Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de aanpak van de coronacrisis.
Gisteren kwam de commissie Welzijn bijeen. Ik kijk naar de voorzitter van de commissie, de heer Sintobin. De commissievergadering heeft drie uur geduurd. Het was wellicht een goede commissie, maar ik wil daarover geen waardeoordeel uitspreken. Ik wil hier alleen de oproep doen om niet te herhalen wat er gisteren in de commissie al is beantwoord door minister Beke. Dat geldt ook voor de commissie Economie en Werk, maar dan in mindere mate, omdat die nog niet heeft plaatsgevonden. Die commissie komt morgen samen. Er zijn al ontzettend veel vragen ingediend. Aangezien die nog niet heeft plaatsgevonden, kan ik niet checken of een bepaalde vraag al aan bod is gekomen. Maar ik wil iedereen hier aanwezig oproepen om enige discipline aan de dag te leggen en niet de vragen te herhalen die u gisteren eventueel al in de commissie Welzijn hebt gesteld.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, wij hebben gisteren inderdaad een goede commissievergadering gehad. Ik wil de diensten trouwens graag bedanken voor hun begeleiding. Het online vergaderen is goed verlopen. De minister heeft ons een hele toelichting gegeven. Maar, gelet op de actualiteit van de laatste dagen, kunt u wel verwachten dat er straks bij het debat over het thema Welzijn zal worden gesproken over de woonzorgcentra (wzc’s). Die woonzorgcentra zijn gisteren ook aan bod gekomen. Ik begrijp dat u niet wilt dat we de detailvragen herhalen. Maar mijn tussenkomst zal in ieder geval over de woonzorgcentra gaan.
Collega Sintobin, ik had natuurlijk verwacht dat meerdere sprekers het hier zouden hebben over de woonzorgcentra, omdat die situatie elke dag evolueert. Maar ik geef een ander voorbeeld: de oproep die is gebeurd, onder andere door collega Parys, over ‘masker 19’. Het is niet de bedoeling om daar vandaag opnieuw over te beginnen. Ik denk dat we dat allemaal wel beseffen. Maar dat we wel kunnen spreken over situaties in het beleidsdomein Welzijn die elke dag opnieuw andere zaken aan het licht brengen, lijkt me de logica zelve.
Het debat is geopend.
We beginnen met het thema Toerisme.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister, minister-president, beste collega's, de coronacrisis overheerst ons al enkele weken en snijdt bij iedereen in het dagelijkse leven. Ik wil nogmaals herhalen dat de gezondheid voor alles gaat. Alle beperkende maatregelen die de overheid oplegt, zijn belangrijk voor ons aller gezondheid. Het advies van de virologen daarin is noodzakelijk. In de eerste plaats moeten we de verspreiding van het virus tegengaan.
Maar het is voor iedereen ook duidelijk dat al die beperkende maatregelen tot desastreuze economische verliezen in alle sectoren leiden. De toeristische sector in Vlaanderen deelt zeer hard in de klappen, aangezien alle reisbewegingen, zowel buitenlandse als binnenlandse, volledig zijn stilgevallen. De toeristische sector – dat wil ik toch even benadrukken – is goed voor een bruto toegevoegde waarde van 5,4 miljard euro en 280.000 arbeidsplaatsen. Nu stevent deze sector af op een monsterverlies.
Deze periode is voor de sector bovendien van cruciaal belang. Het is paasvakantie. Na de luwe winterperiode, vooral aan de kust, is dit echt het startschot van een nieuw toeristisch seizoen en moeten de reserves worden aangevuld. Dat kan nu helaas niet. De Vlaamse kust verwelkomt tijdens de paasvakantie gemiddeld 1,2 miljoen dagjestoeristen. Vorig jaar was de paasvakantie goed voor 8 procent van alle dagtoeristen en 7 procent van alle verblijfstoeristen op jaarbasis. Het spreekt voor zich dat zeker nu en met het mooie weer, de hoteliers, de uitbaters van een B&B, de kampeerondernemers, de horeca, de uitbaters van toeristische attracties, die gevolgen zwaar voelen. Dat zal de komende weken nog zo blijven.
De sector neemt evenwel zijn verantwoordelijkheid. Ik wil hen daarvoor ook bedanken, dat ook zij de gezondheid op de eerste plaats stellen en nu aan toeristen, tweedeverblijvers en verblijfstoeristen vragen om niet af te zakken, noch naar onze kunststeden, noch naar de kust of een ander uniek plekje in Vlaanderen.
De toeristische sector toont aan, zoals hij dat ook aangetoond heeft ten tijde van de terreuraanslagen, dat hij zeer weerbaar is en eigenlijk over een uitzonderlijke veerkracht beschikt om een verwoestende situatie zoals deze achter zich te laten. Die veerkracht van de toeristische sector verdient nu, in deze uitzonderlijke omstandigheden, echt maximale ondersteuning vanuit de overheid.
De Vlaamse overheid heeft ook al de daad bij het woord gevoegd en heeft ondertussen al een bazooka aan generieke, maar ook sectorspecifieke steunmaatregelen uitgevaardigd, om alle economische sectoren, en dus ook de toeristische ondernemers, zuurstof te geven en economisch te doen overleven. Alle verloren gegane inkomsten compenseren, zal evenwel financieel niet haalbaar zijn.
Minister, u kondigde ook aan dat Toerisme Vlaanderen, samen met de sectorpartners, in de schoot van Toerisme Vlaanderen een taskforce heeft opgericht, die ondertussen een denkoefening gestart is over hoe we het toerisme zo snel mogelijk kunnen herlanceren, zodra die corona- en gezondheidscrisis overwonnen is. Het is goed dat u in directe dialoog staat met de sectorfederaties en beroepsfederaties van die sector, want het herstel van de inkomensstroom in de toeristische sector zal nog niet voor meteen zijn. Dat zou ook onlogisch zijn, want binnen- en buitenlandse toeristen zullen de eerste weken, misschien zelfs maanden, nog niet onmiddellijk in Vlaanderen mogen komen en zullen Vlaanderen niet kunnen ontdekken. Maar dat geeft ons ook wel de tijd om doordachte en slimme acties te creëren, om in eerste instantie de Vlaming zelf en onze landgenoten aan te moedigen om Vlaanderen meer te herontdekken.
Toerisme Vlaanderen heeft traditioneel promobudgetten voorzien voor de promotie van Vlaanderen als vakantiebestemming in het buitenland. U hebt al aangekondigd, toen de epidemie enkel in China woedde, dat de promotiebudgetten naar die verre landen zouden worden geheroriënteerd. Ondertussen zijn we vele weken verder. U hebt ook aangekondigd om de vrijgekomen buitenlandse promotiebudgetten dit jaar grotendeels te heroriënteren en aan te zwengelen voor het binnenlandse toerisme in de periode na het einde van de lockdown. In deze tijden ontdekken Vlamingen inderdaad unieke plekjes in hun onmiddellijke omgeving. Ik denk dat we nu van die gelegenheid moeten gebruikmaken om, zodra we met zijn allen weer buiten mogen, te zeggen: ontdek niet alleen die unieke plekjes in je eigen gemeente, maar ga op ontdekking in Vlaanderen. Vlaanderen heeft heel veel troeven, die wij als Vlamingen, maar ook onze landgenoten, te weinig kennen.
Kunt u stilaan afronden?
We kunnen gezinsvriendelijke uitstappen, erfgoedlocaties waar niet zoveel volk is, wandelen, fietsen, onze groene natuur, onze Vlaamse kust, en ook het lekkere eten gaan promoten.
Ook Event Flanders kent natuurlijk de gevolgen van deze crisis. De topevenementen die dit jaar aan bod kwamen, zijn uitgesteld, zoals de World Choir Games.
Mevrouw Coudyser, hebt u ook concrete vragen? Want uw tijd is om.
Welke concrete ideeën liggen nu op tafel om het toerisme in Vlaanderen te herlanceren zodra de gezondheidscrisis voorbij is? Kunt u meer toelichting geven bij hoe u het binnenlandse toerisme, in samenspraak met de provinciale toeristische diensten, concreet hoopt te stimuleren? Zijn er al afspraken over? Acht u het daarnaast ook aangewezen om toch ook enige promotie te voeren in onze buurlanden? En is er al duidelijkheid over de concrete modaliteiten van het aangekondigde noodfonds voor de recuperatie van de schade van gesubsidieerde verenigingen, waaronder ook een aantal verenigingen in de toeristische sector?
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik dacht eerst dat mevrouw Coudyser u een vraag zou stellen over de waardebon voor tweedeverblijvers, maar dat debat is achter de rug.
Als inwoner van een stad als Brugge stel ik elk dag vast wat de impact is van het coronavirus op de toeristische sector. Ik treed de opmerkingen van mevrouw Coudyser bij. Ik heb een bijkomende vraag over de taskforce die u bij Toerisme Vlaanderen zult oprichten. Op welke manier zijn de lokale besturen, en zeker de lokale besturen van de kunststeden, daarbij betrokken?
Minister Demir heeft het woord.
We hebben in februari al een gedachtewisseling gehouden naar aanleiding van de coronacrisis in China. Ik heb toen heel duidelijk gezegd dat gezondheid voor alles gaat, wat niet wegneemt dat we moeten nadenken over hoe we na de crisis de toeristische sector opnieuw op volle toeren kunnen laten draaien. In het licht van wat we vandaag zien en meemaken, is dat natuurlijk maar een klein onderdeel.
Mevrouw Coudyser heeft het belang van de toeristische sector benadrukt. Het gaat dan vooral ook over die 280.000 jobs waarin ook laaggeschoolde mensen werken. Na de crisis moeten wij dan ook alles op alles zetten om de sector te redden en een snelle doorstart te laten maken zodat we jobverlies en sociale rampen zoveel mogelijk kunnen vermijden.
Intussen is er inderdaad een taskforce opgericht met alle belanghebbenden uit de toeristische sector. Ook de kunststeden zijn daarbij vertegenwoordigd. Sinds 2014 is er een strikte taakverdeling tussen Toerisme Vlaanderen en de provincies. De provinciale toeristische organisaties nemen normaal gezien vooral de promotie van Vlaanderen in het binnenland voor hun rekening. Toerisme Vlaanderen focust zich op de promotie van Vlaanderen in het buitenland. We hebben beslist om de middelen die normaal gezien worden ingezet voor de promotie van Vlaanderen in het buitenland te bundelen voor promotie in het binnenland. Het toerisme ligt volledig plat, in eerste instantie moeten we dan ook alles op alles zetten om het binnenlandse toerisme opnieuw op gang te brengen. Zeker in het begin zullen binnenlandse toeristen ook onze enige bezoekers zijn.
Op mijn vraag heeft het agentschap Toerisme Vlaanderen daarom ook de provincies en de kunststeden uitgenodigd om de krachten te bundelen en samen te werken rond de heropstart. Ik ben ook blij te kunnen melden dat alle provinciale toeristische diensten en alle kunststeden daaraan willen meewerken. De samenwerking kreeg als titel ‘Reizen voor morgen, we gaan samen Vlaanderen’. Gisteren vond een eerste overleg plaats. De bedoeling moet zijn om toeristische ondernemers een duw in de rug te kunnen geven eenmaal de crisis achter de rug is. Dat kan met allerlei acties, initiatieven en incentives om burgers en de eerste toeristen ertoe aan te zetten om opnieuw te consumeren of enkele dagen vakantie te boeken.
Zo bereiden we een Ensorcampagne voor om de opening van het Ensorhuis zo snel mogelijk sterk in de verf te zetten in West-Vlaanderen. Normaal gezien was het de bedoeling om dat eind mei te doen, maar gelet op de omstandigheden en op de adviezen die wij krijgen, zal dat verschuiven naar juni. We hebben een budget van 150.000 euro uitgetrokken om een grootschalige campagne te voeren, uiteraard vooral in Vlaanderen.
De taskforce is vragende partij voor het inzetten van een slimme waardebon. Ik bekijk dit vooral als een eerste investering in die lokale middenstand, horeca en handel. Het is een maatregel voor mensen die werken in de sector en die vandaag zwaar worden getroffen door de crisis. De slimme waardebon is een van de mogelijke maatregelen uit een heel pakket.
We overleggen ook met de NMBS voor een aantrekkelijk aanbod, vooral voor gezinsuitstappen. Ik heb er alle vertrouwen in dat de taskforce, de administratie en het kabinet de acties op poten zullen zetten. Zodra er een volledig plan is, zullen we dat communiceren.
Heel wat bestuursniveaus doen inspanningen. De provinciale en lokale niveaus kunnen heel wat betekenen. Niet alleen na corona maar ook tijdens deze moeilijke periode schelden heel wat bestuursniveaus hun lokale belastingen kwijt en dergelijke. Ik ben er dan ook van overtuigd dat, als we dat samen aanpakken, we er kunnen in slagen om de toeristische sector en de horeca te laten overleven.
De buurlanden zullen waarschijnlijk de eerste buitenlandse herkomstmarkten zijn die open zullen gaan. Mensen zullen niet meteen lange of verre reizen boeken, maar een weekendje of midweek in een buurland zal eerder ‘top of mind’ zijn. Vandaar dat het ook belangrijk is om deze marathon mee te nemen. Dit maakt alvast ook een deel van het pakket van Toerisme Vlaanderen uit. De exacte modaliteiten van de 200 miljoen euro die de Vlaamse Regering heeft aangekondigd, moeten natuurlijk verder worden uitgewerkt.
Wat Toerisme betreft, denk ik aan drie zaken. Natuurlijk is er het sociaal toerisme, de vzw’s die vakanties organiseren voor mensen die het moeilijk hebben, voor mensen die in armoede leven, mensen met een handicap, voor alleenstaanden met kinderen. Het tweede zijn de jeugdverblijfcentra, die ik met collega Dalle zal uitwerken. Een derde luik vormen de sociaal-toeristische partners, meer bepaald de private partners die een korting voorzien voor de kwetsbare doelgroepen.
Wat betreft de World Choir Games en The World’s 50 Best Restaurants Awards: met beide organisaties is een principieel akkoord bereikt. We gaan dat uitstellen naar volgend jaar. De exacte modaliteiten en het financiële zal nog verder worden uitgewerkt. The World’s 50 Best zal ongeveer 15.000 euro kosten. Dat wordt opgevangen binnen de kredieten van Event Flanders. Voor de World Choir Games zal het iets omvangrijker zijn, dat moeten we nog bekijken.
Dat was een zeer uitgebreid antwoord. Dat volstaat, mevrouw Coudyser?
Dat volstaat.
We bespreken nu het thema Economie en Werk.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, veel kmo’s bevonden zich al voor de coronacrisis in een moeilijke financiële situatie. Een op de vijf van deze bedrijven zou al gekampt hebben met een gebrek aan liquiditeit. Zeker in Vlaanderen wordt ons kmo-model nu hard op de proef gesteld. Deze economische crisis moeten we zo kort mogelijk proberen te houden. We moeten zo snel mogelijk een relanceplan kunnen uitrollen. Vandaar al een eerste vraag: kan er een timing worden voorbereid om zo snel mogelijk een relanceplan voor kmo’s uit te rollen?
We vernamen ondertussen dat de vakbonden een stakingsaanzegging hebben ingediend voor de maatwerkbedrijven, de vroegere beschutte werkplaatsen. Ze pikken het niet dat de regering vrijdag de sector heeft ingedeeld bij de cruciale bedrijven. Dit zou voor een heel beperkt deel wel kunnen gelden, voor de bedrijven die voornamelijk bezig zijn met voedselverpakking of met medische apparatuur. Maar voor het gros van deze maatwerkbedrijven gaat dit eigenlijk niet op. Wat is de houding van de Vlaamse Regering ten opzichte van de terechte bezorgdheid dat door deze beslissing duizenden werknemers wel degelijk extra gezondheidsrisico’s lopen?
De regering heeft beslist dat wanneer een onderneming verplicht moet sluiten tijdens de coronacrisis, deze onderneming recht heeft op een hinderpremie. Op zich is dat een goede zaak. Indien een onderneming beschikt over meerdere exploitatiezetels die ook verplicht moeten sluiten ten gevolge van de coronamaatregelen, wordt de premie uitgebreid tot maximaal vijf ondernemingen voor zover er in elk van die bijkomende vestigingen minstens één personeelslid tewerkgesteld is.
Daar rijst nu natuurlijk een extra probleem. Er zijn immers toch ook wat ondernemingen die meerdere vestigingen hebben, maar daar geen voltijds personeelslid in dienst hebben. Die ondernemingen dreigen nu vestigingen te moeten sluiten als deze crisis nog lang aanhoudt. De onderneming moet immers voor bijkomende vestigingen ook huur en vaste kosten blijven betalen. Met de eenmalige hinderpremie van 4000 euro kan ze dit niet overbruggen.
Minister, bent u dus bereid om de hinderpremie uit te betalen per vestiging, ongeacht of die personeel tewerkstelt of niet? Er zijn ondernemers die diverse vestigingen hebben, maar daar deeltijds werknemers in dienst hebben. Overweegt u om voor die vestigingen een hinderpremie uit te keren?
Ook vanuit de mobiliteitssector komen er nieuwe vragen. De invoerders en verhuurders van voertuigen en garages vragen de overheid om de beperkende maatregelen in verband met het coronavirus te versoepelen voor hun sector bij de eerstvolgende aanpassing van de lockdown. Zij zullen uiteraard instaan voor de handhaving van de regels inzake hygiëne, social distancing, enzovoort, en ze steunen zeker ook de strenge maatregelen ter zake, maar de sector stelt essentieel te zijn om de economie mee terug op gang te trekken. Enkel dringende depannages en herstellingen gebeuren nog, maar ook die activiteit is slechts een fractie van de gebruikelijke bedrijvigheid in de garages en fietsenwinkels. Bent u bereid om de maatregelen te versoepelen voor deze sector bij de eerstvolgende aanpassing van de lockdown?
Minister, in de transportsector worden duidelijke overtredingen gemeld, maar niet gesanctioneerd. Het betreft onder meer overtredingen met betrekking tot de cabotagerichtlijn. In Zeebrugge omzeilt men de regelgeving door zich te verschuilen achter het feit dat het doorvoeren van containertrafieken onder intermodaal transport valt, en dat wordt niet gevat door de cabotageregelgeving. Dat wordt dan nog eens gecombineerd met de overtreding van detacheringsrichtlijnen met Oost-Europeanen in voornamelijk Zeebrugge en Antwerpen, en er is nauwelijks controle. Dan zijn er echter nog overtredingen die wel onder cabotage vallen. Zo wordt gesignaleerd dat diverse transporten, onder meer voor Carrefour, worden verzorgd door Oost-Europese chauffeurs, dit allemaal terwijl onze eigen chauffeurs thuis technisch werkloos zijn. Vele chauffeurs pikken dat niet meer en eisen dat er wordt opgetreden. Vlaanderen treedt nu, terecht, streng op tegen de eigen burgers, met hoge boetes. Men zou dan toch verwachten dat er ook streng wordt opgetreden tegen misbruiken die nu worden begaan door buitenlanders in de transportsector. Welke initiatieven nam de regering al ten opzichte van die mistoestanden?
Collega’s, tot slot, het is belangrijk dat Vlaanderen zich nu al voorbereidt op het economische leven na de coronacrisis. Daarvoor is het interessant om ook naar buitenlandse voorbeelden te kijken. In diverse Aziatische landen, bijvoorbeeld, is men al over de zware piek heen, en daar zijn de meeste bedrijven opnieuw aan de slag. Nochtans is het coronavirus daar ook niet volledig uitgeroeid. Daar houden ze er rekening mee dat het virus nog wel een jaar zal circuleren, maar organiseren ze zich door massaal te testen. Een combinatie van het heropstarten van niet-essentiële grote bedrijven en een strikt beleid van testen op het virus is daar de norm geworden. Voorzitter, dat brengt me bij mijn laatste vraag.
Oké, want uw tijd is op.
Voilà, perfect getimed dan. Mijn laatste vraag is: op welke manier bereidt de Vlaamse Regering het heropstarten van niet-essentiële grote bedrijven voor?
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ministers, Vlaanderen toont zich sterk. We hebben forse maatregelen genomen zodra de omvang van de crisis duidelijk werd. We hebben de nodige maatregelen genomen én onmiddellijk de enorme economische klap gebufferd die die veroorzaakten. Ik denk dat we vandaag kunnen zeggen dat de maatregelen die we hebben genomen, hun effect beginnen te tonen. De eerste premies zijn op de rekeningen, mensen kunnen hun huur en hun elektriciteit betalen, en ook daarbij worden ze nog extra geholpen. We hebben al discussies gehad over welke sectoren wel en welke sectoren niet. Ik wil het vandaag over de algemene situatie hebben, over de handhaving van de maatregelen en ook over de vooruitzichten van de exitstrategie.
De cijfers in de ziekenhuizen tonen een voorzichtige afbuiging van de curve, waar we zo hard voor hebben gevochten, maar het zou vandaag te vroeg zijn om laks te worden. Ik denk dat dat duidelijk is en dat daar ook geen discussie over is. Om te kunnen volhouden, om iedereen in zijn kot te kunnen houden en te blijven overtuigen om afstand te bewaren, om alleen het essentiële te doen, om binnen hun omgeving te blijven als mensen een uitje maken, zijn er twee dingen nodig, denk ik.
Enerzijds is er de verantwoordelijkheidszin, het gezond verstand en het maximaal garanderen van de beperkte vrijheid die we nog hebben. Anderzijds moeten er tekenen van hoop zijn, de exitstrategie waarover wordt gesproken. Wanneer kunnen we zicht krijgen op een versoepeling?
Mijnheer Deckmyn, het relancebeleid is voor na de crisis. Dan stellen we vast wat de schade is en beginnen we onze economie herop te bouwen. De exitstrategie is hoe we nog tijdens de crisis al hier en daar de maatregelen kunnen versoepelen. Kunnen de tuincentra terug open? Kunnen er een aantal sectoren terug aan de slag, op voorwaarde van de inachtname van de veiligheidsmaatregelen, de afstandsregels en dergelijke meer? Dat zijn twee onderscheiden discussies. Het is vandaag te vroeg om al over relance te beginnen. De minister-president heeft aangekondigd dat hij de taskforce zou aanvullen met het parlement of het parlement erbij zou betrekken. Mijn vraag daarover blijft staan, maar ik verneem dat wel wanneer we het ergste van de crisis achter de rug hebben.
We kunnen die lockdown light alleen volhouden als het geen openluchtgevangenis of een huisarrest wordt. Na de eerste twee weken vol goede moed en vol applaus merken we nu de eerste frustraties. Het huiselijk geweld begint toe te nemen en dergelijke meer. We kunnen de mensen alleen in hun kot houden als we die minimale vrijheid garanderen. We zien dat de communicatie van het Nationaal Crisiscentrum (NCCN) niet altijd gelukkig is, dat er een omslag komt naar regeltjes en detailinterpretaties. De ‘frequently asked questions’ is ondertussen een telefoonboek aan het worden en dat is niet nodig. De principes zijn duidelijk: blijf in uw kot, hou afstand, doe geen onnodige verplaatsingen.
