Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is de gedachtewisseling over de aanpak van de coronacrisis.
De gedachtewisseling is geopend.
We beginnen met de vragen aan minister Beke inzake het thema Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en Armoedebeleid.
De heer Parys, van de N-VA-fractie, heeft het woord.
Voorzitter, voor we beginnen, wil ik namens ons allen een woord van dank richten aan alle hulpverleners, van verplegend personeel tot artsen, van logistiek medewerkers tot onthaalbediendes, van jeugdhulpmedewerkers tot verzorgenden in de kinderdagverblijven. We hebben jullie nodig. Jullie zijn er wanneer het er het meeste toe doet. Hou moed. Ook aan iedereen die getroffen is door ziekte of zelfs iemand heeft verloren in de afgelopen weken, willen wij graag onze steun betuigen.
We komen hier samen door, door zorg te dragen, door ons aan de richtlijnen te houden en door te blijven verder werken wanneer het kan, want ook dat is belangrijk.
Vandaag hebben we het over de acute gezondheidscrisis die we moeten bestrijden. Straks moeten we Vlaanderen voorbereiden op een wereld na corona. Onze fractie vindt het belangrijk dat we Vlamingen ook het perspectief geven dat deze crisis moeilijk is maar ook eindig.
Onze focus ligt vandaag op hoe we die acute pandemie te lijf kunnen gaan. Daarvoor hebben we een aantal vragen aan de Vlaamse Regering.
Mijn eerste vraag gaat over materiaal en is gericht aan minister Beke. ‘Men kan een brand niet met een blinddoek te lijf gaan en we kunnen deze pandemie niet bestrijden als we niet weten wie er is geïnfecteerd.’ Dat is wat de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie heeft gezegd en wat ook twee topdokters in een open brief hebben bepleit: veel meer testmateriaal en beschermingskledij voor zorgverstrekkers.
Er zijn twee regio's in de wereld die er vrij goed in slagen of er goed in geslaagd zijn om maatregelen te nemen: Singapore en Zuid-Korea. In Singapore wordt er massaal getest. Mensen die positief zijn, blijven allemaal in het ziekenhuis. Iedereen die met een geïnfecteerd persoon in contact is geweest, wordt opgespoord en onmiddellijk getest. De quarantaine wordt er zeer strikt nageleefd en bewaakt. Aan elke grenspost wordt temperatuur gemeten en wordt een gezondheidsscreening uitgevoerd. Elk gezin heeft ook vier maskers gekregen. Grote gebouwen hebben een scanapparatuur om de temperatuur van bezoekers te meten. Op die manier hebben zij vandaag geen lockdown, maar zijn ze er wel in geslaagd om heel veel testcapaciteit te creëren door bijvoorbeeld labo’s om te bouwen om PCR-testen (polymerase chain reaction) te doen.
Dit weekend is er een initiatief genomen door de federale overheid om in voldoende materiaal te voorzien. Mijn vraag aan u, minister Beke, is of u het eens bent met de experten dat er in die tweede golf inderdaad massaal moet worden getest om te weten welke maatregelen van quarantaine we kunnen opheffen en om zo te vermijden dat er bijvoorbeeld een tweede broeihaard zou komen. De vraag is of Vlaanderen een rol kan spelen met onze biotechindustrie, toch wereldvermaard, en of u een trekkersrol wilt opnemen.
Mijn laatste vraag over materiaal gaat over een mondmaskers, schorten en alcoholgel. Als je kijkt naar de welzijnssector, zijn de woonzorgcentra, de kinderdagverblijven, de voorzieningen voor jeugdhulp en voor personen met een handicap vandaag vragende partij. Ze beschikken nog niet over voldoende materiaal. Wanneer kunnen we zeggen dat iedereen die in contact komt met dienstverlening, zoals ik daarnet heb opgesomd, ook effectief over alle beschermend materiaal zal kunnen beschikken? Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag, minister Beke, gaat over de meest kwetsbaren, uiteraard te beginnen met de kinderen en jongeren die in een verontrustende opvoedingssituatie groot worden. We hebben vorige week gevraagd om kwetsbare gezinnen in beeld te brengen via een overleg tussen de jeugddiensten van de lokale politie, de parketten, de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), de vertrouwenscentra en de ondersteuningscentra jeugdzorg, om er op die manier voor te zorgen dat wijkagenten en jeugddiensten van de lokale politie, heel gefocust, naar een aantal gezinnen kunnen gaan waar ze zich zorgen over maken. Ze zijn vandaag immers de enigen die nog fysiek aan huis kunnen komen bij die gezinnen.
Daarover heb ik een aantal vragen aan u, minister. Eerst en vooral een vraag over de dienstverlening aan huis, die in de jeugdhulp vandaag is opgeschort, om begrijpelijke redenen. Maar acht u het haalbaar om na 5 april – en dat is een expliciete vraag die wij aan u stellen – toch al een opstart van de dienstverlening aan huis te voorzien voor die kinderen en gezinnen waar wij ons zo veel zorgen over maken en die vandaag zonder sociale controle vaak op een heel beperkte oppervlakte met elkaar moeten samenleven, eventueel volgens de protocollen die vandaag in de thuisverzorging en de thuisverpleging worden gebruikt?
Ik heb een gelijkaardige vraag over de vaccinaties van Kind en Gezin. Die zijn niet alleen belangrijk wegens de gezondheidsaspecten, maar uiteraard ook wegens het aspect sociale controle voor baby’s en heel kleine kinderen, die geen enkele andere manier hebben om zich te uiten wanneer het thuis fout gaat.
Wij zijn heel tevreden, minister, dat een aantal functies van online hulpverlening al uitgebreidere openingsuren hebben. Zo heeft de CLB-chat een uitgebreider openingsurenpakket bekendgemaakt. De vraag is: trekt u dat door naar alle hulpverleningsdiensten die online gebeuren? Kunt u ook met de mediabedrijven in contact treden om ervoor te zorgen dat die online dienstverlening voor mensen die het moeilijk hebben thuis, heel bekend wordt bij kinderen, heel bekend wordt bij jongeren, en dat die verruimde openingsuren ook voor iedereen bekend worden?
Dan heb ik een vraag, minister, over de situatie in de jeugdhulpvoorzieningen. Daar worden kinderen onder de 12 jaar met besmettingssymptomen niet afgezonderd maar kinderen boven de 12 jaar wel. Mijn vraag is: zijn daar duidelijke richtlijnen voor? Blijft dat haalbaar voor het personeel?
Minister, ik heb al aan uw medewerkers gesignaleerd dat er ook een probleem was bij de opnameplicht die bijvoorbeeld sommige centra van Kind en Gezin hebben. Zo zijn er op zijn minst twee gevallen bekend van drie kinderen die ouders hebben die in het ziekenhuis moeten worden opgenomen vanwege corona, waarvan de jeugdhulpverlening weigert om ze op te nemen, ook al zijn er crisisbedden beschikbaar en zijn die vandaag vrij. De vraag is, minister, wat u daaraan doet.
Mijn derde set vragen, minister, gaat niet over het materiaal of over kinderen en jongeren, maar gaat over de meest kwetsbare groep op het vlak van het gezondheidsrisico. Dat zijn de ouderen. Er werden een aantal heel goede maatregelen genomen in het begin, door ervoor te zorgen dat er een bezoekverbod is. Het is ook mooi om te zien hoe Vlaanderen daarmee omgaat: kleuters die tekeningen en kaartjes maken, mensen die op bezoek gaan en dan, zij het via glas, toch nog enige vorm van contact hebben, allerlei soorten online contacten. Maar vandaag zien we ook dat een aantal mensen in serviceflats die met elkaar contact hadden, allemaal overleden zijn de voorbije week. Nu gaan er stemmen op om de mantelzorgers die wel nog toegelaten zijn omdat zij essentiële dienstverlening verrichten, ook de toegang tot woonzorgcentra en serviceflats te ontzeggen. De vraag is: wat is uw mening daarover? Kan dat praktisch? Sommige woonzorgcentra werken namelijk met honderd vrijwilligers, die vaak een heel belangrijk deel van de dienstverlening op zich nemen. Welke afweging wordt daar gemaakt om te kiezen tussen de volgende aspecten: kunnen alle zorgtaken op een goede manier worden vervuld en kunnen we de gezondheid van die bewoners maximaal vrijwaren?
Minister, een tweede vraag over woonzorgcentra. De laatste dagen is bekend geworden dat een aantal patiënten in woonzorgcentra zullen moeten worden verzorgd wanneer ze corona hebben. Vandaag staat er ook een interview met Margot Cloet van Zorgnet in de krant. Ze vraagt om materiaal. Ze zegt ook: heel veel van mijn mensen zijn daarvoor niet opgeleid. Kan bijvoorbeeld de thuisverpleging daar inspringen om een aantal taken op te nemen? De vraag is: maakt u daar werk van, minister?
Een vierde set vragen gaat over personeel. We zien dat er sectoren zijn waar het personeel vandaag geen ambulante dienstverlening meer doet. Maar een aantal sectoren heeft nood aan extra personeel. Kunnen we ervoor zorgen dat over de sectoren heen mensen die willen en kunnen werken effectief kunnen worden ingezet? Ik denk aan het bemannen van de ruimere openingsuren van de online hulpverlening, of aan sectoren in de jeugdhulpverlening die met een opvoeder of opvoedster uit een kinderdagverblijf al een heel eind op weg zouden kunnen gaan in een aantal situaties.
Het personeel dat vandaag in de zorg werkt heeft het ontzettend zwaar. Niet alleen fysiek maar ook mentaal. Neemt u initiatieven om te zorgen voor psychologische ondersteuning voor de mensen die vandaag voor ons die essentiële zorgtaken verrichten? Die vraag kan je natuurlijk uitbreiden. Welke garanties zijn er voor de welzijnssectoren? Op 18 maart zei u op een persconferentie dat er garanties zouden komen. Zeker de sector van de kinderopvang is vragende partij. Hoe gaan die garanties eruitzien? Zij hebben vandaag gederfde inkomsten omdat de ouders vaak niet komen opdagen. Hoeveel kinderen komen er nog opdagen in die kinderdagverblijven? Ik heb daar vandaag geen idee van. Welke mechanismen bedenkt u om tegemoet te komen aan de vrees van die sectoren dat daar een financieel gat zou vallen, terwijl zij alle moeite doen om hun mensen niet op technische of tijdelijke werkloosheid te zetten. Hoe kunnen wij die mensen inzetten in andere sectoren?
Mijn laatste vraag gaat over de geestelijke gezondheid van ons allemaal. Wij hebben nog nooit een dergelijke periode meegemaakt. Dat is voor heel veel mensen moeilijk. Welke initiatieven neemt u om ervoor te zorgen dat onze collectieve geestelijke gezondheid op peil kan blijven?
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering en collega’s, voor wat betreft de welzijnssector wil ik mij aansluiten bij de massale dank en steun die er vanuit de bevolking is voor iedereen die actief is in de zorgsector. Die dank, steun en waardering zijn zeer oprecht en ook zeer terecht. Als parlement maar zeker ook als Vlaams Belang-fractie willen wij ons daar graag bij aansluiten.
Minister Beke, collega Parys heeft al heel wat zaken vernoemd. Ik probeer zo weinig mogelijk te herhalen. Ik wil enkel de nadruk leggen op een aantal essentiële zaken en hier en daar een aanvulling.
Voor wat betreft de kinderen in een problematische opvoedingssituatie hebben de jeugdrechters de voorbije week aan de alarmbel getrokken. Deze jongeren worden hard getroffen door de coronacrisis omdat de begeleiding vaak wegvalt, er plaatstekort is in de jeugdinstellingen en de jongeren vaak thuis zitten. Helaas hebben sommigen onder hen niet altijd een even veilige situatie. In sommige acute gevallen, waarbij de thuissituatie te onveilig is, waren de jeugdrechters zelfs verplicht om de jongere te laten opnemen in een politiecel. Politie en parket hebben daarover al hun bezorgdheid laten horen. Welke initiatieven kunt u nemen om deze jongeren extra te beschermen?
Collega Parys had een aantal pertinente vragen over het materiaal, zowel over de testcapaciteit als over de mondmaskers waarover veel te doen is geweest. Op de persconferentie van deze week benadrukte viroloog Steven Van Gucht dat er een tijdje problemen zijn geweest met de aanvoer van die tests. Daardoor zijn de middelen beperkt. Hij drukte de hoop uit dat het aantal beschikbare tests zou toenemen. Door zoveel mogelijk mensen te testen, maken we het virus zichtbaarder en kunnen we er rationeler mee omgaan.
Minister, in een open brief hebben twee professoren-chirurgen opgeroepen tot systematische tests, want het ziekenhuispersoneel moet uiteraard dagelijks mensen behandelen, zonder te weten of die mensen al dan niet zijn besmet omdat er te weinig tests voorradig zijn. Een voldoende grote beschikbaarheid is essentieel om hier verder op een efficiënte manier mee te kunnen omgaan. Kunt u toelichting geven over het aantal beschikbare tests en vooral over de evolutie en toename die we mogen verwachten en over de initiatieven die zullen worden genomen om niet alleen over een grotere voorraad te beschikken, maar ook om effectief meer mensen te testen?
Over de mondmaskers en dan vooral over het tekort is de voorbije dagen terecht veel te doen geweest. Begin deze week is een lading van zes miljoen mondmaskers in Vlaanderen toegekomen. Die maskers zouden bestemd zijn voor de Vlaamse zorginstellingen, de woonzorgcentra, de gezinszorg, de thuisverpleging en dergelijke. Die nieuwe lading is een aanvulling op de 5,5 miljoen chirurgische mondmaskers die vorige week al in ons land zijn aangekomen. Volgens het persbericht dat de minister-president en u hebben verstuurd, zouden met deze leveringen de dringendste noden op het vlak van mondmaskers voor de komende weken zijn beantwoord, maar heel wat beroepsgroepen trekken nog aan de alarmbel inzake het gebrek aan beschermend materiaal, zowel mondmaskers als een aantal andere zaken.
Minister, kunt u een overzicht geven van het beleid inzake de verdeling van mondmaskers en andere beschermende kledij? Wie wordt, bijvoorbeeld, door de Federale Regering en door de Vlaamse Regering bevoorraad? Welke beroepscategorieën komen in aanmerking voor die mondmaskers? Gaat het enkel om het zorgpersoneel of gaat het ook om andere beroepsgroepen die frequent of van dichtbij in contact komen met andere mensen met een mogelijk besmettingsgevaar? Ik verwijs naar Wallonië, waar vandaag bekend is gemaakt dat de overheid zelf een aantal maskers zal proberen te produceren. Staat dit ook op de planning in Vlaanderen?
Ik verwijs ook naar de woonzorgcentra. De koepelorganisatie van de zorginstellingen trekt aan de alarmbel inzake het tekort aan materiaal. Het gaat niet enkel om mondmaskers, maar ook om handschoenen, beschermende kledij, schorten, brillen, materiaal om nieuwe infusen te steken en degelijke. Welke garanties kan de Vlaamse Regering bieden met betrekking tot extra beschermingsmateriaal voor de woonzorgcentra?
Een beroepsgroep waarvan we ook veel berichten hebben gekregen, zijn de mensen in de thuisverpleging. Zij zijn uiteraard ongerust om die besmettingen en zij moeten vaak op een dag meerdere ouderen en kwetsbare patiënten behandelen. Het uitgangsprincipe is dat een patiënt die met het coronavirus is besmet, gegarandeerd thuis verzorging moet krijgen. Thuisisolatie en de verzorging in de eigen omgeving genieten de voorkeur. In die thuissituatie is het natuurlijk onmogelijk om eenzelfde bescherming als in een ziekenhuis te bieden. Op welke wijze garandeert u de bescherming van de thuisverpleging en hun patiënten? Welke maatregelen worden genomen voor thuisverplegers die verzorging aan huis bieden aan mensen die met het COVID-19-virus zijn besmet?
