Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de chaotische communicatie van de Vlaamse Regering in het coronabeleid en het alarmsignaal van de lokale besturen hieromtrent
Verslag
De heer Vandeput heeft het woord.
Minister, we hebben vandaag al een aantal keren van gedachten kunnen wisselen over de performante rol die lokale overheden spelen, gespeeld hebben en zullen spelen, eerst en vooral in het implementeren van maatregelen ter bestrijding van corona, maar nu ook in de afbouw van de vroeger genomen maatregelen. Daarin is al meermaals aan bod gekomen dat het meestal de lokale overheden zijn die geconfronteerd worden met de problemen op het terrein, maar die zich vaak weinig gesteund voelen door concrete richtlijnen aan de ene kant en door een gebrek aan respect voor wat zij kunnen doen of door een gebrek aan erkenning van hun eigen kennis aan de andere kant.
De VVSG heeft daarover eerder deze week communicatie naar buiten gebracht, ook bij monde van haar voorzitter. Daarnaast hebben individuele burgemeesters een alarmsignaal gegeven. Dat werd in de media vaak vertaald als: ‘burgemeesters willen in de cockpit zitten’.
We weten allemaal dat het in een crisis van deze omvang onmogelijk is om allemaal samen beslissingen te nemen. Er zullen beslissingen in Brussel genomen worden, elk op zijn niveau, dat is evident. Er is wel een signaal dat in de doorstroming van informatie vaak het respect of het vertrouwen in het kunnen en de kennis van het lokale niveau in gebreke zijn. Ik verneem graag van u, minister, wat u als minister van de lokale overheden daaraan zou kunnen doen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, of het nu gaat over studenten, ouders, kinderen, jongeren, leerkrachten en zovele andere Vlamingen, ik kan hun gevoel van de laatste weken goed vertolken: wat een soep! Als voorbeeld neem ik even de heropstart van het onderwijs afgelopen weekend. Eerst zei de bevoegde minister, hier aanwezig, x blijkt uiteindelijk niet beslist te zijn. Daarna volgde communicatie y, en een dag later trokken de directies aan de alarmbel. Het resultaat bij de bevolking is: onduidelijkheid troef.
Of het nu gaat over onderwijs en de heropstart ervan, over tweede verblijven, over speeltuinen, over bezoek in de woonzorgcentra of over mondmaskers, eigenlijk zien we iedere keer hetzelfde: wat een soep, in tijden dat we chaos en verwarring te allen prijze moeten vermijden. In tijden dat we van heel veel helden op het terrein toewijding en professionaliteit verwachten, blijven onze eigen ministers blijkbaar zeer gevoelig voor snelle profilering.
Onze burgemeesters zijn het kotsbeu, en u, minister, bij uitstek weet, als titelvoerend burgemeester, dat die burgemeesters de spreekbuis zijn van hun inwoners. Verwarring en frustraties van hun bevolking komen bij hen terecht en zij uiten nu hun ongenoegen. Ze doen dat over partijgrenzen heen. En daarbovenop komt inderdaad de oproep van de koepel van steden en gemeenten, afgelopen maandag, om hen meer te betrekken in de cockpit van het coronabeleid. Zo’n alarmkreet is ongezien.
Ik heb het nog een keer nagekeken. Op de website van onze eigen Vlaamse overheid staan vijf basisregels voor goede crisiscommunicatie. Vlaanderen adviseert daarin – dat is nogal opvallend – om eerst te zorgen voor een uitgewerkt crisisplan en om dat dan te communiceren op basis van juiste en volledige informatie. Men duidt erop dat het heel belangrijk is om een betrouwbaar communicatie-imago op te bouwen voor werkende crisiscommunicatie. Wel, Vlaanderen faalt in het naleven van de eigen adviezen. De burgemeesters stellen dat samen met vele Vlamingen momenteel aan de kaak.
