Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de bezorgdheden rond de heropstart van het onderwijs
Actuele vraag over de bezorgdheden van het onderwijsveld inzake de organisatie van opvang op school
Actuele vraag over de praktische realisatie van schoolheropeningen
Actuele vraag over de ondersteuning van scholen bij het heropenen in coronacrisis
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, de richtlijnen voor de heropening van de scholen, de zogenoemde draaiboeken, die u vorige week snel snel communiceerde, moesten al worden teruggeroepen. Ze bleken praktisch onuitvoerbaar op het terrein, en er kwam gisteren een nieuwe versie. Een verbetering, maar nog lang niet alle knelpunten zijn opgelost, integendeel.
Ten eerste is er het probleem van ruimte. Kinderen mogen nu wel in groepen tot veertien worden opgevangen, maar de oppervlakteregels blijven dezelfde. Het probleem is dat geen enkele school lokalen heeft die groot genoeg zijn.
Ten tweede is er de opvang. Lesgeven in het eerste, tweede en derde leerjaar, voor die leerlingen dan ook nog eens in voor- en naschoolse opvang voorzien én in opvang voorzien voor kinderen uit de andere leerjaren, wier ouders vanaf 4 of 11 mei toch in groten getale zullen gaan werken, dat allemaal in groepen en in kleine contactbubbels, dat is voor scholen onmogelijk te organiseren. Er is niet genoeg ruimte, niet genoeg personeel.
Ten derde, er is nog geen regel voor de examens op het einde van het schooljaar, en ook dat zorgt voor stress en wordt hoe langer hoe meer onhaalbaar voor leerkrachten en leerlingen.
Ten slotte is er de ondersteuning. De financiële gevolgen voor scholen zijn groot. Opvang in kleine groepen kost meer, en er zijn minder inkomsten. De huur van extra sanitair kost veel geld. Er moet extra poetsmateriaal zijn, poetspersoneel, beschermend materiaal. Scholen hebben de werkingsmiddelen niet om dit alles uit eigen zak te betalen. Als dat niet haalbaar blijkt, zullen scholen niet openen. Minister, dat zijn de signalen die ik krijg op het terrein.
Mijn vragen zijn dan ook simpel. Hoe zult u de voornoemde problemen oplossen en scholen op het terrein, in de praktijk concreet ondersteunen ? Komt er een coronacompensatie voor de extra kosten voor de scholen?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, we hebben inderdaad vorige week gehoord dat de scholen mogen worden geopend, en ik moet zeggen dat er heel veel enthousiasme is bij leerkrachten om die scholen te heropenen. Ik zit zelf in de werkgroep van onze gemeentelijke lagere school. De leerkrachten zijn blij: ze gaan hun leerlingen terugzien, ze gaan hun schooljaar kunnen voleindigen. De leerkrachten die nog niet aan bod mogen komen, hopen dat ze heel snel ook in aanmerking zullen komen om hun klasjes te mogen bijeenroepen.
Er is vanuit IGEAN een hele lijst gekomen met allerlei maatregelen en zaken die de scholen moeten opvolgen om ervoor te zorgen dat het zowel voor de kinderen als voor de leerkrachten een veilige bedoeling blijft. Dat is een handig instrument voor scholen om zich te organiseren. Daar dus ook een pluim voor.
Als we bezig zijn met heel die organisatie, merken we echter dat we op drie werven bezig zijn. Er is de leerkracht die haar klas gaat heropstarten en ook nog wat afstandsonderwijs moet organiseren, er is de leerkracht die nog volledig afstandsonderwijs organiseert, en in de lagere school hebben we de carrousel van leerkrachten die instaan voor de opvang van de kinderen die nu al op school zijn.
Die opvang zorgt inderdaad voor wat kopzorgen bij de meeste directeurs, omdat ze bang zijn om toch handen tekort te komen. Waarom? In de opvang nu zitten er een aantal kinderen. Die kennen ze al. Daar zullen in de loop van de komende weken waarschijnlijk kinderen bij komen. Er wordt gevraagd of zij mee in die bubbel mogen worden ingesloten. Of moet dat een aparte bubbel zijn? Dan zullen er nog de kinderen bij komen die misschien in de naschoolse opvang moeten worden opgevolgd. Is dat dan nog een andere bubbel? Daarom vraag ik te bekijken welke maatregelen kunnen worden genomen zodat de scholen voldoende handen voorhanden hebben om alles georganiseerd te krijgen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Voorzitter, ik wil beginnen met iedereen in het onderwijsveld te danken voor het werk dat al gedaan is maar ook vooral voor het werk dat nog zal komen. Mevrouw Krekels spreekt over drie pistes, ik wil daar nog een vierde piste aan toevoegen. Gisteren zei Lieven Boeve van het katholiek onderwijs dat ook voor de kwetsbare leerlingen liefst ook nog eens onderwijs op maat moet worden voorzien, dus dat komt er ook nog eens bij. Naast het afstandsonderwijs, het fysiek onderwijs en de opvang, komen die kwetsbare leerlingen daar ook nog eens bij. Dat zorgt ervoor dat onze leerkrachten met heel veel werk zullen worden geconfronteerd. Dat zal praktisch onmogelijk zijn. De scholen denken nu al dat het heel moeilijk zal zijn. Nu zijn de leerkrachten nog gezond, maar op het ogenblik dat die leerkrachten gaan lesgeven en eventueel ziek worden, gaan er leerkrachten uitvallen en gaat het zeker onmogelijk worden.