Een gelijkaardige vraag komt van de tandartsen en de apothekers. De niet-dringende mondzorg door tandartsen is weliswaar uitgesteld, maar er zijn uiteraard toch onvermijdelijke urgente ingrepen. De beroepsvereniging van de tandartsen stelt dat ze bij de verdeling van de mondmaskers is overgeslagen en dat tandartsen uiteraard ook recht op een aantal van die mondmaskers moeten hebben. Hetzelfde geldt voor apothekers. Kunt u initiatieven nemen om die beroepsgroepen te bevoorraden?
Dan is er de bescherming van het poetspersoneel, zowel het poetspersoneel in bedrijven als het poetspersoneel dat door middel van dienstencheques bij particulieren werkzaam is. Als er een schoolvoorbeeld is van een ernstig gevaar waarbij groepen worden gemixt, is het wel het poetspersoneel dat bij mensen aan huis komt.
Heel veel van die dienstenchequebedrijven zijn inmiddels zelfregulerend opgetreden en hebben hun diensten tijdelijk opgeschort, ook na de federale toestemming om het poetspersoneel op tijdelijke werkloosheid wegens overmacht te zetten. Maar daarover heb ik toch nog een aantal vragen. Welke initiatieven of controle wil de Vlaamse Regering nemen om de bescherming van de poetshulp te garanderen? Schorten inmiddels alle dienstenchequebedrijven hun werkzaamheden inzake de inzet van poetspersoneel op? Is het niet aangewezen de inschakeling van poetshulpen in de private sfeer enkel nog toe te laten bij zorgbehoevenden die niet in staat zijn om zelf te poetsen?
Verder sluit ik aan bij de vragen die collega Parys heeft gesteld over de verzwakte bewoners in de woonzorgcentra. Vandaag staan er toch een aantal onrustwekkende artikels in de kranten over de tikkende tijdbom in de rusthuizen, zoals De Morgen kopt. En in Gazet van Antwerpen verscheen het bericht dat er in een serviceflat een vijftal mensen zijn overleden ten gevolge van besmetting door het coronavirus. Minister Beke, u hebt een aantal strenge regels aangekondigd voor mensen in serviceflats. Kunt u daarover enige toelichting geven?
Ten slotte wil ik het nog hebben over een ander element uit Welzijn, met name armoede, en dan in het bijzonder over de voedselbedeling. Deze week werden in de pers een aantal problemen rond de voedselbedeling aan kansarmen aangekaart. Steeds meer vrijwilligers haken af uit schrik voor het coronavirus. En bijna alle vrijwilligers behoren tot de risicogroepen van 65 jaar en ouder. Bovendien is er ook nog eens sprake van een slinkend aanbod van voedsel voor die voedselbedelingen.
Het is uiteraard belangrijk dat in deze zware periode die sociale dienstverlening overeind blijft. Minister Beke, hebt u, heeft de Vlaamse Regering ter zake reeds overleg gehad met de sector? Hoe kan men de werking van de voedselbanken garanderen? Kan een vrijwilligerspool, bijvoorbeeld van mensen die nu technisch werkloos zijn, desgevallend soelaas brengen?
Voorzitter, afrondend verwijs ik naar de problematiek van de daklozen. Centra algemeen welzijnswerk (CAW's) of medewerkers van CAW's blijven die mensen die nergens anders terechtkunnen, opvangen. De nachtopvang blijft open, maar overdag is er eigenlijk geen toegankelijke plek voor die daklozen. Bovendien zijn er ook bij heel wat CAW's tekorten aan materiaal, vooral alweer aan mondmaskers, maar ook aan alcoholgel. Welke initiatieven neemt de Vlaamse Regering in deze problematiek?
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Voorzitter, beste collega's, we beseffen allemaal heel goed dat de maatregelen die werden genomen, een heel grote impact hebben op ons dagdagelijks leven. We zien het op de straten, in onze scholen, in onze woonzorgcentra. We merken dat het sociale leven in onze omgeving, in onze gemeenten stilvalt.
Maar in diezelfde zin is het ook wel belangrijk om iedereen toch even te bedanken, zoals de vorige fracties al hebben gedaan. Zij die blijven werken: het verzorgend personeel, dokters, verplegers, winkeliers, winkelbedienden, mensen in de transportsector, leerkrachten, kinderbegeleiders en zoveel stille krachten in onze zorg en onze economie die die verder doen draaien. Het is bovendien fantastisch om te zien hoeveel solidariteit er onder onze inwoners is.
In een algemene inleiding wil ik graag zeggen dat de aanpak van deze crisis door onze regering voor het ogenblik op de juiste en goede manier wordt gedaan. De crisis wordt beheerst. Als er zaken zijn die niet lopen zoals ze horen te lopen of voorzien zijn, wordt er naar oplossingen gezocht. Telkens wanneer er iets fout loopt, wordt de rug weer gerecht. Er wordt vooruitgekeken en ervoor gezorgd dat de crisis wordt aangepakt zoals het hoort.
Ook onze lokale besturen hebben daarbij een heel belangrijke rol te spelen. Want zij zijn diegene die de federale en Vlaamse maatregelen naar het lokale niveau moeten vertalen, daar waar zij het dichtst bij de mensen staan, daar ook waar zij onze burgers het meest nabij zijn.
Het is ook op dat niveau, en ik spreek net als andere collega’s hier uit ervaring, dat de meeste vragen komen: vragen die hier waarschijnlijk vandaag aan bod zullen komen, waar niet altijd direct een antwoord kan op worden geformuleerd, maar waarbij het wel belangrijk is om duidelijkheid te verschaffen omdat de mensen op dat lokale niveau, de inwoners en burgers, duidelijkheid en antwoorden vragen.
Ik wil namens vele burgemeesters nog eens een algemene oproep doen om op het ogenblik dat er maatregelen worden genomen, daarbij ook altijd een lokale reflex te hebben. Op het ogenblik dat er maatregelen worden genomen, hebben die vooral op het lokale niveau impact. We moeten vaak op twee, drie dagen een vertaling maken van wat er op een hoger niveau gebeurt. Als we daar niet voldoende informatie over hebben, als er zaken gewoon worden aangekondigd zonder dat ze al vertaald zijn naar het lokale niveau, dan zorgt dat voor bijzonder veel frustratie en onvrede. Ik denk dat het belangrijk is dat we dat in deze fase zoveel mogelijk proberen te vermijden.
Minister, ik wil u nog een aantal heel specifieke vragen stellen. Er zullen hier vandaag heel veel vragen worden gesteld, maar ik wil namens onze fractie nog eens een bijzondere oproep doen om de nodige aandacht te hebben voor de meest kwetsbaren onder ons: voor mensen die niet kunnen terugvallen op familie of vrienden, mensen in armoede, kinderen die opgroeien in verontrustende thuissituaties, alleenstaande ouderen, mensen zonder verblijfplaats en noem maar op. Er zijn in de media hierover al verschillende elementen naar boven gekomen, onder andere dat de quarantainemaatregelen tot meer interfamiliaal geweld leiden en dat deze voor problemen zorgen in groepen van mensen die in normale omstandigheden sociale dienstverlening krijgen, maar nu merken dat dit allemaal wegvalt.
Ik denk dat we alert moeten zijn voor die mensen, dat we diegenen die al in een kwetsbare situatie leven, niet nog extra onder druk moeten zetten. Ik zou dan ook, net als de vorige sprekers, u willen oproepen om alle digitale hulpmiddelen die er zijn, in te zetten. Ik denk dan aan de hulplijn 1712, nupraatikerover.be, maar ook aan kanalen zoals Tele-Onthaal, Awel en alle andere die inzetten op het mentale welbevinden van mensen. We moeten die toch ten volle ondersteunen, maar ook ten volle bekendmaken in de media en via andere kanalen.
Voor kinderen die in een moeilijke thuissituatie leven, is het natuurlijk ook belangrijk dat zij voldoende tijd buiten het gezin kunnen doorbrengen. Kinderen in een kwetsbare thuissituatie behoren vandaag al terecht tot de prioriteitengroep, die ook in de scholen en opvang worden opgevangen, maar er bestaat natuurlijk een bezorgdheid dat hun ouders niet altijd direct geneigd zijn om hun kind ook effectief naar de opvang te brengen. Er is hierover al een voorstel geweest van mijn collega’s Jans, Vandromme en Schryvers, en we vragen om die kwetsbare gezinnen proactief te contacteren met de vraag om de kinderen toch naar de opvang te laten gaan. Ik denk dat er daarvoor een rol is weggelegd voor de sociale diensten van het OCMW, het CLB, de scholen en al diegenen die in een situatie verkeren waarin ze kunnen detecteren over welke gezinnen dat gaat. Hebt u daarvoor al verdere stappen ondernomen? Kan dit verder met die actoren worden uitgewerkt?
Een andere terechte vraag gaat over mensen die in armoede verkeren. Het sluiten van voedselbanken en sociale restaurants heeft op hen een grote impact. Ook dat is een bijzonder grote bezorgdheid, want we lopen het risico dat de grootste basisbehoefte van mensen, namelijk eten, in het gedrang zal komen. Kunnen we die voedselverdeling op een veilige manier verderzetten, zodat we die mensen die het met een bijzonder beperkt budget moeten redden en geen eten kunnen kopen, toch kunnen helpen?
Tot slot is er de afgelopen weken terecht heel wat aandacht geweest voor het sluiten van de woonzorgcentra (wzc’s), maar het is natuurlijk ook zo dat er andere residentiële settings zijn waar sociale isolatie wordt toegepast, zoals de residentiële gehandicaptenzorg en jeugdzorg.
Hebt u zicht op de manier waarop dat tot nu toe verloopt en hoe dat eventueel ervaren wordt door de bewoners? Er zijn ook ouders die ervoor gekozen hebben om hun kind voor de periode van de lockdown uit de residentiële zorg te halen en bij hen thuis op te vangen, dikwijls uit schrik, omdat ze anders hun kinderen veel te lang niet zouden zien, of zelfs uit schrik voor besmetting. De vraag daarbij is natuurlijk of die ouders voldoende toegang hebben tot ondersteuning indien zij dat nodig zouden hebben. Tot zover de vragen namens onze fractie.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Collega's, geïsoleerd van elkaar merken we hoe hard we elkaar nodig hebben. Het is zo dat op dit moment heel veel van onze straten stil en leeg zijn, maar de balkons vol hangen met witte lakens. Je ziet dat mensen niet meer op bezoek kunnen in rusthuizen, maar dat er serenades komen van voor het balkon, van buitenaf, van de mensen die daar hun geliefden hebben zitten. Het deed mij denken aan een citaat van Lucebert: “Alles van waarde is weerloos”, in het gedicht ‘De zeer oude zingt’. In tijden van crisis is dat meer dan toepasselijk.
Met onze Groenfractie zijn wij vandaag erg bezorgd om diegenen die vandaag weerloos zijn. Dit is het moment waarop wij als samenleving, als politici, los van partijpolitiek, moeten kunnen zeggen dat we niemand achterlaten. Naast het applaus, het beleid dat zorgt dat de noden worden ingevuld. We laten niemand achter. We zorgen voor elkaar, te beginnen voor die meest kwetsbaren. We gaan hier samen door, maar dan moeten we dat ook waarmaken.
Zovele sectoren uit de zorg en welzijn staan vandaag recht in de frontlinie, en ze verdrinken. Uit verschillende hoeken komen alarmkreten, acute noden die heldere antwoorden verdienen. Ik denk aan de thuisverplegers en de gezinsverzorgers, een groep kortgeschoolden met vaak een heel karig inkomen, die bovendien ook nog eens de meeste risico's lopen, omdat ze het minst van al beschermd zijn. Zij hebben vandaag schrik, schrik om besmet te worden en schrik om anderen te besmetten. Ze hebben ook schrik voor hun eigen financiële inkomen, want de combinatie arbeid-gezin is niet evident. Als deze verzorgers uitvallen door ziekte of onveiligheid, heeft dat heel zware repercussies op vele mensen die eenzaam in hun huis zitten en hulp nodig hebben.
Hoe beschermen we die vele duizenden helpende handen, die soms het enige menselijke gezicht zijn die sommigen in deze dagen nog zien? Hoe maken we het voor hen gemakkelijker om werk te combineren met gezin? Want minder werken is voor deze mensen niet meer of minder dan armoede. Ook deze groep verdient duidelijke richtlijnen, bescherming, en ja, eindelijk ook applaus.
De woonzorgcentra hebben vandaag soms tot 20 procent patiënten met het coronavirus, maar worden tegelijk ook gevraagd om onze ziekenhuizen te ontlasten. Die vraag is begrijpelijk, maar als we willen dat ze aan die vraag kunnen voldoen, dan is er dringend opleiding en materiaal nodig. Dan moeten de randvoorwaarden kunnen worden ingevuld, met maskers, respirators en alcoholgel.
Er is een steekproef uit de sector zelf, die aantoont dat maar liefst 64 procent van het personeel onvoldoende beschermingsmateriaal ter beschikking heeft. 10 procent gaf aan totaal geen beschermingsmateriaal te hebben. Het is nodig om initiatieven te voorzien die daaraan voldoen. Ik vroeg me dan ook af wat er eventueel op stapel staat.
Er was ook de noodkreet – er is daarnet al naar verwezen – van jeugdrechter Dossche eerder deze week. Die ging, bij mij alvast, door merg en been. In normale tijden is het al ontzettend moeilijk om de nodige ondersteunings- en opvangmogelijkheden te voorzien door de veel te lange wachtlijsten. In een situatie van lockdown en gebrek aan personeel ontstaan er nu extra crisissituaties: intrafamiliaal geweld, doordat mensen met te veel te lang op een te kleine oppervlakte samen moeten zitten. Kwetsbare gezinnen ontvangen nu minimale begeleiding. Hoe zult u hen beschermen? Op welke manier zullen we ervoor zorgen dat ze veilig zijn voor de onvermijdelijk oplopende spanningen die deze crisis naar boven brengt? Hoe houden we hen simpelweg nog maar op de radar van zorg- en welzijnsverleners tijdens deze lockdown, zeker in een situatie – en dan hebben we het bijvoorbeeld over pasgeborenen – waarbij zowel het Huis van het Kind als Kind en Gezin gesloten werden?
Collega’s, vandaag dreigen we meer dan handen en mensen te kort te komen. Dat geldt voor de ziekenhuizen en de groepen in de jeugdhulp die kreunen onder de werkdruk die sowieso al hoog was. Nu vrezen zij voor het moment dat er mensen uitvallen door ziekte. Wordt er meer personeel voorzien om deze noden op te vangen? Is er een noodplan voor het geval er meer begeleiders uitvallen? Dat zijn vragen waarop ik maar vooral zij graag een antwoord zouden hebben.
Is er een alternatief voor die kwetsbare kinderen wier volledige sociale netwerk is weggevallen, voor wie thuis geen internetverbinding heeft, geen tuin, voor wie geen hulp kan krijgen bij het plots zelf moeten instuderen van het huiswerk? Er zijn heel wat hulpverleners die vrezen dat duizenden kinderen en jongeren in grootsteden en op het platteland nu uit de boot zullen vallen.
Vindingrijk als we zijn, en dat is de afgelopen week toch echt gebleken, moeten we samen toch een oplossing kunnen vinden voor dat menselijk leed, bijvoorbeeld speelgoed om die lange week door te komen maar ook een goede doorstroming tussen politie en sociale organisaties. Kleine gestes die enorm zouden helpen, wordt daaraan gewerkt?
Ook in de sector van de kinderopvang is men onvermoeibaar aan het werk, zij geven het beste van zichzelf maar velen vragen zich af of ze überhaupt nog wel rond kunnen geraken in deze maanden. Als er te weinig personeel is, wordt er dan gedacht aan een hergroepering van de opvang? Zal er dan op basis van nabijheid worden herschikt of op basis van inrichtende macht? Op welke manier wordt omgegaan met de flexibiliteit en de loyauteit van die mensen?