Leden van de regering, we mogen die minimale vrijheid niet smoren in regelneverij en ook niet in politieke spelletjes. We leggen veel gewicht op de schouders van de burgemeesters. Ik denk dat het ook aan de lokale besturen is om met hun politie te bekijken hoe ze met gezond verstand de regels kunnen handhaven. Als er twijfel begint te ontstaan of je nu wel of niet op een bankje mag zitten tijdens je wandeling, dan wordt het moeilijk en zullen mensen in opstand komen. We moeten deze rit nog een hele tijd uitzitten. Hoe kunnen we de lokale besturen motiveren om op basis van gezond verstand en niet op basis van een telefoonboek aan regeltjes, hun politiekorpsen aan te sturen zodat de handhaving volgehouden kan worden, efficiënt kan blijven en de mensen het kunnen volhouden?
Dan kom ik tot de exitstrategie. Uiteraard mogen we niet te snel te soepel worden, maar om vol te houden hebben mensen hoop nodig. We zien dat in steeds meer gezinnen de situatie moeilijk wordt. We hebben het gehad over jongeren in problematische thuissituaties, maar er zijn ook andere gevallen. Er is gesproken over het codewoord bij de apothekers om huiselijk geweld aan te kaarten. Zoals Pythagoras zei: voor het lijden van de ziel zijn er maar twee geneesmiddelen, hoop en geduld. En een exitstrategie kan hoop bieden. Op welke manier wordt die exitstrategie voorbereid? We weten dat er een expertengroep is, maar het is nuttig dat mensen weten welke evaluatiemomenten er aankomen, welke doelstellingen we moeten halen, hoeveel minder besmettingen we moeten halen om langzaam maar zeker toch iets meer ruimte te kunnen krijgen en meer sectoren terug op gang te kunnen krijgen. Als mensen weten waarvoor we streven, zullen ze bereid zijn om hun uiterste best te doen om die doelstellingen te halen. Daarvoor is een tijdslijn nodig. Ik weet dat dat heel moeilijk is, want de situatie wijzigt elke dag. Toch is het nuttig om hoop in het vooruitzicht te stellen en te laten zien dat de exitstrategie langzaam maar zeker op komst is.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, collega's, net als u allen krijg ik ook heel wat vragen van ondernemers en werknemers. Als een schilder mij belt, vraagt hij mij niet naar het overbruggingsrecht of de compensatiepremie, maar wel naar manieren om te kunnen doorwerken, om nog een aantal ‘chantiers’ te kunnen doen. Als een arbeider mij belt, dan zegt hij dat hij niet op die tijdelijke werkloosheid wil staan, maar dat hij het liefst van al wil blijven doorwerken. Ik denk dat ik voor alle Vlamingen spreek als ik zeg dat iedereen zo snel mogelijk opnieuw aan de slag wil gaan. Dat is trouwens ook bevestigd door een uitgebreid onderzoek onder leiding van Stijn Baert dat deze week bekend raakte.
Als we kijken naar de cijfers, dan zien we dat onze economie nog nooit zo'n uppercut heeft gekregen als vandaag. 1,25 miljoen mensen staan op tijdelijke werkloosheid. Los van de coronawerkloosheid zitten we voor het eerst in vijf jaar met een stijging van niet-werkende werkzoekenden. Er is hoop want in de essentiële sectoren, zoals de voedingssector, schreeuwt men om mensen. Ik heb de VDAB-lijsten bekeken: het gaat om ongeveer 22.000 vacatures die asap ingevuld moeten worden.
Zoals we vanmorgen nog hebben gehoord, hebben we daarnaast extra nood aan seizoenarbeiders, maar liefst 25.000 mensen, om mee te helpen oogsten.
Collega's, onze verantwoordelijkheid vandaag is historisch. Wij moeten nu zoveel mogelijk mensen stimuleren om, waar het verantwoord is en waar het kan, aan de slag te gaan. Dat kan zijn in hun huidige job maar ook tijdelijk bij een andere werkgever uit een sector waar het nijpt. De wil is er overduidelijk bij de mensen. Nu is het aan ons om dat mogelijk te maken, want we zullen keihard moeten knokken om de economische schade aan te pakken. Veel meer nog dan de goede steunmaatregelen die uitgewerkt zijn, is ons beste antwoord tegen die crisis om zoveel mogelijk mensen opnieuw op een veilige en verantwoorde manier te laten ondernemen of als werknemer aan de slag gaan.
VDAB heeft goed huiswerk gemaakt. Het platform met vacatures uit sectoren waar het nijpt, is ‘up and running’. Proficiat, minister. Proficiat, medewerkers van VDAB. Maar helaas is dat platform vandaag nog een beetje te veel een reus op lemen voeten. Het is interessant voor niet-werkende werkzoekenden, maar mensen die tijdelijk werkloos zijn – coronawerkloosheid – mogen helaas nog geen andere job doen in combinatie met die tijdelijke werkloosheid. We kunnen dat niet regelen op Vlaams niveau. Dat zou eigenlijk liever gisteren dan vandaag geregeld moeten zijn. Daarom roep ik de Vlaamse Regering op – dat is mijn eerste vraag – om deze maatregel met hoogdringendheid federaal aan te kaarten.
Tweede vraag: tegelijk zijn we elke dag zeer terecht een luid applaus aan het geven voor wie vandaag aan de slag is, voor wie vandaag een extra maal doet in uitzonderlijke omstandigheden. Maar laat ons hun niet alleen een extra applaus geven, laat ons hen ook niet meer belasten op die overuren. Geef ook werkgevers de vrijheid om die mensen onbelast eenmalig te belonen voor hun inspanningen in deze uitzonderlijke tijden. Ook die vraag werd door u al federaal aangekaart, maar ook dat was beter gisteren dan vandaag al geregeld. Dus ook de vraag om dit met hoogdringendheid opnieuw op tafel te leggen.
Collega's, we mogen ons niet afvragen tot wanneer we niet meer mogen werken. De vraag die we ons moeten stellen, is op welke manier we verantwoord aan de slag kunnen gaan. We moeten ons de vraag stellen in welke sectoren we vandaag nuttig kunnen zijn. Dat is de ingesteldheid die ons uit het dal zal doen klimmen. Dat is de lijn waarop deze regering verder aan de slag moet. En daarom – dat is mijn derde vraag – is het belangrijk om heldere akkoorden te hebben over waar en op welke manier er verantwoord kan worden gewerkt. We moeten risico's in kaart brengen maar vooral op zoek gaan naar oplossingen om zoveel mogelijk mensen opnieuw aan het werk te helpen, om zoveel mogelijk ondernemers opnieuw te laten ondernemen, uiteraard in veilige en verantwoorde omstandigheden. Maar dat is de boodschap die we moeten geven. Dat is, collega's, een laudatio op werk, op ondernemen, dat ook in coronatijden mogelijk is. Laat ons dat maximaal mogelijk maken.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega's, ik krijg berichten van ondernemers die me zeggen dat ze de uitbetaling van de hinderpremie al op hun rekening hebben staan. Dat is heel belangrijk om ondernemers vertrouwen te geven van in het begin van de crisis, namelijk dat de overheid en de regering alles zullen doen om hen over deze crisis te kunnen tillen. Het is nog geen tijd voor de exit en de relance maar het is wel tijd om die te beginnen voorbereiden en daarover na te denken.
Zonet – ik denk een uur geleden – heeft de Nationale Bank een studie uitgebracht over wat deze crisis kan betekenen voor onze economie, en ze ramen de impact op dit ogenblik al op min 8 procent, bijna min 10 procent. Dat is de grootste crash sinds 1908, dus meer dan een eeuw geleden, die we zullen doorworstelen dit jaar, als je de oorlogsjaren buiten beschouwing laat. Dat is dus een veelvoud van de financiële crisis van tien jaar geleden. Wat Vlaanderen betreft komt daar de brexit bovenop. Dus we staan in 2020 – wat de Vlaamse economie betreft – voor wat men in het Engels een ‘perfect storm’ noemt: verschillende zaken die samenkomen en het bbp met bijna 10 procent naar beneden dreigen te duwen. De beleidskeuzes die we de komende weken en maanden gaan nemen, zullen bepalend zijn voor hoe de economie er de komende jaren zal uitzien.
We kunnen daarbij wat lessen trekken uit wat in het buitenland gebeurt. In Oostenrijk zijn ze al begonnen aan de exit en de relance. In China liggen ze ook een beetje voor. We kunnen uit die landen een aantal zaken overnemen en ook een aantal zaken niet overnemen.
Ik geef een voorbeeld van de impact die beslissingen kunnen hebben. In China wil men de auto-industrie ondersteunen door bepaalde klimaatmaatregelen terug te schroeven. Ik denk dat we dát niet moeten doen, maar we zullen wel voor gelijkaardige discussies komen te staan. De luchtvaartsector vraagt vandaag bijvoorbeeld steun. Zullen wij die steun al dan niet koppelen aan klimaatvriendelijke maatregelen? Dat zijn belangrijke keuzes die de komende dagen en weken op ons af zullen komen en die een grote impact zullen hebben op het economische model van de komende jaren.
Ook sommige van onze strategische sectoren zullen de komende maanden in geldnood komen. We moeten absoluut voorkomen dat die overgenomen worden door buitenlandse speculanten en dergelijke meer. We hebben daar al een soort van beschermingsclausule voor – daar heb ik de afgelopen jaren voor gepleit – en ik denk dat we er verder over moeten waken dat die sectoren die echt van strategisch belang zijn, ook in Vlaamse handen kunnen blijven.
Tot slot heb ik nog een vraag. Op federaal niveau heeft men een groep samengesteld om de exit te begeleiden. Mijn vraag is eigenlijk op welke manier de Vlaamse overheid daarbij betrokken zal zijn. Ik denk immers dat een goede coördinatie, waarbij het federale beleid het Vlaamse ondersteunt, essentieel is. Hoe je het ook draait of keert, we zullen een soort van nieuwe New Deal nodig hebben om de grootste economische crisis in meer dan een eeuw tijd te boven komen, een soort sociaal-economisch pact, niet enkel tussen de verschillende regeringen onderling, maar ook met de verschillende sociale en economische actoren.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de tussenkomsten. Ik wil meegeven dat de commissie Economie morgen ook samenkomt. Voor die commissie zijn tientallen pagina’s aan vragen binnengekomen.
Dat had ik al gezegd, minister.
Het zijn vaak punctuele vragen die ik met heel veel genoegen zal beantwoorden. Dat had u nog niet kunnen zeggen, voorzitter, want ik zeg dat nu. (Opmerkingen van de voorzitter)
Voorzitter, ik zal met het algemene starten. Als je praat over een relance, dan moet je ook praten over een essentieel onderdeel daarvan: in een acute crisis moet een samenleving blijven functioneren, en ik denk dat vriend en vijand de maatregelen die de Vlaamse Regering al ondernomen heeft voor de bedrijven, waardeert. Zoals ik zei, is er een klavertjevier aan maatregelen.
Je hebt ten eerste de premie voor bedrijven die gesloten zijn; die premie zijn onze mensen nu aan het uitbetalen. Ondertussen hebben al meer dan 60.000 bedrijven ondersteuning gekregen. Waarom doen we dat zo snel en waarom enkel op basis van een verklaring op eer? Net omdat mensen nu, bij het begin van de maand, weer kosten hebben en wij die mensen mee door deze periode willen helpen. Ik wil er wel voor waarschuwen – en dat wil ik hier in de plenaire ook eens zeggen – dat wij geen misbruik zullen tolereren. Ik hoor hier en daar verhalen over misbruik, en deze ochtend hebben mijn mensen met onze leidinggevend ambtenaren gediscussieerd over het controlesysteem dat we gaan opzetten. Ik vind het een dikke schande dat mensen in zulke tijden misbruik zouden maken van maatregelen die wij als Vlaamse Regering nemen. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Ten tweede is er, naast de premie voor wie sluit, ook een premie voor wie omzetverliezen lijdt. Ook hier wordt dezelfde systematiek toegepast; deze premie wordt nu operationeel gemaakt. Collega Deckmyn, u vroeg naar uitbreidingen, maar wij gaan de premie niet uitbreiden. Ik moet daar helder in zijn. We hebben al veel gediscussieerd over de vraag of we meerdere vestigingsplaatsen zouden toelaten. Ik maak ook even de vergelijking met kapsalons: er zijn heel grote kapsalons en er zijn heel kleine kapsalons. Je moet een keuze maken als je steun geeft. Ofwel kies je voor een forfaitaire vergoeding die voor iedereen gelijk is, wat ook een beetje een vorm van solidarisering is, ofwel ga je op basis van omzet of wat dan ook gaan bepalen hoeveel de premie moet bedragen, maar in dat laatste geval heb je dan ook veel meer controle nodig. We hebben hier voor een eenvoudig systeem gekozen, en dat heeft voor- en nadelen. Dat betekent dus dat de regel van arbeidskracht blijft bestaan, ook als je meerdere vestigingen hebt.
Ten derde – en dat wordt een beetje onderbelicht, maar ik wil daar toch een beetje op focussen – zorgen wij ervoor dat wie het vandaag nodig heeft, overbruggingskredieten kan krijgen. Bedrijven die nieuwe schulden moeten maken om de crisis door te komen, daar willen wij waarborgen voor geven, net om ervoor te zorgen dat bedrijven door de crisis raken. Ten opzichte van het federaal pakket aan maatregelen hebben wij als voornaamste aanvulling dat start-ups of scale-ups, die nog geen grote kapitalen hebben, via achtergestelde leningen kunnen blijven bestaan.
Er zijn al meer dan tweehonderd aanvragen daarvan binnengekomen. Die zullen niet allemaal positief kunnen worden behandeld, maar je voelt dat ondernemingen aankloppen om steun te vragen in deze tijden. Wij willen ook alles doen om hen in staat te stellen te blijven werken.
Naast de compensatiepremie, de hinderpremie en de waarborgen, is het voor ons van cruciaal belang dat zij die als essentieel worden aangemerkt, ook goed kunnen blijven werken.
Er zijn veel vragen over hoe je social distancing kunt respecteren. Collega Deckmyn gaf het voorbeeld van de maatwerkbedrijven. Op het federale niveau is daar een vergissing gebeurd. Het paritair comité van de maatwerkbedrijven stond volledig op de lijst, terwijl het de bedoeling was dat enkel het paritair comité dat belangrijk is voor het maken van medische zaken, zoals bijvoorbeeld maatwerkbedrijven die mondmaskers of schorten voor het medisch circuit maken, op de lijst zouden komen. Normaal wordt dat vandaag of morgen rechtgezet, waardoor niet de hele sector van de maatwerkbedrijven op de lijst komt, maar wel dat het wordt beperkt tot hen die vitaal nodig zijn om te kunnen blijven functioneren.
Collega’s, dit pakket maatregelen maakt voor mij ook al deel uit van een noodzakelijke relance. Als je geen inspanningen doet om die bedrijven nu te laten werken, dan heeft het geen zin om nadien nog maatregelen te nemen. Dit is een elementair onderdeel van wat we later willen doen.
We hebben een taskforce economische impact corona, waarvan de minister-president voorzitter is. We luisteren heel vaak naar alle sectoren om de impact te kennen. Ook minister Demir, die bevoegd is voor het toerisme, maakt er deel van uit om de vinger aan de pols te houden.
Uiteraard zullen we in een tweede fase maatregelen moeten nemen voor een snelle en krachtige heropbouw. Dat zal heel veel moed vergen. We zullen moeten investeren en blijven investeren. We zullen ook structureel versterkende initiatieven moeten nemen en onze arbeidsmarkt laten inspelen op die gewijzigde situatie. Daarom heb ik vorige week in het actualiteitsdebat aangekondigd dat we een beroep willen doen op een stuurcomité van experts om onze Vlaamse economie heel specifiek te begeleiden en toekomstmaatregelen te nemen. Uiteraard moet dat samen met de federale maatregelen gebeuren.
Er is ook een economische groep, want ons Vlaams economisch weefsel heeft een eigenheid. Het is echt van belang dat we hier zowel inzake arbeidsmarkt als inzake de economie maatregelen nemen die dynamiek geven aan de relance die Vlaanderen nodig heeft.
Dat komt eraan. Volgens sommigen is het nog te vroeg, maar we moeten nu al de toekomst voorbereiden, ondertussen de vinger aan de pols houden en in de beste samenwerking met de andere beleidsniveaus, de federale overheid en Europa, proberen goede keuzes voor de toekomst te maken.
Er waren nog enkele punctuele vragen, onder andere over de heropstart. We moeten creatief durven nadenken over een veilige heropstart. Gezondheid is cruciaal, want dit is elementair een gezondheidscrisis. Er zijn wel enkele creatieve mogelijkheden om stappen te zetten naar de versoepeling van bepaalde maatregelen. Minister-president Jambon heeft deze week nog een vergadering met de Nationale Veiligheidsraad. We bereiden die goed voor en we zullen er opnieuw enkele voorstellen doen om bepaalde versoepelingen mogelijk te maken in veilige omstandigheden.
Dat moeten we in een goede dialoog doen met de sociale partners. Ik verwijs naar de dienstenchequesector, waar ik een aantal maatregelen heb genomen. Mijn collega-ministers hebben me ook wat extra budget gegeven om de dienstenchequemedewerkers te beschermen. Ondertussen zijn er enkele bedrijven opengegaan en ik heb vernomen dat er in de komende weken nog bedrijven open zullen gaan, uiteraard alleen maar als de werkomstandigheden voor de medewerkers veilig zijn. Ook daar zullen we streng voor zijn.
Op de vraag over de exitstrategie heb ik al geantwoord. De afbouw van het lockdownbeleid is een federale bevoegdheid. De Nationale Veiligheidsraad neemt ook een aantal maatregelen, maar onze minister-president is daarin vertegenwoordigd. Die oordelen op basis van experts. Soms zou ik ook harder willen gaan, maar gezondheid is prioritair.
Aan de andere kant merk ik wel dat veel mensen mij ook melden dat kunnen gaan werken, ook goed is voor het mentale welbevinden. We moeten dus proberen er een evenwicht in te houden.
Ik was heel blij toen ik vandaag hoorde dat Bouwunie zei dat twee op de drie bouwbedrijven geheel of gedeeltelijk aan het werk zijn. Relance begint ook altijd een beetje in de bouw. Als de bouw opnieuw in gang schiet, dan schiet er veel weer in gang. Ik hoop dat dit de komende periode nog kan verbeteren.
Collega Ronse, u had vragen over VDAB en de reus op lemen voeten. VDAB heeft nu een unieke opportuniteit om zijn nieuwe rol als arbeidsmarktregisseur voluit te spelen. Gisteren is er heel lang vergaderd over hoe men een platform moet maken om vacatures in de landbouwsector te matchen met mensen die bereid zijn om te werken. De landbouwers hebben niet de traditie om hun vacatures te melden bij VDAB. Dat is vanmorgen ook besproken in de commissie Landbouw. Het heeft historische redenen, maar we moeten hen nu echt oproepen om het wel te doen. VDAB maakt een website die specifiek gericht is op de landbouw, samen met de landbouwsectoren. We luisteren hoe het er moet uitzien. Ik hoop dan dat heel veel mensen zich zullen aanmelden om ons door die komende moeilijke weken te helpen.
Op de vraag over jobstudenten heb ik vanmorgen een antwoord gegeven. Kunnen we in mogelijkheden voorzien? Ik was de voorbije weken niet echt enthousiast om jobstudenten te veel op te roepen. Met jongeren in het hoger onderwijs wordt er digitaal gewerkt, ook in het secundair onderwijs. Je geeft dan een rare boodschap als je hun vraagt zich aan te melden. In de vakanties kan dan natuurlijk wel.
U maakt de combinatie met tijdelijke werkloosheid. Ik hoop dat dit vrijdag op de agenda van de Federale Regering staat. Ik weet dat er een aantal principiële beslissingen zijn genomen. Ook over overuren hoop ik dat er goed nieuws komt.
Eén groep hebben we hier nog niet genoemd. U weet dat in het regeerakkoord staat dat we ook mensen die vandaag geen uitkering krijgen en ook niet actief zijn op de arbeidsmarkt, naar de arbeidsmarkt willen halen. Misschien zijn er wel een aantal mensen die vandaag nog niet werken, die de landbouwers wel uit de nood willen helpen de komende periode. Ook daar zal VDAB op focussen.
Collega's, men vroeg naar de toekomstperspectieven. Ik verwijs ook naar de tussenkomst van collega Van Rompuy. Ook ik heb de cijfers gezien die deze ochtend zijn gelost: de Nationale Bank ziet een krachtig herstel in 2021. De crisis is nu ongezien, maar het verleden heeft ook aangetoond dat we weliswaar een kleine regio zijn, maar dat we zeer veerkrachtig zijn. Ons kmo- en bedrijfsleven is zeer veerkrachtig in het herstel. Het is aan ons om, samen met hen, de juiste maatregelen te nemen. U weet dat Vlaanderen een echte exportregio is. Het is van belang om niet alleen te kijken naar hoe we de productie hier opnieuw in gang kunnen krijgen, maar om, samen met de minister-president, die bevoegd is voor het buitenlands beleid, de exportstrategie voluit opnieuw uit te werken, samen met de vertegenwoordigers van de grote bedrijven.
Collega's, samen met jullie wil ik er alles aan doen om de economie in Vlaanderen levendig te houden, om zoveel mogelijk mensen aan de slag te houden. Straks komt collega Beke ook aan het woord, maar u weet dat er heel veel helpende handen nodig zijn, ook in de welzijnssector. We proberen te bemiddelen waar het mogelijk en waar het nodig is. Met de steun van jullie in het parlement en met de steun van heel veel anderen hoop ik ook de komende weken nog veel goede en sterke maatregelen te kunnen nemen, in het belang van onze Vlaamse economie en in het belang van ons Vlaams werkgelegenheidsbeleid.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, wat de laatste maatregelen betreft, ben ik er uiteraard voorstander van dat er nu eerst wordt opgetreden, dat er nu eventueel wordt bijgestuurd. Dat wil niet zeggen dat we vandaag ook niet de toekomst na de crisis moeten voorbereiden. Ik beklemtoon dus dat we zeker moeten nadenken over relancemaatregelen.
Ik ga zeker akkoord met het feit dat de misbruiken inzake premies moeten en zullen worden aangepakt. Ik vind het enkel jammer dat er geen uitbreidingen meer mogelijk zijn, want nochtans zijn daar wel redelijke argumenten voor. En ik heb eigenlijk geen antwoord gehad op mijn vraag over de misbruiken in de transportsector.
Collega Deckmyn, morgen is er een commissie. Misschien wil minister Crevits nog antwoorden?
Minister Crevits heeft het woord.
Absoluut. De vraag over de transportsector had ik even over het hoofd gezien. Ik zal dat met collega Lydia Peeters opnemen. Er zijn ons ook meldingen over gedaan. We zullen nagaan wat er mogelijk is.
