Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, het decreet Basisbereikbaarheid zit in zijn finale fase. De vervoerregio’s leggen momenteel de laatste hand aan hun openbarevervoerplannen, die ze tegen de zomer klaar moeten hebben. En met de omschakeling van basismobiliteit naar basisbereikbaarheid zijn we van een aanbodgestuurd naar een vraaggestuurd openbaarvervoernet gegaan, dat bestaat uit vier lagen. Het is belangrijk dat we komen tot een uitgebreid, gebiedsdekkend netwerk, waarin die verschillende lagen goed op elkaar afgestemd zijn en elkaar aanvullen, en waarin de verschillende vervoersmodi goed op elkaar zijn afgestemd. Dat is belangrijk om de vervoersarmoede terug te dringen die vandaag jammer genoeg wel bestaat. En dat is ook belangrijk om het gebruik van duurzame vervoersmodi, toch een belangrijke doelstelling van deze regering, te kunnen realiseren.
In die vervoerregio’s is hard gewerkt. Ik kan u dat bevestigen aan de hand van die vervoerplannen. Maar het is natuurlijk geen evidente oefening, aangezien het gaat over een context van budgetneutraliteit. Dat betekent dat als je aan de ene kant een verbetering realiseert, er aan de andere kant ook iets moet wegvallen.
Bovendien was er tot voor kort ook geen duidelijkheid over de middelen voor het vervoer op maat, wat exact aan welke vervoerregio toekwam. Het vervoer op maat is toch een sluitstuk van basisbereikbaarheid waarbij we het voor- en natransport op die verschillende lagen moeten realiseren en wat de vervoersregio's zelf mogen invullen.
Vorige vrijdag heeft de Vlaamse Regering de bijkomende middelen voor vervoer op maat over de vijftien vervoerregio's verdeeld. Naast de 34 miljoen euro die al vastlag, komt er tegen het eind van de legislatuur nog 31 miljoen euro bij. Dat is broodnodig om tot een gebiedsdekkend netwerk te komen.
Minister, bent u ervan overtuigd dat deze middelen voor de vervoerregio's zullen volstaan om in een gebiedsdekkend aanbod te voorzien en zo de vervoersarmoede terug te dringen?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Robeyns, ik dank u voor uw vraag. U zegt zelf dat u in een vervoerregioraad zit, u weet dus perfect hoe het gaat.
Vrijdag heeft de Vlaamse Regering inderdaad de regeling kunnen afkloppen voor de extra middelen inzake vervoer op maat, het bedrag van 31 miljoen euro dat ook al bekend was. De middelen van 34 miljoen euro die we destijds hadden voor basismobiliteit en die teruggaan tot het verhaal van de snelbussen, het aangepast vervoer, maar ook het vervoer in het havengebied en de Blue-bikes, zijn sowieso al bestemd. De vervoerregioraden konden hiermee al van start gaan. Vrijdag is inderdaad het bijkomende bedrag, 31 miljoen euro, verdeeld conform eenzelfde verdeelsleutel als die voor de 34 miljoen euro, op een kleine correctie na.
U stelt eigenlijk twee vragen. Is het aanbod dat er straks gaat zijn, voldoende gebiedsdekkend? Wordt daarmee vervoersarmoede in Vlaanderen teruggedrongen? Voldoende gebiedsdekkend, het is maar wat u onder gebiedsdekkend verstaat. Het is alleszins het opzet om gebiedsdekkend te werk te gaan. Dat is altijd de filosofie geweest in het decreet Basisbereikbaarheid. Vandaar dat niet alleen werd gekozen voor een vraaggestuurd in plaats van aanbodgestuurd model, maar ook voor een bottom-upbenadering in plaats van een top-downbenadering zoals in het verleden waarbij nu alle lokale besturen binnen hun vervoerregioraden inspraak hebben en mee kunnen bepalen hoe de middelen moeten worden ingezet in het aanvullend net en voor het vervoer op maat.