Er is daarnet ook verwezen naar de schreeuw vanuit de armoede- en daklozenorganisaties die ook heel concrete aanbevelingen hebben gedaan. Vorige week suggereerde ons fractielid Moerenhout om de uithuiszettingen in die periode te verbieden. We zijn tevreden dat dat is opgevolgd en dat er ook geen afsluitingen van water, gas en elektriciteit meer zijn, maar er was ook de vraag vanuit de sector zelf om te stoppen met inbeslagnames. Kan daarop ingegaan worden?
Er was ook de vraag naar meer noodhulp in de vorm van voedselbedelingen, straatverzorging en extra opvang van daklozen, zeker in zalen die leegstaan. Voor de hygiëne is dat absoluut cruciaal, niet alleen voor hen maar ook voor ons allemaal. Staat er een plan in de steigers om daar werk van te maken?
En dan wil ik het nog hebben over een groep die het de afgelopen jaren zeer moeilijk heeft gehad, namelijk de mensen die instaan voor personen met een handicap. Zij moesten op 12 maart al aangeven of ze hun kind in de voorziening lieten, wat de meesten met heel veel pijn in het hart hebben gedaan – ik weet hoe dat gaat vanuit mijn eigen familie, het breekt je hart wanneer je een kind met een handicap wekenlang niet kunt zien terwijl dat kind gewoon is de ouders op vaste tijdstippen te zien – of hun kind thuis zouden opvangen, waar dan ook nog praktische besognes bijkomen.
Minister, wanneer de genomen maatregelen langer duren dan 4 april, bekijkt u dan samen met de voorzieningen en ouders of die kinderen al dan niet langer in de voorziening moeten verblijven of eventueel thuis extra ondersteund kunnen worden?
En moet wie zijn kind nu al thuis opvangt de voorziening dan nog betalen tijdens de periode dat het kind er normaal gezien verbleef? Indien niet, wordt dan voorzien in een compensatie voor het wegvallen daarvan voor de organisaties zelf en omgekeerd, moeten mensen die hun kind plots extra dagen in de voorziening moeten laten, die meerkost zelf betalen?
Er zijn ook vragen van de mensen die in de voorzieningen moeten werken over de hygiëne en hoe ze die het best kunnen garanderen, over mogelijke richtlijnen die kunnen worden gegeven aan andere experten, over wat moet worden gedaan om eenzaamheid, angst en depressie bij mensen die in een totale isolatie zitten tegen te gaan. Die mentale gezondheid is absoluut belangrijk voor de volledige bevolking maar opnieuw hier, voor deze groep van de meest kwetsbaren, een extra aandachtspunt.
Er is daarnet al verwezen naar de dienstenchequebedrijven, ik zal daar enkel een aanvulling op doen. Deze bedrijven sluiten begrijpelijkerwijze, schorten hun werk op als gevolg van de risico’s van superverspreiding. Het gevolg is dat mensen met een handicap die dienstencheques gebruiken voor levensnoodzakelijke taken nu zonder die externe hulp vallen.
Wij zijn dan ook bezorgd over hoe dit kan worden ondervangen. In deze tijden wordt dan extra een beroep gedaan op het sociale netwerk en de mantelzorgers. Maar de vraag is of hun netwerken die extra taken wel aankunnen. Is daar zicht op? Wat kunnen wij daar betekenen met betrekking tot extra – praktische – ondersteuning?
Collega’s, vorige week heeft onze fractie bij monde van fractieleider Björn Rzoska gevraagd om de besparingen in zorg en welzijn in deze legislatuur te bevriezen. Applaus en mooie woorden voor wie zich in deze bange tijden dubbel plooit is één ding, maar structureel beleid is beter. Beste minister-president, beste minister van zorg, dit is jullie moment. Dit is het moment om een essentiële sector, waarop onze samenleving nu draait en vertrouwt, met hand en tand te verdedigen, nu het nodig is. Het is nu het moment om hun felste pleitbezorger te worden.
Federaal wordt er 1 miljard euro vrijgemaakt voor de aanpak van deze crisis. Wat zal Vlaanderen doen tijdens en ook na deze crisis? Is de minister en is de regering van plan om de besparingen in de zorg ten minste on hold te zetten? Komen er eindelijk de broodnodige extra centen? Welk gevolg zal er worden gegeven aan de vele noodkreten tot echte appreciatie, ook in de vorm van centen, statuten en bemanning, binnen een sector die essentieel is voor onze samenleving? En misschien kan ik beter ‘bevrouwing’ zeggen, want er zijn ontzettend veel vrouwen die nu deze samenleving, en zeker de zorgsector, draaiende houden.
Onze burgers tonen zich van hun warmste kant, van hun creatiefste kant, van hun meest solidaire kant. De regering kan niet achterblijven. De coronacrisis toont vandaag waar de systeemfouten zitten, waar de obstakels zitten en waar we een tand moeten bij steken qua beleid. Met meer waardering, ook financieel, voor diegenen die ons rechthouden in onze bange uren. Met meer zorg voor wat werkelijk waardevol is als het er echt op aankomt. Je kunt het misschien niet altijd materieel vastpakken of vasthouden, maar je kunt het wel aanraken en erdoor geraakt worden.
Als ik vandaag denk aan het werk van al die opbouwwerkers, de opvoeders, de thuishulpen en de verpleegkundigen, en ik denk dan aan het gedicht van Lucebert, dan zou ik willen zeggen: dit alles, al het werk van al deze verzorgers en welzijnswerkers, is weerloos als het niet naar waarde wordt geschat. Beste regering, schat het naar waarde. Voorzie in de nodige centen, dit is het moment. Ik dank u.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Goedemiddag, collega’s en leden van de regering. Ik sluit mij namens de fractie aan bij alle woorden van dank die al zijn uitgesproken. Ik denk dat we allemaal zien en voelen hoe ongelooflijk veel werk er wordt verzet op het terrein. In de opsomming, die uiteraard altijd onvolledig is, spreek ik ook een woord van dank uit voor de vele civil servants, de mensen die, zeker op het lokale niveau, ook aan de kant van de overheid de boel draaiende houden. Ook mijn dank aan de regering. De zaken worden bijzonder goed aangepakt. Ik denk dat dit een tijd is waarin we meerderheid en oppositie moeten overstijgen, waarin de partijpolitiek achterwege moet blijven, en we in de eerste plaats dingen moeten gedaan krijgen. Het is die ingesteldheid die ik voel, over partijgrenzen heen.
Qua inleiding spreek ik ook een woord van dank uit voor het lokale niveau. Ik zit hier vandaag zeker niet in de eerste plaats als Vlaams parlementslid of partijvoorzitter maar vooral als burgemeester. Onderschat alsjeblieft niet hoe er van onderuit, op het terrein, oplossingen worden gezocht en gevonden voor de vele dingen die hier vandaag worden aangekaart. Denken dat dit top-down kan, van boven naar beneden, is een illusie. Mijn oproep is dus om al die initiatieven op het terrein te ondersteunen. Geef duidelijke richtlijnen en laat de mensen de handen uit de mouwen steken. Tot zover mijn inleiding, omdat dit heel specifiek aan minister Beke gericht was.
Ik ga niet alle vragen herhalen, ik denk dat er zeer veel zinvolle dingen aangekaart zijn. Maar vanuit de ervaring, minister Beke, gaat mijn voornaamste vraag op dit moment over de woonzorgcentra. Die zijn heel snel in lockdown gegaan, met de bedoeling om de ziekte buiten te houden. Dat is tot nu toe behoorlijk gelukt. Maar op dit moment zie je op het terrein dat dat niet langer mogelijk is, en dat men ook in woonzorgcentra geconfronteerd wordt met zieken. Het is helemaal niet duidelijk hoe een woonzorgcentrum met een zieke moet omgaan. Daar komt natuurlijk een arts aan te pas, men kijkt wat er moet gebeuren.
Een draaiboek over wat je moet doen, over welke mensen moeten worden afgezonderd en hoe, in ruimten die vaak ook al te krap zijn, zou echter handig zijn.
Het gaat daar ook niet altijd over verplegend personeel. Er zijn heel veel helpende handen, mensen die het maximum doen, maar op dit moment, zoals collega’s al herhaalden, niet het nodige beschermingsmateriaal hebben om daadwerkelijk met zieken te kunnen worden geconfronteerd. Dan heb ik het niet alleen over mondmaskertjes, want die zijn er ondertussen wel. Ik heb het over de vraag hoe je eerste zorg verstrekt op het moment dat twee mensen op een gang met diverse aparte kamers met corona besmet zijn, en de rest nog niet. Hoe zorg je ervoor dat de rest niet besmet raakt? Dat zijn concrete vragen vanop het terrein, voor een draaiboek voor woonzorgcentra, en ter aanvulling ook voor de serviceflats.
Qua algemene opmerkingen is er uiteraard de noodkreet van de bijzondere jeugdzorg. Daar is, denk ik, wel een mogelijke top-downbenadering te vinden.
Tot slot, heel praktisch, wat mensen in armoede betreft, die niet naar de winkel kunnen gaan en onvoldoende voedsel kunnen inkopen: is er een mogelijkheid om van bovenaf de voedselbanken aan de ene kant en de voedingssector aan de andere kant met elkaar te connecteren, zodat dat beter kan? Ik denk dat die vraag ook is gesteld door de collega van CD&V.
Collega’s, mag ik u erop wijzen dat er al één fractie is die al bijna de helft van de spreektijd heeft gebruikt? Dat is natuurlijk haar volste recht.
Collega Goeman is nu aan het woord, en vervolgens collega D’Haese. Hun fracties hebben echt een batterij aan vragen ingediend wat Welzijn betreft. Dat zijn ook de twee kleinste fracties. Ik zou dus toch wel willen vragen dat ze zich tot de essentie beperken.
Ik zeg niet dat uw andere vragen waardeloos zijn, maar de collega’s hebben die eigenlijk al allemaal aan bod gebracht.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, er wordt vandaag door heel veel mensen heldhaftig strijd gevoerd tegen corona, maar we hebben de oorlog helaas nog niet gewonnen. Voor sp.a zijn er vandaag dus drie belangrijke prioriteiten. Ten eerste, zorg ervoor dat iedereen die vandaag in de frontlinie vecht, zijn werk in veilige omstandigheden kan doen. Ten tweede, zorg ervoor dat iedereen die zijn inkomen verliest, rond kan komen op het einde van de maand en dat onze bedrijven dit overleven. Ten derde, zorg voor de meest kwetsbaren, zodat die niet in de kou blijven staan.
Eerst een woord over het zorgpersoneel. Er is inderdaad al veel gezegd. Ik sluit me uiteraard aan bij dat woord van dank. Zij zetten vandaag echt alles op alles. Ze tonen een ongelooflijke flexibiliteit. Ze draaien waanzinnige shiften. Hun verlof wordt ingetrokken. We kunnen hen daar alleen maar ongelooflijk dankbaar voor zijn. Die mensen willen echter inderdaad hun job in veilige omstandigheden doen. Dat is voor ons echt essentieel. Daar is veel ongerustheid over in de ziekenhuizen en daarbuiten, want als ik het goed heb begrepen, wordt vandaag alleen zorgpersoneel met zware symptomen getest, ook als die samenwonen met iemand die symptomen vertoont. Anders moeten ze eigenlijk blijkbaar doorwerken. Dat lijkt mij onverantwoord. Vandaag zijn het niet alleen de ziekenhuizen: ook de psychiatrische centra en de rusthuizen zijn in lockdown gegaan. Als daar iemand binnenkomt die de symptomen heeft, dan is dat een potentieel drama. Hoe zit het dus met dat testen? Wordt er op dit moment een plan uitgewerkt voor algemeen testen, op zijn minst toch al bij het zorgpersoneel, ook dat met gewone symptomen? Dat lijkt me een eerste prioriteit bij het uitrollen van een scenario van breed testen. Wat zijn de richtlijnen als iemand in de zorg zich niet goed voelt of als iemand in diens gezin zich niet goed voelt?
Er is ook al heel veel gezegd over de nood aan beschermend materiaal. Er zijn mondmaskers aangekomen. Ook wij vragen ons af voor wie die nu precies zijn en hoe die bedeling loopt. U hebt in Het Belang van Limburg ook aangekondigd dat er nog 43 miljoen extra mondmaskers besteld zouden zijn. Klopt dat? Door de FOD werd dat een kwakkel genoemd. Kunt u daar duidelijkheid over geven? Het laatste dat mensen nu immers nodig hebben, is onduidelijkheid.
Men heeft het al gehad over die noodkreet van de thuisverplegers. Er is echt een acuut gebrek aan materieel. Ik heb bijvoorbeeld een vriend die sprak over het feit dat hij zelf nog voor 500 euro beschermend materiaal op de kop heeft weten te tikken. Het lijkt me vanzelfsprekend, maar voor de zekerheid toch deze vraag: zal al het materiaal dat wordt aangeboden, gratis zijn?
Veilig werken gaat natuurlijk over meer dan mondmaskers alleen. Dat gaat over de brillen, de pakken, de handgel. Worden die ook besteld?
Ik hoor heel specifiek vanuit de thuiszorg dat er vooral een acuut gebrek is aan handgel. Ik heb vorige week al de suggestie gedaan om daarvoor samen te werken met de industrie. Ik hoor ook goeie voorbeelden, zoals Tiense Suiker en Van de Velde, dat mondmaskers aan het stikken is. Wat is de stand van zaken? Zijn de contacten gelegd? Hoeveel bedrijven hebben hun productie al omgeturnd? Dat moet voor sp.a echt gebeuren, want het is een deel van de oplossing.
Ik maak heel kort van de gelegenheid gebruik om nog eens in de verf te zetten dat mensen hun afspraken niet mogen afzeggen. Blijkbaar worden er in de thuiszorg massaal afspraken geannuleerd omdat mensen naar tv kijken, een dagje ouder zijn en zich heel veel zorgen maken. Bij dezen een oproep, minister, om nog eens te bevestigen dat, zeker nu het materiaal is geleverd, thuisverplegers in veilige omstandigheden kunnen blijven komen en dat mensen de zorg moeten kunnen krijgen die ze nodig hebben om het op termijn niet nog erger te maken.
Ik heb vorige week ook al gezegd dat het belangrijk is dat de zorginstellingen blijven draaien met alle voorzorgsmaatregelen inzake veiligheid. Het valt natuurlijk niet uit te sluiten dat zorgverleners ziek worden. Ik wil u nog eens feliciteren met de zorgreserve, wat ik een heel goed initiatief vind. Wat gebeurt er met de zorgverleners die toch ziek worden? Fedris, het federaal agentschap voor beroepsrisico’s, heeft al aangekondigd dat COVID-19 erkend zal worden als beroepsziekte voor gezondheidspersoneel. Geldt dat ook voor het personeel in de rusthuissector, in de opvang voor mensen met een beperking enzovoort?
Dan kom ik tot het personeel dat wel blijft werken. Het is voor ons essentieel dat mensen die vandaag een heldhaftige strijd voeren, beloond worden, want met applaus alleen kopen ze natuurlijk niets. We hopen echt dat deze crisis een moment is om ook eens de discussie aan te gaan over hoe we structureel kunnen zorgen voor een beter statuut in de zorgsector. Laat ons ook niet vergeten dat een paar maanden geleden mensen uit de zorg op straat stonden te protesteren als gevolg van de besparingen. Dat maakt het vandaag alleen maar extra wrang. Draai alstublieft die besparingen in de zorg terug!
Er is op het terrein nood aan betere coördinatie. Er is bijvoorbeeld een Facebookgroep opgericht voor huisartsen, die op korte tijd 15.000 leden telt, waar casussen en expertise worden uitgewisseld. Die wordt op dit moment draaiende gehouden door tien vrijwillige dokters. Mij lijkt toch dat de overheid daar ook een rol in te spelen heeft. Kan Sciensano daar niet in tussenkomen en de coördinatie opnemen?