Collega Deckmyn, ik heb net een heel betoog gehouden over de noodzaak van relancemaatregelen. Maar ik heb ook willen duiden dat het pakket aan steunmaatregelen die de Vlaamse Regering nu neemt, een eerste stap is naar de toekomst. Zonder steun nu, kun je geen toekomst voorbereiden en gaan mensen over de kop. Het ene maakt dus onlosmakelijk deel uit van het andere.
Dan gaan we nu over naar het thema Welzijn en Volksgezondheid.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, leden van de regering, vandaag zijn er een aantal grote bekommernissen met betrekking tot de woonzorgcentra. Die bekommernissen delen wij ook. Willen we de situatie daar onder controle krijgen, dan moeten we absoluut ook zorg dragen voor onze zorgers. Er werden de voorbije weken al heel grote inspanningen gedaan om het tekort aan beschermingsmateriaal en testcapaciteit op te vangen. Vanaf vandaag worden er tests gedaan in 85 woonzorgcentra. Maar de vraag op het terrein is veel groter dan de capaciteit. Overleg met de sector en met experten is daarom nodig om tot een gepaste teststrategie te komen. Ook de gevolgen die aan de resultaten gegeven worden, moeten duidelijk zijn.
Er is ook nood aan medische ondersteuning, collega’s. Kunnen de ziekenhuizen niet worden aangesproken om een proactieve rol op te nemen in de begeleiding en ondersteuning van onze woonzorgcentra? Ik denk bijvoorbeeld aan opleiding, verpleegkundige ondersteuning, medische assistentie en zo verder. Meer dan ooit moeten er samen afspraken gemaakt worden over hoe de best mogelijke zorg gegeven wordt, waar die gegeven wordt en wie er beschikbaar is om die te geven.
Dat brengt me, collega’s bij het punt van het personeel en de tekorten daaromtrent. De medische reservelijst die nu via het platform ‘help de helpers’ gemakkelijk geraadpleegd kan worden, is alvast een grote hulp. Al meer dan vierduizend vrijwilligers hebben zich daarvoor gemeld. Deze week werden ook afspraken gemaakt met de universiteiten voor de inzet van studenten.
Maar we moeten ook nog zoeken naar andere mogelijkheden om personeel in te schakelen en optimaal te benutten. Ik heb alvast een concreet voorstel: zorgpersoneel dat in een eindeloopbaanregeling zit of in een ander verlofstelsel als ouderschapsverlof, moet de mogelijkheid krijgen om dat verlofstelsel tijdelijk op te schorten met volledig behoud van rechten. We begrijpen dat dit federale materie is, maar we hopen toch dat het plan van aanpak met betrekking tot voldoende werkkrachten wordt afgestemd tussen alle niveaus.
We hebben niet alleen nood aan voldoende personeel maar ook aan voldoende voorbereid personeel. Er werd al werk gemaakt van online cursussen, maar die moeten natuurlijk ook alle zorgverstrekkers bereiken. We mogen het zorgpersoneel in dezen niet aan zijn lot overlaten. Kan er, binnen de woonzorgcentra maar ook voor andere zorgverstrekkers als de thuishulp, de jeugdhulp, de gehandicaptenzorg, nog meer worden ingezet op deze opleiding? Want beschermend materiaal ter beschikking hebben is één zaak, het ook correct kunnen gebruiken is iets anders.
Een andere kwestie die ik graag aankaart, is de aanpak van intrafamiliaal geweld. Er was in de media vooral aandacht voor het verhoogd risico op partnergeweld tegen vrouwen. Dat is terecht, natuurlijk. Maar laten we niet vergeten dat intrafamiliaal geweld veel breder is en dat iedereen er het slachtoffer van kan worden. Ik denk aan kindermishandeling, geweld tussen broers en zussen, oudermishandeling. Ik pleit dan ook voor een gecoördineerd plan van aanpak voor alle vormen van intrafamiliaal geweld. Er is daarom niet noodzakelijk nood aan nieuwe initiatieven, maar we moeten vooral de bestaande partners versterken in hun aanpak ter zake. Denk aan de extra middelen voor onder andere 1712 en de uitbreiding van de bereikbaarheid ervan. We moeten vooral zorgen, collega’s, dat slachtoffers de weg ernaartoe vinden.
Mijn volgende vraag gaat over het actieplan mentaal welzijn, waar de minister aan werkt. De coronacrisis weegt door en psychologische ondersteuning is broodnodig. Een enorm kwetsbare en alsmaar groter wordende groep, die uit de boot dreigt te vallen, zijn zij die afscheid moeten nemen. Een dierbare verliezen is zwaar. Een dierbare verliezen op een moment dat we ons verplicht moeten isoleren van elkaar, is onnoemelijk zwaar. Ik wil daarom een oproep doen om aandacht te hebben voor levenseinde- en rouwbegeleiding. We mogen niet toelaten dat de palliatieve zorg en het menswaardig afscheid kunnen nemen ondergesneeuwd raken.
Door middel van een oproep naar vrijwilligers voor palliatieve zorg, psychotherapeuten en sociaal werkers kunnen mensen die nu afscheid moeten nemen telefonisch worden gecontacteerd en kan aan rouwbegeleiding worden gedaan.
Collega’s, ik maak me ook nog altijd grote zorgen over kinderen die vandaag geïsoleerd raken in een kwetsbare gezinssituatie. Deze kinderen kunnen in principe ook op school terecht, in de opvang. Maar geraken ze daar effectief? Ik deed eerder al een oproep om die kinderen en hun gezinnen vanuit de scholen, de centra voor leerlingenbeleiding (CLB’s) en andere actoren proactiever te benaderen. Gebeurt dat ook in de praktijk? Misschien kan minister Weyts hier ook een rol opnemen.
Collega’s, hoezeer we vandaag ook in de storm zitten, we moeten stilaan al beginnen na te denken over hoe we de omgekeerde beweging, terug naar het normale leven, kunnen maken. Ik weet dat er voor de uitwerking van de zogenaamde exitstrategie een nationale expertengroep werd samengesteld onder leiding van Erika Vlieghe. De huidige maatregelen zijn nodig voor de volksgezondheid, maar staan soms op gespannen voet met het welzijn van mensen. Ik neem aan dat ook minister Beke van Welzijn zijn inbreng zal kunnen doen bij het bepalen van die exitstrategie. Daarom, minister, vraag ik u om bij de voorbereiding van het terugschroeven van de maatregelen het algemeen welzijn voorop te stellen en eerst die maatregelen terug te schroeven die vandaag de meest kwetsbaren het hardst treffen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, er speelt zich een drama af in onze rusthuizen. Het is een uitslaande brand die we dreigen niet onder controle te houden en te krijgen. Minister, in sommige rusthuizen is het nu al te laat en is het nu vooral proberen om de brand die er is te controleren. We moeten met z’n allen bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat ook niet de andere rusthuizen en woonzorgcentra in brand vliegen.
Toen ik de cijfers van gisteren zag, sloeg de schrik mij om het hart. In de helft van de woonzorgcentra zit nu de besmetting binnen.
Het is niet de oppositie, minister, die de zware woorden gebruikt. Het zijn de mensen vanop het terrein zelf, de mensen die dagelijks werken in zorg en welzijn, de specialisten, die luid en duidelijk aan de alarmbel trekken. De situatie in de woonzorgcentra is vandaag onhoudbaar geworden. Ik geef nu een aantal citaten, die u waarschijnlijk wel zult hebben gelezen, maar die het punt toch versterken dat er vanuit het terrein heel wat vragen uw richting uit komen.
Professor huisartsengeneeskunde Dirk Devroey roept in Het Laatste Nieuws op om snel te starten met testen: “Als we niet snel beginnen met testen, dreigt de situatie te ontsporen. Dan moeten we niet opkijken als we de helft van de rusthuisbewoners verliezen.”
Dominique Roodhooft, verantwoordelijke van vijftien woonzorgcentra: “Veel maatregelen van minister Beke komen te laat. De regering dacht: we doen alle rusthuizen op slot en we moeten er niet meer naar omkijken. Het virus zou toch buiten blijven. Het omgekeerde is uitgekomen.”
Als klap op de vuurpijl trekt Margot Cloet, de topvrouw van Zorgnet-Icuro, aan de alarmbel. Zij heeft het over chaos door het ontbreken van een duidelijke strategie. Zij ziet blijkbaar geen andere uitweg dan vol in de media te communiceren dat er geen dagelijks strategisch overleg is op Vlaams niveau met de experten en met de woonzorgcentra. Ik viel van mijn stoel toen ik dat hoorde. Nochtans zijn ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg, woonzorgcentra een exclusieve bevoegdheid van Vlaanderen. Wij hebben daar alle touwtjes zelf in handen.
De getuigenissen van mensen die dagelijks voor die zorg moeten instaan komt heel hard binnen: te weinig beschermingsmateriaal, te weinig kennis om zwaar zieke bewoners medisch te behandelen, en vooral nood aan steun.
Minister, dit gaat over onze ouderen in Vlaanderen. We mogen niemand achterlaten, zeker niet diegenen die heel hun leven hebben gewerkt om dit Vlaanderen op te bouwen.
Het ontbreken van betrouwbare cijfers vind ik, na drie, vier weken crisis, echt onaanvaardbaar. Zij zouden de basis moeten zijn voor evidencebased beleid. Marc Van Ranst begreep het gisteren ook niet meer. “Niet uit te leggen. Geen rocket science”, zei hij. De getuigenis gisterenavond op televisie van iemand die in de gehandicaptenzorg werkt en beschikt over vijf tests waarvan ze er al twee had gebruikt en dus zuinig met de rest moest omspringen, is niet echt het beeld dat je hebt van zorg in het moderne Vlaanderen van vandaag. Net zoals het zeven dagen in een enveloppe steken van mondmaskers om besmetting te voorkomen. Dit zijn getuigenissen die binnenkomen en die hard snijden.
Minister, ik keek hoopvol naar u. Ik heb gisteren heel de commissievergadering gevolgd. In plaats van uw beleid bij te sturen, blijft u echter hetzelfde herhalen wat u de afgelopen drie of vier weken hebt verteld. U stuurt uw beleid niet bij. Dat kan toch niet. We waren het erover eens dat we naar de experts zouden luisteren en dat de Vlaamse Regering wendbaar zou optreden op het ogenblik dat er suggesties vanop het terrein kwamen. We kunnen wat die experts in de media stellen niet zomaar van tafel vegen. Waarom stuurt u niet bij? Ik heb u deze morgen op de radio gehoord. Waar is uw noodplan? Waar is het draaiboek dat er allang had moeten zijn?
Ik heb gezien hoe snel het Vlaams Parlement heeft geschakeld en hoe snel de Vlaamse Regering schakelt met betrekking tot de hinderpremie voor bedrijven in allerlei maten en gewichten. Ik vind dat u met betrekking tot de terechte vragen die vanuit de zorg komen en die nu pertinent uit de woonzorgcentra komen, pijnlijk stil blijft. Het blijft oorverdovend stil. Nochtans zijn die woonzorgcentra en, bij uitbreiding, alle instellingen waar op een intensieve manier zorg wordt verleend de instellingen met een kritische succesfactor om het coronavirus te bestrijden. Kijk maar naar de getuigenissen uit de gehandicaptensector. Als het daar uitbreekt, kan het verzorgend personeel dit wel degelijk naar buiten brengen. Die mensen weten vaak niet of ze al dan niet besmet zijn. Zij gaan ook naar huis. Zij hebben ook een gezin en zij komen ook in contact met mensen.
Het allerbelangrijkste is nu dat we moeten kijken welke maatregelen de komende uren, dagen en weken nodig zijn om deze crisis, die zich in volle hevigheid toont, onder controle te krijgen. Hoewel we constructief blijven en willen samenwerken, denk ik dat we met zijn allen kunnen zeggen dat het huidig beleid onvoldoende is gebleken om de uitbraak te voorkomen.
De cijfers van gisteren kunnen nauwelijks onderbouwd zijn. Vaak gaat het om aannames die ons tot een aantal fundamentele vragen nopen.
Mijnheer Rzoska, kunt u stilaan afronden?
Minister, hebt u een noodplan om de crisissituatie in de woonzorgcentra aan te pakken? Kunt u dat plan toelichten? Hebt u, bij uitbreiding, een noodplan voor heel de zorg? Er zijn nog instellingen waar intensief zorg wordt verleend.
Wanneer en met wie zult u nu eindelijk dat strategisch overleg over de woonzorgcentra starten, zodat de teststrategie helder wordt en zodat het beschermingsmateriaal op een heldere manier prioritair wordt ingezet? Zult u werk maken van een Vlaams coördinatiecentrum voor de coronacrisis? Ik moet zeggen dat ik van mijn stoel viel toen ik Margot Cloet hoorde zeggen dat ze daar al van in het begin om vraagt. We hebben nog altijd niets gezien.
Kunt u zeggen hoeveel overlijdens in de woonzorgcentra tot nu toe aan het coronavirus te wijten zijn? Na drie of vier weken beleid hebben we nu echt evidencebased cijfermateriaal nodig om stappen vooruit te kunnen zetten en om wat nu in de woonzorgcentra gebeurt onder controle te krijgen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, ik ben natuurlijk zeer ongerust om wat zich in de woonzorgcentra afspeelt. De situatie is daar om een aantal redenen zeer ernstig. Er is nog altijd een tekort aan beschermingsmateriaal. Dat is een probleem in verschillende sectoren. We zitten met een tekort aan mondmaskers. De chirurgische maskers zijn geleverd. Er is een bestelling van FFP2-maskers geplaatst, maar ze waren blijkbaar van slechte kwaliteit. Dat zijn allemaal zaken waarmee we rekening moeten houden. We zijn afhankelijk van de markt en de kwaliteit moet optimaal zijn, maar ik wil nog eens benadrukken dat het echt alle hens aan dek moet zijn om dat beschermingsmateriaal tot bij onze zorgverstrekkers te krijgen, want de veiligheid van onze zorgverstrekkers staat echt voorop.
Minister, we hebben het gisteren in de commissie al wat over de tests gehad. We hebben nu een test, maar ik heb u toen gevraagd hoe dat praktisch kan worden uitgerold. Zullen die tests deze week plaatsvinden? Wie zal die tests uitvoeren? Dat kan natuurlijk niet iedereen zo maar doen. Zijn de woonzorgcentra voldoende voorbereid? Want ik kan me voorstellen dat het afnemen van die tests heel wat tijd in beslag zal nemen.
En dan stelt zich natuurlijk ook de vraag: wat ga je daarna doen, als je de resultaten daarvan hebt? Als bewoners positief blijken te zijn, moet je die dan afzonderen? Iedereen heeft natuurlijk zijn private, huiselijk ingerichte kamer. Dat is niet zoals in een ziekenhuis, waar je oudere mensen kunt verplaatsen naar een andere afdeling. Dat heeft ook een enorme impact. Daarenboven kan ik mij ook voorstellen dat er woonzorgcentra zijn waar de infrastructuur het niet altijd toelaat om dat te doen.
Wat ga je doen als zorgverstrekkers positief testen? Als er op dit moment een vermoeden is dat een personeelslid met COVID-19 zou zijn besmet – zonder dat er wordt getest –, dan gaan die mensen toch verder blijven werken, mits het bij milde klachten blijft en er geen sprake is van koorts. De vraag is dan natuurlijk: wat gaan we doen als er tests worden uitgevoerd en iemand blijkt effectief positief? Blijven die mensen dan aan het werk, werken ze voortaan enkel met coronapatiënten, of worden ze thuis gezet? Ik denk dat daar echt duidelijkheid over moet komen.
Ik wil nog even een kanttekening maken. Mensen denken dat ze zekerheid hebben als ze worden getest, maar dat is natuurlijk niet waar. Met een enkele test heb je die zekerheid niet. Als je de ene dag negatief test, kun je de dag erna positief testen. Dat is iets wat vaak wordt vergeten. Wat gaan we in de toekomst doen met eenmalige testen? Gaan we voortaan elke week testen uitvoeren, of maken we gebruik van bloedafnames, waarbij we de immuniteit controleren? Stel dat een zorgverstrekker immuun is, gaan we die dan ook eerder gericht kunnen inzetten bij coronapatiënten? Dat zijn toch wel heel belangrijke zaken die op korte termijn moeten worden uitgeklaard. Want op het terrein is daar enorme angst en onzekerheid over.
Wat het personeelstekort betreft hebt u alleszins al heel wat initiatieven genomen. Er zijn sectoroverschrijdende afspraken gemaakt en er zouden studenten geneeskunde worden ingezet. Hoe gaat dat praktisch in zijn werk? Waar ga je die inzetten? Wanneer gaat dat gebeuren? Over het praktische aspect wordt er volgens mij onvoldoende gecommuniceerd en is er misschien onvoldoende duidelijkheid. Mensen op het terrein hebben echt nood aan eenduidige, heldere communicatie.
Naast het personeelstekort hoor ik dat er nog een ander probleem is: een tekort aan kennis en expertise. We zitten hier met ernstig zieke patiënten. We hebben vaak zorgkundigen die totaal geen kennis hebben van de behandeling van medisch ernstig zieken of van de hygiënische maatregelen die moeten worden getroffen. Er is daar echt nood aan mensen op het terrein die ondersteuning en hulp kunnen bieden. Er kwam al uit verschillende hoeken een voorstel om ziekenhuispersoneel dat daar effectief kennis en expertise rond heeft, in te zetten in de woonzorgcentra. Dat moet echt op zeer korte termijn gebeuren, want als die tests plaatsvinden moet dat op een professionele, veilige manier kunnen gebeuren.
Kunt u afronden?
Ten slotte is er nog het mentale welzijn van onze zorgverstrekkers. Ik heb het gisteren ook aangehaald in de commissie, maar u bent er toen niet al te veel op ingegaan. Maar we moeten daar nu werk van maken op het terrein. Mensen verzuipen, mensen zijn uitgeput, hebben stress en zijn angstig. We moeten onze zorgverstrekkers op dit moment zo veel mogelijk ondersteunen. We zien nu al dat heel veel patiënten acute zorg uitstellen. We zien minder hartinfarcten, minder hersenbloedingen. Dat gaat nu gewoon niet, dus mensen wachten. Mijn angst is dat er een crisis zou kunnen komen na deze crisis, door een aanzienlijke personeelsuitval vanwege mentale gezondheidsproblemen bij onze zorgverstrekkers. Daardoor hebben we dan opnieuw een tekort om de andere zorg te leveren.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
619 doden in onze woonzorgcentra. Dat cijfer bevestigt wat wij hier vorige week al vreesden: de situatie in onze woonzorgcentra is dramatisch en loopt compleet uit de hand. Eigenlijk weten we zelfs niet eens wat op ons afkomt. We weten echt niet hoeveel mensen er op dit moment nog besmet zijn. Mijn grootouders verblijven ook alle twee met dementie in een woonzorgcentrum. En ik moet zeggen: ik maak mij daar echt heel grote zorgen over. En ik ben niet alleen. Er zijn heel veel mensen van wie de vader, moeder, bomma, bompa vandaag in een woonzorgcentrum verblijft en die zich zeer grote zorgen maken. Het is logisch dat deze discussie de gemoederen beroert. En ja, er is gisteren in de commissie uitgebreid over gediscussieerd. Maar wij blijven toch nog met een heel aantal vragen zitten.
Ik wil het eerst over de cijfers hebben. Want er is iets dat ik mij nog steeds afvraag, los van heel de methodologische discussie over het doorgeven van cijfers aan Sciensano. Vanaf het moment dat Vlaanderen op 18 maart zijn eigen registratiesysteem heeft opgezet, moet u als minister toch geweten hebben, week na week, hoeveel doden er vielen in onze woonzorgcentra? Gisteren communiceerde u dan plots dat cijfer van 619. Ik vraag me echt af waarom u daar niet vroeger over hebt gecommuniceerd.
Want de discussie gaat natuurlijk niet alleen over cijfers. Cijfers zijn cruciaal. De cijfers in onze woonzorgcentra illustreren de bikkelharde urgentie van het probleem. Dus als u die cijfers had, waarom hebt u die dan niet gebruikt om keihard op tafel te kloppen bij het federale niveau? Een beter middel om onze Federale Regering ervan te overtuigen prioriteit te geven aan de woonzorgcentra bij het toebedelen van beschermend materiaal en het opzetten van een testingstrategie, is er toch niet? Er zijn letterlijk honderden doden gevallen in de tweede helft van maart. Minister, hebt u dat op tafel gegooid bij het federale niveau, om die sense of urgency te vergroten? Maggie De Block schijnt alvast te insinueren van niet.
Ondertussen blijft de beschikbaarheid zowel van tests als van beschermend materiaal in onze woonzorgcentra een gigantisch probleem. De verhalen die wij nog altijd elke dag – en we zijn week vijf van deze crisis – horen uit onze woonzorgcentra, zijn nog altijd dramatisch, terwijl zorgkundigen intussen wel moeten zorgen voor zwaar zieke bewoners met duidelijke COVID-19-symptomen die niet naar het ziekenhuis worden gebracht.
Minister, de mensen die vandaag in de woonzorgcentra mee in de frontlinie vechten – zoveel is ondertussen duidelijk – hebben nog altijd niet de juiste wapens. Zij weten ook nog altijd niet hoe groot het probleem is waartegen zij vechten. Dat kan toch echt niet? Het personeel blijft onvermoeibaar verder werken, maar de boosheid en de ongerustheid groeien. En ze hebben gelijk.
Mijn vraag is dus opnieuw: hoe zit het nu eigenlijk met dat beschermend materiaal? We zitten in lockdown sinds 12 maart. Dat is al bijna een maand. Maar wat is er sindsdien gebeurd aan leveringen van materiaal? Kunt u dat nog eens illustreren, met de data erbij? Ik moet zeggen dat ik toch wel wat schrok toen ik hoorde dat er op 6 april een levering is toegekomen van 1,6 miljoen chirurgische mondmaskers en 100.000 FFP2’s in Vlaanderen – die op dit moment worden verdeeld, naar ik aanneem –, maar dat Wallonië op hetzelfde moment 16 miljoen chirurgische maskers en 3 miljoen FFP2's geleverd kreeg. Ik vraag me echt af: hoe kan dat? Waarom blijft Vlaanderen achter? En vooral: wat zit er vandaag nog in de pijplijn? Wat mogen we nog verwachten? En dan heb ik het niet alleen over maskers, voor alle duidelijkheid, maar ook over al de rest: de beschermende schorten, de handgels. Ik hoor ondertussen dat er ook een acuut probleem is met beademingstoestellen. Weet u daar iets van? En vooral: zijn jullie daarmee bezig?
