter. Ik wou net zeggen: ik begrijp uiteraard dat er geen verplichting is dat de minister aanwezig moet zijn. Ik zal die vragen dan ook met veel plezier schriftelijk indienen voor 19 juni.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2019-20, nr. 364/1)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 tot en met 18.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de artikelen en over het voorstel van decreet houden.