Onze fractie vraagt met aandrang dat de aanpak en de communicatie worden bijgestuurd, dat steden en gemeenten beter worden betrokken. Hoe zult u dit nu snel waarmaken?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag, collega’s. Het is een belangrijke vraag, omdat vandaag onze lokale besturen, onze burgemeesters, schepenen en administraties, onder enorme druk staan. We moeten daar niet flauw over doen. Zij moeten de vertaalslag maken van beslissingen die in de Wetstraat worden genomen, door ons of onze federale collega's. Ze staan met hun voeten in het slijk, ze worden geconfronteerd met heel veel praktische problemen, ze moeten heel vernieuwend dingen oplossen en ze moeten daar keihard voor werken. Vorige week was het de markt, dan de winkelstraten, de opvang van kinderen, de school, het voorbereiden van zomerscholen. Er wordt enorm veel van hen gevraagd op een onbekend terrein. Ze staan extreem onder druk. Ik kan alleen maar heel veel respect en bewondering opbrengen voor mijn collega's – ik ben zelf ook titelvoerend burgemeester –, die daaraan elke dag van 's morgens tot 's avonds aan het werken zijn. Voor hen is die coronacrisis, om het in christelijke termen te zeggen, een kruis dat ze moeten dragen, waar ze zich doorheen moeten vechten. Dat vraagt van hen meer dan het menselijke. Op dat punt zijn ze eigenlijk te vergelijken met alle bedrijven en ondernemingen en met elk gezin in ons land, waar men ook het onmogelijke moet doen. Men moet tegelijkertijd voor de kinderen zorgen, thuis werken, combinaties maken die bijna onmogelijk zijn. Men kan niet naar de mensen gaan die in het woonzorgcentrum zitten. Het is een verschrikkelijk moeilijke omstandigheid voor ieder van ons. Evident zijn de lokale besturen daarin een van de sleutelspelers die mee onder druk staan, zoals ook de Vlaamse administratie, de federale administratie en eigenlijk iedereen in de samenleving vandaag kreunt onder die coronamiserie. Ik geef dus een eresaluut aan die lokale besturen die zeer innoverend met die problemen omgaan. Ik heb er heel veel respect voor en ik vind het indrukwekkend wat er lokaal gebeurt.
Hoe probeer wij hen te helpen? We hebben daar al heel vaak over gesproken. We zijn begonnen met het oprichten van een Vlaams crisiscentrum, waar zowel de minister-president als ikzelf bij betrokken zijn en waar we proberen alle informatie, alle beslissingen maximaal te bundelen en zo naar de lokale besturen te sturen. Is alles daar gepasseerd, is elke informatie langs daar gepasseerd? Absoluut niet. Er zullen ongetwijfeld fouten gemaakt zijn. Maar we proberen wel eenduidige informatie aan hen te bezorgen. Daar zit een spanningsveld: het gevaar van alles te willen zeggen tegen de lokale besturen en hen dan te verzuipen in een overvloed aan informatie. Het is een permanent zoeken naar wat kan en wat niet kan.
Er wordt regelmatig vergaderd via de gouverneurs, die vaak rechtstreeks via videocalls uitleggen aan de burgemeesters wat de problemen zijn, maar die ook luisteren naar de burgemeesters: waar zitten de problemen en hoe kunnen we dat doorspelen naar de Vlaamse en de federale overheid? Ze zijn het kniegewricht tussen de lokale besturen en de Vlaamse en de federale overheid.
Zelf heb ik handreikingen gemaakt met concrete tips, voorbeelden en best practices om op tal van deeldomeinen de lokale besturen zo goed mogelijk te ondersteunen. We hebben de website Vlaanderenhelpt.be gemaakt. We vergaderen heel regelmatig. Ik heb het voor mezelf eens opgelijst: vijftien keer is er een vergadering geweest met de verschillende Vlaamse ministers en de VVSG, dus bijna permanent. Mijn kabinet, waarvan u weet dat mijn kabinetschef de voormalige directeur is van de VVSG, is elke dag in contact met die VVSG.
We hebben het belfortprincipe bewaakt en ingevoerd, samen met alle collega's. Wanneer we echt iets vragen aan lokale besturen en we zeggen dat ze iets moeten doen, dan hebben we daar altijd geld naast gelegd omdat we vinden dat we de kostprijs niet naar hen mogen doorschuiven. Op een tweede manier hebben we het belfortprincipe bewaakt, namelijk in de moeilijke uitdaging waar minister Weyts voor staat. Met het onderwijs hebben we afgesproken dat we voor de heropstart van de scholen – wat we allemaal willen – de hulp vragen van de lokale besturen, maar we maken van hen niet de eindverantwoordelijken. We leggen, om het op zijn Vlaams te zeggen, de hete patat niet op het bord van de burgemeesters. Ze doen dat ook voluntaristisch. We gaan hen niet met de vinger wijzen wanneer dat soms niet lukt. Dat is volgens mij de aanpak die we hebben gevolgd.