Het is goed dat er nu 11.000 tests komen. Maar het had natuurlijk al veel vroeger moeten gebeuren en veel breder. Iedereen moet worden getest: alle bewoners en zorgpersoneel. En daar zijn we helaas nog lang niet. Trouwens, niet alleen in de woonzorgcentra. Het is al gezegd: het is echt belangrijk dat we zo snel mogelijk massaal beginnen testen in voorzieningen voor mensen met een beperking en in onze psychiatrische ziekenhuizen, zodat we weten wie besmet is en de instellingen zich daarop kunnen organiseren. Zo kunnen we voorkomen dat er zich daar soortgelijke drama's zullen afspelen als in onze woonzorg. Minister, ik reken dus op u om keihard, harder te vechten voor uw sector, zodat die systematische testing in Vlaanderen nu echt op kruissnelheid komt. En zorg er dan alstublieft ook voor dat het personeel weet waar het aan toe is en goed voorbereid is. Want ik hoor toch dat er nog altijd veel onduidelijkheid is.
Verder heb ik nog een heel concrete vraag: wat zijn nu uiteindelijk de officiële richtlijnen voor het personeel dat positief test? U bent de voorbije dagen rond die vraag blijven fietsen.
Maar als ik de richtlijnen van het agentschap Zorg en Gezondheid goed lees, staat daarin dat zorgverleners met milde of geen symptomen verder moeten blijven werken, ook als ze positief testen. Ik zou graag eens horen of u dat kunt bevestigen. Ik kan begrijpen dat we ervoor moeten zorgen dat onze woonzorgcentra blijven draaien, maar vindt u het zelf niet levensgevaarlijk om besmet personeel verder te laten werken, als u goed genoeg weet dat er vandaag nog altijd een groot gebrek is aan beschermend materiaal? Dat lijkt me echt onverantwoord.
Hoe zit het trouwens met die medische reserve? Die is specifiek in het leven geroepen om een eventuele uitval van personeel op te vangen. Weten de woonzorgcentra eigenlijk hoe ze daar een beroep op kunnen doen? Is er intussen een screening gebeurd, zodat we weten welke mensen het juiste profiel hebben en onmiddellijk inzetbaar zijn? Directies een lijst bezorgen met honderd beschikbare personen in hun streek, daar zijn die natuurlijk niets mee. Wie coördineert dat trouwens? En vooral, zijn er op dit moment ook al mensen effectief ingezet?
Kunt u afronden, collega Goeman? U hebt al een halve minuut extra gekregen.
Minister, ik zal afsluiten. We hebben de mensen op het terrein gehoord. Er heerst chaos. De situatie in de woonzorgcentra loopt uit de hand, en u hebt daar vandaag een bijzonder grote verantwoordelijkheid in. U zegt al drie weken dat de woonzorgcentra uw grootste aandacht wegdragen, maar de resultaten blijven echt uit. U loopt achter de feiten aan. De richtlijnen zijn niet duidelijk genoeg en komen te laat. U lanceert een aantal ideeën die wel goed klinken, maar die te weinig het verschil maken op het terrein. En u hebt blijkbaar ook niet goed genoeg overlegd met de sector, zo hoorde ik Margot Cloet op de radio zeggen. Het is eigenlijk al vijf over twaalf, minister. De bewoners en het personeel van onze woonzorgcentra zijn het beu en verdienen beter. Het moet dus beter.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, collega's, ook wij zijn diep bezorgd over de situatie in de woonzorgcentra, zoals iedereen hier vandaag. Wij willen mee zoeken naar oplossingen. Dat is onze focus, onze enige focus. Vlaanderen moet vandaag laten zien dat het, ook in het midden van een gezondheidscrisis zoals er nog nooit een is geweest, een duidelijk kompas heeft, een kompas dat ervoor zorgt dat wij zorgen voor al wie zorgt, dat Vlaanderen beschermt wie kwetsbaar is en dat Vlaanderen elke Vlaming omarmt, behoedt en verdedigt.
De cijfers die u gisteren tijdens de digitale commissievergadering hebt laten zien over de besmettingen en de toestand in de woonzorgcentra, minister, zijn inderdaad verontrustend. Ik heb drie punten: meer testen, meer personeel en meer strategisch overleg.
Het eerste punt is eigenlijk de moeder van alle problemen in deze crisis: het gebrek aan testen. Zonder testen kun je geen besmette bewoners van niet-besmette bewoners scheiden. En zonder zulke cohortes kun je je personeel ook niet gericht inzetten en het personeel dat je in een besmette cohorte inzet, van voldoende beschermingsmateriaal voorzien. Want zonder testen, geen goede cohortes, en dus heeft iedereen materiaal nodig, dat vandaag al schaars is. En zonder personeel dat adequaat beschermd is, minister, zit je natuurlijk met onrust bij het personeel en kun je heel moeilijk een woonzorgcentrum runnen.
Testen is dus het grote probleem, minister. Op federaal niveau doet minister De Backer zijn best, maar ik denk dat hij een onmogelijke situatie heeft geërfd. Vorige week heb ik u gevraagd om duidelijkheid te verschaffen, ook in de communicatie. Vandaag is er een communicatie van minister De Backer, die zegt dat bewoners van alle Belgische rusthuizen zullen worden getest. Goed nieuws, dacht ik. Mijn vraag aan u zou dan zijn: wanneer zullen we weten of dat ook effectief achter de rug is en iedereen getest is op corona of op antilichamen? Een halfuur geleden kwam er dan een Belgabericht binnen, waarin het agentschap Zorg en Gezondheid klaarblijkelijk minister De Backer tegenspreekt. Ik lees voor: “Hoe die volgende fase van testen eruit zal zien, is nog niet volledig duidelijk, maar op grote schaal alle Vlaamse woonzorgcentra voorzien van tests voor alle bewoners en personeelsleden, zal wellicht niet gebeuren. Zekerheid bestaat er nog niet, maar ik denk eerder dat ervoor zal worden gekozen geselecteerde doelgroepen naar een arts te laten gaan voor staalafnames.” Nu is de vraag, minister, of dat gaat over het feit dat wij niet testen naar al die woonzorgcentra gaan sturen en dat we ze naar de dokter laten gaan. Of gaat dat over het feit dat we niet alle personeel en bewoners van een woonzorgcentrum gaan testen?
Minister, ik weet dat u afhankelijk bent van een ander overheidsniveau, maar wanneer zullen we iedereen getest hebben en is het effectief de bedoeling dat alle bewoners en alle personeelsleden worden getest?
Vandaag zijn elfduizend testkits verstuurd naar die woonzorgcentra. Daar is ook een klein probleem mee, blijkbaar zou in de dertig woonzorgcentra waar mensen zonder symptomen worden getest, niet in een terugbetaling voorzien kunnen worden omdat die mensen geen symptomen hebben. Minister, wij vragen u om ook dat probleem aan te kaarten in de Interministeriële Conferentie en het ook effectief aan te pakken.
Naast testen is het personeel het volgende front in deze oorlog. Wij hebben u gisteren gevraagd, en Zorgnet-Icuro heeft daar een plan voor op tafel gelegd, om ervoor te zorgen dat er assistentie kan komen vanuit de ziekenhuizen voor die woonzorgcentra. Ook de collega’s hebben er al naar verwezen dat daar steengoed personeel werkt, alleen is dat personeel niet opgeleid om medische ziektes zoals een infectie-uitbraak van corona te behandelen.
Vandaag, en dat zegt ook Zorgnet-Icuro, zijn er een aantal afdelingen in de ziekenhuizen die niet op volledige capaciteit draaien omdat een aantal ingrepen niet plaatsvinden. Kunnen we er niet voor zorgen dat dat verplegend personeel en die artsen medische intervisie doen, videocalls doen, ter plekke gaan om ondersteuning te bieden zodat we in de woonzorgcentra die dringende nood aan personeel en aan juist opgeleid personeel kunnen lenigen?
U zei gisteren in de commissie dat u daarover zou praten in de Interministeriële Conferentie. Die vond vanmorgen om 8 uur plaats. Is daar positief gevolg gegeven aan dat idee? En wanneer zullen de eerste artsen, verplegend en ander personeel van ziekenhuizen assistentie kunnen bieden in die woonzorgcentra?
Het personeel met zware symptomen blijft thuis om uit te zieken, maar van personeel met milde symptomen zonder koorts wordt wel verwacht dat het gaat werken. Ook collega’s hebben daar al naar verwezen. De thuisverpleging wil ook inspringen in die woonzorgcentra maar zij hebben allemaal dezelfde vraag, namelijk dat zij zouden kunnen beschikken over voldoende beschermend materiaal en over de mogelijkheid om te testen wanneer zij zelf worden tewerkgesteld op een cohorte-afdeling van COVID-patiënten. Minister, kunt u hen een perspectief geven en kunt u ervoor zorgen dat dat extra personeel kan worden ingezet?
Vorige week hadden we het over de mondmaskers, vandaag over testen. Maar we hebben natuurlijk ook de textielindustrie in West-Vlaanderen, de wereldvermaarde biochemie in de regio rond Gent en Leuven, het Leuvens bedrijf Materialise dat een eigen geprint 3D-zuurstofmasker aan het maken is. Kunt u ervoor zorgen dat onze innovatie kan worden ingezet om deze acute crisis te bestrijden?
Mijn eerste punt ging over meer testen, mijn tweede over meer correct opgeleid personeel.
Ik hoop dat dat alle punten waren?
Mijn derde punt gaat over het strategisch overleg. Er was een vraag vanuit de sector om dat op te starten. Ik heb begrepen dat dat vanavond zal plaatsvinden en dat de minister-president daar ook bij aanwezig zal zijn. Onze fractie suggereert dat u daar ook een aantal experten zoals een viroloog en een expert infectieziektes en intensieve zorgen bij zou betrekken.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister Beke, ik maak me heel grote zorgen over de situatie in de rusthuizen vandaag. Ik had vanmorgen nog een zorgkundige aan de lijn die uit verlof is teruggekomen, die zijn verlof heeft laten schieten om te kunnen helpen en die zei dat de situatie aan het ontsporen is. Er zijn veel doden, en veel personeel valt uit. Die mensen houden dat op die manier niet veel langer vol.
Het idee van uw maatregel was om te voorkomen dat het coronavirus binnen zou komen in de rusthuizen. Dat is mislukt, dat weten we nu. De maatregelen daarvoor waren ‘too little, too late’ en dat virus is dus wel binnengeraakt. En nu is de vraag hoe we die uitbraak in de rusthuizen zullen aanpakken en alles op alles zullen zetten om dit keer wel op tijd te zijn.
Iedereen op het terrein zegt ons dat die visie er momenteel niet is. Er worden nu 11.000 testkits verdeeld onder de rusthuizen en er komen er, wie weet, nog meer. Maar daar stopt het niet.
Mijn collega Vandecasteele is gisteren met een ploeg van twintig artsen en verpleegkundigen van Geneeskunde voor het Volk een volledig rusthuis in Zelzate gaan testen. Uren zijn ze bezig geweest, van kop tot teen ingepakt tot en met mondmaskers en schermen. In de meeste rusthuizen is één CRA-arts (coördinerend en raadgevend arts) voor dat soort zaken. Hoe moeten zij dat aanpakken? Gaan we gewoon zitten kijken of ze het kunnen? Moeten ze maar hulp vragen? Dan zijn we heel kostbare tijd aan het verliezen. Iedere dag die nu verloren gaat, maakt de ramp groter.
U kunt niet zomaar tests opsturen, u moet dat ter plekke organiseren. Zorgen dat die snel worden afgenomen, en niet volgende week. Zorgen dat we met die tests geen besmetting overdragen van de ene oudere op de andere. Wat is het plan daarrond, minister Beke?
Bij Geneeskunde voor het Volk krijgen wij heel veel vragen binnen van woonzorgcentra om ook bij hen te komen testen en te komen helpen. In al onze praktijken komen nu telefoontjes binnen, en overal klinkt hetzelfde: men weet niet hoe men dit moet gaan doen.
We hebben gisteren met Geneeskunde voor het Volk een volledig woonzorgcentrum getest op corona. Onze artsen en verpleegkundigen waren dat ook niet gewoon, die hebben we moeten omschakelen. Geen woorden maar daden. Wij weten nu hoe het moet, wij staan klaar. Nu is het tijd dat u ook in actie schiet, minister Beke. Zeg ons waar we moeten gaan testen en we sturen een ploeg. Dat is wat nu moet gebeuren, liever gisteren dan morgen. Elke dag telt. We moeten die ondersteuning bieden.
Als het testen gelukt is, is de volgende vraag wat er met die resultaten moet gebeuren. Men moet daarmee aan de slag, de juiste zorgen bieden aan wie ziek is, en zorgen dat de verspreiding verder wordt beperkt. We hebben daarvoor nodig: personeel, expertise, opleiding en ondersteuning. We zijn de fase van de richtlijnen en filmpjes op websites gepasseerd. We zijn de fase gepasseerd dat rusthuizen kunnen vragen om hulp. We zijn aangekomen op de plek waar we versterking moeten sturen naar de rusthuizen om die crisis te stoppen. Extra mensen op de vloer. Coördinatie tussen al die rusthuizen die vandaag in de vuurlinie staan.
Als ik dan hoor dat Margot Cloet van Zorgnet-Icuro in de pers moet vragen naar een dagelijks overleg, zoals op federaal niveau, dan vraag ik me af hoe dat mogelijk is. Er zijn tienduizenden helden en heldinnen die elke dag de strijd aangaan met dat virus. Ze lopen vandaag achter de feiten aan. Wij hebben een heel concreet voorstel, en dat is om een taskforce rusthuizen op te richten, een taskforce met experten en mensen vanop het terrein om dag per dag de situatie op te volgen en vooral aan te sturen. De taskforce zou volgens ons drie opdrachten moeten krijgen. Ten eerste kan zij zorgen dat de testcapaciteit wordt opgedreven en dat de testen veilig en snel kunnen gebeuren, want daar hebben we de grootste twijfels bij op dit moment. Ten tweede kan ze zorgen voor meer en correct beschermingsmateriaal zodat alle zorgkundigen eindelijk een mondmasker kunnen dragen. Ze kan zorgen dat er effectief opleidingen zijn zodat men weet hoe men met dat materiaal moet omgaan; daar vraag ik om sinds 10 maart. Ten derde moet zij werk maken van een noodplan voor extra personeel en ondersteuning in die rusthuizen die serieus moeten omschakelen.
Minister-president Jambon zei gisteren – na een essentiële verplaatsing naar de boot van Gert Verhulst – dat er nog nooit bezuinigd is in de zorg op de zaken die tot bij de patiënt komen. Ik vraag me af hoe u vandaag zoiets kunt beweren. Hoe kunt u vandaag zoiets beweren? Er is een jarenlange onderfinanciering, met name in de ouderenzorg, die maakt dat we vandaag de situatie niet de baas kunnen.
Vergeet het maar dat we na deze crisis opnieuw in de gezondheidszorg gaan besparen. Minister-president, minister Beke, laat het heel duidelijk zijn: heel de bevolking staat achter de helden van de zorg en we gaan daar geen nieuwe besparingsronde op laten passeren.
We moeten nu volk naar de rusthuizen sturen voor ondersteuning. En dat gaat niet alleen om het vervangen van personeel dat ziek is geworden, er is extra volk nodig. Zoals de ziekenhuizen zijn omgebouwd om deze crisis aan te kunnen, zo moeten we ook onze rusthuizen aanpassen, om om te gaan met mensen die besmet zijn en mensen die niet besmet zijn.
Ik zet mijn concrete vragen op een rijtje. Komen er nu extra testen of niet? Hoeveel? Wie zal getest worden?
Kunt u zeggen hoeveel mensen vandaag effectief getest worden? Ik bedoel: hoeveel tests zullen worden uitgevoerd in de komende 24 uur? Ik bedoel: niet verdeeld maar uitgevoerd.
Voorziet u in extra personeel om die testen uit voeren? Gaat u daar proactief in optreden? Gaat u het overlaten aan de CRA-arts om hulp te zoeken?
Voorziet u in opleiding en ondersteuning op de vloer voor het omgaan met zieke patiënten en het correcte gebruik van beschermingsmiddelen zoals door de hele sector op dit moment gevraagd wordt?
Zult u proactief zorg- en verpleegkundestudenten inschakelen? Dat betekent niet wachten tot er een akkoord bestaat en zien of ze zelf goesting hebben. Wij horen op dit moment van studenten dat ze zich hebben ingeschreven op een reservelijst en niet worden opgeroepen.
Zijn er voldoende mondmaskers aanwezig bij het personeel om de richtlijn aan te passen naar: altijd een mondmasker dragen bij patiëntencontact?
Ten slotte, zult u een taskforce oprichten met experten en mensen van het terrein om de crisissituatie in onze rusthuizen aan te pakken? Alvast bedankt voor uw antwoorden.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik ga het ook houden bij de woonzorgcentra, maar het is natuurlijk wel zo dat we merken dat de vragen van de collega’s ook gelden voor andere vormen van residentiële zorg. Ik denk daarbij aan de opvang van gehandicapten. Ik denk daarbij aan de jeugdinstellingen. Ik wil het echter hebben over de woonzorgcentra. We bevinden ons eigenlijk in een soort oorlogssituatie, waarbij de woonzorgcentra in de frontlinie liggen en het personeel en de directie onze frontsoldaten zijn, en het lijkt er wel op dat u als minister van Welzijn en Volksgezondheid de generaal bent die zich ver en veilig achter de frontlinie bevindt. Als ik de krantenartikelen, de mediaberichten van de afgelopen dagen, de afgelopen weken over de woonzorgcentra doorneem, dan springen een aantal woorden in het oog: chaos, paniek, angst, ongenoegen, ongeloof, verdriet, woede, alarm en ga zo maar door.
Ik wil mijn visie weergeven in drie of vier puntjes. We hebben het gisteren al over de rapportering gehad, maar u hebt gisteren de cijfers weergegeven zoals een boekhouder dat doet. Ik wil niet zo ver gaan dat ik zeg dat u de cijfers onder de mat hebt geveegd, maar ik vraag me nog altijd af waarom die cijfers zo laattijdig zijn gerapporteerd. Ik heb hier de tijdslijn bij uit uw presentatie van gisteren. De eerste richtlijnen voor de woonzorgsector dateren van eind februari. Begin maart was er de uitbraak van COVID in ons land. Waarom werd er dus zo lang gewacht met rapporteren? Ik vind immers dat het rapporteren nu van die meer dan zeshonderd overlijdens echt een emotionele en psychologische impact heeft gehad op de bevolking, het personeel en de directies, maar zeker ook op de families en residenten, en dat valt niet te onderschatten. Mede daardoor vind ik dat u eigenlijk totaal in de fout bent gegaan door niet tijdig te rapporteren. Ik wil inzake dat rapporteren ook even de ethische kwestie aankaarten. U hebt dat gisteren in de commissie ontkend, maar ik krijg nog altijd signalen dat men bepaalde residenten in woonzorgcentra zelfs niet meer overbrengt naar ziekenhuizen, terwijl er voldoende capaciteit is in die ziekenhuizen.
Een tweede punt is dat van de testkits: 807 woonzorgcentra, met 80.000 residenten en 61.000 personeelsleden, en we hebben amper 11.000 kits voor 85 centra. Ik heb daarjuist ook de berichten gelezen dat er misschien nog een aantal testkits op komst zijn, maar het is te laat en het is te weinig. Minister, 1 op de 10 woonzorgcentra krijgt die testkits, de andere blijven in de kou staan, voelen zich in de steek gelaten. Ik heb vanmorgen nog op Radio 1 de frustraties gehoord, zelfs over het bepalen van de criteria. Er was een woonzorgcentrum uit uw provincie, uit Hasselt, waar men ook een uitbraak had en waar men zich afvroeg op welke wijze die criteria zijn bepaald, waarom men geen testkits krijgt.
En hoe zit het met de verdeling? Ik hoor bijvoorbeeld vandaag in mijn stad dat daar waar er al een uitbraak is sedert vorige week, daar waar de afgelopen tien dagen dertien, veertien mensen zijn overleden, er tot op heden nog altijd wordt gewacht op die testkits.
En inderdaad, wie gaat die testen uitvoeren? Er is geen personeel om die testen uit te voeren. Zoals de collega’s hebben gezegd, het is bijzonder, bijzonder erg dat iemand als Margot Cloet eigenlijk hetzelfde moet zeggen als wat wij hier zeggen. Ik wil haar kort citeren over die teststrategie: “(...) we merken dat dit veel onrust teweegbrengt. Wie gaan we testen? Wat gaan we doen als mensen symptomen vertonen, als personeelsleden zonder symptomen toch positief blijken? Wat met bewoners van wie we vermoeden dat ze symptomen hebben?” Minister, ik vind het toch wel bijzonder ironisch dat uitgerekend Margot Cloet een dagelijks overleg op Vlaams niveau moet vragen. Ze passeert u dan nog. Ze erkent u niet als minister van Welzijn en Volksgezondheid. Neen, ze contacteert de minister-president.
Hoe kan het testen in de woonzorgcentra gecoördineerd worden? De cohortering is niet altijd evident in woonzorgcentra waar vooral dementen resideren. Het is niet evident om die mensen te isoleren en hen in aparte ruimtes te steken. Wij vragen dat iedereen, elke resident en elk personeelslid, wordt getest. Hoe zit het trouwens met personeelsleden die milde symptomen vertonen maar toch moeten gaan werken? Tegen heel Vlaanderen zeggen we: blijf in uw kot als u zich ziek voelt. Tegen het zorgpersoneel dat symptomen vertoont, zeggen we dat ze moeten gaan werken. Dat is toch niet meer ernstig.
Zo komen we op het punt van het personeel en de bescherming.
Kunt u wel afronden?
Er is bijzonder veel angst bij het personeel. Er is te weinig personeel, en het personeel is niet opgeleid. Er is te weinig beschermingsmateriaal. Er zijn te weinig mondmaskers. Er worden schorten gebruikt vanuit de horeca en beenhouwerijen in de woonzorgcentra! Hoe zit het met het zelf produceren van mondmaskers en ander beschermingsmateriaal, minister van Werk? Hoe zit het met de medische reserve? U hebt 3500 man op uw reserve staan. Waar zijn die ingezet? Hoe worden die ingezet? Hoe worden ze opgeleid?
Mijnheer Sintobin, nu moet u echt uw laatste zin uitspreken.
Ik sluit af, voorzitter.
Minister, we hebben geen vertrouwen meer in u. We willen – daarom richt ik mij tot de minister-president – nu onmiddellijk een noodplan voor onze woonzorgcentra waarbij u, minister-president, de kar trekt. Het is echt nodig. Minister, u bent de generaal, u was de generaal, maar de minister-president moet nu de maarschalk worden van het hele verhaal. We moeten onmiddellijk starten met een noodplan voor onze woonzorgcentra.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister Beke, u deed gisteren in de commissie Welzijn een goede poging om ons via cijfers en tabellen de situatie uit te leggen. U gaf logische verklaringen, maar toen ik 's avonds het Journaal zag, dacht ik: wat gebeurt hier? Ik vind dat de quote van Marc Van Ranst, die zei dat het gaat over het rapporteren van cijfers en niet over het sturen van een man naar de maan, het probleem wel vat.