Minister, ik heb u horen zeggen dat onderwijs de primaire taak is van de scholen en opvang eigenlijk niet. Mensen die moeten gaan werken vanaf 4 mei of vanaf 11 mei maken zich zorgen of hun kinderen wel in veilige omstandigheden zullen kunnen worden opgevangen. U zei dat u ook kijkt naar andere partners om die opvang te verzorgen, maar wilde nog niet zeggen wie. Ik vermoed dat u het hebt over de lokale besturen. De lokale besturen hebben ervaring om in de vakantieperiodes de opvang op zich te nemen. Hoe zult u ervoor zorgen dat die opvang veilig gaat verlopen vanaf het ogenblik dat de economie heropstart en mensen verplicht moeten gaan werken?
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, er is al heel veel gezegd. Het is onduidelijk, hé. Je hebt het eerste, het tweede en het zesde leerjaar die opstarten. Je hebt het zesde middelbaar. Je hebt eerst tien leerlingen, dan veertien leerlingen. Maar veertien leerlingen komt overeen met 64 vierkante meter. Probeer maar eens een school te vinden die allemaal klaslokalen heeft van 64 vierkante meter. Neem daar dan nog eens bij dat die leerkrachten moeten worden verspreid over die drie jaren of op een andere manier moeten lesgeven. Op welke manier doe je dat dan? Door extra leerkrachten in te zetten maar die komen dan van de andere jaren waar men eigenlijk preteaching moet doen. Je hebt vanaf 11 mei de opvang voor de kinderen die nog niet naar school mogen gaan. Hoe gaan we ervoor zorgen dat dat op een goede manier gebeurt? Met heel het verhaal van de social distancing hebben we nu al veel problemen. We spreken erover om het derde en het vierde ook te openen op een bepaald moment, einde mei, begin juni.
Als je dat allemaal naast elkaar legt, is er zoveel onduidelijkheid en zoveel onzekerheid bij ouders. De lokale besturen zijn niet echt op de hoogte van de manier waarop zij met die zaken moeten omgaan. Er wordt gevraagd aan de onderwijswereld om flexibiliteit te geven, maar hoe ga je met die flexibiliteit om? De ene school geeft aan één jaar les, de andere school geeft aan drie jaren les. Op welke manier ga je dan om met de leerachterstand binnen sommige scholen? Daarnaast wordt men geconfronteerd met het feit dat meestal in de grotere steden er zich ook andere problemen in de scholen voordoen.
Dat zijn allemaal zaken die een ongelofelijke onzekerheid met zich meebrengen. Minister, hoe gaat u garanderen dat de maatregelen die wij inzake de heropening nu naar voren schuiven, praktisch haalbaar zijn? Op welke manier gaat u verder in overleg met de verschillende belanghebbenden in dezen? Neem ook de ouders daarin mee want bij hen is er ongelooflijk veel onzekerheid.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, onderwijs was in de voorbije weken in de context van het coronavirus helemaal terecht een belangrijk onderwerp van gesprek in het parlement. Er zijn al heel veel vragen gesteld, over de kwetsbare leerlingen, over de laptops, over de opvang en ook over de risicoanalyse.
Minister, vorige week zei u letterlijk: “De lokale risicoanalyse moet ook gebeuren op basis van een draaiboek waarbij die preventieadviseur alles kan afvinken.” Daarop kwam er toch wat reactie van onbegrip en verwarring. Er blijkt dat er nood is aan een duidelijke communicatie en het bieden van zekerheid in deze coronatijden, want het is veel meer dan zomaar afvinken.
Vorige week gaf u aan dat er voor het buitengewoon onderwijs, zeer specifiek voor OV3 en OV4, een aparte risicoanalyse moest worden opgemaakt. Na de aanpassingen van gisteren ontving ik samen met u allen heel veel vragen, vooral vanuit het buitengewoon onderwijs, dat het gevoel heeft dat het een beetje in de kou blijft staan.
Minister, de uitdaging waar schooldirecteurs nu voor staan, is bijna onvoorstelbaar. Ik stel me voor dat het acrobaten zijn die ongelofelijk hun best doen om tientallen borden in de lucht te houden. Ze liggen wellicht ’s nachts ook wakker van hoe ze de dag nadien hun trukendoos zullen bovenhalen om alles te kunnen managen. Ze krijgen richtlijnen maar de spelregels veranderen ‘en cours de route’ en ze krijgen onverwachts nog een aantal extra borden toegeschoven.