Hetzelfde verhaal geldt voor de psychologen. U hebt zelf ook al een paar keer gezegd dat dit voor veel mensen bijzonder stresserende en beangstigende tijden zijn. De mentale gezondheid van onze burgers is een grote uitdaging. Er zijn veel psychologen die willen helpen, maar er is veel onduidelijkheid. Hoe zit het met de vergoeding en de nomenclatuur als ze onlineconsultaties willen doen? Dat is eerder federale materie, maar hebt u bijvoorbeeld contact opgenomen met de Belgische Federatie van Psychologen om te kijken hoe er een platform georganiseerd kan worden om het allemaal wat meer gestructureerd te laten verlopen? Vandaag werken mensen veel te veel op een eiland.
Het is ook al gegaan over het feit dat mensen thuiszitten, alleen thuiszitten en zorgen hebben. De versterking van alle telefonische en onlinecontacten is ook voor ons prioritair. Daar zijn al vragen over gesteld.
Hetzelfde met de pakkende getuigenis van de jeugdrechter. We maken ons daar ook heel veel zorgen over. Er zitten letterlijk kinderen vast in schrijnende situaties, in gevaarlijke situaties van geweld, misbruik, verwaarlozing. Wat is de aanpak op dit moment? Is er nog crisisinterventie mogelijk? Wat is de procedure als kinderen of mensen letterlijk in gevaar zijn?
Inzake de doelgroep kwetsbare ouderen sprak u vorige week over een overleg met de Vlaamse Ouderenraad. Wat is daaruit gekomen? Wordt er op dit ogenblik samengewerkt met de vele lokale initiatieven? Er zijn vrijwilligers die dingen willen doen voor ouderen die alleen thuiszitten. Wat gebeurt er op dat vlak? Worden de lokale initiatieven ondersteund?
Ik sluit me volmondig aan bij de vragen over kinderopvang. Veel kinderdagverblijven zitten met de handen in het haar. Mogen zij werknemers die ze vandaag eigenlijk niet meer nodig hebben, in tijdelijke werkloosheid zetten? Dat is onduidelijk.
Hoe gaat de compensatie die u hebt aangekondigd, eruitzien? Over welk bedrag per kinderopvanginitiatief gaat het? Hoe moeten ze die aanvragen, en vooral, wanneer komt de uitbetaling? Vele kinderdagverblijven staan vandaag al met het water aan de lippen.
Wat betreft de respijtdagen: vandaag is het 5 april, wordt dat verlengd? Is dat gepland? Kunt u duidelijkheid geven over het feit dat die geschrapt worden?
Wat betreft de infrastructuur wil ik iets zeggen over de schakelzorgcentra. Jullie hebben een richtlijn uitgevaardigd dat die in elke zorgzone moeten worden opgericht. Hans Bonte is daar op dit moment in Vilvoorde mee bezig, maar spreekt toch een beetje van de wereld op zijn kop. Er zijn heel weinig richtlijnen over hoe dat moet gebeuren. Hij is letterlijk aan het proberen om daar dan zelf maar wat invulling aan te geven. De vraag naar zowel logistieke als organisatorische instructies vanuit de Vlaamse overheid is groot. Ik denk dat dat een belangrijke schakel is waar patiënten met milde symptomen terechtkunnen om onze spoeddiensten niet te overbelasten.
Dan heb ik het nog heel kort over de armoede. Wat betreft dak- en thuislozen zijn er grote zorgen. Ik krijg alarmsignalen van onze schepenen van de grotere centrumsteden dat de populaties naar daar worden doorgestuurd. Dat is niet de bedoeling. Iedereen moet vandaag zijn verantwoordelijkheid nemen. Dan is de vraag natuurlijk: is er voldoende capaciteit? U sprak over overleg met de lokale besturen, de CAW’s en de sociale organisaties. Wat is daaruit gekomen?
Ik heb nog iets heel concreets, los van de voedselbanken, want daarover sluit ik me aan bij de oproepen die al gedaan zijn. Vorige week kondigde u al aan dat er geen afsluitingen komen van elektriciteit, water en gas. Wat met mensen die al afgesloten zijn en vandaag een budgetmeter hebben? Zij moeten die om de zoveel tijd gaan opladen. Dat vraagt een verplaatsing. Dat lijkt mij op dit moment een bijzonder slecht idee. Ons voorstel is om ook de mensen met een budgetmeter voorlopig onder de garantie van gratis basisvoorzieningen te brengen.
Ik heb nog een laatste, heel concrete suggestie. Ik denk dat de problemen van mensen in armoede er dezer dagen alleen maar groter op worden, en die zijn vaak al heel groot. Zij wonen vaak in kleine, ongezonde appartementen. Ze hebben geen computer. De begeleiding is vaak stopgezet. Voor ons zijn er twee aandachtspunten. We moeten in ieder geval garanderen dat het leefloon uitbetaald blijft, maar dat is een uitdaging. De OCMW's zitten ook met zieken. Bovendien moet er eigenlijk een huisbezoek gebeuren. Hoe wordt daarmee omgegaan? Wat zijn de richtlijnen vanuit de Vlaamse Regering? Als we willen vermijden dat deze gezondheidscrisis ook een gigantische sociale crisis wordt, dan moeten we gecoördineerd werken met de lokale besturen om een antwoord te bieden aan kwetsbare gezinnen. Daarom mijn oproep om misschien ook een taskforce kwetsbare gezinnen in het leven te roepen met als specifieke missie ervoor zorgen dat we hen bereiken en dat voor hen zeer goed wordt samengewerkt.
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, ik zal uiteraard het gros van mijn tijd gebruiken voor welzijn, dat lijkt mij evident. Maar ik zal alles wat al gezegd is, zoveel mogelijk proberen te laten vallen. Ik heb eerst een aantal punctuele vragen en dan wil ik op drie zaken wat dieper ingaan.
Ik heb een concreet voorstel over de voedselbanken. Ik denk dat het moeilijk zal zijn om de aanvulling van vrijwilligers en van voeding snel op orde te krijgen. Is het mogelijk om in de plaats van voeding voedselcheques te voorzien? Dat is een systeem dat vandaag al wordt gebruikt. Daarmee kunnen mensen in de winkel voeding aankopen. Zo kunnen we zorgen dat we de gezinnen die vandaag al hard worden getroffen, snel uit de nood kunnen helpen.
Ik heb een concrete vraag in verband met ouders van kinderen met een persoonlijkeassistentiebudget (PAB) of een persoonsvolgende financiering, die hebben moeten kiezen of ze hun kinderen in de instelling laten of thuis nemen. Er zijn terechte vragen over de mensen die in de voorzieningen blijven, maar sommigen hebben die mensen thuis genomen. Dat wil zeggen dat zij plots voor 100 procent de zorg voor hun familielid of kind op zich moeten nemen. De vraag is of het mogelijk is dat die ouders verlof voor medische bijstand krijgen met behoud van loon om voor hun dierbaren te zorgen.
Wij hebben ook heel veel signalen gekregen uit de jeugdzorg en hebben de interviews gehoord van onder andere jeugdrechter Mieke Dossche. Ik heb nog een concrete vraag. Wij horen uit bepaalde regio's, zeker niet overal, dat kinderen en jongeren uit de voorzieningen van de jeugdzorg naar huis worden gestuurd, soms zonder advies van consulenten en soms zelfs tegen het advies van consulenten in. Ze worden terug naar huis gestuurd, naar problematische thuissituaties of hebben zelf een risico op herval in afwijkend gedrag. Ik vraag me af of u er een beeld van hebt of dit in heel Vlaanderen gebeurt. Hebt u daar cijfers over? Hebt u enig idee van maatregelen om dat tegen te gaan zodat mensen niet opnieuw in moeilijke situaties terechtkomen? De rest van mijn vragen, een hele batterij, is al gesteld.
Ik ga op drie dingen wat dieper in. U dacht dat u er al vanaf was, maar zo snel gaat het jammer genoeg niet.
Ten eerste wil ik het hebben over de preventieve gezondheidszorg en de tests. Ik ben heel blij dat er vandaag meer capaciteit wordt gevraagd om op het coronavirus te testen. Je kunt dat virus immers alleen maar bestrijden, als je weet waar het zit. Vandaag zetten wij heel sterk in op social distancing, het uit elkaar blijven, want dat is essentieel, maar dat is maar een van de twee benen waarop je kunt lopen, als je het coronavirus wilt bestrijden.
Het tweede been, naast die social distancing, is testen, isoleren, contact tracing en quarantaine. Het volstaat dus niet om enkel tests uit te voeren, collega’s. Wat wij nodig hebben – en wat de landen die de ziekte hebben kunnen indijken, ook gedaan hebben – is contact tracing. Dat wil zeggen dat we mensen met symptomen testen, dat we, als die mensen besmet blijken, nagaan met wie ze in contact zijn gekomen en dat we ook die mensen gaan testen. Dat is contact tracing en dat is tot nog toe nog niet gebeurd, terwijl je de keten van besmettingen dankzij contact tracing wel effectief kunt gaan verbreken. Ik heb u daar twee weken geleden over bevraagd en toen zei u dat het niet mogelijk was om dat te doen. Vandaag zegt de Wereldgezondheidsorganisatie dat dat absoluut noodzakelijk is om het virus in te dijken.
Voor contact tracing heb je twee zaken nodig: testcapaciteit – een heel terechte vraag – en preventieve gezondheidswerkers. Het ontbreekt ons vandaag totaal aan gezondheidsinspecteurs om op het terrein contacten van besmette mensen op te sporen. Daarom vraag ik mij af of we naast het uitbouwen van de testcapaciteit ook de capaciteit van onze preventieve gezondheidszorg gaan uitbouwen. In de volgende fase van de bestrijding van deze ziekte zal het namelijk cruciaal zijn om aan contact tracing te gaan doen. We moeten die ploegen gezondheidsinspecteurs nu dus snel gaan opbouwen. Zijn daar plannen voor? Is het mogelijk om daar de medische reserve voor in te schakelen?
Een tweede element waar ik wat dieper op wil ingaan – ik heb mijn vragen hierover niet op voorhand ingediend, omdat een aantal zaken mij pas na de deadline van gisteren hebben bereikt, maar u bent zeker op de hoogte –, gaat over de triageposten. Onze dokters van Geneeskunde voor het Volk staan vandaag samen met heel wat andere mensen in de eerste linie om het coronavirus klein te krijgen. Zij zetten ook mee triageposten op, bijvoorbeeld in Genk, waar dokter Harrie Dewitte – u wellicht bekend – daar heel snel mee was. De bedoeling van triageposten is om mensen die symptomen vertonen, te onderzoeken en dan ofwel door te sturen naar het ziekenhuis of naar huis, zodat huisartsenpraktijken ontlast worden en een snelle verspreiding van het virus in de wachtkamer vermeden wordt. Die posten worden op dit moment overal opgezet en de huisartsen die eraan deelnemen, zijn enthousiast. Ze vinden die posten goed georganiseerd en ze voelen zich veilig en beschermd door het extra beschermingsmateriaal dat is voorzien.
Blijkbaar is er echter geen budget voorzien voor die posten: er is heel weinig ondersteuning op dit moment. Om het voorbeeld van Genk te noemen: die triagepost daar omkadert 148 huisartsen, maar er is slechts 1 ondersteunende kracht om alles te organiseren. Dat wil zeggen dat de huisartsen dit zelf doen na hun werkuren: zelf alles bedenken, uitvoeren, organiseren en zelf vrijwilligers zoeken die eigenhandig valse wanden in elkaar timmeren om consultatieruimtes te maken. Dat is wat er op dit moment gebeurt. De Vlaamse Regering is verantwoordelijk voor de organisatie van de zorg op het niveau van de huisartsen. Mijn vraag is: gaat u dat goed initiatief concreet ondersteunen, enerzijds met een duidelijke financiering, want daar is heel wat onzekerheid over, en anderzijds met materiaal, draaiboeken enzoverder?
Ten slotte, minister: ook bij ons op het plein hangen de witte lakens uit. Iedere avond is het ambiance. Net zoals in de rest van het land zetten wij om 20 uur allemaal ons raam open en geven wij een keiluid applaus voor de helden van de zorg en trouwens ook voor al die andere helden die ons land draaiende houden. Vandaag, in crisistijden, is het belang van de zorg voor iedereen duidelijk. Gisteren was dat jammer genoeg niet het geval, want diezelfde mensen die vandaag het beste van zichzelf en meer geven om het coronavirus klein te krijgen, stonden een paar weken geleden nog met duizenden voor uw kabinet om te betogen tegen de besparingen in de zorg.
De mensen die vandaag de inloopcentra openhouden om kwetsbare mensen op te vangen, waren daar toen aanwezig. De inloopcentra in Gent, Oostende en Brussel, die gisteren nog moesten sluiten door uw besparingen, blijken vandaag hoogstnoodzakelijk. De mensen van de CAW’s en het steunpunt Mens en Samenleving (SAM), die gisteren nog op hun overhead moesten beknibbelen, krijgen vandaag alleen maar lof en steun van u – en terecht. De mensen in de woonzorgcentra, die gisteren al dubbele shifts draaiden, draaien er vandaag driedubbele en weten op dit moment niet hoe ze het eind van de crisis gaan halen.
Minister, vier maanden geleden zaten wij hier ook. U zat op die stoel, ik op deze. U hebt hier toen met vuur verdedigd dat er miljoenen euro's moesten worden bespaard bij de mensen die u vandaag, terecht, helden noemt. Ik wil oproepen om te leren uit wat er vandaag gebeurt. We weten nu dat het niet de CEO's en de aandeelhouders zijn die ons land doen draaien. Het zijn de verplegers en de dokters, maar ook de verzorgers in rusthuizen en de sociaal werkers.
Minister Beke, het is nog niet te laat. Dat is het goede nieuws. Veel van de besparingen die u hebt aangekondigd, zijn vandaag nog niet doorgevoerd. Geef die mensen in de eerste lijn de waardering die en het respect dat ze verdienen. Stop die besparingen en investeer opnieuw in onze helden van de zorg. Dan zullen wij op ons plein ondertussen verder applaudisseren.
Minister Beke heeft het woord.
Dank u wel voor deze toevloed aan vragen en ook voor de grote betrokkenheid die daaruit blijkt. Laat me toch ook beginnen met me aan te sluiten bij de woorden van dank voor al diegenen die vandaag voor of achter de schermen onze samenleving draaiende houden. Dan heb ik het over de verpleegsters in de ziekenhuizen, de bejaardenhelpsters in de woonzorgcentra. Dan heb ik het ook over de huisvuilophaler, de buschauffeur, de agent die zorgt dat degenen die de regels niet naleven, worden gesanctioneerd enzovoort. Ik heb het over al degenen die dat vandaag met een bijzonder groot engagement doen.
De cijfers dan. We hebben vandaag in Vlaanderen 3029 mensen die gedetecteerd zijn. Daarvan zitten er 1120 in onze ziekenhuizen, 238 in intensive care units, en 154 hangen aan beademingstoestellen. Dat is veel. Maar dat is voor onze gezondheidszorgcapaciteit op dit ogenblik niet onmogelijk om te managen. Het vraagt wel een voortdurende sturing, bijsturing en aansturing. Dat gebeurt op dit ogenblik in een goed overleg tussen de Vlaamse overheid, mijzelf en mijn collega op het federale niveau, en onze diensten, om dat samen op een goede manier te bestieren.
We hebben deze morgen ook nog een interministeriële conferentie gehad, waar vele van de vragen die hier aan bod zijn gekomen over bescherming, over testing, over maskers en andere zaken zijn beantwoord, of ten minste mee in een proces gestopt om er ook in de toekomst antwoorden op te geven.