Er is vandaag maar één conclusie: de situatie in de woonzorgcentra is helemaal niet onder controle. Het is inderdaad een beetje zoals in de oorlog. Soldaten moeten strijden zonder te weten wie de vijand is, zonder besef hoe ze hun helm moeten opzetten, soms zonder kogels, soms ook zonder te weten hoe ze een geweer moeten hanteren, zonder te weten waar hun gewonden naartoe moeten. Er worden ons vragen gesteld hoe het verzorgingspersoneel in de woonzorgcentra kan weten hoe het beschermingsmateriaal gebruikt moet worden. Er worden ook vragen gesteld over de opleiding van deze zorgkundigen.
We horen dat er in versneld tempo onlangs met heel veel inzet en samenwerking twee e-courses, elektronische cursussen, zijn ontwikkeld die cruciale informatie geven aan zorgkundigen voor de behandeling van de COVID-19-patiënten. Deze lessenreeksen werden massaal rondgestuurd. Uit een bevraging nadien bij het zorgpersoneel blijkt echter dat zeker 65 procent nog nooit van deze opleiding heeft gehoord. Minister, u investeert in tijdelijke managementondersteuning. Is het dan ook niet logisch dat u naar een manier zoekt waarbij u de garantie hebt dat elk woonzorgcentrum deze vorming heeft gekregen en deze met de verzorgenden heeft doorgenomen? Hoe zult u dat doen?
In de volgende dagen zult u 11.000 testkits verspreiden. Hebt u al proactief nagedacht over wat er met deze resultaten aangevangen zal worden? De ziekenhuizen hebben ook niet gewacht tot hun bedden vol waren. Ze hebben proactief reservebedden gecreëerd. Het Nieuwsblad lijstte gisteren heel wat dilemma's op over wat er na het testen moet gebeuren. Zult u alle besmette patiënten isoleren? Zult u de bewoners die niet positief zijn, preventief isoleren?
Gaat u aparte corona-afdelingen met apart personeel organiseren? Gaat u alle besmette personeelsleden thuis zetten? Dat is een vraag die collega’s al naar voren hebben gebracht en die de voorbije dagen ook al is gesteld. U blijft rond het antwoord op deze vraag fietsen. Wij vragen u echt wel duidelijkheid.
We merken ook dat er een groot verschil is tussen de private en openbare woonzorgcentra en dat in sommige woonzorgcentra zieke personeelsleden gevraagd wordt om hun verlofdagen op te nemen. Kan dat? Gaat u zwaar zieke bewoners naar het ziekenhuis sturen en gaat de testcapaciteit verder worden uitgebreid? Sorry, minister, maar van een minister van Welzijn wordt verwacht dat die hier vandaag al antwoorden op heeft en een actie opstart.
Gisteren keken we ook naar Terzake en konden we zien hoe de sector van personen met een handicap aan het verzuipen is. Bij een op de zes van de zorgaanbieders is er een vermoeden van COVID-19-besmetting. Er is niet voldoende beschermingsmateriaal, afstand bewaren is hier onmogelijk. Iedereen die naar deze reportage keek, kon zien hoe groot het hart en de inzet van de begeleiding is om voor deze mensen te zorgen, maar ook hoeveel risico hier wordt genomen. Begeleiders zijn geen verzorgenden. Directies zitten met de handen in het haar. Ze krijgen een basispakket aan beschermingsmateriaal. Ze willen hun personeel en bewoners beschermen. Ze zoeken op de markt naar materiaal en betalen hoge prijzen. Engageert het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) zich om deze kosten later terug te betalen?
Directies moeten zelf uitzoeken hoe beschermingsmateriaal te gebruiken, hoe te verzorgen en hoe te isoleren. Wat als een bewoner terug uit het ziekenhuis naar de instelling komt? Waarom biedt het VAPH de e-courses niet aan zoals die al zijn ontwikkeld voor de woonzorgcentra? Gaat u een garantie inbouwen dat elke voorziening deze opleiding doorloopt? Met ocharme vijf testkits per voorziening geeft u vandaag echt geen vertrouwen aan deze voorzieningen. Personen met een handicap zijn net als ouderen een zwakke bevolkingsgroep, maar ze verdienen onze zorg. Welke maatregelen gaat u vandaag nemen om te voorkomen dat de sector van personen met een handicap niet in een situatie belandt waar de woonzorgcentra nu in staan?
Ik heb nog een allerlaatste opmerking en vraag. Ik wil ook uw aandacht vragen voor de vele personen met een handicap die thuis wonen en verzorgd worden, of die met cash werken en een assistent betalen. Deze groep wordt helemaal vergeten. Zij hebben geen beschermingsmateriaal, ze krijgen geen testen. Hoe gaat u voor deze groep uw verantwoordelijkheid nemen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, we hebben gisteren drieënhalf uur over de uitdagingen die corona met zich meebrengt gesproken in de commissie. Aan de ene kant krijg ik 46 pagina's met vragen over cijfers, en als ik dan al die cijfers geef, zegt men: ‘U bent precies een boekhouder.’ Dat komt wel raar over, zoals het ook raar overkomt, mevrouw Goeman, dat u vraagt waarom ik nu pas over die cijfers spreek. Ik ben op 26 maart naar het parlement gekomen. We zijn inderdaad aan het registreren sinds 18 maart. Dat is het ogenblik dat ons de eerste coronadode in een woonzorgcentrum werd gesignaleerd. Op 22 maart hebben wij gevraagd aan Sciensano om in overleg te gaan hoe we deze cijfers moesten overmaken omdat Sciensano, zoals ik vorige week ook al heb uitgelegd, een andere methodiek hanteert, namelijk alleen de bevestigde gevallen. Bij ons gaat het over de vermoedelijke gevallen.
Collega's, u maakt de vergelijking van een ziekenhuis met een woonzorgcentrum, maar die zijn niet te vergelijken. In een woonzorgcentrum nemen mensen afscheid, vaak zonder een test, of dat nu over corona gaat of niet. Dat gebeurt vaak in een palliatieve context waar een familie in alle rust en kalmte afscheid wil nemen. Dus wordt daar niet iedereen getest. We hebben een veel fijnmazigere benadering over hoeveel vermoedelijke besmettingen en hoeveel vermoedelijke slachtoffers er zijn.
Mevrouw Goeman, ik ben hier op 26 maart geweest op basis van deze cijfers. Toen heb ik gezegd dat er 55 mensen gestorven waren in de woonzorgcentra. Ik heb die cijfers niet achtergehouden. Ik heb ze hier op 26 maart in dit parlement gegeven. Toen waren er volgens de statistieken van Sciensano 228 doden.
Toen waren er volgens de cijfers van Sciensano 228 doden. Gisteren stond de teller op 619 overlijdens in de woonzorgcentra; volgens de cijfers van Sciensano waren er in totaal 2035 overlijdens te betreuren. Als we die twee groepen van cijfers naast elkaar leggen, dan zien we dat die stijging ongeveer gelijk opgaat, en dat heb ik de voorbije dagen ook al gezegd. De stijgingen die we in de gewone statistieken zien, zien we ook in de cijfers die de woonzorgcentra ons aanleveren. Ik hoor hier zeggen dat de heer Van Ranst daar een opmerking over gemaakt heeft; ik heb de heer Van Ranst daar deze morgen over gebeld, net zoals ik dat zaterdag ook al had gedaan. De heer Van Ranst heeft gezegd dat hij zich opwindt in het feit dat Sciensano die cijfers niet integreert, want die cijfers liggen al klaar sinds eind maart. Sinds eind maart liggen die cijfers klaar. Dan is het niet mijn schuld dat die pas op 7 april in tabellen worden gegoten. Maar ik ga daarover ophouden, opdat ik niet weer zou overkomen als een boekhouder. Het thema is daar veel te belangrijk voor. Dat voel ik trouwens al van dag één, dat het thema te belangrijk is om het als een boekhouder te benaderen, want het gaat om een spanningsveld tussen welzijn aan de ene kant en volksgezondheid aan de andere kant. Voor veel mensen lijken die twee zaken gelijk te lopen, wat dikwijls ook het geval is, maar in deze gezondheidscrisis is dat niet zo. Die twee lopen niet gelijk, als je in een instelling zit voor jeugdhulp. Die twee lopen niet gelijk, als je in een instelling zit voor mensen met een beperking. Die twee lopen niet gelijk, als je in een woonzorgcentrum verblijft. ‘Lockdown! Iedereen in zijn huis!’, dat is heel gemakkelijk praten, maar we voelen elke dag, met onze kinderen rond ons, hoe moeilijk dat wel niet is. Maar als je mensen op hun kamer moet opsluiten, dan is dat nog iets helemaal anders. Als je niemand meer mag zien of ontmoeten, dan is dat nog iets anders.
Hoe kunnen we het evenwicht bewaren tussen enerzijds een minimum aan welzijn behouden en anderzijds de volksgezondheid garanderen, de absolute prioriteit? Hoe kunnen we dat evenwicht bewaren? Ik kan natuurlijk de woonzorgcentra dichtmetsen. Ik kan ervoor zorgen dat er niemand meer binnen en buiten kan en dat het personeel niet meer naar huis gaat. Is dat wat we willen? Neen, en dus moeten we zoeken naar bijkomende maatregelen. Daar kom ik seffens nog op terug, want we gaan natuurlijk bijkomende maatregelen nemen.
Ik hoor hier zeggen dat mevrouw Cloet overleg wil. Het is geen enkel probleem om dat overleg te hebben. We hebben begin deze week een uitnodiging uitgestuurd om vanavond een overleg te houden met de koepels. Wat mij wel verbaasd heeft – en ik heb de agenda er even op nagekeken –, is dat zij zegt dagelijks overleg te willen. Ikzelf, mijn kabinet of het agentschap hebben de voorbije weken overleg gehad op 23 maart, 24 maart, 25 maart, 26 maart, 27 maart, 30 maart, 31 maart, 2 april – mijn excuses, niet op 1 april –, 3 april en 8 april. Op al die dagen hebben we overleg gehad, dus overleg is geen enkel probleem. Dat overleg ging uiteraard telkens over deelfacetten, om zo tot een totaalplan te komen, een plan dat nu klaarligt en dat we vanavond zullen bespreken. Vrijdag zal ik dat plan ook tijdens de ministerraad op tafel leggen, omdat al die vragen die hier gesteld zijn, op zich terechte vragen zijn en dus ook een antwoord verdienen. Ik houd echter niet van aankondigingspolitiek. Ik ga niet zeggen dat ik een plan heb, als ik niet weet hoe ik alle deelfacetten ervan moet implementeren. Daar hebben we de voorbije weken keihard aan gewerkt. Straks zal ik u daar het een en ander over uit de doeken doen.
Collega’s, hier is gesproken over besparingen in de ouderenzorg. Wel – en nu ga ik opnieuw als een boekhouder overkomen, maar dat is nu eenmaal zo bij besparingen –, de voorbije vijf jaar is er geïnvesteerd in de ouderenzorg, in de woonzorgcentra: van 1,750 miljard euro naar 2,2 miljard euro. Dat is een stijging van gemiddeld 5 procent per jaar.
De volgende jaren gaan we opnieuw 5 miljard euro investeren. Ontken ik dat er een probleem is met personeel? Neen, er is een probleem met personeel. Is er een tekort aan personeel? Ja, er is een tekort aan personeel. Er staan verdorie tweeduizend vacatures open voor verpleegkundigen. Er staan achthonderd vacatures open voor zorgkundigen. De directeurs schreeuwen om personeel, maar ze kunnen ze niet vinden. Dat heeft niets met subsidies te maken. Ik heb het hier vorige week opnieuw gezegd: we willen de komende jaren 100 miljoen euro extra investeren, alleen al in personeel, om de personeelsnormen te doen stijgen.
Die personeelsnormen per bed, collega Goeman, die zijn hoger dan in Wallonië of Brussel. We doen dat in Vlaanderen beter dan in de andere regio's. Maar ik wil er absoluut geen communautair spel van maken en ik vind het jammer dat u dat hebt gedaan toen het over de maskers ging. Ik heb toen gevraagd hoe het komt dat Wallonië er zoveel heeft besteld. Het probleem ligt niet bij het bestellen. Bestellen, dat kunnen we allemaal. Het probleem ligt bij het leveren, en dat doen we samen en daar overleggen we over. Ik begrijp niet waarom u de ene regio tegen de andere wilt opzetten.
U hebt gevraagd wanneer die bestellingen zijn afgeleverd. Het eerste vliegtuig is toegekomen op 24 maart. Voor die bestelling hebben we aan alle regio's gevraagd wie er wil meedoen. Brussel heeft toen gezegd dat het meedoet. We hebben toen samen een vliegtuiglading gekocht om samen 5 miljoen maskers te hebben, en die zijn ook geleverd. Dus waarom probeert u nu de ene regio tegen de andere op te zetten? Ik vind dat op dit ogenblik een beetje zielig.
Elke regio, Brussel, Wallonië, Vlaanderen, en elk land, Nederland, Duitsland, Frankrijk, Italië, Amerika, heel de wereld probeert deze crisis te bestieren, en heel de wereld weet dat kwetsbare mensen de meest zichtbare zijn in deze crisis. Heel de wereld weet dat. Er zijn er die de cijfers verstoppen. Er zijn er die over de ouderenzorg geen cijfers geven, die niet zeggen wat er in hun woonzorgcentra gebeurt. Ik vind dat een verkeerde houding.
U kunt me nu de vraag voorleggen: hoe komt het dat er 619 overlijdens waren volgens de cijfers van gisteren? Ik vind dat we daar beter een duidelijk zicht op hebben. Dat is ook waarom wij – wij zijn de enige regio die voor die teststrategie heeft gekozen – testen in 30 woonzorgcentra waar er geen problemen worden gemeld. Dat is om te weten of dat wel klopt. Mocht ik daar bang voor zijn, dan zou ik zeggen dat we dat nu niet gaan doen.
Stel dat we daar nu wel problemen gaan hebben. Ja, dat zal nieuwe vragen oproepen, maar de nieuwe vragen gaan we ook proberen te beantwoorden. Maar ik heb het liever te weten om daarnaar te handelen, dan te doen alsof ik het niet weet en alleen maar de bevestigde COVID-gevallen in onze woonzorgcentra te hebben. Dan zouden we er inderdaad geen 619 hebben gehad, maar veel minder. Op het terrein, in de feiten zou dat geen verschil hebben gemaakt. Die mensen zouden allemaal, een voor een, alle 619 ook zijn gestorven.
Collega's, er werd hier gevraagd naar een plan. We hebben een plan, en de uitnodiging was al langer dan gisteravond vertrokken, om heel duidelijk te zijn. We hebben de koepels uitgenodigd om daarover te spreken. In de voorbije weken is daar keihard aan gewerkt door mensen van de administratie en van het kabinet, door de medewerkers van de koepels, in overleg met vakbonden en met de andere regio's. Aan de ene kant krijg ik hier dikwijls te horen: ja, maar, je moet overleggen, er moet overleg zijn. We doen overleg.
Vaak wordt het verwijt gemaakt aan de politiek dat men geen aankondigingspolitiek wil. Men wil weten waar het precies over gaat. Ik doe niet aan aankondigingspolitiek. Ik probeer te kijken naar de uitdagingen. Ik weet natuurlijk dat de uitdagingen enorm groot zijn. Hoe geven we daar antwoorden op? Het zal op het terrein moeten gebeuren. Wat voor zin zou het hebben gehad als ik hier een maand geleden zou hebben gezegd: ‘Ik heb een tienpuntenplan en we zullen wel zien waar we uitmonden.’ Dat heeft toch geen enkele zin. Wordt daar een iemand op het terrein beter van? Neen, het wordt beter wanneer we ervoor zorgen dat we aan dat plan acties kunnen koppelen. We hebben daar al heel wat acties aan gekoppeld.
Nu kom ik bij de vraag over het strategisch plan. We zullen vanavond inderdaad een noodplan voorleggen met tien punten en ik wil ze graag kort overlopen want dat geeft meteen ook een antwoord op de vele vragen die hierover zijn gesteld.
Het eerste punt gaat over de lockdown. Die is er voor de woonzorgcentra gekomen op 11 maart. De eerste richtlijnen zijn op 27 februari gekomen, in de krokusvakantie, op een moment dat volgens mij heel veel mensen, ook heel veel parlementsleden, nog nauwelijks een idee hadden van wat corona was. Op dat ogenblik hebben wij als eerste, en als enige, al richtlijnen naar de woonzorgcentra gestuurd. Dat zijn en dat waren niet de laatste richtlijnen en er zullen er nog bij komen – daarom plaats ik het onder punt 1 van de lockdown – omdat we met nieuwe vragen worden geconfronteerd. Er zijn bijvoorbeeld vragen over afscheid nemen, over palliatieve begeleiding. Hoe moeten we dat precies doen? En ja, we sturen bij, zoals we ook voor de gehandicapteninstellingen hebben bijgestuurd omdat we merken dat iets voor een korte periode kan, maar niet voor een lange periode. Het eerste punt is dus het handhaven van de lockdown met de maatregelen die we moeten nemen en de richtlijnen die we moeten sturen en bijsturen.
Het tweede punt gaat over de support bij de uitbraak. Er is een team van infectieziekten en ouderenzorg. We willen er ook de artsen van de CLB's bij betrekken. We zijn daarover in overleg met collega Weyts. Er is de managementondersteuning die vrijdag is beslist en die ook onmiddellijk is ingezet. Op het ogenblik dat – en u hebt die beelden waarschijnlijk ook gezien – mij ter ore kwam dat in Humbeek de directeur was uitgevallen, heb ik onmiddellijk gezegd dat we daar managementondersteuning moesten geven. Ik heb gevraagd aan de koepels om in de netwerken die ze hebben, de kleinere woonzorgcentra – want het is vooral daar dat de problemen zitten – mee op sleeptouw te nemen, onder hun vleugels te nemen en mee te zoeken naar antwoorden.
Het gaat ook over de schakelzorgcentra. We zijn de enige regio die dit doet: een buffer tussen de woonzorgcentra en ziekenhuizen. Ik heb aan mijn Waalse collega en aan collega Di Rupo ons draaiboek overgemaakt. Het stond op de agenda van de interministeriële conferentie en morgen opnieuw met de vraag dat de andere regio's dit ook mee opnemen.
Ten slotte is er ook de cohortzorg: het afscheiden in een aparte afdeling wanneer mensen besmet zijn. Het is natuurlijk niet te vergelijken met een ziekenhuis, en ik begrijp niet dat die vergelijking wordt gemaakt. U vraagt waarom de ziekenhuizen goed voorbereid zijn en de woonzorgcentra niet. Men kan in een woonzorgcentrum niet beslissen om een afdeling dicht te doen. Men kan niet beslissen om een aantal activiteiten niet te doen, men kan niet zeggen dat men niet-dringende operaties niet gaat doen, maar dat men zich gaat focussen op het andere. Het is totaal iets anders. Zoals collega Saeys zei, gaat het in een woonzorgcentrum over mensen in een thuisvervangende situatie. Het is hun thuis. Cohortzorg doen, heeft een bijzondere impact, maar we gaan het doen, we moeten het doen en het gebeurt al. Het betekent dat we de mensen uit een setting nemen om ze in een aparte setting te zetten met andere coronapatiënten. Dat is punt 2.
Punt 3 is de verdere monitoring van de epidemie en het opvolgen daarvan. We zullen dat verder moeten doen.
Punt 4 is de teststrategie, maar ook – en dat kan altijd beter – de communicatie over deze cijfers. Ik heb ze hier in het parlement gebracht, maar ik ben zelf vragende partij – ik heb dat ook aan het agentschap laten weten – om op een transparante manier over deze cijfers te communiceren. Het is mijn job om dat hier te doen als jullie dat vragen – en dat heb ik gedaan vorige week en twee weken geleden –, maar het is niet mijn job om dat iedere dag te doen.
Punt 4 gaat dus over de teststrategie. We hebben 11.243 testen gekregen. Er is hier gezegd dat ik niet bij de pinken was. Wel, op het ogenblik dat we die cijfers hebben gezien, mevrouw Goeman, heb ik op de IMC’s gevraagd naar de teststrategie. Op het ogenblik dat collega De Backer heeft gezegd dat men die teststrategie kon opdrijven, heb ik gezegd – en ik ben daarin gesteund door de collega's uit de andere regio's – dat men een prioriteit moest maken van de woonzorgcentra. We hebben er vanmorgen opnieuw een interministeriële conferentie over gehad. Collega De Backer heeft gezegd dat men het aantal testen verder kan opdrijven. Er is afgesproken dat mensen in de residentiële context – de woonzorgcentra, maar ook de gehandicaptensector en de jeugdhulp – in de toekomst een prioriteit zullen blijven.
We zitten op dit ogenblik of we kunnen gaan naar 10.000 tests per dag. Dan zegt men mij: in Duitsland voert men 70.000 tests uit per dag. Ja, Duitsland is 7 keer groter dan België. Vergelijk het aantal tests per inwoner eens met een aantal van onze buurlanden. Het is niet voldoende. Het moet beter. Het zal ook beter gaan. Ik heb geen enkele zin om daar politieke spelletjes met andere collega’s over te spelen. Dat gaan we dus niet doen. Op de plaatsen waar dat moet, wil ik wel zeggen wat wij vinden dat de absolute prioriteit moet zijn. Ik heb dat daar al gezegd. We hebben daar ook een consensus over bereikt. Nu is het wel de hoop – maar dat ligt niet in de handen van één persoon, maar van al degenen die daar achter zitten en die daar ook ’s morgens, ’s middags en ’s avonds, 7 dagen op 7, aan werken – om dat te kunnen bereiken. Ik zie niemand een remmende factor zijn in de vraag om meer te kunnen testen. Dat zal niet het punt of de vraag zijn. Er zal ook niemand een remmende factor zijn bij de vraag of Vlaanderen, Wallonië, Brussel of het federale niveau meer mondmaskers kunnen hebben. Dat zal niet de vraag zijn. De vraag zal zijn: kunnen we ze leveren op het juiste ogenblik?
Die teststrategie is dus het vierde element in dat plan. Ja, we moeten ons daarin laten ondersteunen. Collega Parys, u hebt, zeer terecht, gezegd: het zou toch goed zijn als er ook ondersteuning komt van de experten, van de virologen. Ik heb vorige week een eerste contact daarover gehad. Ik heb gisteren, ter voorbereiding van de vergadering vandaag, een Teamsoverleg, via het internet, gehad met Erika Vlieghe, Herman Goossens, Pierre Van Damme en Niel Hens. Want wij gaan dat niet zomaar doen. Wij moeten ons inderdaad laten begeleiden in wat we doen met de resultaten. Een aantal vragen die hier gesteld zijn, zijn zeer terechte vragen. Die heb ik hen ook gesteld. We zullen dat de komende periode uitrollen.