Drie borden staan centraal: het opstarten, het preteachen en de opvang op school. Daarnaast is er dan nog de zorg voor de meest kwetsbare leerlingen. We mogen ook niet vergeten dat er ook ongelofelijk veel angst en vragen zijn bij leerlingen, ouders, leerkrachten.
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat na de recente aanpassingen die zijn voorgesteld in overleg met de onderwijsverstrekkers en de sociale partners, de scholen de tools krijgen om al die borden in de lucht te houden?
Minister Weyts heeft het woord.
Na de vergadering van de Veiligheidsraad en de beslissingen die daar zijn genomen, waren er nog veel vragen en bezorgdheden. Na het communiceren van onze draaiboeken afgelopen woensdag, zowel inzake pedagogische maatregelen en richtlijnen als inzake veiligheid, hebben we heel veel feedback gekregen vanuit het veld en suggesties en vragen allerhande die we kunnen verwerken en die kunnen zorgen voor een verfijning van ons draaiboek.
Dat draaiboek is een prima werk, mevrouw Meuleman, dat is verricht door het brede onderwijsveld. Ik deel uw appreciatie dan ook niet. We hebben daar al lang op voorhand aan gewerkt, wij waren daar klaar mee en de experten hebben dat gebruikt om het bij wijze van advies over te maken aan de andere gemeenschappen. Zo slecht zal het dan wel niet zijn.
Maar het is natuurlijk een leerproces met wat zoeken en tasten en we zijn dan ook heel tevreden dat we heel veel feedback krijgen vanuit het veld, met suggesties, vragen en bezorgdheden zodat dat draaiboek nog meer verfijnd kan worden.
Heel specifiek waren er na de beslissing van de Veiligheidsraad wel wat vragen over de gestrengheid van enkele beslissingen. Zo werd vooropgesteld dat er in de klassen maximaal 10 leerlingen mogen zitten. Wij hadden in ons advies ‘een tiental’ vooropgesteld. Dat lijkt een klein verschil maar dat is een wereld van verschil voor heel veel klassen. Een klas met 26 leerlingen zou dus in drie opgesplitst moeten worden wanneer er maximaal 10 leerlingen in mogen zitten.
Ook over de mondmaskers was er onduidelijkheid. Er was vooropgesteld dat kinderen van 12 jaar verplicht worden om een mondmasker te dragen. Dat zou betekenen dat een kind van 12 jaar in het zesde leerjaar een mondmasker zou moeten dragen en een kind van 11 jaar in diezelfde klas niet. Dat lijkt me geen aan te bevelen situatie.
Met zulke vragen ben ik naar professor Vlieghe, die de Groep van Experts belast met de Exitstrategie (GEES) voorzit, getrokken, met de vraag of er ruimte was voor enige soepelheid. Vervolgens zijn we opnieuw samengekomen met het brede onderwijsveld. We proberen overeenstemming te vinden met dat onderwijsveld en oplossingen te vinden. Dat is niet gemakkelijk, dat zijn lange vergaderingen met veel discussies en keuzes die moeten worden gemaakt. Maar ook gisteren zijn we er opnieuw in geslaagd om duidelijke antwoorden te formuleren, in samenspraak met de virologen.
Dat maximum van tien is ‘een tiental’ geworden, met een plafond tot veertien. Dat betekent dat het gros van de klassen maar in twee moet worden gesplitst. Daarbovenop blijven de veiligheidsnormen gelden: de perimeter van vier vierkante meter per leerling en acht vierkante meter voor de leerkracht. Al die praktische zaken moeten worden geregeld.
Het draaiboek wordt dus verfijnd en er worden nog de luiken deeltijds kunstonderwijs (dko), volwassenonderwijs, buitengewoon onderwijs aan toegevoegd. Het buitengewoon onderwijs is bij uitstek een moeilijk zaak, omdat je dat zelfs niet kunt vatten onder één draaiboek omdat er verschillende types zijn. Autisme is bijvoorbeeld iets helemaal anders dan blindheid of doofheid. Daar zijn verschillende draaiboeken voor nodig. Daar zijn we mee bezig. Normaal kunnen we dit volgende week finaliseren. Ik mag hierbij ook de internaten niet vergeten, want ook daar spelen specifieke omstandigheden een rol en die vereisen een specifiek draaiboek met het oog op de heropening.
De aanpak is dus heel duidelijk: we zetten maximaal in op het onderwijsveld, we houden maximaal rekening met onze contacten en met het overleg met de virologen. We houden dat overleg achter de schermen en voeren dat niet via de publieke fora, want dat lijkt me contraproductief. Als je bij je aanpak uitgaat van de vragen die op de publieke fora worden gesteld, dan zuig je gewoon een stroom vragen aan.