Dit gaat in de eerste plaats over onze fysieke gezondheid. Het gaat over het fysieke gezondheidssysteem, maar – dat mogen we niet onderschatten en ik ben blij voor de aandacht die eraan wordt gegeven – het gaat natuurlijk ook over de mentale weerslag die dit bij vele mensen vandaag al heeft en ook morgen allicht zal hebben. Het zal inderdaad van onszelf vragen dat we daar ook in de toekomst verder aan denken.
Wat de woonzorgcentra betreft heb ik ook een aantal cijfers. Ik heb hier een aantal zaken gehoord. Sinds 18 maart hebben we zelf een registratiesysteem op poten gezet om na te gaan wat de evolutie in de woonzorgcentra is. We hebben in de woonzorgcentra de eerste maatregel begin maart genomen, nog voor alle andere. Dat was ook noodzakelijk, want daar zit de meest kwetsbare groep. Op 6 maart hebben we de eerste instructies gestuurd. Die worden voortdurend bijgewerkt, en dat is intussen een bundel van vijftien bladzijden, waarin in detail staat neergeschreven wat men moet doen wanneer men iemand detecteert, hoe de coördinerend en raadgevend arts moet worden betrokken, welke handelingen die moet verrichten, welk medisch materiaal men het best op de kamer laat om een infectie in de andere kamers te voorkomen. Die richtlijnen zijn beschikbaar en worden ook geüpdatet op basis van nieuwe wetenschappelijke bevindingen en op basis van nieuwe cases die zich voordoen. Die worden dus voortdurend geüpdatet en telkenmale overgemaakt.
Op dit ogenblik hebben we 1266 mensen in onze woonzorgcentra bij wie een besmetting is vastgesteld. Dat zijn niet altijd mensen die ook geregistreerd zijn.
Dat zijn diegenen van wie men zegt dat alles erop wijst dat het dit is. 92 van hen zijn overgebracht naar het ziekenhuis, 55 zijn overleden. In totaal zijn er sinds 18 maart al 449 overlijdens geweest, want elke dag zijn er natuurlijk, jammer genoeg, mensen in een woonzorgcentrum die sterven. Dat is nu net de laatste levensfase waarbij mensen met andere problematieken, met medische problematieken of zelfs zonder specifieke medische problematieken, komen te overlijden.
Wij monitoren ook het aantal mensen dat aanwezig is en afwezig is sinds 18 maart. Ongeveer 5 procent van de mensen die werken in de woonzorgcentra, zijn afwezig. Dat is behoorlijk wat als je die moet vervangen, maar het toont aan dat 95 procent van de mensen vandaag wel aanwezig is en er probeert het allerbeste van te maken.
Ik ga proberen om zo systematisch mogelijk op een aantal vragen te antwoorden. Wat de testen betreft: op de interministeriële conferentie van vanmorgen hebben we er ook over gesproken. Er is vandaag onvoldoende capaciteit om iedereen te testen. Vandaar dat in eerste instantie de focus wordt gelegd op zorgverleners met duidelijke symptomen. De bedoeling is om dat interfederaal te doen en na te gaan hoe we de testcapaciteit de komende periode kunnen uitbreiden. Dat is belangrijk om te doen. Er zijn experten geciteerd, zeer terecht. Iedereen is het erover eens dat we moeten proberen die testen zoveel mogelijk op te drijven. Het gaat niet alleen over de capaciteit van onze labo’s, maar ook over de capaciteit van onze mensen om die testen te kunnen doen. En dat gaat in de twee richtingen: zowel diegenen die de testen kunnen afnemen als diegenen die de testen moeten analyseren. We zijn er ons zeker van bewust dat die testcapaciteit moet worden opgedreven. Op dit ogenblik zijn een dertigtal labo's actief, samen met ziekenhuizen. Ook de biofarma is hier naar voren gebracht. Het zijn allemaal instellingen die worden gecontacteerd om dit samen te kunnen uitbreiden.
Contact tracing is iets wat in de tweede fase is gebeurd bij de uitbraak van de ziekte. De eerste fase was voorkomen dat de ziekte in ons land zou komen. Die fase heeft men kunnen handhaven tot 1 maart. Op 1 maart is het tweede fase ingesteld. Toen heeft men, zolang het mogelijk was op basis van individuele gevallen, contact tracing gedaan. Tien dagen later zijn we in een volgende fase gekomen waarbij het beheersen aan het orde was omdat het op dat ogenblik niet meer doenbaar was om op individuele basis die tracing te kunnen doen. Op dat ogenblik is de outbreakmanagementfase eigenlijk aangebroken waarbij we proberen om clusters van besmettingen vast te stellen.
De vraag is terecht aan de orde: stel dat we over de piek zijn, stel dat we opnieuw in een meer genormaliseerde toestand komen, hoe gaan we dan omgaan met de testen en met de tracing? Dat is iets wat de komende periode aan de orde zal zijn in de verschillende werkgroepen en taskforces om na te gaan hoe we de beste strategie naar voren kunnen brengen. In eerste instantie hoop ik dat we snel die fase kunnen bereiken, maar dat is op dit ogenblik natuurlijk nog onzeker.
Over de maskers hebben we met de federale overheid afspraken gemaakt. Er is een beslissingsboom vastgelegd door de Risk Management Group (RMG) – ik heb die beslissingsboom bij me – waarbij men op wetenschappelijke basis zegt hoe men daar het best mee omgaat.
Ik wil toch even aangeven wat professor Steven Van Gucht vandaag gezegd heeft. Er is een bijzonder grote vraag naar mondmaskers. We moeten in eerste instantie inzetten op diegenen die met kwetsbare mensen in contact komen, diegenen die besmet of potentieel besmet zijn en diegenen die in een behandeling terechtkomen. Daar moeten dan die FFP2-maskers voor dienen. Sommigen willen iedereen maskers geven, maar in China droeg iedereen maskers en heeft dat niet belet dat er een uitbraak is gekomen. Professor Van Gucht heeft vandaag op de persconferentie terecht benadrukt dat de beste preventie is u houden aan de richtlijnen die we op 1 maart gegeven hebben: was uw handen en houd afstand. Dat is het allerbelangrijkste wat u kunt doen.
Zijn maskers daarom niet belangrijk? Neen. Er is een beslissingsboom opgesteld door de RMG waarin aangegeven is wie in welke fase het best maskers zou kunnen hebben. De roep naar maskers is niet alleen een roep die in dit parlement aanwezig is. Dat is niet alleen een roep die in België aanwezig is. Dat is een roep die in heel de wereld op dit ogenblik aanwezig is. We hebben in totaal de voorbije periode al een kleine 12 miljoen maskers naar ons land kunnen brengen, in hoofdzaak chirurgische maskers en in tweede orde FFP2-maskers. We hebben daar ook afspraken over gemaakt. De afspraken waren, en zijn, dat de maskers voor de ziekenhuizen, voor de triageposten van de huisartsen en voor de ambulanciers, geleverd zouden worden door het federale niveau. We hebben vanuit Vlaanderen, aanvullend, een cargo met 5 miljoen maskers besteld. We hebben ook gevraagd aan de andere deelstaten wie daarin mee wil stappen. Brussel heeft gezegd dat te willen doen. We hebben die lading dus samen met Brussel aangekocht: 5 miljoen masker voor onze woonzorgcentra, voor de thuiszorg en voor de gezinszorg. Dat was een van de grootste elementen van druk die er in de woonzorgcentra was, en terecht. We waren ons daar zeer goed van bewust. Daarom hebben we met de Vlaamse Regering onmiddellijk gehandeld, de middelen daarvoor vrijgemaakt en de nodige bestellingen geplaatst.
Ik hoor hier zeggen dat de federale overheid of de FOD Sociale Zaken gezegd zou hebben dat het een kwakkel is dat er 42 miljoen maskers zouden zijn besteld. Dat zou mij verbazen, dat de FOD Volksgezondheid dat zegt. Want ik heb hier het document van de FOD Volksgezondheid waarin staat dat de ‘commande belge’ 42,9 miljoen maskers omvat. Alle overheden samen – dat zijn de deelstaten samen met het federale niveau – hebben 42,9 miljoen maskers besteld. Wil dat zeggen dat we die allemaal naar hier zullen krijgen? Dat zal afhangen van diegenen die ze leveren. Dat zorgt voor hectische toestanden. Vrachtwagens vanuit Duitsland zijn aan de grens tegengehouden, de voorbije maand, en mochten de Belgische grens niet over. Collega Maggie De Block heeft dat op Europees niveau aangekaart om dat recht te trekken. We hebben, om u even de situatie te schetsen, toen we het voorbije weekend in afwachting waren van de vliegtuigen met die Vlaamse maskers, andere luchthavens moeten aandoen. Een tussenlanding was noodzakelijk voor brandstof en om de piloten wat rust te gunnen, maar we hebben daarvoor andere luchthavens moeten aandoen uit vrees dat een landing op sommige luchthavens zou leiden tot het laten aan de kant zetten van onze eigen cargo. Dat zijn de toestanden op dit ogenblik, internationaal. Dus de roep om zoveel mogelijk maskers is één zaak, maar ze hier in ons land krijgen is een andere zaak. Dat wat die maskers betreft.
Ik heb hier vorige week ook opgeroepen dat bedrijven die maskers zouden hebben en ze niet nodig zouden hebben, ze zouden geven aan de sectoren die ze vandaag van doen hebben. In datzelfde document van de federale overheid, collega, staat dat al 739.000 maskers door private sectoren geleverd zijn of dat aangegeven werd dat ze geleverd zouden kunnen worden. Ik denk dus dat op dat vlak de solidariteit bijzonder groot is, evenals de solidariteit van heel wat mensen, organisaties en instellingen om zelf maskers te maken.
Vandaar dat wij gezegd hebben: als u maskers hebt die industrieel geproduceerd zijn en aan de nodige kwaliteitsstandaarden voldoen, breng ze naar de ziekenhuizen, en als u zelf gefabriceerde maskers hebt, breng die naar de instelling bij u in de buurt. Dat kan een woonzorgcentrum zijn, of een kinderdagverblijf, of een gehandicaptencentrum of nog iets anders. Breng ze daarheen want daar is er een andersoortige risico-inschatting.
Wij hebben op de interministeriële conferentie (IMC) afgesproken dat we samen de behoeften zouden bekijken, niet alleen aan maskers maar ook aan andere zaken zoals handschoenen, schorten, brilmonturen en heel wat van die zaken. Dit werd gisteren op de IMC besproken en dat wordt nu verder geïnventariseerd om te bekijken hoe we daar zo goed mogelijk aan kunnen beantwoorden en aankopen doen. Er zijn een vijftal werkgroepen, onder leiding van federaal minister De Backer, om niet alleen de aankoop maar ook de distributie te bekijken. Waar we kunnen samenwerken met de federale overheid, moeten we dat doen – dat was vanmorgen ook mijn stelling op de IMC. Waar we vinden dat we als Vlaanderen nog een tandje moeten bijsteken, zullen we dat ook doen.
Wat de schakelzorg en de triageposten betreft, komt het er in eerste instantie op aan om te bekijken of onze ziekenhuiscapaciteit volstaat om de mensen op te vangen die naar de ziekenhuizen moeten gaan en op de intensive care units terechtkomen. Dat is de echte oefening. Daar zijn de voorbije periode al belangrijke stappen gezet. Twee weken geleden heeft men de noodplanning ingeroepen om capaciteit vrij te maken voor coronapatiënten. Er is vorige week een bijkomende capaciteit beslist, om ervoor te zorgen dat we de toevloed kunnen aanpakken. En we zien aan de cijfers dat die toevloed er is. Op dit ogenblik wijzen alle simulatiemodellen uit dat dit zal lukken. Maar nog eens, dat zijn mathematische simulatiemodellen. Alles zal afhangen van het gedrag van mensen en van ons. Of wij ons zullen houden aan de afspraken en aan de regels die ons worden opgelegd. In de mate we daaraan beantwoorden, zal dat lukken. In de mate dat we daar niet aan beantwoorden, zullen we misschien in de problemen komen. Maar op dit ogenblik lijkt het daar niet op.
Dat wil niet zeggen dat we niet moeten proberen de ziekenhuizen maximaal te ontlasten. De triagecentra zijn daar een goed voorbeeld van. Daarover is ook overleg gepleegd in de IMC. We hebben daarover afspraken met de federale overheid. Hier werd de vraag gesteld naar de financiering. Ik heb daarover het persbericht bij van 22 maart. Het RIZIV heeft een financiële ondersteuning voor de triagecentra afgesproken.
Naast de triagecentra is er ook nog de schakelzorg. Samen met de eerstelijnszones hebben wij daarover een paar weken geleden al een eerste ideeënnota daarnaartoe gestuurd, om te anticiperen op ‘wat als?’, ‘what if?’ Wat als de ziekenhuizen de toevloed niet aankunnen? Of wat als, zoals het al op enkele plaatsen is, een patiënt voldoende uitbehandeld is maar niet terug naar een woonzorgcentrum kan omdat men op dit ogenblik niet de mogelijkheden heeft om die patiënt in deze omstandigheden de nodige medische zorgen te geven? Wij hebben daar een handboek voor opgesteld. Er zijn een aantal oefeningen rond gebeurd.
U hebt gesproken over dokter Dewitte. Ik heb maandagavond digitaal een vergadering bijgewoond, onder andere in Genk waar men met zo’n schakelzorgoefening bezig is. Men is daar in Sint-Truiden en in Vilvoorde mee bezig. In een aantal plaatsen denkt men daaraan. Dat is een goede zaak.
Normaal gezien, zou het agentschap dat handboek vandaag ter beschikking stellen om een handleiding te kunnen geven.
Ik wil toch even zeggen dat we in ons land 500 ziekenhuisbedden per 100.000 inwoners hebben. In Nederland is dat 290 bedden en in Italië is dat 270 bedden. Ik weet dat vaak met veel dedain wordt gekeken naar het onvermogen van ons land, maar als het om gezondheidszorg en welzijn gaat, denk ik dat velen een puntje kunnen zuigen aan de manier waarop wij dat organiseren.
Er zijn heel wat vragen gesteld over de mentale zorg van onze zorgverleners. Er lopen een aantal pistes. De externe diensten voor preventie en bescherming op het werk hebben, samen met de FOD, een aanzet gegeven voor een aantal initiatieven die kunnen worden genomen om in te zetten op het mentaal welzijn van de mensen in de zorg.
Wat de vraag over de beroepsziektes betreft, denk ik dat dit niet alleen voor het ziekenhuispersoneel geldt, maar dat de FOD dit uitgebreider interpreteert. De Vlaamse Regering overlegt, bijvoorbeeld met het Rode Kruis, over hoe we de zelfzorg van de mensen die op dit ogenblik in de zorg actief zijn de nodige ondersteuning kunnen geven.
De capaciteit van onze medewerkers is een van onze belangrijkste uitdagingen. Ik heb dat twee weken geleden al in de commissie gezegd en ik heb dat vorige week ook tijdens de plenaire vergadering gezegd. We moeten daar alles aan doen. Om die reden hebben we de medische reserves opgezet.
Ik overleg samen met minister Weyts, met de hogescholen en met het secundair onderwijs met betrekking tot de opleidingen in het hoger beroepsonderwijs 5 (HBO5-opleidingen). We moeten ervoor zorgen dat de stages kunnen plaatsvinden, want als we die wegtrekken, hebben we een groot probleem. Zij leveren, bij wijze van spreken, veel handen aan het bed. We overleggen over het toezicht en de begeleiding door de leerkrachten. Dat kan ook online gebeuren. We hebben heel wat stappen gezet en we zullen dat de komende dagen nog doen, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat we met betrekking tot de verpleegkundigen de nodige capaciteit verder kunnen garanderen.