We gaan nog meer doen. Ik heb vandaag met Wim Dries gesproken, evident, naar aanleiding van de open brief. Ik heb hem onmiddellijk gebeld. We hebben een afspraak gemaakt dat we elkaar volgende week zullen zien met alle kabinetten van de Vlaamse overheid om de fase waar we nu in terechtkomen, te bekijken, de moeilijkste fase, waar we steeds meer dingen vrijlaten en steeds meer dingen mogelijk maken, waardoor dingen in de publieke ruimte met elkaar botsen. Ik geef een concreet voorbeeld: er worden vandaag markten georganiseerd, die meer ruimte nodig hebben maar binnenkort gaat men terrassen installeren, die ook meer ruimte nodig hebben. Maar het plein wordt natuurlijk niet groter. Dat zijn nieuwe problemen en uitdagingen. Wel, we proberen daarnaar te luisteren. Hoe gaan we dat doorspelen naar de Nationale Veiligheidsraad?
Minister, kunt u afronden?
Hoe zullen we dat doorspelen naar de Nationale Veiligheidsraad? Onze vertegenwoordiger daar is de minister-president. Het is evident dat we in de Vlaamse Regering heel vaak over deze problemen praten. We geven via minister-president Jambon de zaken door die in de Nationale Veiligheidsraad moeten worden beslist. Nogmaals: ik ben ervan overtuigd dat er heel veel dingen niet juist lopen, maar dat kan in deze crisis ook niet anders, maar ik denk wel dat we maximaal inzetten op het maximaal ondersteunen van de lokale besturen, waarvoor ik veel respect heb.
Ik dank u voor uw antwoord. Als we naar het Vlaamse niveau kijken, valt over de communicatie van het Crisiscentrum van de Vlaamse Overheid (CCVO) inderdaad weinig op te merken. Ik ben daar als burgemeester van een centrumstad getuige van. Het gaat hem vooral over het niveau waar de Vlaamse bevoegdheden niet zitten. In dat kader stel ik telkens opnieuw vast dat, als ik naar de beelden van de Nationale Veiligheidsraad kijk, onze minister-president daar als enige in een groep zit, die veel kleiner is dan de Vlaamse groep, maar die vertegenwoordigd wordt door vijf, zes mensen. Het is voor de burgemeesters frustrerend om vast te stellen dat er maatregelen die door de Nationale Veiligheidsraad worden genomen, worden gecommuniceerd en dat het dan tot twee minuten voor twaalf wachten is op een ministerieel besluit (MB), terwijl er tussendoor ook nog een ministerieel rondschrijven van Binnenlandse Zaken komt om alles nog eens te duiden.
Ik geloof dat een bevoegdheid moet worden uitgeoefend op het niveau waarop dat het beste kan. Daarvoor wil ik toch pleiten. In dat kader is de bemoedering die er via ministeriële omzendbrieven over de organisatie van deze of gene komt, er soms te veel aan. Het is soms wel goed om af en toe te zeggen dat in dezen de lokale overheid bevoegd is.
Kunt u ook afronden?
Die lokale overheid moet niet alleen uitvoeren wat er door de Nationale Veiligheidsraad wordt opgelegd, maar ze kan ook effectief de zaken in handen nemen. Ze kan een eigen risicoanalyse maken en op basis daarvan de oplossingen uitwerken die voor hun lokale gemeenschap de beste zijn.
Minister, ik denk dat het goed is dat u in overleg gaat met de VVSG. Ik denk dat er op hun oproep snel een antwoord moet komen. Ik ben het met u eens dat de lokale besturen reeds tien weken de helden in de frontlinie zijn, zowel als het over het naleven van de lockdown gaat als over het organiseren van noodopvang en heel wat andere zaken, zoals mensen in armoede opvangen en de bedeling van de mondmaskers. Zij doen het echte werk op het terrein en zij doen dat ook met verve. Ik blijf echter vinden dat de Vlaamse overheid, samen met de andere overheden, hen echt in de steek laat.