Gisteren hebben we ook willen benadrukken dat de heropening van de scholen veilig en doenbaar moet zijn. Ja, wij hebben moeilijke keuzes moeten maken, ook als het gaat over welke leerjaren als eerste opengaan. We hebben die keuze gemaakt omdat de virologen – die zich over de volksgezondheid moeten bekommeren en van wie het de taak is om de verspreiding van het virus tegen te gaan – ons heel duidelijk gezegd hebben dat je maximaal drie leerjaren in het hele basisonderwijs mag aanduiden. ‘Maak uw keuze!’. Wij hebben die keuze gemaakt en elke keuze is voor kritiek vatbaar, maar ze is duidelijk en eendrachtig. We hebben ze eenduidig gemaakt voor het onderwijsveld. We moeten ons dus tot die drie leerjaren beperken, maar we vragen aan het onderwijsveld dat de heropening veilig en doenbaar moet zijn. Je kunt niet alles in regels vatten, maar we hebben ervoor gezorgd dat er op het vlak van veiligheid groen licht moet worden gegeven door de preventieadviseur, die daarin ondersteund wordt door externe preventieadviseurs en door de onderwijsinspectie. De 120 onderwijsinspecteurs werden verdeeld over de verschillende scholen. Zij moeten de scholen ondersteunen en ze zijn ook een soort verbindingsofficier voor de – ongetwijfeld heel praktische – vragen die vanuit de school worden gesteld. De onderwijsinspecteurs hebben natuurlijk een connectie met de centrale administratie in Brussel, zij kennen de wegen binnen de administratie en weten waar ze moeten zijn voor concrete antwoorden voor zover ze die zelf nog niet in petto hebben. Er wordt een hele ondersteuning op poten gezet. Veilig wil dus zeggen dat de preventieadviseurs samen met het lokale sociaal overleg groen licht moeten geven. Wij oordelen of de praktische organisatie van het een en ander in de scholen zelf kan gebeuren.
Het moet niet alleen veilig, maar ook doenbaar zijn. We hebben niet toevallig na het advies van de virologen duidelijk gezegd dat je maximaal drie leerjaren mag organiseren. Daarbij mag je aan het eerste en tweede leerjaar maximaal vier lesdagen per week geven en aan het zesde leerjaar maximaal twee lesdagen. Als dat niet doenbaar en veilig kan gebeuren, dan heeft niemand daar iets aan. De leerlingen, de ouders, de scholen, de leerkrachten en de schooldirectie niet. Ga daar dus mee aan de slag, maar als je het niet georganiseerd krijgt om vier lesdagen te geven, kun je die ook tot twee beperken. Zorg er vooral voor dat we aan de vraag van de ouders maximaal tegemoet kunnen komen en dat we vermijden dat dit verloren leerweken zijn. We moeten lesinhoud geven en het beste onderwijs wordt nog altijd gegeven door leerkrachten in de klas. Daarover zullen vele ouders vandaag kunnen getuigen. Dat onderwijs proberen we maximaal te geven, maar het moet veilig en doenbaar zijn.
Het is juist dat de doenbaarheid ook te maken heeft met de drie taken die de scholen hebben: ze moeten afstandsonderwijs organiseren, ze moeten vanaf 15 mei lessen in de klas geven en ze moeten ook nog instaan voor de opvang. Voor de opvang zoeken we naar alternatieven. Ik zal niet voor mijn beurt spreken, maar binnen de regering probeer ik samen met de andere ministers hiervoor een oplossing te vinden.
Daarnaast zorgen we nu al voor extra handen in de klas. We hebben met de hogescholen gesproken. We proberen daar ook een win-win te realiseren. Er zijn meer dan drieduizend studenten in de lerarenopleiding die nog geen stage hebben kunnen lopen. Wel, wij hebben handen te kort. We kunnen dat combineren door diegenen die in het laatste jaar van de lerarenopleiding zitten, in te schakelen als extra handen in de klas, ter ondersteuning van onze scholen. We zoeken dus altijd maximaal naar mogelijke oplossingen. We verfijnen onze draaiboeken. Ik heb vandaag nog contacten gehad. Er is een heel praktische, organisatorische moeilijkheid: hoe organiseren we dat sanitaire, de lavabo’s, de toiletten? Want we hebben er te kort. We hebben nu een afspraak gemaakt met de evenementensector en met bedrijven daarin die mobiele sanitaire installaties kunnen aanbieden. Dus daar zijn we heel concreet bezig met het formuleren van een aanbod, ook via onze onderwijsinspecteurs die lokaal verbindingsofficieren vormen, zodat dat allemaal praktisch in orde kan komen.
Tot slot, wat de financiële steun betreft: ik voorzie extra middelen, ik vraag aan de Vlaamse Regering extra middelen op het vlak van ICT. Daarnaast weet u dat er ook een noodfonds is – veelbesproken en heel bekend – van 200 miljoen, waarover heel veel vragen bestaan. Vanzelfsprekend staan we in een wachtrij. Daar moeten we nog een verdeling afspreken. Maar het lijkt me evident dat het Vlaams onderwijs zijn gerede deel zal krijgen.
Minister, we beseffen dat het een aartsmoeilijke opdracht is. U bent super maar u hebt ook geen toverstokje, waarvoor alle begrip. Ik denk dat het bijzonder belangrijk is om voldoende op het terrein en in de scholen te gaan luisteren wat de problemen zijn en misschien iets minder naar de tv-studio’s te gaan, want dan hoor je toch wel dat de opdracht echt wel een bijzonder grote uitdaging is.