De vraag werd ook gesteld: als er bijkomende tests zijn, waar moeten we die dan inzetten? Hoe moeten we een aantal vragen beantwoorden? Testen bij personeel? Een collega heeft een terechte opmerking gemaakt: wat willen we daarmee bereiken? Iedereen van het personeel testen? Om wat te doen? Want je kan vandaag negatief testen maar morgen positief. Dat betekent, als we dat doortrekken, dat we dan eigenlijk elke dag opnieuw moeten testen. Dat is dus niet te doen. In een ideale wereld zou dat misschien welkom zijn. We moeten ons dus focussen op andere soorten tests, niet op die PCR-tests. Dan is de vraag: tegen wanneer zijn die valide? Zijn die adequaat? Staan die op punt? Tegen wanneer kunnen we ze krijgen? Idem dito voor de immuniteitstests. Wanneer staan die op punt? Wanneer kunnen die gefabriceerd worden? Voor wie moeten die dan prioritair ingezet worden? In de exitstrategie is dat inderdaad een belangrijke vraag: wanneer en hoe kunnen we die hebben. Wat mij betreft, is zorgpersoneel dan een zeer belangrijke prioriteit. Dat gaat dus over een ander soort test dan de PCR-test. Collega, u hebt absoluut gelijk wat dat betreft.
Het personeel is het vijfde punt van ons plan, waar we de voorbije weken aan gewerkt hebben. Ik hoop dat ik vanavond iedereen mee kan krijgen voor de uitrol daarvan.
De medische reserve is hier al aan bod gekomen. Mevrouw Goeman, u vraagt of die wel gebruikt wordt. Ja, ik heb collega Bert Anciaux twee weken geleden op de radio horen zeggen dat hij daar al gebruik van gemaakt heeft. Ik heb hem op De Afspraak gezien, waar hij zei: ik maak daar gebruik van. Ik heb met hem gebeld, omdat hij als woonzorgdirecteur op het terrein heel goed weet wat er is en wat er gebeurt, en hoe daarmee om te gaan. Dus ja, dat wordt gebruikt. Een honderdtal directeurs hebben daar al gebruik van gemaakt. De bedoeling is natuurlijk ook om een buffer in te stellen, een buffer voor wanneer er mensen uitvallen. Ik ben blij met die vier- of vijfduizend mensen die zich geëngageerd hebben om dat te willen doen. Ik roep iedereen op om dat verder te doen.
Wij kunnen bijvoorbeeld met de minderhinderpremie daarvoor kinesisten inschakelen die vandaag zonder werk zitten omdat mensen afhaken. Zij kunnen zich kandidaat stellen als vrijwilliger om daar een handje toe te steken. Zij kunnen dat zelfs met een arbeidsovereenkomst. Dit kan niet alleen in de gehandicaptensector, maar ook in de andere sectoren.
Medische reserve is een element. De studenten die voor arts studeren en de stagiairs vormen een tweede component. Daarover hebben we met de decanen een overeenkomst bereikt. Er was een issue over de verzekeringen, maar ook dat is opgelost.
Het derde element is het personeel in de zorgsector zelf. We hebben overleg gehad met werkgevers en werknemers, en met de Vereniging voor Social Profit Ondernemingen (Verso) – met dank aan Ingrid Lieten, die dat heeft gefaciliteerd – om te onderzoeken op welke manier we de mensen die in de zorgsector werken, maar die vandaag thuiszitten op een andere manier kunnen inzetten. Bijvoorbeeld in de kinderopvang, waar men gezegd heeft dat men dit van drie naar één eenheid zal terugbrengen, waardoor er voor hen vandaag geen werk is. En zo zijn er nog sectoren. Ook daar hebben we de voorbije weken achter de schermen op ingezet.
Inderdaad, ik zal er misschien wat meer persberichten over moeten lanceren, zodat jullie allemaal mee zijn, maar we hebben dat de voorbije periode absoluut wel gedaan.
Net zoals we ook de thuisverpleging willen inzetten in de woonzorgcentra. Er is of er was een issue over de terugbetaalbaarheid. Dat moeten we ook oplossen. Dat is onze bedoeling en dat gebeurt nu al in belangrijke mate.
Collega’s, ik wil van de gelegenheid gebruik maken om een groep onder de aandacht te brengen die nogal eens vergeten wordt op dit ogenblik: de mensen in de thuis- en de gezinszorg, die elke dag opnieuw bij mensen, die bij gebrek aan familie, buren of kennissen niemand anders over de vloer krijgen, hun uiterste best doen, niet alleen voor de fysieke, maar ook voor de mentale gezondheid van die mensen.
Een zesde punt van ons plan gaat over het beschermingsmateriaal. Denkt u nu echt dat er hier een lid van de regering zich afvraagt of we nu 1 euro moeten uitgeven aan gels, aan maskers, aan schorten, aan brillen, aan handschoenen? Dat is absoluut niet het probleem. Dat is niet bij ons het probleem en dat is niet in Wallonië het probleem en dat is niet in Brussel het probleem en dat is niet in andere landen het probleem. Het probleem is: ze te kunnen krijgen.
We hebben op 23 of 24 maart een eerste vliegtuig gehad met 5 miljoen mondmaskers, waarvan 10 procent voor Brussel. Die werden verdeeld. Vorige week – en nog eens: zonder aankondigingspolitiek – is er nog een vliegtuig geland. We hebben gewacht tot het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) gezegd heeft dat ze door de kwaliteitscontrole zijn en dat ze worden vrijgegeven. Op dat ogenblik hebben we erover gecommuniceerd. Er zijn nog andere bestellingen geplaatst. 9 miljoen. De vraag is niet of we bestellingen kunnen plaatsen, de vraag is wanneer en hoe we ze hier krijgen, welke kwaliteit ze hebben en hoe we er dan mee verder kunnen.
Hetzelfde geldt voor de gels. Daarvoor hebben we van de binnenlandse productie gebruikgemaakt. 180.000 flesjes werden door het agentschap aangekocht. Ze gingen in hoofdzaak naar de woonzorgcentra omdat daar de problemen het grootst waren. Maar niet alleen daar.
We zijn ook bezig met de binnenlandse productie van schorten. We hebben een bedrijf dat uitwasbare schorten maakt die in deze context kunnen worden gebruikt. Er loopt een contract om die daarvoor te gebruiken. Ik hoop dat de productie, nu enkele honderden per dag, kan worden opgedreven.
We hebben brillen en handschoenen besteld. Dat is op dit ogenblik het grootste probleem. Die zijn het meest onvindbaar op de internationale markt.
Het zevende punt betreft de cohortzorg, niet alleen in de woonzorgcentra, maar ook om die in de thuiszorg verder uit te rollen.
Het achtste punt betreft de ziekenhuisondersteuning. De vraag of de woonzorgcentra ziekenhuisondersteuning kunnen krijgen, is terecht. Het kan dan gaan om opleidingen, online of op andere manieren, om beschermingsmateriaal en om de inzet van personeel, zorgkundigen, verpleegkundigen en artsen. Dat kan allemaal. We zullen dat vanavond opnieuw bekijken. Het stond op de agenda van de Interministeriële Conferentie, maar die agenda is niet afgewerkt en dus werken we morgen voort.
Het negende punt van het noodplan betreft de financiële impact op de verschillende instellingen. Ook dit zullen we moeten bekijken.
Het tiende punt van het noodplan betreft de taskforce die we vanavond willen en zullen oprichten. Ik zal dan ook iemand vragen die taskforce voor te zitten en de trekker te zijn om die negen punten in goede banen te leiden.
Het kan best zijn dat daar nog een elfde of een twaalfde punt bijkomt. Als dat zo is en als dat bijdraagt tot de beheersing van deze crisis, zullen we dat zeker doen. Ik heb geen gesloten agenda. Het is een tienpuntenplan dat we de voorbije weken in nauw overleg achter de schermen tot stand hebben gebracht en dat we vandaag aan die mensen zullen voorleggen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting van het tienpuntenplan. De timing is een beetje eigenaardig, want ik denk dat we een aantal zaken die u nu in uw tienpuntenplan hebt toegelicht eigenlijk enkele weken geleden al hebben gevraagd. Pas nu wordt dit uitgerold en het zal nog een tijdje duren voor al die punten zijn uitgerold, met uitzondering van het laatste punt, de oprichting van een taskforce die eigenlijk al langer moest zijn opgericht. Ook een aantal andere maatregelen konden voordien al worden uitgerold.
Ik begrijp dat u de woonzorgcentra en hun personeel vandaag enigszins wilt geruststellen, maar het is een beetje jammer dat dit nu pas gebeurt, want ondertussen zijn in die woonzorgcentra heel pijnlijke zaken gebeurd. De onrust is enorm groot. Er is bezorgdheid bij de families, maar het gaat ook om het welzijn. We hebben het altijd over de volksgezondheid, maar welzijn gaat natuurlijk iets breder dan alleen de gezondheid. Het gaat dan om het welzijn van de residenten, van het personeel en van de families.
Minister, in verband met de medische reserve hebt u naar Bert Anciaux verwezen. Ik zou dat persoonlijk niet doen, maar hoe zit het met de concrete cijfers? Hoeveel mensen in die medische reserve zijn al ingezet? Waar zijn zij ingezet? We hebben het over zorgpersoneel in de woonzorgcentra dat niet is opgeleid om dergelijke taken uit te voeren. Hoewel ik hen feliciteer en enorm veel respect voor hen heb, kan ik me voorstellen dat in die medische reserve een aantal mensen zitten die niet de nodige opleiding hebben gekregen.
Wat het beschermingsmateriaal betreft, ben ik tevreden te horen dat de schorten door middel van binnenlandse productie kunnen worden aangemaakt, maar het aantal zou moeten worden opgedreven. Daarnet is terecht naar onze sterke West-Vlaamse textielindustrie verwezen. Ik heb zelf daarnet naar de minister van Werk verwezen. Er moeten daar toch mogelijkheden zijn met betrekking tot de productie van mondmaskers?
En dan nog een laatste vraag. Ik veronderstel dat die cohortzorg niet in ieder woonzorgcentrum even evident zal zijn. Daarom wil ik u toch vragen om nauw in contact te staan met die woonzorgcentra. Het heeft mij vanmorgen verbaasd dat iemand vanuit uw provincie, in Hasselt, zelf met een aantal overlijdens en besmettingen zat, en toch geen testkits kreeg. Die persoon zei dat hij zelfs niet wist op basis van welke criteria dat werd bepaald. Dit zijn toch jammerlijke zaken die niet zouden mogen gebeuren. Dat ligt voornamelijk aan de communicatie, denk ik.
De heer Parys heeft het woord.
Ik dank de minister. Het is goed dat dat noodplan er komt. Mijn eerste vraag is of dat ook van toepassing is op andere sectoren, zoals bijvoorbeeld personen met een handicap – u hebt er daarnet in uw inleiding naar verwezen –, jeugdhulp, psychiatrische ziekenhuizen enzovoort. Want achter deze discussie van woonzorgcentra zitten al die andere sectoren die vandaag misschien wat minder in de kijker staan, maar waar de problematiek daarom niet minder acuut is. Dat is mijn eerste vraag voor u.
Mijn tweede vraag is heel specifiek, minister. Het gaat over die teststrategie waar u het over had, het vierde punt uit uw plan. Wanneer zal die strategie kunnen worden uitgerold? Heeft het federale niveau u al laten weten wanneer er genoeg tests zullen zijn om iedereen te testen die u wilt testen in die strategie? En kunt u daar ook iets over vertellen? Wie wilt u testen op antilichamen en bij wie wilt u PCR-testen uitvoeren? Dat lijkt mij informatie die mensen graag zouden willen hebben.
Ten derde ben ik tevreden dat morgen hopelijk die ziekenhuisondersteuning een feit kan worden, en dat die snel op het terrein kan worden uitgerold. Ik ben ook blij dat dat strategisch overleg, waar de sector naar vraagt, op dagelijkse basis zal kunnen plaatsvinden.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik wil u bedanken voor uw uitgebreid antwoord. Maar ik blijf wat met een wrang gevoel zitten. Het is goed dat er een noodplan is, maar u kondigt als tiende punt aan dat we nu eindelijk gaan beginnen met die taskforce. Ik denk niet dat mevrouw Cloet, die u toch zeer goed zou moeten kennen – en ongetwijfeld zeer goed kent, daar twijfel ik niet aan –, van de meest ongeduldige soort is. Als zij in een studio zegt dat ze dat van bij het begin heeft gevraagd, dan vind ik dat u laat invalt met die taskforce. Er zijn de afgelopen weken toch al verschillende problemen opgedoken in woonzorgcentra. Collega’s hebben er ook naar verwezen. Dan zou ik toch verwachten dat een minister zegt: ik roep iedereen die ik nodig heb bij mij, al is het dan digitaal, en ik ga in op die vraag naar een taskforce, zodat we dagdagelijks kunnen opvolgen en bijsturen wanneer dat moet gebeuren.
Het is goed dat die taskforce er nu is, maar ik had die van u veel liever vroeger gezien, zeker gezien de signalen die niet te miskennen waren. Die kwamen rechtstreeks vanop de vloer op uw kabinet terecht, en niet alleen op uw kabinet maar ook in de kranten en de studio’s. Het is goed dat er nu een taskforce is, maar ik vind dat ze wat laat is. En ik zal u meteen zeggen wat daarbij het probleem is.
U hebt vandaag meer dan 11.000 testkits opgestuurd naar woonzorgcentra, terwijl u in punt vier de teststrategie gaat neerleggen. Al die vragen die wij hier als collega’s hebben opgesnord, komen natuurlijk vanuit die woonzorgcentra. Die vinden wij zelf niet uit. Die mensen weten niet hoe ze bepaalde dingen moeten gaan doen, en met wie dat gaat moeten gebeuren. Op het moment dat u wist dat u die testen zou hebben, had ik graag gezien dat daar meteen een strategie werd naast gelegd.
Het noodplan zal vanavond worden afgeklopt, en ik kijk daar met veel interesse naar uit. Ik wil u bij dezen oproepen om misschien toch sneller te gaan en niet te wachten tot vrijdag, op de ministerraad van de Vlaamse Regering, zeker in deze digitale tijden. Ik weet dat jullie ook digitaal vergaderen. Als het vanavond is afgeklopt en het wordt vanavond doorgevoerd, organiseer dan alstublieft vanavond gewoon een Vlaamse ministerraad om dat erdoor te krijgen. We kunnen niet aan die woonzorgcentra en aan al die mensen op de vloer zeggen: ‘Ik ga vrijdag met dat plan naar de regering, ik zal het vrijdag afkondigen en het vrijdagnamiddag communiceren.’ Ik hoop toch dat u voelt dat dat niet kan. Reken op de goodwill van uw collega’s. We hebben er lang op gewacht. Organiseer vanavond een digitale ministerraad, en duw dat erdoor. Zo kunt u morgen de woonzorgcentra ten minste de duidelijkheid geven die zij nodig hebben.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Wat dat laatste betreft, denk ik dat de heer Rzoska een punt heeft. Ik kan dat ook ondersteunen. We moeten inderdaad niet wachten tot vrijdag om het effectief af te kloppen. Hoe sneller die heldere communicatie naar de woonzorgcentra er is, hoe liever.
We hebben hier tal van vragen gesteld over die specifieke strategie. We hebben die testen nu. Er moet heel snel duidelijkheid komen, zodat de mensen op de werkvloer goed weten hoe ze die moeten afnemen en ook wie die zal afnemen. Want ook dat is heel, heel belangrijk: dat het op de correcte manier en door juiste mensen gebeurt.
Het is nu vooral belangrijk dat iedereen goed samenwerkt, zodat we dit effectief op een goede manier en zo snel mogelijk kunnen uitrollen. Want we weten allemaal dat de situatie zeer ernstig is. Zowel de mensen op het terrein als wij zijn daar zeer ongerust over. Volgens mij telt elke minuut.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb nog één vraag over de cijfers. Want inderdaad, u hebt op 26 maart gezegd dat er 55 bevestigde overlijdens waren in de woonzorgcentra. Maar op dit moment zitten we dus aan 619. De vraag die ik mij stel is: ook op het moment dat die 55 bevestigde overlijdens er waren, moeten er ongetwijfeld al vermoedens zijn geweest over het feit dat een heel aantal mensen in de woonzorgcentra overleden waren, met symptomen van COVID-19, die op dat moment niet in de formele registratie van Vlaanderen waren meegenomen.
Het enige punt dat ik wil maken, is dat ik hoop – en dat heb ik nog altijd niet duidelijk uit uw antwoord begrepen – dat u daarover keihard op tafel zult slaan bij het federale niveau. Want de laatste twee weken van maart was het al duidelijk dat er zich een drama aan het voltrekken was in onze woonzorgcentra. En toen al moest die sense of urgency ook bij de federale overheid keihard op de agenda worden gezet.
Ten tweede, wat het materiaal betreft, is het absoluut niet mijn bedoeling om regio's tegen elkaar op te zetten. Daar is het inderdaad absoluut niet het moment voor. Ik kijk gewoon naar de feiten en snap gewoon niet dat Wallonië slaagt waar Vlaanderen niet in slaagt. Vlaanderen heeft toch ook een uitgebreid netwerk met handelsattachés waar het op dit moment een beroep kan doen, neem ik aan? Leg het mij dan gewoon uit.
Ten derde, ik heb u horen zeggen dat de beslissing over de vraag of positief getest personeel mag blijven verder werken iets is voor de werkgroep. Maar ik neem aan dat u daar als minister toch ook een duidelijk standpunt over kunt innemen, zolang er inderdaad niet genoeg beschermingsmateriaal beschikbaar is? Ik ben blij te horen dat de medische reserve wordt gebruikt. Bert Anciaux is er inderdaad een van. Maar Bert Anciaux heeft natuurlijk ook alle mensen die in zijn woonzorgcentrum komen werken, op eigen initiatief getest. Want vandaag hebben we zelfs niet de garantie dat mensen die uit die medische reserve komen, niet besmet zijn.
Mevrouw Goeman, kunt u stilaan afronden? En u beperken tot de essentie?
Minister Beke, wij hebben nooit gezegd dat er niets gebeurt. Maar u hoort al die noodkreten op het terrein ook. Er zijn gewoon een aantal dingen niet opgelost. Het is goed dat er vandaag een noodplan komt, dat er een taskforce komt. Maar dat had wat ons betreft veel vroeger gemoeten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heel uitvoerig antwoord. We delen allemaal die bekommernis rond de woonzorgcentra. En die bekommernis betreft zowel al die 80.000 bewoners, als die meer dan 50.000 personeelsleden in die woonzorgcentra. De minister heeft gezegd dat er een taskforce komt en heeft alle elementen uit het noodplan overlopen. En dat is goed, want zo krijgen we een bundeling. Maar dat betekent natuurlijk niet dat er de voorbije weken geen overleg zou zijn geweest of dat er geen concrete maatregelen zouden zijn genomen.
Als ik het heb over bekommernissen met betrekking tot de woonzorgcentra, dan gaat dat over bekommernissen rond materiaal. De minister heeft ernaar verwezen, maar ik wil het toch eens herhalen. We willen allemaal dat er voldoende beschermend materiaal is voor iedereen die werkt en woont in een woonzorgcentrum waar besmettingen werden vastgesteld. We willen dat er voldoende mondmaskers zijn. Niet alleen de chirurgische, maar ook de meer gespecialiseerde. We willen dat er voldoende gels zijn, voldoende schorten en zo verder. Maar ze moeten er natuurlijk zijn.
Ik hoop dat de Vlaamse en Federale Regering er in de volgende dagen en weken in slagen om bijkomende leveringen naar hier te krijgen, zodat die terechte en blijvende roep van op het terrein kan worden ingewilligd.
Natuurlijk zouden we niet liever willen dan iedereen daar te testen. Momenteel is er een eerste stap. We hopen dat er de volgende dagen en weken verdere stappen kunnen worden gezet en dat er voldoende tests ter beschikking zullen zijn, niet alleen de huidige tests, maar ook voldoende valide immuniteitstests, omdat we dan pas zekerheid hebben over wie we kunnen inzetten. Laat me toe te zeggen dat de wetenschap op dat vlak ook nog veel werk te doen heeft in de volgende periode. Want we denken allemaal vaak dat dat zomaar uit de mouw te schudden is, maar dit is een nieuw virus, dat heel veel nieuwe vragen stelt, ook aan de wetenschap.
Ook wat betreft het personeel wil ik vragen om te blijven monitoren en te zien welke oplossingen kunnen worden geboden. Innovatieve maatregelen zullen nodig zijn, zoals de medische reserve, zoals de inzet van personeel en zo verder. Over het muurtje kijken, dat is wat we daar vandaag moeten doen.
En tot slot: de woonzorgcentra zijn een grote bekommernis, maar er zijn natuurlijk ook andere sectoren. Niet elke groep in elke sector heeft meteen dezelfde noden. Er bestaan verschillen, maar we moeten ze allemaal beschermen en we moeten allemaal zorgen dat er voldoende ondersteuning en materiaal is. Minister, ik denk dat het goed zou zijn, als u over alle sectoren heen een detectie zou kunnen doen met de taskforce van de hoogrisicogroepen – ik denk dan bijvoorbeeld aan psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT) en bepaalde groepen binnen de sector van personen met een handicap – en voor die heel kwetsbare groepen met grote prioriteit een beschermende strategie zou uitbouwen. Zo kan er ook daar uitval van personeel vermeden worden.
De heer D’Haese heeft het woord.
We waren too little, too late om het virus uit onze rusthuizen te houden. Ik hoop echt dat we niet opnieuw too little, too late zijn, als ik dan hoor dat we vanavond voor het eerst samenkomen om te kijken hoe we de situatie aanpakken. (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Als ik hoor dat we vanavond voor het eerst met heel die ploeg zullen samenkomen om te kijken hoe we de situatie zullen aanpakken en dat we tot vrijdag zullen wachten om die aanpak goed te keuren op de ministerraad, dan ben ik daar bang voor. Minister, als u zegt dat u zo goed op voorhand bezig was en zo vooruitziend was, waarom zitten we dan nu pas in dit stadium van taskforces en noodplannen, terwijl we al veel langer weten dat die crisis eraan zat te komen en dat die bezig is?
U zegt dat u meer moet communiceren en meer persberichten moet uitsturen, maar dat is niet de vraag. De vraag is dat er effecten zijn op het terrein, dat de mensen op het terrein geholpen worden, en die worden vandaag veel te weinig geholpen. Dat is wat er gevraagd wordt: geen communicatie, maar doen.
Het tienpuntenplan dat u hier nu voorstelt, toont voor mij alleen maar aan dat u de situatie effectief niet onder controle hebt. U bent de kapitein van een boot in een storm. Die is lek geslagen, en u monitort wat er aan het gebeuren is, in plaats van het lek te dichten. Dat is wat er volgens mij op dit moment aan het gebeuren is.
Er zijn een aantal zaken die gebeuren en die vandaag al bezig zijn, en die trouwens ook goed zijn, maar er zijn heel veel vragen die u hebt opgeworpen. U hebt geen antwoord gegeven op de vraag of we weten hoeveel testen er gaan zijn en wie we daarmee gaan testen. U hebt geen antwoord gegeven op de vraag hoe we de ondersteuning zullen doen van die cohortzorg. Hoe zullen we dat uitrollen? Hoe gaan we dat ondersteunen in die woonzorgcentra?