Gebiedsdekkend betekent niet dat we op elke straat en aan elke hoek sowieso een halte hebben, maar de lokale besturen hebben hun inspraak gehad. We gaan er de vervoersarmoede mee terugdringen, ik hoop het alleszins. Er komen sowieso extra middelen. Er is de 31 miljoen euro extra op kruissnelheid. Ik hoop sowieso dat we met inspraak van de lokale besturen, zoveel mogelijk een antwoord kunnen geven aan die gebieden waar er op dit ogenblik nauwelijks openbaar vervoer is. Ik zie toch dat sommige vervoerregioraden het al heel vlot en flexibel hebben opgelost door onder meer in de toekomst werk te maken van flextaxi's, van mobipunten, om in te zetten op deelmobiliteit en op andere duurzame vervoersmodi om een antwoord te bieden op alle mogelijke vragen in een vraaggestuurd openbaar vervoer.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Uiteraard is het positief dat die bijkomende middelen er zijn en dat er duidelijkheid over is. Het zal u ook niet verwonderen dat er toch vanuit verschillende hoeken, vanuit alle vervoerregio's, de voorbije weken verschillende noodsignalen van de lokale besturen weerklonken omdat er net bijna overal haltes en lijnen gaan verdwijnen, net omwille van de budgetneutraliteit die wordt opgelegd. Uit die bezorgdheid heb ik mijn vraag over vervoersarmoede gesteld. Die bezorgdheden komen uit Sint-Niklaas, uit de Kempen, uit Antwerpen, uit Gent waar uw partijgenoot burgemeester is. Hij zegt letterlijk in een officiële communicatie dat de huidige middelen niet zullen volstaan om de modal shift te bereiken. Ze komen ook uit Limburg waar ook lijnen verdwijnen en waar centrumsteden als Hasselt bezorgdheden hebben, maar ook gemeenten uit het Maasland waar u zelf uit afkomstig bent. U bent ongetwijfeld op de hoogte van de noden die er nog wel degelijk zijn.
Een belangrijk aspect van basisbereikbaarheid is inderdaad de zeggenschap van de lokale besturen. Daar staan we volledig achter, maar dat betekent ook dat als die signalen komen, we er ernstig mee moeten omgaan. Hoe gaat u de ongerustheid bij de lokale besturen wegnemen, minister?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, de extra middelen voor de vervoerregio’s komen natuurlijk niets te vroeg, maar dit heeft wel een heel wrange bijsmaak. De plannen die nu voorliggen in de verschillende vervoerregio’s, zijn redelijk alarmerend. We hebben het er een paar weken geleden in de commissie al over gehad. In Antwerpen worden populaire tramlijnen en haltes geschrapt, in Gent gaan een heel aantal haltes verdwijnen, in Sint-Niklaas is er sprake van een echte kaalslag, waardoor hele wijken geen openbaar vervoer meer zullen hebben en niet meer zullen worden bediend door de bussen van het stadsnet. Toen ik u daar in de commissie een vraag over stelde, zei u dat u er zelfs niet van op de hoogte was dat die kaalslag bezig was. En ondertussen is daar ook nog Limburg bij gekomen, waar het nieuws is gekomen dat ook daar een heel aantal haltes worden geschrapt. Die kaalslag gaat alleen maar verder.
U maakt nu middelen vrij voor het vervoer op maat. Daarmee wilt u eigenlijk de gaten opvangen die veroorzaakt worden door alle verschuivingen binnen en tussen die vervoerregio’s. U wilt dat gaan oplossen met deelfietsen, deelauto’s, pendeldiensten, flextaxi’s – ik dacht bijna dat er nog privéjets bij zouden komen. Ik noem dat oplapwerk. Dat is een doekje voor het bloeden: eerst gaten slaan, en dan hier en daar een klein beetje taxi’s toevoegen.
Hoeveel haltes moeten er in Vlaanderen nog geschrapt worden, vooraleer er eindelijk meer middelen komen voor het kernnet en het aanvullende net van De Lijn?
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Minister, onze fractie is uiteraard bijzonder verheugd over die extra middelen voor vervoer op maat. Wij hebben daar altijd heel sterk op aangedrongen. We hebben er ook op aangedrongen dat die middelen ook effectief zouden worden gebruikt voor de ondersteuning in de plattelandsgemeenten en de perifere gebieden, omdat net daar dat vervoer op maat een succesfactor is voor de uitrol van de basisbereikbaarheid.
Nu de verdeling van de middelen ook deels is gebeurd rekening houdend met de parameter van perifere gebieden, moet er ook effectief over worden gewaakt dat die middelen worden ingezet voor dat vervoer op maat, en niet worden doorgegeven aan bijkomende lijnen in het kernnet of het aanvullende net.
Bij de uitbouw van vervoer op maat zijn ook de mobipunten een belangrijke succesfactor. U hebt daar een fonds voor opgericht, met over de hele legislatuur zo’n 100 miljoen euro. Dat idee van mobipunten ondersteunt toch wel wat het concept van vervoer op maat. Kunt u eventueel de middelen die in dat fonds zitten, ook aanwenden voor een verdere ondersteuning van het vervoer op maat?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik denk dat de tussenkomsten wijzen op het punt waar we nu gekomen zijn en dat eigenlijk te voorzien was. Ik hoor collega Van Peteghem zeggen dat de middelen voor vervoer op maat vooral voor de landelijke regio’s zijn en dat hij niet zou willen dat de steden daar ook hun handen op leggen. Tegelijk zie ik dat de steden – collega D’Haese heeft ze opgesomd – duidelijk zeggen dat zij de modal shift die in het Vlaamse regeerakkoord staat, niet gaan kunnen uitvoeren.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het een beetje een vreemd beleid vind. Ik dacht dat dit vervoer op maat het sluitstuk zou zijn om te kijken wat de vervoersnoden zijn, wat we waar nodig hebben, hoe we het vraaggestuurd gaan aanpakken. Ik heb de indruk, met de verdeling van de middelen die u hebt gedaan, dat dat eigenlijk gewoon het doortrekken is van een soort Belgisch compromis tussen aan de ene kant de meer landelijke gebieden, waar de vraag misschien anders ligt, en aan de andere kant de steden, die nu zelfs zeggen dat ze het niet gaan halen. Is dit nu echt het sluitstuk van het vraaggestuurde openbaar vervoer, dat deze en de vorige Vlaamse Regering zo hard in de steigers hebben gezet?