Er zijn vragen over de kinderopvang gesteld. De Vlaamse Regering heeft de principiële beslissing genomen om de zogenaamde respijtdagen op te schorten en in een financiële compensatie hiervoor te voorzien. Gisterenavond heeft een elektronische ministerraad plaatsgevonden om die principiële beslissing in een concreet besluit te gieten. De Vlaamse Regering heeft dit gisterenavond goedgekeurd, wat betekent dat er een compensatie voor de kinderopvang zal komen.
We beseffen zeer goed dat we vandaag veel vragen van de zorg- en welzijnsinstellingen in Vlaanderen. We vragen open te blijven en het personeel in te zetten. Het zou op dit ogenblik voor een aantal onder hen gemakkelijker zijn naar de technische werkloosheid over te schakelen, want dan is een gedeelte van de onrust weg. Dat is een gemakkelijkheidsoplossing, maar dan zouden de meest kwetsbaren natuurlijk het meest in de kou staan.
We hebben er bewust voor geopteerd dat niet te doen, maar voor wat hoort wat. Dat betekent dat er in ruil voor de dienstverlening die ze nu blijven leveren een subsidiegarantie is. De Vlaamse Regering zal de voortzetting van de afgesproken reguliere financiering blijven garanderen.
Collega's, het debat over de besparingen, de financiering en de investeringen zou ik graag op een ander moment willen voeren. We hebben een aantal maatregelen genomen – we hebben hier al veelvuldig over gediscussieerd – en daar staat een groeipad tegenover. Men heeft berekend dat dat 13.000 bijkomende jobs zou betekenen. Ik zal vandaag niet het debat voeren over of we dan ook het groeipad zullen aanpassen. Dat zou nodeloos veel problemen geven in de sector. We zullen, wanneer we deze fase van de crisis hebben uitgezweet, dan wel eens opnieuw rond de tafel zitten om te kijken wat er moet gebeuren. Vandaag is het belangrijk dat men de kinderopvang gegarandeerd heeft. Vandaag is het belangrijk dat de reguliere financiering van die instellingen waarvan wij vragen dat ze openblijven, gegarandeerd is. Dat is ontzettend belangrijk.
Ik weet en ik besef dat we een weerslag zullen hebben in het mentale welzijn. We zullen het debat over hoe we daar bijkomende inspanningen moeten doen, dan opnieuw moeten voeren. Maar op dit ogenblik zou het verkeerd zijn om die twee debatten met elkaar te gaan vermengen.
Wat de jeugdzorg betreft, zijn er algemene richtlijnen toegepast om opnieuw – en we weten dat dat niet gemakkelijk is – zoveel mogelijk beschermend op te treden. We weten dat dat bij hen een bijzonder grote impact kan hebben. Daarom hebben we ook onmiddellijk met hen contact opgenomen, om te kijken hoe we maximaal met Skypecontacten kunnen werken, hoe we die onlinedienstverlening kunnen verhogen. Dat hebben we met Awel gedaan, met Tele-Onthaal en dat gebeurt ook met mensen die autisme ondersteunen, enzovoort. We bekijken verder hoe we dat op deze manier kunnen doen.
De vraag hoelang dit houdbaar is, is een vraag die ik vandaag niet kan beantwoorden, omdat ik niet weet of we op 5 april zullen kunnen zeggen dat deze fase ten einde is. Een aantal maatregelen die we nu nemen, zullen we moeten evalueren. We zullen moeten bekijken wat er overeind blijft, waar we moeten bijsturen, waar we eventueel een stapje moeten terugzetten wanneer blijkt dat we daar een paar weken langer mee worden geconfronteerd. Ik zal daar vandaag geen grote uitspraken over doen, maar we zijn er ons wel van bewust dat dit bij een aantal mensen, een aantal jongeren, een aantal gezinnen inhakt op hun relationeel welzijn. Dat mogen we absoluut niet onderschatten.
Ik denk dat ik de meeste vragen heb beantwoord.
Voorzitter, collega-ministers, collega-parlementsleden, ik wil nog iets zeggen over armoede. Er is hier gevraagd dat er geen uithuiszettingen zouden worden gedaan. Samen met collega Diependaele hebben we daarrond de nodige beslissingen genomen, ook wat betreft de afsluitingen van water en energie. De budgetmeters moeten inderdaad buitenshuis worden opgeladen, maar collega Demir heeft mij verzekerd dat ze oplaadbaar zijn in elke gemeente. Er wordt ook gezocht naar manieren om verbonden te blijven, om op die manier concrete problemen aan te pakken.
We zijn ook in overleg over de voedselbanken. Dat is een bijzonder issue. Eén, kan die bevoorrading blijven? Twee, hoe moet het met de vrijwilligers? Deze ochtend was er iemand op de radio die dat op een treffende manier vanuit Antwerpen naar voren heeft gebracht. Veel van die vrijwilligers behoren gezien hun leeftijd tot een risicogroep en dus moeten we er extra aandachtig voor zijn. Want indien deze vrijwilligers structureel zouden uitvallen, is er natuurlijk wel een probleem.
Ik wil hier van de gelegenheid gebruikmaken om nog eens een bijkomende oproep te doen dat mensen, organisaties of bedrijven hun reserves naar de voedselbanken brengen. Ze kunnen ze gebruiken. Het is niet zo dat de voedselbanken gesloten zijn. Ze hebben hun manier van werken aangepast, en dat is een goede zaak, maar ze zijn niet gesloten. Ze blijven meer gedreven dan ooit werken voor diegenen die dat nodig hebben.
Ook voor de straathoekwerkers en buurtwerkers hebben we maatregelen genomen om gemeenschappelijke activiteiten terug te schroeven en te verhinderen, maar dat betekent niet dat individueel advies, bijvoorbeeld in een inloophuis, niet meer zou kunnen. Geen gemeenschappelijke activiteiten, dus, maar individueel advies kan nog altijd. We zullen ook daar kijken hoe we daar in de toekomst verder mee moeten omgaan.
Nog een laatste woordje over de vaccinaties. Dit was een noodgreep om ervoor te zorgen dat we geen risico’s veroorzaken voor de vele vrijwilligers, meestal ook mensen die tot de potentiële risicogroepen behoren. We kunnen daardoor ook de nodige maatregelen nemen, zodat de vaccinaties in de beste omstandigheden kunnen verlopen en we daarbij geen infectieoverdracht hebben. Ik heb toen ook gezegd dat dit een tijdelijke maatregel is. We drukken even op de pauzeknop om ons goed en beter te kunnen organiseren. We hebben dat de voorbije dagen ook verder opgepakt en we zullen normaal gezien vanaf 1 april 2020 die vaccinaties opnieuw laten doorgaan zoals het moet.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw heel uitgebreide antwoord. Wat de woonzorgcentra betreft, hebt u gelijk. Er zijn lang op voorhand maatregelen genomen, er is ook een volgorde bepaald in alles wat er van materiaal moet komen. U hebt gezegd dat er op dit moment 1266 besmette mensen in de woonzorgcentra zijn. Omdat de wzc’s in de volgorde niet bovenaan stonden, stonden ze niet op dezelfde lijn met de dokters en ziekenhuizen. Op dit moment zit de ziekte echter ook in de woonzorgcentra. Daarom is daar ander materiaal nodig. Ik zeg dat ook aan minister De Backer, want de tijd is aan het tikken voor al het materiaal dat er nodig is. Ik kan dat maar vragen.
Ten tweede is er door een collega een opmerking over de schakelcentra en triagecentra gemaakt. Ik heb dat ook in mijn eigen gemeente. De taakverdeling is er als volgt: de dokters zorgen voor de medische ondersteuning, zij moeten alleen maar bezig zijn met de zieken. Alles wat organisatorisch is, wordt gewoon overgenomen door de stad. Alles. Van ICT en het zetten van wanden tot het voorzien van wachtkamers. Whatever. Het callcentrum wordt bemand door civil servants, dat zijn ambtenaren die hun best doen. In plaats van te vragen waar het geld blijft, moet het werk nu in de eerste plaats worden gedaan. Daarna zullen we wel kijken wie wat betaalt.
Heel concreet heb ik over de gehandicaptensector een korte, maar geen onbelangrijke vraag. U sprak over 5 april. Heel veel mensen hebben hun minderjarig kind met een handicap thuis opgevangen, maar er zit nu een verlenging aan te komen. Dat is vaak veel zwaarder dan gewone kinderen thuis hebben. Komt er voor hen een wijziging in de opvang? Ik denk dat het water hen heel vaak aan de lippen staat.
De heer Janssens heeft het woord.
Ik wil drie korte elementen toevoegen.
Ten eerste voor de mensen in armoede, de mensen in een financieel moeilijke situatie, die genoodzaakt zijn om naar de voedselbanken te trekken om hun gezin van eten te voorzien, lijkt het me uiteraard absoluut belangrijk dat we die sociale dienstverlening blijven garanderen en aanhouden. Ik wil aansluiten bij uw oproep en denk dat het, los van de vrijwilligers, goed is om daarvoor misschien een aantal personeelsleden te voorzien. Er zijn ongetwijfeld restaurants en hotels die met grote voedseloverschotten zitten omdat ze momenteel niet kunnen opendoen of omdat ze, naast de afhaaldienst, geen mensen in hun etablissement mogen ontvangen. Doe via de horecasector aan die hotels en restaurants een oproep om voedseloverschotten aan de voedselbanken te doneren.
Ten tweede zijn er de maskers. Als er één ding is dat heel vaak terugkwam inzake de welzijnsproblematiek, was het wel het dreigende tekort aan maskers. In heel veel sectoren, ziekenhuizen, woonzorgcentra en andere beroepsgroepen wordt er aan de alarmbel getrokken. Interfederaal zijn er 43 miljoen maskers besteld, maar er is geen enkele garantie dat die ook zullen kunnen worden geleverd. Er is zelfs een grote kans dat men niet eens de landsgrens over raakt. Mijn oproep is om contact op te nemen met bedrijven en werkgeversorganisaties om zelf in Vlaanderen die mondmaskers te gaan produceren. Dan moeten ze geen landsgrens over en dan kunnen we zelf onze eigen diensten van de noodzakelijke bevoorrading voorzien.
Dan is er nog één elementje dat nog niet aan bod is gekomen, hoewel het niet volledig uw bevoegdheid is. Het is dan misschien ook ten aanzien van de minister-president. We hebben hier vorige week in het Vlaams Parlement het nooddecreet goedgekeurd, omdat er de bekommernis was dat deze crisis ook zijn impact zal hebben op de bestaande gezondheidsinfrastructuur en dat we mogelijk tijdelijke faciliteiten zullen moeten voorzien. Ziekenhuizen, verzorgingsinstellingen, laboratoria en dergelijke meer komen onder druk te staan. Vorige week vrijdag hebt u daar met de Vlaamse Regering een aantal besluiten voor genomen. Hebt u al aanvragen gekregen? Hebt u al zicht op eventuele verzoeken vanuit die sector om tijdelijke faciliteiten te gaan oprichten?
De heer Parys heeft het woord.
Bedankt, minister.
Als het over testen gaat, wat is de doelstelling waar in de werkgroep en de taskforce naartoe wordt gewerkt? Hoeveel mensen willen we testen vooraleer we een aantal maatregelen eventueel gaan opheffen?
Mijn tweede vraag gaat over de mondmaskers in de woonzorgcentra. Zijn er FFP2-maskers beschikbaar voor mensen die vandaag corona hebben? En zou ik een kopie kunnen krijgen van die beslissingsboom van de RMG over wie wat krijgt? Ik denk dat dat interessante informatie is voor het parlement.
Het is heel goed dat die stages, zeker in de zorg, zouden kunnen doorgaan. Op mijn vraag over de woonzorgcentra heb ik nog geen antwoord gehoord. Kan er thuisverpleging ingezet worden in die woonzorgcentra, om ervoor te zorgen dat we die zieke coronapatiënten door bijvoorbeeld bachelors verpleegkunde en niet door hoofdzakelijk zorgkundigen laten verzorgen?
De garantie van de subsidie voor de instellingen, geldt die bijvoorbeeld ook voor voorzieningen voor personen met een handicap waar met een voucher wordt betaald? Ik denk dat dat een vraag is die velen zich stellen.
Als het over personeel gaat, minister, neemt u een initiatief om ervoor te zorgen dat personeel dat vandaag minder actief moet zijn omdat een aantal dienstverleningen zijn opgeschort, ook effectief kunnen inspringen, bijvoorbeeld in woonzorgcentra, waar je vandaag al die afwezigheidsratio van 5 procent hebt?
Dan heb ik nog een vraag over jongeren in een problematische opvoedingssituatie. Monitort u dagelijks wat er binnenkomt op 1712 en signalen die u van politie en parket en van crisismeldpunten krijgt, om te zien hoe de situatie daar eventueel evolueert?
Vandaag is er in de academische wereld wat ongenoegen over het feit dat de data die Sciensano over deze pandemie heeft, niet in ruwe vorm ter beschikking worden gesteld voor onderzoek. Kunt u er mee voor ijveren dat dat effectief open data worden waarop kan worden gewerkt? Want alleen zo kunnen we snel veel leren.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Er zijn een hele hoop heel gerichte praktische vragen waarop ik geen antwoord gehoord heb. Ik zal die opnieuw schriftelijk indienen.
Ik wil nog één ding zeggen. Ik vind het vandaag bijzonder verontrustend, na zo’n debat, in een heel zware crisis, dat niet de besparingen ‘on hold’ worden gezet, maar wel het antwoord op een overduidelijke foute keuze van deze regering om te gaan snoeien in de zorg. Dat is niet het signaal dat de mensen die nu het beste van zichzelf aan het geven zijn, hadden verwacht. Zij hadden er wel een verwacht van een minister die de betrokkenheid toont om dat debat ernstig te nemen. Het is bijzonder spijtig dat u zelfs het ‘on hold’ zetten hier niet naar voren kunt brengen.
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Ik heb geen verdere vragen. Ik denk dat er voor de overige ministers voldoende vragen moeten overblijven.
Mevrouw Almaci, ik begrijp dat daar bezorgdheid en vragen over zijn, maar ik denk dat we nu bezig zijn met het aanpakken van deze crisis. De discussie die we ook in het verleden al hebben gevoerd, stellen we beter uit naar een rustiger moment.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Er zijn twee vragen waar ik geen antwoord op heb gekregen: wat doet Vlaanderen voor de daklozen en wat doet de overheid om huisartsen en psychologen die vandaag willen helpen, te ondersteunen en te helpen om zich te organiseren?
Momenteel ligt het besmettingspercentage in de woonzorgcentra op 1,6 procent; dat is merkbaar hoger dan het gemiddelde bij de bevolking. Ik denk dat de preventiemaatregelen daar absoluut nog voor verbetering vatbaar zijn.
En dan nog een suggestie in verband met de voedselbanken. Vandaag zijn er in heel veel steden en gemeenten initiatieven, zoals in Antwerpen en Leuven, waar mensen zich kunnen aanmelden om vrijwillig te helpen. Het lijkt me goed dat de Vlaamse Regering het voortouw zou nemen om daar de link te leggen tussen die vrijwilligersplatforms en de voedselbanken. Daar kan volgens mij een deel van de oplossing liggen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik heb nog drie vragen. De eerste gaat over de contact tracing. U zegt dat het momenteel niet doenbaar is om op individuele basis aan contact tracing te doen en dat dit dus enkel gebeurt bij gezondheidswerkers en risicopatiënten. Ik zag gisteren een video op Facebook waarin iemand zei dat men zich in tijden als deze, waarin veel moeilijk is, niet moet afvragen wat er niet mogelijk is. Volgens die persoon kunnen twee vragen worden gesteld. De eerste is wat we willen doen. De tweede is dan niet waarom dat niet kan maar als het zou kunnen, hoe we dat dat zouden doen.
Er wordt vandaag al op heel veel vlakken veel gedaan, ook door deze regering trouwens, waarvoor absoluut mijn waardering, voor de ombouw van ziekenhuizen, voor triageposten, voor mondmaskers, voor jeneverstokerijen die godbetert ontsmettingsalcohol beginnen te maken. Het is fantastisch om te zien hoe wordt nagegaan wat er allemaal mogelijk is.