Dat probleem met die opvang, daar zal duidelijkheid over moeten komen, minister. Ik heb een draaiboek gezien van een aantal individuele scholen, en daar wordt koudweg gezegd: die voor- en naschoolse opvang en woensdagopvang voor kinderen die les zullen krijgen, kunnen we niet organiseren. Dat is niet haalbaar, dus doen we dat niet. Alle begrip daarvoor, maar dat betekent dat een kind dat voorheen naar de noodopvang ging, en nu opnieuw start in het eerste, tweede of zesde leerjaar, geen voor- en naschoolse opvang meer zal krijgen. Dat zijn situaties die voor ouders compleet onhaalbaar zijn. Voor die opvang moet er dus echt een oplossing komen, samen met steden en gemeenten. Er zullen extra middelen moeten komen, minister, om die opening veilig en haalbaar te maken voor scholen, ook op financieel vlak.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Ik hoor toch wel wat negativiteit bij mijn collega’s. Dat stelt me eigenlijk teleur, omdat ik gisteren zo’n enthousiaste werkgroep heb meegemaakt. Ik wil toch ook zeggen dat er heel duidelijke draaiboeken zijn opgesteld door IGEAN die de scholen heel goed kunnen volgen. Ze zijn daar ook mee aan de slag. Ze zijn daar ook mee bezig.
Wat de opvang betreft, minister, sprak u over de leerkrachten die in het laatste jaar van hun opleiding zitten. Dat is zeker een mogelijke invulling van de extra handen. Maar ik vroeg me af in welke mate we eventueel naar de ondersteuners van de ondersteuningsnetwerken konden kijken, of naar mensen uit de pedagogische begeleidingsdienst, om hen eventueel ook te betrekken in de scholen. Dat is gewoon een open vraag. Sommige kinderen hebben ondersteuning nodig. Scholen vragen zich af in welke mate ze daarvoor een beroep kunnen doen op de mensen uit de ondersteuningsnetwerken, omdat die nu ook een beetje weggedeemsterd lijken te zijn. Dat was nog een extra vraag.
Minister, ik begrijp dat u niet voor uw beurt wilt spreken en dat u eerst wilt onderhandelen met de rest van de regering. Maar u moet begrijpen dat er bij de ouders heel wat ongerustheid heerst. Vanaf volgende week gaan er toch sectoren opstarten. Die mensen willen echt wel weten of hun kinderen in veilige omstandigheden zullen kunnen worden opgevangen. Er is ongerustheid bij de ouders die moeten gaan werken en hun kinderen naar de opvang brengen, maar er is ook ongerustheid bij de ouders van de kinderen in het lager onderwijs – het eerste, tweede en zesde leerjaar – die eigenlijk twijfelen of ze hun kinderen wel weer naar school zullen laten gaan. Er circuleren al mails van scholen waarin gewoon de vraag wordt gesteld: zal uw kind komen als de scholen heropenen, ja of neen? Ik vraag me af of u daar ook rekening mee houdt, met de piste dat heel wat ouders nog niet gerustgesteld zijn en hun kinderen niet naar school zullen sturen.
Ik weet dat virologen beweren dat kinderen minder kwetsbaar zijn. Maar eigenlijk weten we heel weinig over het virus. Ik begrijp dat mensen ongerust zijn, zeker als ze zelf een kwetsbare gezondheid hebben of als ze kinderen hebben die zich in een kwetsbare positie bevinden. Hoe zult u daarmee omgaan? Wat zult u doen om die leerlingen gerust te stellen? Zult u sanctioneren? Hoe zult u dat aanpakken?
Minister, wat uw opmerking over het publieke forum betreft, zult u gezien hebben dat de vraagstellers zowel uit de oppositie als uit de meerderheid komen. Er is gewoon heel veel onduidelijkheid en onwetendheid. In een parlement stel je vragen. U maakt de redenering dat dat niet in het publieke forum moet gebeuren. Maar het is volgens mij toch nog altijd de bedoeling dat de volksvertegenwoordigers vragen stellen in het parlement.
Los daarvan, hoe moet je omgaan met afwezigheden? Collega Beckers verwees er ook al naar. Beschouw je die afwezigheden als onwettig? Of ga je daar op een andere manier mee om?
Nog veel belangrijker is de opvang. Stel dat er vanaf 11 mei voor elk kind opvang wordt voorzien, omdat ouders nu eenmaal moeten gaan werken en de economie moet heropstarten. U – of was het iemand anders? – verwees naar de lokale spelers, die daarin eventueel een rol kunnen spelen. Als dat inderdaad zo is, moet er dringend contact worden opgenomen met die lokale besturen. Op welke manier zullen we dat allemaal rondkrijgen? Ten tweede, als die kinderen allemaal moeten worden opgevangen in de lokalen en er daarbij rekening moet worden gehouden met social distancing, in welke mate kunnen zij dan les krijgen? Want als zij daar gewoon zitten, met een computer op de schoot, of op een andere manier, met een leraar die thuis preteaching geeft, dan zou dat wel heel absurd zijn. We moeten daar goed over nadenken. De realiteit is dat mensen op dit moment totaal niet weten hoe ze naar hun werk zullen gaan, tegelijk hun kinderen zullen opvangen en ervoor zorgen dat het allemaal nog lukt op het einde van de dag.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De keuzes die moeten worden gemaakt, zijn inderdaad niet eenvoudig. Vanuit onze fractie reiken wij in ieder geval de hand.