Ik wil mijn collega er wel eventjes op wijzen dat de oproep er specifiek kwam na de onderwijschaos van het afgelopen weekend. Dit heeft niets te maken met de federale overheid. Dit is een volledige Vlaamse bevoegdheid, en de Vlaamse Regering creëert chaos op het terrein. Ook na tien weken geven die lokale besturen nog altijd het signaal dat ze te weinig betrokken worden. Ik hoor het u graag zeggen en ik geloof u ook oprecht, maar ik hoor ook steeds dezelfde praatjes. Die lokale besturen hebben op dit ogenblik niets aan een eresaluut. Zes weken geleden werd dit in de commissie al besproken. Vier weken geleden deed de VVSG hier in dit parlement haar oproep. Nu is de emmer vol. Onze bevolking verdient beter en we kunnen ministers met profileringsdrang missen.
Op welke manier zult u garanderen, minister, dat uw collega-ministers de volgende weken hun ongewenste profileringsdrang een stukje indammen?
De heer Dewinter heeft het woord.
Na twee en een halve maand coronacrisis weten we intussen hoe de communicatie werkt. De Nationale Veiligheidsraad beslist. De onaangename boodschappen worden gecommuniceerd door de virologen en wetenschappers. De aangename boodschappen worden gereserveerd voor de ministers en aanverwanten. De uitvoering en het vuile werk worden overgelaten aan de burgemeesters. Dat is kort samengevat de essentie van het verhaal. Dat was zo bij de opening van de scholen, dat was zo bij de tweedeverblijvers, horeca en noem alle dossiers maar op.
Ik meen dat men de ‘chain of command’ toch enigszins zou moeten wijzigen. In plaats van grote persconferenties en verklaringen te doen in de media, zou men beter eerst diegenen die op het terrein het vuile werk moeten doen, de burgemeesters dus, inlichten over het hoe, wanneer en waarom. Pas daarna zou men de mededelingen moeten doen, en dan nog het liefst via een woordvoerder die namens de overheid spreekt, in plaats van via individuele ministers die niet kunnen weerstaan aan de profileringsdrang en vooral zichzelf in het zonnetje willen zetten met leuke verhalen, maar niet aan de praktische uitvoering denken van al wat ze te vertellen hebben. Als dat zou gebeuren, zouden we al een hele stap vooruit zijn. Misschien is dit een overweging waard voor de tweede of derde golf.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, u noemt onze lokale besturen vaak de eerste overheden, en ik denk dat dat een terechte opmerking is. Ze staan heel vaak in de frontlinie, ook in deze coronacrisis. In het regeerakkoord hebben we afgesproken dat we hen financieel zullen waarderen, en dat doen we nu ook, maar we moeten dat ook communicatief doen. Onze burgemeesters, onze mandatarissen vragen dat de Vlaamse Regering eenduidig communiceert. Ik heb daar gisteren al toe opgeroepen in de commissie Binnenlands Bestuur en ik ben blij dat u vandaag zegt dat u daarbij een versnelling hoger zult schakelen.
Ik wil ook nog opmerken dat ik heel blij ben met uw analyse en uw evaluatie dat de rol van de gouverneurs belangrijk is en dat u dat niveau waardeert.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, collega’s, voor u zit een ervaringsdeskundige, dan nog van een kustgemeente, die dagelijks in de frontlinie staat. Ik heb begrip voor alle niveaus in deze bijzonder moeilijke periode, een periode die we nog nooit hebben meegemaakt.
Ik heb de afgelopen maanden ervaren dat een duidelijke en heldere zwart-witcommunicatie daarin cruciaal is. Burgemeesters hebben het ook moeilijk, maar toch slagen zij daar wel in. Zij verwijten de regering niet dat zij het gemakkelijk heeft, maar vragen haar wel om alles eerst door te praten. Eerst moet alles afgesproken worden met virologen en alle andere participanten en pas wanneer iedereen op de verschillende niveaus op dezelfde golflengte zit, kan er duidelijk, transparant en zwart-wit gecommuniceerd worden.