De eerste vraag is dus wat we willen doen. Alle experten zeggen ons dat we contact tracing moeten doen en dus moeten nagaan met wie besmette mensen in contact zijn gekomen om die mensen dan ook te testen. Dat is niet voor binnen vijf weken maar voor nu.
De tweede vraag is hoe we dat kunnen doen, want daar zijn mensen voor nodig. Naast de testcapaciteit, waaraan hard wordt gewerkt, zijn er ook mensen nodig. Ik had een concreet voorstel gedaan, namelijk of we de medische reserve daarvoor niet kunnen inschakelen.
Wat de triageposten betreft, ben ik het met u eens, mevrouw Rutten. Onze dokters zijn op dit moment in de praktijk bezig en zij krijgen veel ondersteuning. Wanneer ik het heb over het voorbeeld van Genk, is er goed samengewerkt en wordt er vooruitgang geboekt. Maar tot nu toe gebeurde dat heel gefragmenteerd en moest iedereen zijn eigen oplossingen vinden. Ik ben heel blij dat er een draaiboek komt zodat dit veralgemeend kan worden.
Wat de financiering betreft, is er effectief een financiering voor één administratieve triagepost, maar dat is heel beperkt. Ik weet niet hoeveel artsen er in Aarschot onder vallen, maar in Genk zijn dat er bijna 150. Maar het gaat ook over meer dan dat, het gaat ook over de patiënten. Zullen zij remgeld moeten betalen of niet? En het gaat ook over artsen die er werken. Hoe zullen zij betaald worden? Gebeurt dat via het derdebetalersysteem? Dergelijke zaken moeten snel duidelijk worden.
Wat tot slot de voedselbanken betreft, ben ik heel blij met de oproep om reserves binnen te blijven brengen en de voedselbank van voeding te blijven voorzien, maar volgens signalen op het terrein zitten op dit moment heel wat mensen in de problemen. Sommige mensen kunnen niet zelf eten of hun kinderen geen eten geven. Ik had opnieuw een concreet voorstel gedaan, misschien moet ik het op mail zetten. Vorige week is hier nog gezegd dat alle goede voorstellen van de oppositie mee zouden worden bekeken. Welnu, mijn voorstel is te voorzien in voedselcheques zodat die mensen naar de winkel kunnen gaan voor voeding terwijl er bij de voedselbanken naar een oplossing worden gezocht.
Minister Beke heeft het woord.
Wat de woonzorgcentra betreft, hebt ik vanochtend overleg gehad met de mensen uit de sector om te bekijken welke richtlijnen moeten worden bijgestuurd. We hebben het ook gehad over de vraag of de thuisverpleegkundigen mee kunnen worden ingezet. Een andere vraag is of mensen die vandaag niet aan het werk zijn, bijkomend kunnen worden ingezet en of de medische reserve daarvoor kan worden ingezet. Op dit moment hebben zich 2800 mensen aangemeld. Dat is een goede zaak.
Wij weten dat dit een bijzonder issue is, en we hebben daar ook een bijzonder overleg over gehad. We zullen dat ook verder opvolgen.
Wat de gehandicapten betreft en de druk die bij die kinderen zit: ik besef dat zeer goed. We zullen bekijken, ook gelet op de toestand zoals die er na 5 april zal uitzien, wat de beste oplossingen daarvoor zijn, of wat de minst slechte oplossing is – want de beste oplossing bestaat hier niet – die we voor het fysieke en mentale welzijn van deze mensen moeten nemen.
Wat de daklozenopvang betreft, daar zijn duidelijke richtlijnen voor. We zijn daarvoor ook in overleg met de CAW’s. Ook de lokale besturen, die hier al dikwijls aan bod zijn gekomen, spelen daarin hun rol. We hebben ook contact met een aantal lokale besturen indien er problemen worden gemeld. We kijken dan hoe we dat naar beste vermogen kunnen oppakken.
Als we het hebben over het garanderen van de subsidies, dan is dat natuurlijk ook zo voor diegenen die met een voucher in een instelling zitten. Dat lijkt mij nogal logisch.
Wat de maskers betreft: dat beperkt zich niet tot de groepen waarover we het vandaag hebben gehad. Maar alles zal afhangen van het moment waarop de volgende leveringen komen, en hoe we dat dan kunnen verdelen. We zullen daar ook, zoals we bij de eerste groep hebben gedaan, goede afspraken over maken met het federale niveau.
We hebben ook een contingent voorbehouden voor de gehandicapteninstellingen – niet voor iedereen – voor het geval er risico’s zijn. Hetzelfde geldt voor de CAW’s: ook voor hen – maar niet voor iedereen – hebben we vanuit het Vlaamse contingent een aantal maskers apart gehouden.
Ik wil nog even iets zeggen over de kinderopvang. We hebben daar al vurige debatten over gehad. Aan de ene kant hebben we die tegemoetkoming gegeven. U weet ook dat de regering, gezien de budgettaire omstandigheden, had beslist om het groeipad stop te zetten. Maar we hebben vrijdag wel beslist om de volgende fase daarvan principieel goed te keuren, omdat deze sector onder druk staat. We zullen die volgende stap dus wel degelijk zetten, om ervoor te zorgen dat ze op deze manier toch extra zuurstof kunnen krijgen. Collega Almaci, dat bedoel ik met: het is nu niet het moment daarvoor. Ik denk dat deze crisis een veelvoud zal kosten vergeleken met de besparingen waar we vandaag over spreken, ook wat betreft de budgetten voor welzijn en zorg.
We hebben hier al veel inspanningen voor geleverd. Ik wil de collega’s van de Vlaamse Regering daarvoor bedanken. Ik denk aan bijkomende inspanningen voor de kinderopvang, bijkomende inspanningen als het gaat over de aankoop van maskers, bijkomende inspanningen op vele terreinen. En ik zal naar de Vlaamse Regering gaan om nog veel meer bijkomende inspanningen te vragen. Maar het is aan de minister-president om daar straks misschien een algemene beschouwing bij te maken.
We hebben afgesproken dat we zullen kijken wat de bijkomende kosten zijn, rechtstreeks en onrechtstreeks. We gaan die goed monitoren, en dan kijken welke strategie – ook budgettair – daar tegenover wordt geplaatst. Dat debat zullen we hier nog een aantal keren voeren. Maar ik roep toch op om die twee zaken niet met elkaar te vermengen, want dan komen we heel snel in een 'politique politicienne' terecht, en ik denk dat niemand daar op dit ogenblik bij gebaat is.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik geloof dat er nog een concrete vraag voor mij was van de heer Janssens. Dat ging over het nooddecreet waar vorige week over is gestemd, en waar we deze week ook uitvoering aan hebben gegeven. We hebben op dit moment drie berichten ontvangen waarin een initiatiefnemer ons meldt gebruik te willen maken van de afwijkingsmogelijkheden. Dat gaat bij twee gevallen over triagekosten, een in het Algemeen Ziekenhuis Sint-Maria Halle en een in Wilrijk. Een derde bericht betreft de productie van ontsmettingsgel door Janssen Pharmaceutica in Geel. Dat zijn de drie berichten die momenteel binnengekomen zijn.
Collega’s, mag ik zo vrij zijn om minister Beke opnieuw aan het werk te laten gaan, om deze crisis verder aan te pakken? Dan gaan we over naar het thema Economie, Werk en Sociale Economie, en de vragen in dat verband. Die zullen worden beantwoord door de minister-president.
Voorzitter, de minister-president en ikzelf zullen die vragen samen beantwoorden.
U mag daar natuurlijk zelf over beslissen, minister.
U bent vrijgesteld, maar als u wilt blijven, bent u natuurlijk hartelijk welkom.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, wij staan vandaag voor de aartsmoeilijke opdracht om iedereen die het slachtoffer is van de coronacrisis, enigszins te compenseren en te kalmeren. Beste ministers, in naam van de rechthebbenden van enige tegemoetkoming, in welke vorm dan ook, wil ik u al bedanken voor de inspanningen die de Vlaamse Regering de voorbije dagen heeft geleverd.
De regering heeft al een aantal goede pogingen ondernomen, maar toch werden vele noden nog niet gehoord, of is het nog niet tot u doorgedrongen dat er nog veel sectoren zijn die in de angst, in de onzekerheid blijven. Ik overloop ze even met u.
Minister Beke, ik ben blij dat u hier toch nog aanwezig bent, want een van mijn eerste doelgroepen is die van de onthaalouders. Ik vat het even voor u samen. U verplicht hen om eigenlijk door het vuur te gaan en zich te laten verbranden, maar u weigert om achteraf hun brandwonden te verzorgen. Ik noem dat schuldig verzuim. Ik zal eventjes uitleggen waarom. U hebt daarnet in uw antwoord aangegeven dat het opschorten van de respijtdagen uw manier is om deze crisis op te lossen. Inderdaad, dat is een manier voor de ouders. Dat is een mooi signaal aan de ouders: zij moeten de bijdragen voor de opvang die ze hebben geannuleerd, niet betalen. Helaas is dat echter geen oplossing voor de onthaalouder die zich vandaag nog steeds inspant om één, twee of meer kindjes op te vangen. Die zelfstandige onthaalouder die ervoor kiest om open te blijven om één kindje op te vangen, komt met andere woorden niet in aanmerking voor een overbruggingsrecht. Waarom? Omdat zij nog steeds een bijdrage per dag per kind ontvangt. Voor haar zou kindjes weigeren een oplossing kunnen zijn, zodat ze haar overbruggingsrecht kan aanvragen, maar dat zou een ronduit asociale maatregel zijn. Minister Beke, ik vermoed niet dat u dat verwacht van de onthaalouders, maar u gaat hen tot die keuze dwingen. Op dit moment beseft u blijkbaar niet dat er velen onder hen zijn die toch open moeten blijven voor één kindje, maar eigenlijk geen inkomen hebben. Ze hebben echter nog wel steeds hun vaste kosten. Hun afbetaling blijft lopen, hun energiefactuur blijft lopen, maar ze hebben geen inkomen. Waarom? Omdat ze maar één kind hebben, als zelfstandige. Bijgevolg is het de ouder die voor één plaats per dag een vergoeding betaalt.
Daarom heb ik een aantal concrete vragen voor u. Bent u bereid om ook voor hen een hinderpremie toe te kennen? Of hebt u hier daarnet verklaard dat u zult bijspringen door die onthaalouders te vergoeden alsof ze toch volledig bezet zouden zijn? Met andere woorden: Kind en Gezin zou de maatregel toepassen waarbij de bijdragen waarin wordt voorzien bij een volledige bezetting, toch zouden worden uitbetaald aan de ouders. Ik zou daarover graag van u een antwoord hebben.
Dat brengt me tot mijn volgende punt. Een aantal sectoren hebben het voorrecht dat ze kunnen blijven werken, of hebben net het onrecht dat ze moeten blijven werken. Het is maar hoe je het bekijkt in deze emotioneel en financieel angstige tijden. Ik overloop samen met u een aantal van deze moedige volhouders. Alleen al in Vlaanderen telt men zo’n 158.000 zelfstandigen die door de overheid niet worden verplicht om hun activiteiten stop te zetten. Ze moeten blijven doorgaan, maar zien 75 procent van hun omzet in rook opgaan, omdat hun voorziene activiteit wordt geannuleerd of gewoon omdat hun winkel leeg is. Want ja, de pleinen, de treinen, de straten, alles is leeg, en zo ook de winkel. De kranten-, de praline- en andere winkels, de hotels in de toeristische, de grote en de kleine steden vallen zonder inkomsten, want het zakelijke leven en de vrijetijdsbeleving vallen plots stil. Ook de freelancers zien hun taken geannuleerd. IT’ers, fotografen, filmrekwisiteurs, tv-analisten, zelfstandige journalisten, vastgoedmakelaars, marketeers, en ik heb er ontelbare niet opgenoemd, zien hun inkomen tot vrijwel nul herleid door het stilvallen van het zakelijke leven en het toerisme of het annuleren van grote evenementen.
Een andere vergeten, maar onmiskenbaar belangrijke sector waarvoor de gevolgen van deze crisis niet te overzien is, na de stormen Ciara, Dennis en Ellen, is de bouwsector.
Over hen, beste minister, werd nog met geen woord gerept. Ik vind dat ronduit schandalig en asociaal.
Al wie ik hier heb opgenoemd, blijft bovendien leven met de angst dat hun facturen voor reeds geleverde diensten niet meteen zullen worden betaald. Tot nu toe worden ze op Vlaams niveau in de steek gelaten. Er wordt voor hen in nul, nada, noppes voorzien. Ik vraag u dan ook of u zich bewust bent van de financiële kater waarmee deze zogezegd bevoorrechte zaken zullen achterblijven? Deze ondernemers worden gedwongen om vrijwillig te stoppen omdat het verderzetten van hun activiteiten niet rendabel is doordat hun opdrachten simpelweg worden geannuleerd, maar ze blijven in de kou staan en krijgen geen hinderpremie, hoewel de coronagevolgen voor hen even zwaar of zelfs zwaarder doorwegen dan bij een gedwongen sluiting. Minister, bent u bereid om ook hen een hinderpremie toe te kennen? Indien u dat weigert, in welke financiële compensatie voorziet u dan wel om deze slachtoffers te vergoeden? In welke noodmaatregelen voorziet u zodat ze niet failliet gaan ten gevolge van de coronacrisis?
Voor de zelfstandigen die wel verplicht werden om hun activiteiten stop te zetten, werd reeds een goede inspanning gedaan via de hinderpremie: de fameuze 4000 euro, waarvoor dank. Het is terecht dat u die hinderpremie toekent. Het is terecht dat u die hebt uitgebreid naar kapperszaken en bloemisten, want het zijn onze ondernemers die de motor zijn van onze economie. Het zijn zij die zich dag en nacht, weekdag en weekenddag, uit de naad werken om onze economie draaiende te houden. Het zijn ook zij die al jarenlang miljoenen euro's afdragen aan de Vlaamse overheid en er zo mee voor zorgen dat ons sociaal systeem kan worden behouden. De hinderpremie geeft de sector nu wat zuurstof om te vermijden dat ze tijdens of na de crisis verstikken in een faillissement.
De communicatie over de hinderpremie is echter verwarrend. Ze staat op VLAIO, maar wijzigt dagelijks en is ronduit misleidend. Dan is het 2000 euro, dan is het 4000 euro. Daarom vraag ik u om de communicatie enkel via VLAIO te doen en ervoor te zorgen dat ze niet verspreid wordt via andere kanalen zodat er geen valse hoop wordt gewekt over het al dan niet recht hebben op de premie.
Ik vraag me ook af wanneer de hinderpremie uiteindelijk aangevraagd kan worden en vooral wanneer die uitbetaald zal worden aan de betrokken ondernemers. U voelt me vermoedelijk al komen. De hinderpremie is een goed begin, maar volstaat voor veel sectoren niet. Meerdere bedrijven zullen na de crisis moeten worden gereanimeerd. Daarom roep ik u op: voorkom dat bedrijven, groot of klein, moeten worden gereanimeerd en ga in overleg met de energiebedrijven en verplicht hen om gedurende de coronacrisis de energiefacturen kwijt te schelden. U hamert op de goodwill van verhuurders om huurlasten te laten vallen, maar ga ook in overleg met de energiereuzen en voorkom zo dat veel bedrijven moeten worden begraven.