Ik heb nog een aantal vragen, heel specifiek over de kosten die worden gemaakt op school. U weet dat er normaal gezien rond deze periode in elke school een schoolfeest plaatsvindt. Dat kan dit jaar niet. Scholen zien op die manier de extraatjes wegvallen, maar hebben wel heel wat bijkomende kosten. Ik hoorde dat men in Antwerpen een onderzoek deed naar extra mobiele wasbakken. De kostprijs voor alle scholen in het stedelijk onderwijs in Antwerpen bedraagt daarvoor 1 miljoen euro. Het gaat dus echt wel over heel veel centen.
Er is al veel gezegd over de opvang. Ook werkgevers stellen zich de vraag. Want wat als ouders geen opvang vinden voor hun kinderen? Komen zij dan wel werken? Een halve dag naar school en wat dan in de namiddag? Hoe overbruggen we dat? Er is dus heel veel onrust.
U meldt dat er een aangepast draaiboek komt voor het buitengewoon onderwijs. We kijken daarnaar uit. Worden de onderwijsverstrekkers daar ook bij betrokken?
Ten slotte?
Ten slotte heb ik nog een vraag rond duaal leren en OKAN-onderwijs. Zijn daar ook perspectieven?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, er heerst veel onduidelijkheid op het terrein. Ik krijg, net als u ongetwijfeld, aan de lopende band leerkrachten aan de lijn met heel veel vragen over hoe ze examens moeten organiseren, over de lesinhoud. Maar zij zijn ook heel bezorgd over hun eigen veiligheid en die van de leerlingen, net als ouders trouwens.
Ik weet het: het is allemaal niet gemakkelijk. Maar ik heb toch ook een beetje de indruk dat er niet altijd genoeg is nagedacht over de haalbaarheid van een aantal richtlijnen en dat er, zoals gezegd, te weinig rekening is gehouden met het feit dat, zodra onze economie heropstart, vele ouders hun kinderen opnieuw naar school zullen sturen en dat er daarvoor extra ruimte, extra personeel en extra beschermend materiaal nodig is. Ik weet dat het niet evident is. Ik wil vandaag vooral nadenken over oplossingen. U hebt eigenlijk al een antwoord geven op mijn initiële vraag, met name of u bereid was om samen te zitten met de lerarenopleidingen, om te helpen bij de opvang. Want dat lijkt me inderdaad een win-winsituatie. Zij kunnen helpen met dat schoolwerk, ze hebben er de pedagogische bagage voor. En bovendien kan dat inderdaad misschien meetellen voor hun stages die niet kunnen plaatsvinden.
Minister, mijn bijkomende vraag is: bent u inderdaad bereid om daarvoor samen te werken met de lokale besturen? Want het lijkt me een heel goed idee om hun de regierol te geven bij het uitwerken van die opvang.
De heer D'Haese heeft het woord.
Ik hoop ook dat we snel oplossingen kunnen vinden voor de leerkrachten en directeurs om heel de heropstart in de scholen te organiseren, en ook voor de ouders die zich grote vragen stellen bij hoe ze dat allemaal moeten organiseren.
Minister, ik heb toch ook een vraag over de financiële kant van het plaatje. Dit gaat effectief veel kosten met zich meebrengen en daar moeten we een klein beetje serieus in blijven. U verwijst als zoveelste naar het noodfonds van 200 miljoen euro. Ik vrees dat dat noodfonds van 200 miljoen euro een beetje de grot van Ali Baba aan het worden is. Iedereen denkt dat er van alles in zit, maar op het moment dat iemand zegt ‘Sesam open u!’, vrees ik dat het te weinig zal zijn. De cultuur moet ermee worden gered, de sport, het jeugdwerk enzovoort. We moeten een beetje serieus blijven.
Minister, kunt u garanderen dat de scholen die extra centen niet zullen moeten ophoesten en dat die factuur niet zal worden doorgeschoven naar de ouders, naar de werkende mensen die vandaag de samenleving doen draaien?
Mijnheer De Gucht, als het gaat over vragen op het publieke forum, had ik het vanzelfsprekend niet over vragen die in dit parlement worden gesteld, maar wel over vragen die op het publieke forum aan de GEES worden gesteld.