De onduidelijke communicatie is een van de belangrijkste oorzaken waarom het onderwijs sinds kort in een complete chaos is terechtgekomen. Dat is ook de kritiek die de burgemeesters geven. Ik hoor dat zelf dagelijks, zelfs van de gouverneur, die het heeft over inconsequenties, onduidelijkheden, beslissingen die het ene niveau wel en het andere niet meedeelt. Vandaar mijn vraag, minister: kunt u uw collega’s vragen om eerst te overleggen en hun verantwoordelijkheid te nemen en te wachten met communiceren tot ze zeker zijn over wat er gecommuniceerd moet worden?
Minister Somers heeft het woord.
Het overgrote deel van het werk op het terrein verloopt wel heel goed, hoe moeilijk dat ook is. Ik heb er daarstraks nog met de voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten over gesproken, en het is een genuanceerd verhaal. Wie zelf verantwoordelijkheid draagt – en er zijn hier verschillende mensen die een uitvoerende verantwoordelijkheid dragen –, zal het met mij eens zijn dat dit een complex en genuanceerd verhaal is. Daarnaast is het ook zo dat elke regel die we maken, altijd twee of drie nieuwe vragen oproept. We moeten immers regels maken die generalistisch zijn, maar ze moeten natuurlijk in een lokale realiteit worden vertaald, en net daar moeten we een beroep doen op de daadkracht, het voluntarisme, de creativiteit, de verantwoordelijkheidszin van de lokale besturen – en die nemen die volop.
Het is evident dat er af en toe ongelukkige communicaties zijn waarbij mensen vanuit de drang om goed te doen soms te snel of onduidelijk communiceren. Dat kan ook niet anders, dat zal trouwens ook af en toe wel eens op lokaal niveau gebeuren.
We zitten in een moeilijke periode, waarin we steeds meer loslaten, steeds meer dingen mogelijk maken, en dat is veel moeilijker dan alles stilleggen. In het onderwijs bijvoorbeeld – en de minister van Onderwijs zal me dat niet kwalijk nemen – zijn er drie mogelijkheden. We kunnen de scholen gesloten houden, maar dan zeggen de ouders dat het een schande is omdat de kinderen naar school zouden moeten gaan zodat zij kunnen gaan werken. We kunnen ook proberen de scholen toch open te krijgen maar dan met respect voor de social distancing. Dan ontstaat er een nieuw probleem, dat bij de lokale besturen terecht komt: de scholen hebben niet genoeg plaats en vragen de hulp van het lokaal bestuur. Sommige lokale besturen willen wel helpen, maar kunnen dat niet altijd. Een laatste mogelijkheid is de versoepeling van de socialdistancingregels. Maar daar beslissen wij als politici gelukkig niet over, wij wachten daarvoor het advies van de virologen af. Dus dat is sowieso een complexe materie, en wie zegt dat daar een simpel antwoord op bestaat – wat niemand hier heeft gedaan –, maakt de mensen iets wijs. We leven nu eenmaal in een complexe samenleving.
Wat mij vooral aangenaam verrast, is wat er allemaal positief verloopt en de innovatiekracht die daarvan uitgaat. Zo heb ik gezien hoe de lokale democratie overeind is kunnen blijven, met vallen en opstaan, met foutjes hier en daar en met de digitale instrumenten die zijn ingezet en waaruit we veel hebben geleerd. We zien ook hoe eenzaamheid wordt bestreden, waarbij sommige gemeentebesturen elke senior gaan opzoeken om te vragen hoe het met hem of haar gaat. We willen nu ook zomerscholen inrichten – en ik hoop dat die blijvend zijn –, om kansen te creëren voor jonge mensen die vandaag wat achterstand hebben opgelopen of die zich nog willen verbeteren. Heel veel scholen en lokale besturen denken na hoe ze dat zullen doen. Sommige zullen daarin slagen, andere niet, sommige zullen daarmee experimenteren. Dat is een positief gegeven.