U hebt gezegd dat het geen zin heeft om personeel te testen met PCR-testen. Ten eerste: we zijn dat op dit moment aan het doen. Waarom zijn we het dan aan het doen? En ten tweede: uiteraard heeft dat zin. Want je weet natuurlijk niet of iemand de volgende dag nog negatief zal zijn. Maar je weet wel dat die de volgende dag nog positief zal zijn. En dat is essentieel om je cohortzorg te kunnen organiseren. Ik vind het heel lichtzinnig om te zeggen dat we het personeel niet met PCR-testen moeten testen, maar alleen serologisch, om te kijken of we ze opnieuw kunnen inzetten.
Bovendien bent u erin geslaagd om zo'n beetje al mijn vragen niet te beantwoorden. Ik kan er ook niet aan doen. Het waren nochtans heel intelligente vragen, als u het mij vraagt. De extra testen: hoeveel en voor wie? Hoeveel testen worden er vandaag uitgevoerd? Hebt u daar een antwoord op of niet? U weet dat niet? (Opmerkingen van minister Wouter Beke)
U zult dat zo meteen zeggen? Fantastisch. Jammer dat we daar een tweede ronde voor nodig hebben. Voorziet u in extra personeel?
Mijnheer D’Haese, ik geef u de gelegenheid om tussen te komen. Ik mag u dan toch wel aansporen om een klein beetje elementaire beleefdheid aan de dag te leggen.
Mijn derde vraag is of u voorziet in opleiding en ondersteuning om die testen uit te voeren. Voorziet u in opleiding en ondersteuning voor het omgaan met die moeilijke situaties? Ik heb gehoord dat er ziekenhuispersoneel wordt ingezet, maar zult u dat proactief doen? Er wordt een ander platform gecreëerd en dat is een goede zaak, maar zult u er proactief voor zorgen dat we die studenten en die mensen uit die ziekenhuizen naar die zorg krijgen? Zal er een plan zijn voor wie naar welk woonzorgcentrum gaat? Ik heb gehoord dat nog maar honderd van de achthonderd woonzorgcentra dat hebben gevraagd.
Minister Crevits heeft het woord.
Er zijn een aantal vragen gesteld over onze Vlaamse bedrijven en wat zij kunnen doen. Collega’s, het is absoluut niet mijn bedoeling om de volgende minister van mondmaskers te worden. Het is heel goed dat er één coördinatie is en zoals minister Beke zei: het is gemakkelijk om te bestellen maar moeilijk om te krijgen. Dat is een grote strijd.
Onze bedrijven melden zich massaal aan om te helpen, en wij zijn daar uiteraard bijzonder actief in. We investeren volop in innovatie inzake medisch materiaal en wij hebben niet gewacht op de huidige crisis. Tal van onderzoeksprojecten worden gefinancierd bij Centexbel, het onderzoekscentrum voor de textielsector. Elke dag worden cruciale testen uitgevoerd om de geschikte grondstof te vinden om maskers en beschermingskledij te maken. De beschermingskledij wordt al gemaakt maar voor de maskers is er een probleem. De hele grote bottleneck vandaag is het ontwikkelen van kwalitatief textiel dat voldoende bescherming biedt om de chirurgische of de FFP2-maskers te produceren.
We hebben ook contact opgenomen met Fedustria, de beroepsvereniging voor de textielindustrie, om dat samen te bekijken, omdat van alle textiel die wij nu aanbieden om te testen, wordt gezegd dat het niet voldoet aan de voorwaarden. Het is heel gemakkelijk om hier te staan roepen, maar daarmee krijgen we niet meer maskers. We moeten de juiste grondstof en het juiste textiel vinden om te kunnen produceren.
Momenteel zijn er verregaande onderhandelingen om een machine naar hier te halen om hier te produceren, maar afhankelijk van wie op welke plaats werkt in de zorg, moeten we weten welk type er nodig is. Het is net het meest veeleisende beschermingsmateriaal dat het meest nodig is en het moeilijkst te krijgen.
Als het een beetje meezit, zouden we toch proberen om tijdens de volgende weken een eigen productie op te starten of toch op zijn minst een textielsoort te vinden die aan de voorwaarden voldoet, maar dat is vandaag nog niet het geval.
Collega’s, voor het overige wil ik minister Beke bedanken voor de zeer omvattende uitleg die hij heeft gegeven. Jullie hebben veel punctuele vragen gesteld, en het is dan aan minister Beke om die te beantwoorden, maar er is vooral luid geroepen om een kader. Welnu, dat kader is er en ik ben heel blij dat minister Beke de tijd heeft genomen om dat te creëren en daar heel veel overleg over te plegen met heel veel organisaties.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ben ik mislukt als ik geen besmettingen of overlijdens heb kunnen voorkomen in de woonzorgcentra? In dat geval ben ik mislukt. Ik denk dat er alleen in Noord-Korea geen besmettingen zijn aangegeven. Dit is een uitdaging waar iedereen mee wordt geconfronteerd, dat wisten we van bij het begin. Daarom hebben we van bij het begin die maatregelen genomen.
Er zijn veel vragen gesteld waar ik vandaag geen antwoord op kan geven omdat ik diezelfde vragen ook gisteren nog aan de virologen heb gesteld. Wanneer staan de immuniteitstest en de serologische test op punt? Dat is geen politieke beslissing, het is niet zo dat ik dan even naar Philippe De Backer bel bellen om dat op punt te laten zetten, zo werkt dat niet. Men kan me vandaag niet zeggen wanneer die tests op punt zullen staan, men is daar hard mee bezig. Ik ga dat vandaag niet aankondigen wanneer blijkt dat het niet lukt. Het zijn geen politieke beslissingen die daarover moeten worden genomen, dat is een proces dat zich moet voltrekken. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Neen, maar andere collega’s wel, ik mag toch ook antwoorden op de vragen van andere collega’s?
Er zijn nog andere collega’s die vragen hebben gesteld.
Sorry, maar dat is hier nog altijd geen dictatuur, waar het maar om één persoon draait. (Gelach. Opmerkingen)
Minister Beke, gaat u gewoon verder.
Ik kan daar dus nog niet op antwoorden, vanaf het ogenblik dat ik dat weet, ben ik bereid hier een antwoord te komen geven.
De cohortzorg is een belangrijk principe en moet worden uitgevoerd. Daarom zitten we in het overleg met de thuisverpleging om te bekijken hoe we dat doen. Er zitten praktische zaken in, over de financiering bijvoorbeeld. Daar gaat de IMC over. We proberen dat samen te doen.
Ik vind het godgeklaagd, mevrouw Goeman, dat u zegt dat ze in Wallonië meer besteld hebben. We hebben vanmorgen de cijfers gekregen. In Vlaanderen zijn er meer geleverd dan in Wallonië. Waar zijn we nu over bezig? (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Jawel, volgens de cijfers die minister De Backer ons bezorgd heeft, wel. Maar is dat de essentie van de zaak? Ik hoop dat Wallonië heel veel maskers heeft, ik hoop dat wij er heel veel krijgen, ik hoop dat men er op federaal niveau genoeg heeft. Ik snap niet dat uitgerekend u daar zo’n communautaire toestand van maakt.
Dat doen we dus niet. De bestellingen die we kunnen plaatsen, zullen we plaatsen. Maar we zijn daar wel zeer voorzichtig in. Ik hoor elke dag wel mensen die een relatie of vriend of vriendin in China hebben, maar ik ga daar niet zomaar blind op in. Het wordt gescreend, inderdaad. We willen niet blind varen. We zijn daar met Buitenlandse Zaken, met FIT, met alle spelers in Vlaanderen, aan het onderzoeken of het fideel en koosjer is. We zijn voorzichtig, maar we nemen ook beslissingen. Ik heb het vorige week al gezegd: bij die beslissingen zal er al eens iets niet oké zijn. Dat zullen we erbij moeten nemen. Als we dat risico niet willen nemen, doen we momenteel internationaal geen enkele bestelling. Dat geldt niet voor Vlaanderen, niet voor Wallonië, niet voor Brussel, niet voor federaal. Het is absoluut niet het moment om daar spelletjes rond te spelen.
We hebben 11.243 testen verstuurd. 8500 gingen naar de woonzorgcentra met besmettingen. We testen daar nu het personeel en de bewoners. Die 55 woonzorgcentra zijn tot stand gekomen door zelf te rapporteren. Op basis van de rapportering van de woonzorgcentra aan het agentschap hebben we de centra met veel besmettingen bij het personeel of bij de bewoners ofwel met veel besmettingen bij de twee, geselecteerd.
Sommige woonzorgcentra vragen me waarom zij daar niet bij zijn, bijvoorbeeld Grimbergen. Dan blijkt dat ze hun cijfers niet hebben doorgegeven aan het agentschap. Als ze de cijfers niet doorgeven, weten wij niet waar de brandhaarden zitten. Ik wil niemand culpabiliseren; ik wil een oproep doen dat iedereen de cijfers doorgeeft. Dat is niet omdat we graag statistieken bijhouden, zelfs niet omdat we op basis daarvan vragen van parlementsleden moeten beantwoorden. We doen dat om op het terrein te zien hoe we het best kunnen handelen.
Die foto is genomen op vrijdag. Ondertussen zijn er natuurlijk nieuwe uitbraken. Maar het team van minister De Backer had ons gevraagd om die tegen vrijdag door te geven, wat ook logisch is: op een gegeven moment moet men daarmee aan de slag. Dit is – ik herhaal het – niet de laatste bulk van testen. Er komen er nog, er worden er nog geproduceerd.
Dan is er een dubbele vraag. Waar gaan we die inzetten? Ik kan daar vandaag niet op antwoorden, omdat we mee de analyses zullen maken. Die worden vandaag en morgen gemaakt. Wie mogen die maken of doen? Dat gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de CRA-arts. Die is daar niet alleen. We hebben contact met professor De Lepeleire, die de artsen van de Arbeidsgeneeskundige Dienst daarbij inzet. Verpleegkundigen kunnen daarbij worden ingezet. Er kan een heel team voor worden ontrold. Student-artsen kunnen daarbij helpen. Aan de universiteit van Limburg is een op de twee student-artsen op dit ogenblik daarin actief. Men kan putten uit die medische reserve.
Kan die medische reserve nog verder worden geoptimaliseerd? Ja. We hebben ze nu ingekanteld in de website ‘https://www.helpdehelpers.be/, met dank ook aan VDAB en minister Crevits, om het beter te kunnen afstemmen. Dat heeft een aantal dagen geduurd, maar we hebben niet gewacht tot begin maart om dat op te zetten. Was dat toen voor honderd procent digitaal in orde? Allicht niet, maar ik ga niet drie weken wachten tot het digitaal in orde is, want intussen hebben we al wel tientallen en tientallen mensen kunnen helpen, en mensen wel al kunnen helpen is, denk ik, wat vandaag veel belangrijker is.
Collega’s, daarmee denk ik wel op de meeste vragen een antwoord te hebben gegeven. Ik zou echter toch een oproep willen doen. De woonzorgcentra, maar ook de residenties waar gehandicapten verblijven en ook de gemeenschapsinstellingen van de jeugdhulp, zijn natuurlijk heel bijzonder, gezien de social distancing die we van iedereen vragen, en dus zijn ze ook precairder, al zeker omdat het in de gehandicapteninstellingen, in de woonzorgcentra en soms ook in de jeugdvoorzieningen over fysiek kwetsbare mensen gaat. Laten we daar alsjeblieft geen politieke spelletjes over spelen. Ik heb de voorbije weken hier in het parlement dingen gehoord die wij hebben overgenomen. Er zijn goede suggesties gedaan en ik heb aan onze mensen gevraagd om daarmee aan de slag te gaan. Heb ik de wetenschap over van alles en nog wat? Neen. Zelfs de koepels waarmee ik aan tafel zit, hebben niet de wetenschap over van alles en nog wat. Ik probeer dus bij iedereen die met goede suggesties komt, te bekijken hoe we dat kunnen implementeren. Soms kunnen we daarmee aan de slag, soms kunnen we daar niet mee aan de slag. Ik denk dat iedereen, links of rechts, eigenlijk dezelfde bekommernis heeft. Laten we daar dan ook samen mee aan de slag gaan.
Volstaat dat?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Er was hier de vraag over de elektronische procedure voor de ministerraad. We zullen dat beslissen na die vergadering met de koepels. Als dat plan daar is aanvaard, dan is dat natuurlijk een andere situatie dan als er bijkomende suggesties zijn die misschien nog moeten worden onderzocht. Het zal echter ten laatste vrijdag voor de regering komen. Is dat vanavond bij wijze van spreken panklaar, dan kan dat snel gebeuren.
Dan kunnen we overgaan naar het thema Binnenlands Bestuur en Inburgering.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik denk dat dit een mooi laatste thema is. Na de onderwerpen die we reeds hebben behandeld, hebben we het nu ook even over de rol van de lokale besturen en in het bijzonder de burgemeesters in heel dit gebeuren.
Het is trouwens toevallig, maar ik denk dat de vier nu aanwezige ministers titelvoerend burgemeester zijn of ooit zijn geweest. We weten allemaal dat de burgemeesters en de lokale besturen een belangrijke rol te vervullen hebben, toch zeker ook wanneer het gaat over de volksgezondheid, pandemieën en dergelijke. Ik moet alleen maar verwijzen naar artikel 135 van de nieuwe Gemeentewet om dat duidelijk te maken. Anderzijds is het natuurlijk ook zo dat, gelet op de beslissingen die zijn genomen, het het Nationaal Crisiscentrum is dat op federaal niveau alles aanstuurt en de beslissingen neemt, en dat het de gemeenten zijn die in dezen mee uitvoerders zijn geworden. Ook de burgemeesters zijn eigenlijk uitvoerders, niettegenstaande ze ook verantwoordelijkheden hebben als hoofd van het lokaal bestuur, als hoofd van de politie en dergelijke. Wij doen dat dus.
Collega’s, we hebben alle verschillende beleidsdomeinen aangehoord: Volksgezondheid, Welzijn, Onderwijs, noem maar op. Wat echter heel belangrijk is, is dat al die zaken vroeg of laat op het lokaal niveau terechtkomen. De woonzorgcentra bevinden zich ergens. De scholen bevinden zich ergens. De ziekenhuizen zijn ergens gelokaliseerd. Minister, vorige week heeft collega Vandeput ook al aangehaald dat het qua communicatie toch heel belangrijk is om de gemeenten ten volle mee te nemen, omdat die vaak de draaischijven zijn en omdat, wanneer mensen en instanties vragen hebben, ze zich heel snel tot die lokale overheid wenden.
Vooreerst een pluim want vanuit het Crisiscentrum van de Vlaamse Overheid wordt er adequaat gecommuniceerd, maar ik zou toch een oproep willen doen om het sneller bij de lokale verantwoordelijken te krijgen. De woonzorgcentra bijvoorbeeld zijn maandag geïnformeerd over de tests. Wij krijgen vragen en het staat vandaag dan in het bulletin van het Crisiscentrum.
Minister, ik ben een fel voorstander van de GAS-reglementering, maar ik denk dat dit in deze toestand nagenoeg onmogelijk uit te voeren is, gelet op het feit dat er op gemeenteraden moet worden beslist. Hoe ziet u dat als minister van Binnenlands Bestuur? Ik kijk naar de signalen vanuit de politiezones in mijn omgeving. De parketten hebben gesteld dat ze streng willen optreden. Het is belangrijk dat er niet gestraft wordt om te straffen. Het is in eerste instantie belangrijk om mensen aan te zetten om de regels na te leven. Ik had dan ook graag wat duiding met betrekking tot de GAS-reglementering. In hoeverre kan die worden geïmplementeerd?
Heel wat gemeentebesturen zijn genoodzaakt om een ‘ieder voor zich’-strategie te hanteren, om zelf bestellingen te plaatsen van allerlei middelen. Ik wil het debat van daarnet niet overdoen, maar heel wat gemeentebesturen zijn zelf de boer op gegaan op vraag van verpleegkundigen, dokters, instellingen om hulpmiddelen te zoeken. Dat is al dan niet gebeurd met openbare aanbestedingen. Soms heeft men gezegd dat de urgentie belangrijker was. Ik vraag u om de lokale besturen iets meer te betrekken bij de verdeling van de hulpmiddelen.
Er is hier gevraagd dat ondernemingen terug aan het werk kunnen gaan, zoals bouwfirma's. Sommige gemeentebesturen nemen via de digitale gemeenteraden alleen urgente beslissingen. Volgens mij zijn er bouwgerelateerde beslissingen die echt genomen moeten worden, zoals het goedkeuren van wegtracés en rooilijnplannen die fundamenteel zijn om het economische aspect aan te zwengelen.
Er is eerstdaags een nieuwe bijeenkomst van de Nationale Veiligheidsraad gepland. Op langere termijn moet er gekeken worden wat er moet gebeuren met lokale manifestaties. We staan nu echter aan de vooravond van festivals, waarbij lokale besturen en organisatoren alles in het werk moeten stellen om die te organiseren. Die zijn ook zeer internationaal. Ik wil niet enkel voor mezelf pleiten, maar straks moeten we beginnen met de screening van achtduizend medewerkers en vrijwilligers. Dat is nog een voortvloeisel van de terreurbestrijding, die we streng opvolgen. We voelen echter allemaal met onze ellebogen aan dat de internationale zomerfestivals niet zullen kunnen doorgaan. Trek daar alstublieft nu een lijn onder. Neem die beslissing zo snel mogelijk zodat daar geen extra nieuwe kosten gemaakt worden.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter, fractie- en ambtsgenoten hier en thuis, minister Somers, het zijn moeilijke tijden. Mensen die het al moeilijk hadden, hebben het nog moeilijker gekregen. En veel mensen die het niet moeilijk hadden, hebben het vandaag wel moeilijk. Het coronavirus en de maatregelen die de overheid daartegen heeft genomen, treffen iedereen. Elke burger, elke Vlaming wordt op de proef gesteld door vrijheidsbeperkende maatregelen die niemand in het vrije Westen gewend is en die niemand ook wil, maar die helaas wel nodig blijken. De overgrote meerderheid van de mensen houdt zich aan de coronamaatregelen. Ik lees dat, ik hoor dat, ik stel dat zelf vast op straat en in de supermarkt, en dat is bewonderenswaardig, geruststellend en hoopgevend. Het maakt mij trots op de Vlamingen.
Maar mensen kunnen dit slechts volhouden indien ze vertrouwen hebben in een overheid die deze maatregelen helder en eenduidig communiceert en op een logische en consequente manier handhaaft. Streng maar rechtvaardig is een principe dat niet alleen de goede huisvader moet toepassen, maar zeker ook de overheid en zeker in tijden van crisis.
Streng zijn de coronamaatregelen zeker, maar omdat ze vaak onduidelijk zijn en afhankelijk van de locatie of gemeente anders worden toegepast, is de rechtvaardigheid vaak ver te zoeken. In grote lijnen, zoals iedereen ondertussen wel weet, zijn niet-essentiële verplaatsingen en samenscholingen vanaf drie personen verboden. Maar wekenlang al heerst onduidelijkheid over wat dit concreet betekent en op welke situaties en op welke manier dit van toepassing is. Mensen lezen in de krant over een man die wordt beboet omdat hij alleen op de zeedijk een ijsje zit te eten. Ze vernemen dat iemand wordt aangepakt omdat hij of zij even uitrust op een bankje. En terwijl fysieke activiteit wordt aangemoedigd, zou alleen basketten op straat niet mogen. Er wordt door een minister plots geopperd dat een solofietstocht van 50 kilometer niet meer mag. Mensen horen over woonstbetredingen door de politie zonder gerechtelijk bevel, desnoods zelfs met een stormram. Ze stellen vast dat het verklikken van mensen die in hun tweede verblijf resideren, wordt aangemoedigd. Gevolg: agenten stormden een woonkamer binnen waar familieleden zich hadden verzameld rond een ziekenhuisbed met daarin een terminale grootmoeder. Dat is niet eens meer onrechtvaardig te noemen, maar simpelweg onmenselijk.
Denk ook aan de openlijk gevoerde oeverloze discussie over het al dan niet openblijven van kapperszaken en of mensen al dan niet nog naar hun lief of partner mogen rijden. Dit is chaotische overheidscommunicatie. Net in deze crisisperiode waarin mensen meer dan ooit snakken naar zekerheid, heersen dus verwarring en onzekerheid. In de stad waar ik woon, Antwerpen, stelt burgemeester De Wever nu terecht dat hij bepaalde maatregelen niet handhaaft omdat ze niet uit te leggen vallen. Wat in de ene stad of gemeente streng wordt gehandhaafd en beboet, wordt in een andere stad of gemeente toegelaten of gedoogd.
Zo trots ik dus ben op alle Vlamingen die zich zo goed mogelijk en vaak in zeer moeilijke familiale, socio-economische en professionele omstandigheden aan deze coronamaatregelen houden, zo weinig trots een gefrustreerd ben ik over de chaotische communicatie en de onrechtvaardige handhaving door de overheid. Om nog te zwijgen over het juridisch drijfzand waarop deze coronamaatregelen zijn gebouwd. Volgens een jurist als Jogchum Vrielink en andere experts ter zake is deze situatie, ik citeer hem, “onbegrijpelijk en hallucinant”.
Minister, het aantal keren dat de coronamaatregelen zogenaamd verduidelijkt zijn, is niet meer te tellen. Zo mogen bijvoorbeeld gezinnen nu sinds kort plots weer wél de auto nemen voor recreatieve activiteiten, maar alleen als ze kinderen hebben jonger dan 6 jaar. Burgemeesters en lokale besturen en dus de Vlamingen zien door het coronabos de bomen niet meer. Dat werkt levensgevaarlijke situaties in de hand omdat mensen in Vlaanderen het niet meer snappen of het niet meer willen snappen. Regels zouden simpel, eenduidig en raadpleegbaar moeten zijn en dat is niet het geval. Rechtszekerheid is compleet zoek. Dit maakt het samenleven in onze steden en gemeenten, minister van Samenleven Bart Somers, steeds moeilijker, want het samenleven is alleen mogelijk met heldere eenduidige en rechtvaardig gehandhaafde spelregels. Iedereen gelijk voor de wet. Minister, dus is mijn vraag aan u of u deze bezorgdheid deelt en welke rol u kunt en wilt spelen om de chaotische overheidscommunicatie die er op allerlei niveaus heerst, te stroomlijnen en daardoor deze aanhoudende onduidelijkheden en onrechtvaardigheid weg te nemen.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel aan de twee interveniënten. Ik zal beginnen bij collega Van Dijck en bevestig wat hij zegt over het werk dat vandaag lokaal wordt verzet. We hebben vandaag al terecht veel gesproken over de mensen in de zorgsector en de mensen die in het onderwijs heel hard aan het werk zijn, maar ook de ambtenaren die voor de lokale besturen werken, zijn overuren aan het kloppen op een heel creatieve en goede manier.