Het is vanzelfsprekend moeilijk om vandaag alle vragen te beantwoorden, eenvoudigweg omdat we dikwijls de antwoorden niet mogen geven. Ik zou ze willen geven. Ik zou heel graag kunnen zeggen: we openen de scholen volledig. Ik zou niet liever hebben, maar we moeten natuurlijk rekening houden met het advies van de virologen. Het is hun taak om ons enigszins te beschermen tegen onszelf. Zij zijn verantwoordelijk voor de indijking van de verspreiding van dat virus. Dus zijn we altijd afhankelijk van hun inzichten en moeten we elke vraag waarmee we zitten en elke praktische bekommernis daar aftoetsen. Maar dat is mogelijk.
We hebben in de afgelopen weken bewezen dat men ook daar voor rede vatbaar is, en dat we desgevallend ook strenge normen soepel kunnen interpreteren als we gewoon met hen in dialoog gaan. Dat bedoel ik daarmee. Ik doe dat onder de waterlijn, in discretie, en dat werpt ook zijn vruchten af.
Vervolgens zorgen we ervoor dat de antwoorden die via die weg worden geformuleerd, breed worden gedragen door het onderwijsveld. Dat is de strategie die we bewandelen. Het is altijd wat zoeken en tasten, maar vooralsnog spannen we ons zo maximaal mogelijk in om antwoorden te formuleren en ervoor te zorgen dat dat praktisch loopt.
Ik steun natuurlijk ook het pleidooi voor financiële middelen, dat spreekt vanzelf. Ook in de schoot van de Vlaamse Regering discussiëren we daarover, net zoals we dat doen voor de organisatie van de opvang. Ook daar moeten we alternatieven uitwerken, en, als het even kan, moeten we dat weghalen uit de scholen. Dat zou een heel sterke vermindering van de druk betekenen en dat zou het praktisch en organisatorisch veel haalbaarder maken. Maar dat bespreken we intern.
De pedagogische begeleidingsdiensten worden nu al volop ingezet. Daarnaast betrekken we ook de externe pedagogen. Tegenwoordig gaat het niet zozeer daarover, maar we hebben ook een draaiboek met pedagogische richtlijnen, sterk uitgewerkt en gedragen door het brede onderwijsveld. We zorgen ook voor de aanvulling met degenen die in de lerarenopleiding zitten en ook met de ondersteuners in het netwerk, zodat we hen extra in de school zouden kunnen inzetten.
Dan zijn er ook vragen over de afwezigheden. Vanzelfsprekend doen we die inspanningen in de hoop dat alle ouders hun kinderen ook effectief naar de school sturen. Het beste onderwijs wordt gegeven door leerkrachten in de klas. Ik besef dat dat ongetwijfeld niet altijd het geval zal zijn. In de gevallen dat men niet naar de school komt, gaan we altijd maximaal begrip aan de dag leggen. We kunnen ervoor zorgen dat er op grond van persoonlijke omstandigheden een gewettigde afwezigheid wordt verleend, maar er zal altijd contact worden genomen door de school en/of de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) om te vragen naar de onderliggende problematiek. Kunnen we er iets aan doen? Kunnen we bepaalde angsten of bezorgdheden wegnemen? Waarom komen de kinderen niet naar school, niettegenstaande dat vanuit onderwijsoogpunt voor elk kind altijd de beste oplossing is? Zo proberen we daar pragmatisch mee om te gaan. Dat is een belangrijke lijn.
En tot slot is er nog een lijn die ik wilde meegeven. We willen ervoor zorgen dat de heropening van de scholen altijd veilig en doenbaar is, maar ook het sociale oogpunt is heel nadrukkelijk aanwezig in alle beslissingen die we nemen. We hebben er bijvoorbeeld altijd voor gezorgd dat de meest kwetsbare kinderen tot op heden altijd worden opgevangen in de scholen. En we gaan dat blijven doen.
Maar daarnaast is er nog een belangrijke beslissing die de Veiligheidsraad heeft genomen, op suggestie van ons, van het Vlaamse onderwijsveld: de scholen krijgen de mogelijkheid om leerlingen met specifieke leerbehoeften individueel naar school te roepen, en die niet in de steek te laten. De scholen, de directies en de leerkrachten weten waar die zitten en welke noden ze hebben. Nu creëren we ook de mogelijkheid om daar iets aan te doen, niet in grote groepen of grote drommen maar heel specifiek. Zo kunnen we de leerlingen met grote leerbehoeften naar school roepen. Ik denk ook dat dat een belangrijke kapstok, een belangrijk ventiel is dat we aan de scholen kunnen bieden, opnieuw om te verhinderen dat dit verloren leerweken zijn.
Minister, er worden bergen werk verzet door leerkrachten en directies, ook in het weekend, want dan zullen ze moeten corrigeren voor die proefdag van vrijdag. En ook in het hemelvaartweekend, want dan zullen ze moeten bijsturen en de komende week voorbereiden. Die leerkrachten moeten dus lesgeven, aan preteaching doen, opvang doen, en ook nog hun eigen kinderen kunnen begeleiden.
Het onderwijs heeft uw steun op het terrein heel hard nodig, en we gaan die scholen toch echt niet laten opdraaien voor die extra kosten die ze maken om de veiligheid op dit moment te garanderen? Er zijn premies voor zelfstandigen, voor de energiekosten, voor de schakelcentra. Ook de scholen hebben recht op die extra ondersteuning.