Als ik zie hoe men de lokale economie ondersteunt met het kwijtschelden van belastingen, met vouchers, met allerlei nieuwe oplossingen, dan sta ik versteld over de kracht van de lokale besturen. En het is evident dat die mensen moe aan het worden zijn, zoals we allemaal moe aan het worden zijn van die coronacrisis. Om het op zijn Mechels te zeggen: het is ‘den bak vol’ bij die mensen. En dat is ook zo.
We kunnen niet anders dan ons elke dag afvragen hoe we de communicatie beter kunnen doen. Maar ik zou een pleidooi willen houden om niet te snel de strafste woorden uit de kast te halen, niet te snel te spreken van de totale chaos, de totale miserie. Ik zie ook waar er fout wordt gecommuniceerd. Ik zie ook waar er dingen zijn die beter kunnen, zoals iedereen dat ziet. En dan moeten we daar samen aan werken. Een van de grootste uitdagingen volgens mij is de moeilijkste: er zou meer tijd moeten zijn tussen het moment dat er een beslissing wordt genomen en gecommuniceerd en het moment van uitvoering. Want wat is daar het grote probleem? We willen allemaal toch zo graag zo snel mogelijk op een terras zitten, zo snel mogelijk naar de winkel gaan, zo snel mogelijk terug naar de jeugdbeweging gaan, zo snel mogelijk terug voetballen.
In een samenleving die zegt dat we beslissen om binnen veertien dagen iets door te voeren, zal de volgende kritiek zijn: waarom moeten we nu nog veertien dagen wachten? Het is toch beslist? In zo’n context kun je nooit voor iedereen goed doen. En als we dat als volwassen mensen voor een stuk kunnen aanvaarden, mekaar blijven ondersteunen en verder knokken, dan gaan we op een positieve manier door die crisis geraken.
Ik dank de minister nogmaals voor zijn bijkomende antwoorden. Ik kijk zeker uit naar de resultaten van het overleg dat we al hebben met de lokale overheden. Ik denk dat ik, in tegenstelling tot andere tussenkomsten hier, mij als burgemeester niet in de steek gelaten voel door de Vlaamse Regering, integendeel. Zoals u net hebt aangehaald, wil iedereen terug naar het normale leven. Er zijn hier natuurlijk mensen die het fijn vinden als er niets gebeurt, als alles dicht is en de economie stilligt. Er zijn mensen die daarvan leven. Dat kan heel goed zijn, maar ik denk dat het belangrijk is dat we zo snel mogelijk opnieuw vooruit kunnen, en in dat kader zou ik er absoluut niet voor willen pleiten om te wachten op wie dan ook, maar inderdaad initiatieven te blijven nemen, te overleggen met de virologen, met de deskundigen, en vooruit te gaan. Zo kunnen we opnieuw naar het normale leven gaan in een normale maatschappij. Ik dank u.
Minister, u geeft hier een fantastische oplijsting van de mooie initiatieven van de lokale besturen. Dat is terecht, maar dat is hun verdienste. Vandaag gaat het hier over de Vlaamse Regering, en het is uw job om de exit ordentelijk te organiseren. Volgens uw eigen instructies gaat het er in de crisistijd over om snelle en correcte informatie te bezorgen om een uitgewerkt plan te hebben, en om betrokkenheid en draagvlak bij de mensen op het terrein te creëren en te behouden. Vandaag faalt de Vlaamse Regering daar al te vaak in door profileringsdrang. En dit leidt tot frustraties en energieverlies. Dat irriteert mij, omdat we ons dat in deze crisis niet kunnen permitteren, vooral omdat de crisis niet voorbij is. Een tweede golf is mogelijk of waarschijnlijk. Noodzakelijke maatregelen zullen waarschijnlijk nog een lange tijd moeten worden nageleefd, en we kunnen ons dus geen boeltje veroorloven. Ik verwacht, met alle respect, veel meer zelfbeheersing van ministers om communicatie ordentelijk en ingehouden te doen.
Minister, luister dus samen met uw collega’s naar de Vlaming, luister naar de burgemeesters. Dat zijn mensen van alle partijen hier in dit halfrond. Neem hun noodkreet ter harte en stuur bij. Roep uw collega’s indien nodig ter orde, en toon alsjeblieft dat de Vlaamse Regering deze crisis wel aankan. Want onze Vlamingen verdienen dat.
De actuele vragen zijn afgehandeld.