De heer Meremans heeft het woord.
Ook wij zijn blij dat er eindelijk duidelijkheid is over deze middelen, maar ook bij ons komen er signalen binnen – ik denk dat het overal zo is – van een aantal regio’s die zeggen dat ze op wat meer hadden gerekend.
Minister, gaat u extra voorwaarden opleggen bij de middelen? U hebt de vorige keer, in de commissie, gezegd van niet, maar ik stel de vraag opnieuw.
En mijn tweede vraag is of dit echt specifiek voor vervoer op maat is. Of zegt u dat de vervoerregio dat zelf kan bepalen en versterkingen kan uitvoeren, bijvoorbeeld voor het aanvullende net of het kernnet?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
De shift naar vervoerregio’s is een ingrijpende hervorming, die altijd wat ongerustheid meebrengt. Het was een belangrijke hervorming waarmee we steden en gemeenten aan het stuur hebben geplaatst. We zien vandaag de shift naar het maatwerk waar we ook naar gevraagd hebben en waar we op ingezet hebben.
Het is inderdaad goed dat er nu duidelijkheid is over de verdeling van de middelen. Het is ook goed, minister, dat u daar specifiek aandacht had voor de landelijke vervoerregio’s. Het is een goede zaak dat zij een substantieel aandeel krijgen.
We kunnen het maatwerk nu concretiseren. Ziet u de timing van de vervoerregio’s haalbaar? Is de basisbereikbaarheid uitvoerbaar tegen volgend jaar? Kan ze dan worden uitgerold?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, dank u voor de bijkomende vragen. Ik zal beginnen met de laatste: is de timing haalbaar? Vorig jaar in december hebben we een extra jaar toegevoegd. We hebben een jaar extra gegeven aan de lokale besturen en de vervoerregioraden om het hele proces klaar te maken. Het is wel degelijk de bedoeling – dat is al aan de commissie meegedeeld, denk ik – dat we in het najaar die openbaarvervoerplannen van de vijftien vervoerregio’s goedkeuren en dat De Lijn vervolgens kan beginnen met het doorrekenen, uittekenen en inplannen, waar ze ook om en bij een jaar voor nodig hebben, zodat we eind 2021 of januari 2022 van start kunnen gaan met de volledige uitrol van de nieuwe openbaarvervoerplannen. Die timing is nog altijd haalbaar.
Een aantal collega’s hebben het over de onrust die leeft bij een aantal vervoersregioraden. Die onrust is mij zeker niet ontgaan. We hadden het er al over in de commissie. Die onrust blijven we opvolgen. Vandaag mogen we vaststellen dat in zeven van de vijftien vervoerregioraden het openbaarvervoerplan is goedgekeurd, of toch het ontwerp. Dat gaat nu naar de respectievelijke gemeenteraden. Er waren inderdaad wat zorgen en vooral veel bekommernis over de extra middelen.
Die extra middelen voor vervoer op maat komen tegemoet aan de zones waar op dit moment vervoersarmoede is. Die vallen vaak samen met de perifere of landelijke gebieden waar het aanbod inzake openbaar vervoer minimaal is. Zoals mevrouw Robeyns zei, is dat in mijn eigen regio ook zo. Daar is het openbaar vervoer zeer minimaal. Ik hoor inderdaad dat er daar ook onrust over is.
Ik hoop dat zo snel mogelijk de diverse vervoerregioraden – alle vijftien – hun openbaarvervoerplannen klaar hebben. Dan kunnen we daar waar nog issues zijn, in overleg gaan en zoeken hoe men uit de impasse kan geraken, of hoe we kunnen tegemoetkomen aan de bijkomende bekommernissen.
Ik laat daar in hoofdorde – dat is nog altijd de bedoeling – volledig vrij spel aan de vervoerregioraden zelf. Er is destijds echt gekozen voor dat bottom-upverhaal, voor die inspraak, maar ook die verantwoordelijkheid van de lokale besturen. Ze moeten zelf mee het plan uittekenen en bekijken hoe we zoveel mogelijk kunnen inzetten op het vraaggestuurd model.