En dan kunt u nu niet zeggen dat we dat in september zullen bekijken, als we eventueel het noodfonds zullen verhogen bij een nieuwe begrotingscontrole. Dat is te laat, dat mag niet op de lange baan worden geschoven. Wij vragen nu van u het engagement om die coronacompensatie en de kosten die nu zullen moeten worden gemaakt voor de scholen, te compenseren.
Er zijn uiteraard nog heel wat vragen, we stellen dat ook wel vast. Maar het is wel heel goed dat de scholen nog wel een beetje ruimte en tijd hebben om zich te organiseren. Het is ook goed dat u verder in overleg blijft gaan met alle belanghebbende actoren om bij te sturen waar nodig, om te antwoorden op de vragen die nog zullen worden gesteld.
Ik zou van deze gelegenheid dan ook even gebruik willen maken om, namens onze fractie, echt een dankjewel te zeggen aan alle leerkrachten en alle directies die nu met volheid van enthousiasme hun schouders zetten onder hun project. Ik twijfel er dan ook niet aan dat alle puzzelstukjes wel zullen worden gelegd, en dat we zullen komen tot een mooie puzzel. Ik wens hen veel succes hiermee.
De metafoor van de puzzel zat ook in mijn hoofd, maar ik had een ander resultaat. Ik vind dat alles heel onduidelijk is, en het enige wat duidelijk is, is net die onduidelijkheid. De ouders weten niet waar ze aan toe zijn en zijn ongerust, de leerkrachten en directies zijn ongerust.
U hebt verschillende keren gezegd dat u onze leerlingen niet als proefkonijnen wilt gebruiken, maar ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat dat eigenlijk wel het geval is. Er worden regels opgesteld, en vervolgens worden die regels weer aangepast. We weten niet wat het gaat geven, het is heel onduidelijk. En dat zorgt voor ongerustheid. U zei gisteren in Terzake dat de eerste doelstelling van de scholen moet zijn om in onderwijs te voorzien. Daar ben ik het absoluut mee eens. Maar als je al die regels bekijkt, bijvoorbeeld over hoe vaak kinderen hun handen moeten wassen, dan vrees ik dat we in de praktijk weinig aan onderwijs zullen toekomen.
Het is geen eenvoudige taak, en ik denk dat we daar allemaal samen moeten aan werken om dat zo duidelijk mogelijk te krijgen. Maar wat we vandaag hebben is ongelooflijk veel ongerustheid. Mensen weten zelf niet of ze morgen kunnen gaan werken, en of daar inderdaad op een manier mee kan worden omgegaan. Het verandert bijna elke dag, en we spreken over een periode van twee, drie weken waarin alles in kannen en kruiken gaat moeten zijn. Dan spreek ik alleen nog maar over het onderwijs, en niet over de opvang daarnaast.
Dat zijn zaken waar je echt heel dringend duidelijkheid over moet verschaffen. Bij het buitengewoon onderwijs is de druk op de ouders enorm. Daar moet echt duidelijkheid over komen. Hetzelfde geldt voor het deeltijds kunstonderwijs en het volwassenonderwijs. Daar moet echt duidelijkheid komen. En ik begrijp dat het allemaal niet eenvoudig is, maar de mensen verwachten op dit moment gewoon dat we als politieke klasse proberen om zo snel mogelijk ervoor te zorgen dat ze weten waar ze aan toe zijn, dit natuurlijk in samenwerking met het onderwijsveld, dat ik bij deze ook wil bedanken, en met de virologen. Dat zijn we hen ook verschuldigd, denk ik.
Er zijn blijkbaar nog heel wat vragen, en ook onze fractie roept op tot duidelijkheid. Duidelijkheid brengt rust.
Minister, collega’s, de grote inzet en creativiteit van onze schoolteams illustreert eigenlijk wat we allang weten: het onderwijs is een boeiende wereld. Ze hebben heel veel autonomie. De bedoeling is dat ze de ruimte die ze krijgen, ook volop kunnen benutten om hun professionaliteit en hun creativiteit in te zetten.
Ten tweede, onderwijs is ook uitdagend. We hebben nood aan heel veel goede krachten om de schoolteams te versterken. Minister, wat zich in extreme situaties afspeelt, geeft ons het beste beeld van de vertrouwde dagelijks realiteit, en dat is misschien het positieve aan deze coronatijden. Laat ons dan het positieve beeld van het onderwijs opslaan en op zo groot mogelijke schermen projecteren, want die beelden kunnen er misschien voor zorgen dat we met dit parlement en de toekomstige onderwijsambassadeur nog meer enthousiaste sterke jonge mensen de weg kunnen wijzen naar het leraar-zijn en de lerarenopleiding. Het onderwijs is een professionele uitdaging. Ik heb het hier al vaak gezegd: het leraarschap is het mooiste beroep.
De actuele vragen zijn afgehandeld.