Ik denk dat heel wat lokale besturen er wonderwel in slagen om hun verantwoordelijkheid ten aanzien van deze crisis ten volle op te nemen. Ik ben het volledig eens met u, collega Van Dijck – ik ben ook titelvoerend burgemeester –, dat heel veel van die dingen die we afspreken, hier in het parlement, maar ook op federaal niveau, uiteindelijk lokaal landen; de zaken moeten lokaal worden geïmplementeerd. Ik wil alle burgemeesters, gemeentebesturen en ambtenaren bedanken voor de inspanningen van de voorbije weken. Er is op lokaal vlak heel wat werk verzet.
U hebt een aantal concrete vragen gesteld. U weet dat wij inderdaad proberen om heel helder te communiceren. In tijden zoals deze is heldere communicatie niet altijd eenvoudig – dat is misschien een eerste aanzet naar collega Van Rooy. Waarom is dat zo? De situatie verandert permanent. We zijn afhankelijk van deskundig advies en van de evolutie op het terrein en dat vraagt om sturing en bijsturing in een situatie zonder weerga. Iedereen moet in die context zo helder en zo duidelijk mogelijk trachten te communiceren.
Wat hebben wij proberen te doen? Wij hebben geprobeerd om via het Crisiscentrum van de Vlaamse Overheid elke dag te communiceren met onze burgemeesters. De provinciegouverneurs hebben daar ook een heel belangrijke rol in. Wij proberen zo de frequently asked questions, de FAQ’s, zo goed mogelijk te beantwoorden, zodat iedereen, elke burgemeester, de nodige informatie krijgt. U haalde een concreet voorbeeld aan van een situatie waarin we inderdaad sneller hadden moeten communiceren, namelijk over de vraag in welke woonzorgcentra nu effectief getest zou worden. Dat stond gisteren al op de website van het Agentschap Zorg en Gezondheid, maar veel burgemeesters hebben niet de reflex om elke dag op die website te gaan kijken, wat ik ook begrijp. Daarom hebben we dat vandaag heel expliciet vermeld, om 15.36 uur, in de dagelijkse mail met nieuwe informatie aan de burgemeesters. Dat had een dag vroeger moeten gebeuren, daar hebt u gelijk in, maar we proberen wel elke dag bij te sturen.
Ik heb er ook op aangedrongen dat in de nota die collega Beke daarnet heel uitvoerig heeft toegelicht, vervat wordt dat wanneer er ergens een uitbraak is van COVID-19, de noodplanambtenaar altijd geïnformeerd of verwittigd wordt. Zodra de nota goedgekeurd wordt, hetzij vanavond hetzij vrijdag, zal dat een procedure zijn die Vlaanderen consolideert. Met andere woorden, collega Van Dijck, als er in een woonzorgcentrum in uw gemeente ergens een uitbraak is van COVID-19, dan zal uw noodplanambtenaar onmiddellijk geïnformeerd worden.
We hebben ons er ook toe geëngageerd om tegen het einde van deze week elke burgemeester een lijst te bezorgen waarin het aantal hospitalisaties, overlijdens en uitgevallen personeelsleden in alle woonzorgcentra en andere instellingen in diens gemeente wordt opgenomen. Dat laat burgemeesters niet per se toe om in te grijpen, maar zorgt ervoor dat hij/zij wel goed geïnformeerd is over de situatie. Dat is een belangrijke stap vooruit.
U hebt ook een vraag gesteld over de gemeenteraden. U hebt gelijk dat we initieel gezegd hebben dat enkel het hoogdringende mocht gebeuren, deels omdat we toen nog geen goed zicht hadden op de duurtijd van de crisis. Gemeentebesturen zijn op een zeer creatieve en snelle manier overgeschakeld op virtueel werken, zoals wij allemaal. Zelfs in grote steden hebben al virtuele gemeenteraden plaatsgevonden. Dat is wat wennen en aanpassen voor iedereen, maar ik hoor ook dat men op sommige plaatsen zelfs efficiënter vergadert, omdat het allemaal wat strakker geleid en voorbereid moet worden. Gemeenteraden blijven op sommige plaatsen ook heel lang duren, wat aantoont dat de lokale democratie nog gezond is. Wij hebben ondertussen beslist, collega Van Dijck – en dat staat trouwens ook in een van die dagelijkse mails die u ook ontvangt –, dat gemeenteraden opnieuw over alle punten op de agenda mogen beslissen, niet alleen meer de hoogdringende. Alle punten kunnen behandeld en besproken worden, omdat we niet weten hoelang deze crisis nog zal aanhouden en omdat er bijvoorbeeld, zoals u terecht zegt, bepaalde wegenwerken uitgevoerd moeten worden of toegewezen moeten worden. Bepaalde bedrijven willen ook starten en dat moet kunnen gebeuren.
Uw laatste punt is een heel moeilijk punt, dat van de festivals en andere manifestaties. Bij sommigen speelt er een dubbel gevoel. Sommigen willen graag onmiddellijk duidelijkheid, met andere woorden, horen dat het niet doorgaat. Anderen willen nu nog niet zeggen dat eind augustus iets niet zal doorgaan: geef ons nog een kans en laat ons afwachten. Dat is een heel moeilijke afweging, zelfs binnen organisaties. Bij de initiatiefnemers die iets moeten organiseren, is die discussie nu ook aan de gang. Het is belangrijk dat we toch zo snel mogelijk die duidelijkheid creëren, zeker voor de heel grote festivals.
Mijnheer Van Dijck, u hebt het over het festival in uw gemeente, maar zijn er nog belangrijke festivals die in de zomer in Vlaanderen plaatsvinden. Die mensen hebben minstens een paar maanden op voorhand nood aan voorbereiding. Nogmaals, het zal de Nationale Veiligheidsraad zijn die daarover gaat, maar ik hoop dat er duidelijkheid wordt gecreëerd.
Opgelet voor kleinere festivals in augustus, zeg nu alstublieft nog niet dat er niets mogelijk is in de zomer. Ik ga daar geen uitspraak over doen. Ik heb een persoonlijk aanvoelen van wat kan en niet kan, maar ik ben geen viroloog, ik ben geen deskundige. De Nationale Veiligheidsraad moet op basis van deskundig advies een beslissing nemen en duidelijkheid creëren.
Voor GAS-boetes is er een regeling. Het gaat hier over gemengde inbreuken, met andere woorden, het is eigenlijk het parket dat uiteindelijk beslist of er strafrechtelijk wordt vervolgd of niet. Wanneer het parket zegt dat het niet strafrechtelijk vervolgt, dan kunnen gemeenten die dat willen, zelf met administratieve sancties werken. Geen enkele gemeente is daartoe verplicht, het is facultatief en in nogal wat gevallen moet je daarmee naar de gemeenteraad gaan, maar niet in alle gevallen. Er zijn politiereglementen van gemeenten die vandaag de dag voldoende breed zijn opgesteld, die toelaten dat wat in het koninklijk besluit wordt bepaald, vandaag al vervolgbaar is met administratieve sancties.
Het is de gewone procedure die we kennen bij gemengde inbreuken. Vaak gebeurt dat op basis van afspraken die worden gemaakt tussen de procureur en de politiezone. Men doet dat niet dossier per dossier, maar men spreekt de ernst van de gevallen af of het niveau van de sanctie die men daarop wil toepassen. Er wordt een afspraak gemaakt tussen het parket en de politie, maar het parket blijft de leiding hebben en beslist of het wel of niet vervolgt. Zodra het parket die beslissing heeft genomen, komt het lokale bestuur in beeld.
De gemeenteraad kan op basis van de nieuwe richtlijnen het politiereglement aanpassen en dat dan uitvoeren. Voor alle duidelijkheid: wat er nog nodig is, is de omzendbrief van het College van procureurs-generaal. Het is pas als die omzendbrief er is dat men lokaal kan beslissen of men voor die GAS-boetes gaat of niet. Die omzendbrief wordt vandaag, ten laatste morgen verwacht.
Ik vermoed dat een aantal gemeenten daarvoor zullen kiezen omdat ze zelf een traditie hebben om met administratieve sancties te werken, en dat vaak intensief en op een goede manier doen. Er zijn andere gemeenten die daar wat terughoudender in zijn en daar minder ervaring in hebben. Het is de lokale autonomie die daarin ten volle speelt. Wij moeten vanuit Vlaanderen niet ineens keizer-koster spelen omdat er een crisis is. De lokale autonomie blijft ook vandaag, misschien nog meer dan anders, belangrijk. Hoe gaan we daar lokaal mee om? Nogmaals, wie er over gemengde inbreuken aan het stuur zit, is het parket.
Zo kom ik bij de vragen en de centrale vraag van de heer van Rooy. We moeten hier niet flauw over doen: sommige adviezen die worden gegeven, kunnen natuurlijk voor onduidelijkheid zorgen. Voor iemand die twintig jaar burgemeester is, is dat ook buiten crisissituaties zo. Vaak moet je de zaken op het terrein bekijken en met gezond verstand beoordelen. Ik geef het klassieke voorbeeld van nachtlawaai. Een politieagent of een lokaal bestuur dat daarmee wordt geconfronteerd, vraagt zich af wanneer er sprake is van nachtlawaai en wanneer niet. Wanneer is er een drempel overschreden en wanneer niet? Op zulke momenten speelt het gezond verstand.
Er is een tweede dimensie die we in de hele discussie niet mogen vergeten: er bestaat zoiets als lokale autonomie. Ik ben iemand die daar heel sterk in gelooft en dat heel belangrijk vindt. Er is het wettelijk kader, maar er is ook de lokale autonomie. Vandaag is het zo dat op lokaal vlak bepaalde fenomenen verschillend worden bekeken, los van corona, op basis van lokale reglementen. Het ene is onlosmakelijk verbonden met het andere. Er is geen lokale autonomie denkbaar zonder verschil tussen gemeenten. Het een en het andere zijn de zijdes van dezelfde medaille. Het is evident dat men bij een coronacrisis probeert om een aantal heel duidelijke afspraken te maken die bijvoorbeeld te maken hebben met social distancing, afstand houden van elkaar, en dat is een hele simpele. Men gaat dan federaal een aantal regels opbouwen om die vorm te geven. Evident moet dat lokaal worden gehandhaafd, evident blijft er altijd een zekere speelruimte en een zekere marge.
Ik zou persoonlijk niet spreken van chaos op het terrein. Als ik zie hoe mensen zich massaal aan die regels houden, kun je er alleen maar respect voor hebben. U sprak terecht over trots zijn op het Vlaanderen waarin we leven. Ik ben zondag ook eens gaan fietsen langs de dijken waar je wel wat volk ziet, maar je ziet hoe men ongelooflijk gedisciplineerd afstand houdt. Er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen die de regel bevestigen, maar de nauwgezetheid waarmee mensen dit allemaal goed opvolgen, maakt mij ook een stuk trots om deel uit te maken van deze gemeenschap – en ik denk wij allemaal.
Het is zaak om dit vol te houden. Daarom is het ook belangrijk dat we proberen, zeker op dit moment, de rangen zo goed mogelijk gesloten te houden – lokale besturen, Vlaamse overheid, federale overheid –, en dat we de grote politieke discussies houden voor na de crisis. We moeten nu eerst zorgen dat we die coronavirusmiserie overwinnen. Het vraagt van iedereen een permanente bezinning of we vandaag een nieuwe regel moet uitvinden dan wel of we terughoudend moeten zijn. Dat is niet eenvoudig en het moet geval per geval worden beoordeeld. Ik ga er dus geen algemene grote uitspraken over doen.
Ik vind dat we tot nu toe, met de complexiteit van ons land, deze crisis relatief goed – om niet te zeggen goed – hebben gestuurd. Het overgrote deel van de mensen weet wel goed wat er kan en wat er niet kan. Natuurlijk zijn er discussies die ons allemaal wel eens irriteren. Mag de senior op die bank zitten of niet? Mag je een ijsje opeten of niet? Veel van die dingen zijn met gezond verstand te beantwoorden. Ik ben zeker geen voorstander – en ik ben blij dat u dat ook niet bent – van extreme maatregelen zoals een avondklok of de mogelijkheid om binnen te vallen bij mensen zonder huiszoekingsbevel enzovoort. Ik denk dat niemand, van links tot rechts, daarvoor pleit en dat het belangrijk is dat we allemaal binnen de normale procedures blijven functioneren. Ik zou dat ook zo willen houden. Ik denk dat elke burgemeester hierin een rol heeft te spelen. Natuurlijk is een burgemeester van een grootstad, die wordt geconfronteerd met zijn problemen, iemand anders dan iemand uit een landelijke gemeente. Het zijn andere uitdagingen. Hij gaat ook zelf voor een stuk invulling moeten geven aan wat hij moet doen en niet moet doen. Ik vind dat we die lokale autonomie moeten respecteren, want die burgemeesters weten vaak heel goed wat hun gemeenschap lokaal nodig heeft en ze hebben vaak ook de beste antwoorden ter plaatse.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. In grote lijnen voldoet het antwoord ook aan mijn verwachtingen en dat is op zich positief.
Er worden voorbeelden aangehaald van al dan niet beboeten, via een GAS-boete of een gewoon proces-verbaal. Ik denk dat de parketten zich geëngageerd hebben om streng op te treden, wat noodzakelijk is. Laat ons hopen dat optreden de uitzondering blijft.
Collega's, minister, eigenlijk kan men maar beboeten wat er letterlijk in het ministerieel besluit (MB) staat. De FAQ’s – en ik noem dat meestal de VGV’s, de veelgestelde vragen, collega Schiltz – bestaan om te wikken en te wegen. Als men boetes uitschrijft, zal het parket oordelen, niet op basis van de FAQ’s of de VGV’s, maar op basis van een MB.
En ten slotte, minister, ik heb er natuurlijk alle begrip voor dat we nu niet te lang op voorhand moeten vragen: wat gaat er in augustus gebeuren met de grote en kleine festivals? Binnen 2 maanden verwachten we bij ons 140 verschillende nationaliteiten. Tegen dan kan de toestand in dit land misschien wel genormaliseerd zijn, maar ik denk niet dat dat wereldwijd het geval zal zijn. Anders hadden de Olympische Spelen ook plaatsgevonden in 2020 en niet in 2021. Ik heb ondertussen ook voldoende contacten gehad met uw collega op federaal niveau. Ik hoop dat ze echt die beslissing nemen, want ze wordt ook gedragen door de organisatoren, mits goede afspraken. Bij ons zal het in de richting gaan van: wat gepland was voor 2020, zal getransponeerd worden naar 2021. Alleen zijn ook de bands dan een jaartje ouder. We hopen in elk geval de programmatie van 2020 te kunnen doorschuiven naar 2021. We hopen dat de federale veiligheidsraad daar ook een duidelijke beslissing over neemt. Bedankt voor de antwoorden.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister Somers, ik ben niet tevreden met uw antwoord. Wat u zegt, is wat u eigenlijk in debatten in de commissie, als minister van Binnenlands Bestuur, heel vaak zegt. U verwijst ook altijd naar uw eigen ervaringen als burgemeester. Ik begrijp natuurlijk dat elke burgemeester en elke gemeente zoveel mogelijk autonomie wil. Ik ben daar uiteraard ook niet per se een tegenstander van. Maar enerzijds zegt u: ‘We zitten met een situatie die niemand ooit heeft meegemaakt.’ Een crisis, wordt het genoemd. Het is ook een crisis. Maar dan zou ik denken: zo’n uitzonderlijke situatie vergt ook uitzonderlijke maatregelen.
Minister, laat mij u een compliment geven: u bent een zeer goede communicator, wellicht een van de beste in deze regering. Toch blijft u, als minister van Binnenlands Bestuur, zeggen: ‘Ja, dat is lokale autonomie, ik wil niet de keizer-koster spelen.’ Dat is natuurlijk een negatieve benaming. Ik denk eerlijk gezegd toch dat u iets meer met uw vuist op tafel moet slaan. U moet dat doen, zowel naar boven als naar beneden. Met naar boven bedoel ik naar de federale overheid, die telkens opnieuw de regels aanpast, die telkens opnieuw ook met nieuwe tegenstrijdigheden komt. Met naar beneden bedoel ik naar het niveau onder u, de lokale besturen.
U zegt: ‘Let op, hier zitten die tegenstrijdigheden, hier zitten die mogelijkheden om te interpreteren, en ik denk dat we dit het best op deze manier doen.’ U zegt terecht dat de ene gemeente natuurlijk de andere niet is. De ene burgemeester heeft andere situaties in zijn gemeente dan de andere. Maar het is natuurlijk zo dat bepaalde vrijheidsberovende maatregelen zo ingrijpend zijn op het leven van mensen, dat ik denk dat daarbij geen enkel verschil mag bestaan tussen verschillende gemeenten. Het kan toch niet dat iemand in Antwerpen of Gent wordt beboet omdat hij of zij volgens een bepaalde regel iets niet goed doet, terwijl hij ziet dat die boetes er niet zijn in een gemeente 5 kilometer verderop. Ik denk dat dat zeer ongewenst is.
Ik wil toch verwijzen naar een aantal ambtsgenoten die uitspraken hebben gedaan als ‘de frustraties nemen toe’ en ‘huishoudelijke wrevel en huishoudelijk geweld nemen toe’. Ik geloof dat het de heer Schiltz was. Axel Ronse heeft gezegd: ‘Onze verantwoordelijkheid is historisch.’ Wel, dat klopt. Ik denk dus ook dat uw verantwoordelijkheid hier historisch te noemen is en dat u, nogmaals – u zult dat toch wel graag horen van mij, als groot criticus van u normalerwijze – harder met uw vuist op tafel moet slaan, zowel naar het Belgische niveau als naar het lokale niveau.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, ik heb wat kleine reacties. Eerst en vooral steun ik dat beeld niet van ‘naar boven en naar onder’. Ik vind niet dat de federale overheid boven de Vlaamse overheid staat. Constitutioneel klopt dat ook niet. Wij zijn elkaars gelijken.
Ten tweede vind ik ook niet dat de lokale besturen onder Vlaanderen staan. Ze zijn voor mij het eerste bestuur, staan het dichtst bij de burger. Ik geloof niet in die hiërarchische relatie. Ik geloof eerder in een samenwerkingsverband. Dat is een eerste belangrijke opmerking. (Opmerkingen van Sam Van Rooy)
Minister Somers is aan het woord, collega Van Rooy.
Een tweede belangrijke opmerking. We hebben daar duidelijke afspraken over. Het is de federale minister van Binnenlandse Zaken die de politie aanstuurt. Hij is verantwoordelijk voor de politie en al wat daarmee te maken heeft. Stel u nu voor dat ik zou doen wat u suggereert, namelijk commentaar geven en beschouwingen maken bij wat de federale minister van Binnenlandse Zaken doet.
U hebt daarnet bijna letterlijk gezegd: ‘U zou aan de lokale besturen moeten zeggen: opgelet, daar en daar zitten onduidelijkheden en ik zie dat op die en die manier.’ Dat gaat de burgemeesters pas echt in de problemen brengen. Wat gaan die dan zeggen? Moeten wij de federale minister van Binnenlands Bestuur, de heer De Crem, volgen in zijn interpretatie? Of moeten wij de alternatieve interpretatie van de minister van Binnenlands Bestuur van Vlaanderen volgen? Dat moeten wij nu net vermijden. Dat mogen wij nooit doen. We moeten ervoor zorgen dat het eenduidig blijft. De verantwoordelijkheid voor het aansturen van de politie zit bij de federale overheid. We leven in een constitutioneel landschap, in een rechtstaat. Zeker op momenten van crisis is het belangrijk dat we dat respecteren.
Drie, ik vind dat we zo eenduidig mogelijk moeten zijn. Uw kritiek luidt dat sommige van die regels voor interpretatie vatbaar zijn. Ik deel die kritiek. Sommige regels zijn dat. Maar dat geldt spijtig genoeg vaak voor regels. De idee dat er alleen maar simpele en eenduidige regels kunnen worden gemaakt die ineens alle mogelijke problemen helder bevatten, zeker in zo’n intense crisis als vandaag, is de mensen en ook onszelf iets wijsmaken. Dat gaat niet. Zodra je een regel formuleert, zie je al de honderden mogelijke uitzonderingen. In dit geval geldt dat ook.
Als je dat allemaal met gezond verstand moet beantwoorden, ben je dikke wetboeken aan het schrijven. Er is in de 18e eeuw een juridische stroming geweest die geprobeerd heeft alles te vatten in rechtsregels. Ze zijn verzopen in de oneindige hoeveelheid regels. De idee of de illusie dat wij in zo’n diepe crisis met één, twee, drie, vier, vijf simpele, eenduidige regels alle problemen kunnen oplossen, is spijtig genoeg niet de realiteit.
Bovendien is de situatie niet statisch maar dynamisch. Ze verandert elke dag. De virologen en experten informeren ons met nieuwe inzichten en stellen nieuwe vragen. Het is belangrijk dat we daarop inspelen. De vraag van de Vlaamse Regering, van onze minister-president, om de economie zo snel mogelijk opnieuw op te starten, is terecht. Dat creëert natuurlijk ook weer nieuwe uitdagingen en nieuwe problemen en nieuwe vragen, en het zorgt voor een nood aan nieuwe antwoorden. Ook al voel ik uw betrokkenheid en al begrijp ik de vragen die u stelt, ik denk dat eenvoudige en eenduidige antwoorden niet altijd voor het rapen liggen.
Het laatste wat ik heel belangrijk vind in een tijd van crisis, is dat onze democratische structuren goed overeind blijven. Onze lokale burgemeesters, die een lokale legitimiteit en verantwoordelijkheid hebben, moeten goed in beeld blijven. Ze mogen niet worden weggeduwd in een soort van ‘het is crisis, dus moeten we nu tot een soort van leiderssituatie komen waarbij één iemand alles aanstuurt en alles centraliseert’. Dat vind ik niet gezond. Ik vind dat ook in een crisis checks and balances overeind moeten blijven. Ik heb niet gezegd dat u het omgekeerde beweert, maar ik vind het wel belangrijk om dat te benadrukken. Lokale burgemeesters – met hun lokale autonomie, ook in deze crisissituatie, en met duidelijke richtlijnen die uit Brussel komen en die ze moeten volgen – kunnen en moeten hun verantwoordelijkheid blijven opnemen. Ik ga u iets zeggen: het overgrote deel van de burgemeesters doet dat op een schitterende manier, met gezond verstand en op een juiste wijze. Als er hier en daar eens iemand uitschuift, zal dat ook wel te maken hebben met de complexiteit. Het is goed dat dat zeer snel in beeld komt en dat daar heel veel aandacht voor is. Maar uiteindelijk, in de massaliteit van de interventies die onze politiediensten aan het doen zijn – en die zijn nu allemaal schitterend werk aan het leveren – zijn dat de uitzonderingen die de algemene regel bevestigen: ook politiemensen zijn vandaag hard aan het werken en zijn in moeilijke omstandigheden de juiste dingen aan het doen. Dat delen we, daar kunnen we alleen maar trots op zijn.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
In het Uitgebreid Bureau is eenparig afgesproken om tot besluit van dit actualiteitsdebat geen moties in te dienen.
Het debat is gesloten.