Ik heb er vertrouwen in dat we er gaan geraken, maar dat er natuurlijk nog vragen en bekommernissen zijn, dat hoor ik ook. De deuren van het kabinet staan altijd open, ik ben altijd bereid om in overleg te gaan.
Sommigen spreken van een kaalslag van het aantal haltes. Hoeveel haltes zouden er geschrapt moeten worden? Ik hoor niet zozeer over een kaalslag, ik lees de persberichten over een enorme besparing. Mevrouw Robeyns, u hebt het terecht gezegd: het gaat over dezelfde middelen plus die 31 miljoen euro die er op kruissnelheid bijkomt. Als er al sprake zou zijn van een vermindering in haltes of dergelijke, dan is het dat de lokale besturen dat mee beslist hebben in hun vervoerregioraden.
Er werd gesteld dat daar veel onzekerheid zou zijn, maar opnieuw, tot nu toe heb ik nog geen signalen dat openbaarvervoersplannen volledig zouden zijn afgekeurd. Ik denk dus dat consensus en overleg daar nog zo veel mogelijk moeten spelen om ook daar waar er nog bekommernissen zijn, die zo veel mogelijk weg te nemen.
Mijnheer Van Peteghem, dan was er uw vraag over de mobipunten. We hopen dat we ook daarvan zo snel mogelijk de uitrol kunnen krijgen. Op dit ogenblik is men volop bezig met het uitschrijven van het uitvoeringsbesluit over hoe die mobipunten eruit moeten zien en aan welke kwaliteitseisen en dergelijke ze moeten voldoen. Die 100 miljoen euro waarin specifiek daarvoor voorzien is, is eigenlijk voorzien voor de herinrichting van die diverse mobipunten als dusdanig. Het is niet de bedoeling dat dat rechtstreeks wordt ingezet voor vervoer op maat of bijkomende vragen inzake het aanvullend net. Dat neemt echter niet weg dat die mobipunten een zeer belangrijk element zijn, in alle mogelijke MaaS-applicaties (Mobility as a Service), bij ons vraaggestuurd aanbod, zodat men straks heel gemakkelijk kan overstappen van diverse vormen van deelmobiliteit naar openbaarvervoersvormen. Ik heb er alle vertrouwen in dat, zodra we kunnen starten met de volledige uitrol van die mobipunten, en vandaag zijn er al een heel aantal in ontwikkeling, we die op de beste en meest correcte wijze kunnen inzetten voor die modal shift die nodig is, voor die ‘mindshift’ die vooral moet worden gemaakt. Als iemand wil gaan van punt A naar punt B, dan krijgt die door die MaaS-applicaties onmiddellijk een duidelijk zicht op de manier waarop hij zich dan het best kan verplaatsen, en op die mobipunten kan hij heel gemakkelijk de overstap maken van het ene naar het andere net. Ik heb er echt alle vertrouwen in dat we er daarmee zullen geraken.
Ik denk dat ik zowat alle vragen heb beantwoord. Mijnheer Rzoska, u vroeg of dit het sluitstuk is en wat de vervoersnoden zijn. Opnieuw, de lokale besturen hebben volop inspraak gehad daarin, en het is nog niet af. Dit gaat nu naar de respectievelijke gemeenteraden. Daar zullen de vervoersplannen ter goedkeuring worden voorgelegd. We zullen dit zeker van nabij volgen om toch een zo groot mogelijke draagkracht te hebben in onze vijftien vervoerregioraden.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, dank u wel. Natuurlijk is iedereen voor meer zeggenschap bij de lokale besturen, maar zoals ik zei, er is een budgetneutraliteit. Men moet dan natuurlijk ook mee vermelden dat er in het verleden toch enorm is bespaard op die middelen voor openbaar vervoer. Men geeft dus een geknipt budget aan die lokale besturen, om hun dan de verantwoordelijkheid te geven en hun te vragen dat ze het nu maar beter zouden doen. Op zich is dat niet echt ernstig te noemen. Dat is de verantwoordelijkheid doorschuiven. Natuurlijk krijg je dan dat al die lokale besturen nu gaan kijken naar diezelfde middelen om noden in te vullen, zowel op het vlak van het kernnet en het aanvullend net als op het vlak van vervoer op maat. Ik denk dus dat we die signalen toch ernstig moeten nemen. Ik weet dat de lokale besturen u ook na aan het hart liggen en zou u toch willen oproepen om toch nog te bekijken of er geen bijkomende inspanningen nodig zijn, en om hun de handvaten en de middelen aan te reiken om die vervoersarmoede die er toch wel degelijk is, daadwerkelijk aan te pakken en het recht op mobiliteit voor alle Vlamingen te garanderen.
De actuele vraag is afgehandeld.