Minister, werkt u nog aan een noodfonds om het verlies van bederfbare producten te compenseren? Naar aanleiding van de sluiting hebben onder andere de sierteelt, maar ook groente- en fruitleveranciers, onmenselijke verliezen geleden die zullen leiden tot de nodige drama's. De sierteelt kweekt en investeert in planten en bloemen, maar door de verplichte sluiting zijn ze verplicht om de voorjaarsplantjes weg te gooien. U moet ook weten dat 80 procent van hun omzet in de komende weken wordt gerealiseerd. Helaas hebben ze moeten sluiten en zien ze hun zuurverdiende inspanningen in ‘mest’ opgaan. Bestaat de mogelijkheid dat u de tuin- en plantenzaken laat heropenen, mits inachtneming van de maatregelen op het vlak van social distancing om zo te vermijden dat 40 procent van de sector failliet gaat? Is er met de sector al overleg geweest? Kunt u de steden en gemeenten ertoe aanzetten om nu te investeren in groen en plantjes aan te kopen bij de lokale tuin- en plantenzaken?
Kunt u ook de supermarkten vragen om producten op te kopen bij de lokale telers en deze te verkopen zodat hun verlies beperkt wordt? Of voorziet u toch een noodpremie voor die bederfbare producten, waar zwaar getroffen bedrijven een beroep op kunnen doen?
Wie dag en nacht op pad is om ervoor te zorgen dat de winkels en de apotheken beleverd worden zodat de burger niet bang moet zijn voor eventuele tekorten, die verdient een pluim. Zo ook de transportsector die hier een cruciale rol in speelt. De transportsector wordt echter geconfronteerd met dagelijkse problemen ten gevolge van sluiting.
Collega Malfroot, mag ik u even onderbreken. Als u nog even doorgaat, hebt u nog welgeteld 5 minuten voor de andere 10 thema's. Het staat u natuurlijk vrij om uw spreektijd hier volledig aan op te gebruiken. Ik wil u gewoon even verwittigen dat we bijna aan 25 minuten zitten voor uw fractie.
Dat is niet van mij alleen.
Neen, maar wel van uw fractie. U hebt zelf geen 30 minuten, collega Malfroot.
Ik zal mijn vragen zeer kort en concreet houden, zodat collega Dewinter nog de nodige vragen kan stellen.
Voorziet u een hinderpremie voor de bus- en taxidiensten die worden getroffen? Welke maatregelen voorziet u voor hen zodat zij niet moeten sluiten en niet failliet gaan? Bent u ook bereid om voor de mensen die wel nog blijven werken, een beloning te voorzien, want het zijn zij die nu onze sector draaiende houden, tenzij natuurlijk de tijdelijk werklozen een premie krijgen van 250 euro voor energie. Bent u ook bereid om die premie toe te kennen aan wie nu nog werkt? Dat is een belangrijk punt voor personen die aan het werk blijven.
Tot slot heb ik nog een korte vraag met betrekking tot de zelfstandigen in bijberoep. Zij worden ook in de steek gelaten. Welke initiatieven gaat u voor hen nemen om het ook voor die doelgroep financieel leefbaar te houden? Nog een laatste vraag: bent u bereid om gepresteerde overuren tijdens de crisis niet extra te belasten zodat het nettoloon voor hen hoog blijft en zij nu niet gestraft worden door extra belastingen?
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega's, vooreerst wil ik zeggen dat het een goede zaak is dat de regeringen van dit land samengewerkt hebben om op het vlak van onder andere economische maatregelen snel te reageren, waar de hinderpremie, de tijdelijke werkloosheid, het overbruggingskrediet en dergelijke meer goede voorbeelden van zijn, die door de economische sectoren gewaardeerd worden.
Ik heb drie verschillende vragen.
Aan de ene kant stellen we vast dat we 1 miljoen tijdelijk werklozen hebben, mensen die om allerlei terechte redenen moeten stoppen met werken en daarvoor gecompenseerd worden, en aan de andere kant is er een aantal sectoren die plots veel meer mensen nodig hebben dan ze in het verleden nodig hadden, denk maar aan supermarkten, de voedingssector, de gezondheidszorg, de woonzorg en dergelijke meer. Mijn vraag aan de regering is: kunnen we geen methodologie vinden om die twee dichter bij elkaar te brengen? Ik weet heel goed dat de tijdelijk werklozen, als zij willen werken, dat altijd op vrijwillige basis kunnen. Het is belangrijk om te zeggen dat dit op vrijwillige basis is. Dat is principieel mogelijk maar er zijn natuurlijk drempels. Het kan bijvoorbeeld enkel voor interimarbeid of voor flexi-jobs en er is ook geen cumul mogelijk. Maar misschien kunnen we vanuit Vlaanderen met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) kijken of we niet een aantal tekorten die er nu zijn, kunnen opvangen door mensen die in tijdelijke werkloosheid zijn en die wensen te werken – het is een persoonlijke keuze om dat al dan niet te doen – daarvoor te motiveren of daarvoor in te schakelen.
Mijn tweede punt gaat over de hinderpremie, die een goede en ook een duidelijke maatregel is. Dat is ook de reden waarom al meer dan honderdduizend bedrijven daarop een beroep hebben gedaan. Als je dat snel optelt, zal de Vlaamse overheid bijna een half miljard euro investeren in al die bedrijven die men verplicht heeft te sluiten. Dat is ook het voordeel van de hinderpremie. Het is heel duidelijk dat als je een verplichte sluiting hebt, je daar een beroep op kunt doen. Anders kan je daar geen beroep op doen. We vinden het positief dat sinds gisteren, mede op vraag van onze ministers, ook de kappers daaraan zijn toegevoegd omdat zij onmogelijk met een sociale afstand hun werk kunnen uitvoeren.
Er zijn natuurlijk heel wat ondernemingen die niet verplicht moeten sluiten, maar die wel vaststellen dat hun cliënteel wegblijft om allerlei redenen. Er zijn heel veel sectoren waarvoor dat het geval is: kinesisten, opticiens, hotels, reisbureaus, onthaalouders en ga zo maar verder. Voor die groep zijn er twee maatregelen. Enerzijds zijn er de overbruggingskredieten die de federale overheid mogelijk gemaakt heeft, maar het gaat daarbij natuurlijk wel om uitstel van betaling. Vanuit de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) zijn er ook bijzondere inspanningen gedaan om die sectoren boven water te houden. Mijn vraag aan u is of er nog extra maatregelen mogelijk zijn om ondernemingen die kopje onder dreigen te gaan, boven water te houden. We hebben er natuurlijk alle belang bij dat we na de crisis niet te maken krijgen met oplopende en definitieve werkloosheidscijfers, tegenover de tijdelijke nu.
Een derde vraag is minder op Vlaanderen alleen geënt, maar ik wil ze toch stellen, omdat we er allemaal in grote mate mee geconfronteerd worden. We hebben zeer veel gedaan voor hen die moeten stoppen met werken. Ik heb de verschillende maatregelen al gegeven: de tijdelijke werkloosheid, de hinderpremie, de korting op de energiefactuur. Ik denk dat de tijdelijke werkloosheid een goed systeem is, een typisch Belgisch systeem dat we al lang kennen, dat we snel hebben kunnen opschalen naar 1 miljoen mensen en dat ook gericht is: zij die het nodig hebben, kunnen er een beroep op doen. Dat staat tegenover de VS, waar 2 biljoen dollar is vrijgemaakt om alle gezinnen te ondersteunen, ook die gezinnen die het absoluut niet nodig hebben. Wij hebben dus een goed systeem dat snel en gericht werkt.
De vraag die we nu steeds meer krijgen, is hoe we die mensen die nog aan het werk zijn en die het land draaiende houden, kunnen motiveren om aan de slag te blijven. Vanmorgen stond bijvoorbeeld nog in de media te lezen dat vier op de tien voedingsbedrijven in productieproblemen komen door personeelstekort. Zeker bij bedrijven die medisch materiaal produceren, willen we dat absoluut vermijden. De belangrijkste manier om mensen aan de slag te houden, is ervoor zorgen dat ze op een veilige manier aan het werk kunnen blijven, maar zij genieten natuurlijk niet van de voordelen die hier al genoemd zijn, waaronder de korting op de energiefactuur. Kunnen we niet zoeken naar een gerichte maatregel, bijvoorbeeld een defiscalisering van de overuren, beperkt tot het einde van de coronacrisis, zodat we de begroting niet al te veel schaden? Ik denk dat we ons daarbij vooral op die mensen moeten richten die op de werkvloer aanwezig moeten zijn veeleer dan op telewerkers.
In Vlaanderen hebben we niet zo heel veel instrumenten. Je zou kunnen werken via de personenbelasting of via het naar voren trekken van de jobbonus, waar al middelen voor voorzien waren. Misschien moet u eens kijken of er geen motivatiepremie mogelijk is.
Tot slot heb ik nog één vraag. In het buitenland gaat men nu al na welke cruciale bedrijven in de problemen zouden kunnen komen, om hun bijvoorbeeld via staatssteun te ondersteunen. Dat kan trouwens op andere manieren dan via een zuivere nationalisering. Je kunt bijvoorbeeld een deel van de aandelen kopen, wat we in het verleden al gedaan hebben buiten crisissituaties. We zouden vanuit Vlaanderen een aantal cruciale bedrijven kunnen redden met waarborgen of door in te stappen in het kapitaal. Ook met de financiële crisis hebben we dat gedaan. Toen hebben we Gigarant ingeschakeld. Zijn er al bedrijven die naar de Vlaamse Regering zijn gestapt met de vraag om hulp? Zo ja, welke maatregelen zouden we in dat geval kunnen overwegen?
Voilà, dat zijn de vier vragen op economisch vlak die ik op korte termijn voor de regering heb.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik zal vier concrete vragen stellen. Voor de kappers is er nu duidelijkheid, maar er zijn ook andere sectoren die geregeld van zich laten horen, zoals opticiens, kinesisten enzovoort. Opticiens laten me weten dat ze nog wel cruciale herstellingen mogen uitvoeren, maar dat is nauwelijks een deel van hun omzet. Vaak is dat een gratis service aan mensen die bij hen langskomen. Is het niet aangewezen om die sector te laten terugvallen op de minder-hinderpremie?
Een tweede vraag heeft te maken met freelancers, die bijvoorbeeld met dagcontracten werken. Ze krijgen wel steun van het federale niveau, maar vaak ook niet, via het systeem van tijdelijke werkloosheid. Kan de Vlaamse Regering uitzoeken of een korting op de energiefactuur en de 200-euromaatregel voor de gas- en elektriciteitsrekening kan worden uitgebreid voor die mensen die op nul terugvallen?
Mijn derde vraag gaat over de poetshulpbedrijven. Veel van die bedrijven sluiten nu op eigen initiatief en geven aan dat hun poetshulpen niet meer langskomen. Daardoor vallen ze terug op de federale maatregel van tijdelijke werkloosheid. Vaak zijn het wel mensen die een zeer lage uitkering krijgen. Is de Vlaamse Regering zinnens om daar een extra maatregel aan toe te voegen zodat ze niet in de problemen komen?
Mijn vierde vraag gaat over zelfstandigen in bijberoep, en dat gaat misschien ook over de cultuursector, minister-president Jambon. Heel wat mensen in de cultuursector zijn zelfstandig in bijberoep en ook zij vallen vaak uit de boot omdat de maatregelen niet op hen gericht zijn. Heeft de Vlaamse Regering plannen om gericht op hen in te zetten?
Ten slotte, vorige week hebben we het gehad over de relance na deze crisis. Op het terrein hoor ik dat mensen in de bouwsector, op werven die nu, al dan niet tijdelijk, stilvallen, rekenen op de aanbestedingen die vanuit diverse overheden komen. Blijkbaar vallen die aanbestedingen nu stil en worden ze uitgesteld. Ze wijzen erop dat dit niet enkel vandaag voor hen van belang is, maar ook voor de volgende zes à twaalf maanden.
Minister-president, dit zijn zaken die via digitale weg kunnen verlopen. Aanbestedingen vanuit de Vlaamse overheid gebeuren ook vaak digitaal. Het is van belang dat de stroom van wat kan, niet stilvalt, zodat degenen die daar economisch afhankelijk van zijn, er niet enkel vandaag maar ook morgen, vol op kunnen blijven inzetten.
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, collega's, het is vandaag niet evident om minister te zijn. Dat is natuurlijk een open deur intrappen. Uiteraard zijn we begonnen met gezondheid. Gezondheid staat boven alles, dat is heel duidelijk. Alles wordt eraan gedaan om de crisis vanuit gezondheidsperspectief zo snel mogelijk in te dammen.
Daarnaast hebben we de economie. We doen alles wat we kunnen. De geldbuidel wordt opengetrokken om maatregelen te nemen, om het evenwicht te bewaren tussen het beperken van de besmettingen door mensen niet nodeloos de baan op te sturen, ‘blijf in uw kot’ – dat wordt grondig doorgevoerd, we zetten mensen op tijdelijke werkloosheid –, maar tegelijk moeten we ook zorgen dat het land blijft draaien, dat mensen kunnen blijven eten.
We merken dat er in een aantal cruciale sectoren, onder andere in de voedselvoorziening, handen te kort zijn. Die vragen zullen we bij Landbouw aan bod laten komen en dat vormt dan één pakket.
Het is heel logisch dat de regering er alles aan doet om het inkomen van de mensen te garanderen zodat we geen toename van armoede krijgen, dat het leven, zij het in heel bizarre omstandigheden, toch veilig en gezond kan doorgaan. Degenen die nu moeten sluiten, die niet in essentiële sectoren zitten, krijgen een hinderpremie. Die maatregel is heel helder en duidelijk en heeft veel succes, en mensen zijn er tevreden over.
Over mensen die niet moeten sluiten, is er echter heel veel debat. Er zijn sectoren die zeggen: laten we toch maar collectief sluiten, dan hebben we tenminste die hinderpremie. Misschien hoeven die niet allemaal te sluiten. Er is een discussie geweest over bloemenwinkels enzovoort.
Ik denk dat er nog veel potentieel is, ministers en minister-president. Er zijn heel veel kleinhandelaars die met een doorstart naar een meer virtuele omgeving met webshops nog wel kunnen leven. Er is misschien een mogelijkheid om een aantal mensen die nu technisch werkloos zijn, te laten bijklussen als leverancier voor die kleine winkels. Zo is er geen besmettingsrisico maar is er toch zoveel als mogelijk economische activiteit, zodat mensen hun investeringen niet moeten weggooien.
Door die onzekere situatie in sectoren waar geen duidelijkheid is of die niet dicht moeten, dreigen die tussen wal en schip te vallen. De vraag is dan hoever het staat met het noodfonds waarvan sprake is geweest, of toch over ‘een’ fonds dat een aantal secundaire effecten zou moeten opvangen. Zeker voor de zelfstandigen is dat belangrijk. Er zijn naar schatting zo'n 160.000 zelfstandigen uit minder duidelijk afgelijnde beroepsgroepen die tussen wal en schip dreigen te vallen. Ik sluit me aan bij de vragen over freelancers, over mensen in de eventsector, over mensen in de culturele sector. Heel veel mensen werken met tijdelijke contracten. Het zou jammer zijn dat de nobele taak die de regering op zich heeft genomen om een minimale inkomensgarantie te bieden, daar niet wordt opgenomen.
Er is ook al verwezen naar de garantie-instrumenten die de Vlaamse overheid heeft. Het zou interessant zijn om die instrumenten in te schakelen in de federale strategie en zo een gezamenlijke strategie op te bouwen. Ik verwijs naar de bazooka die op het federale niveau wordt bovengehaald. Het zou jammer zijn als die verschillende instrumenten niet worden afgelijnd zodat er echt een slagkrachtig instrument kan worden gemaakt zodat bedrijven die levensvatbaar zijn, ook na de crisis onmiddellijk klaarstaan om door te schakelen.
Ik heb nog een paar punctuele vragen. De hinderpremie wordt toegejuicht en ook de federale maatregelen, onder andere voor zelfstandigen, worden verwelkomd, maar toch is er grote bezorgdheid over de snelheid van de afhandeling van dossiers. Ook voor de tijdelijke werkloosheid blijkt dat een aantal dossiers vaak bij werkgevers blijven liggen. Ze moeten nu natuurlijk enorm veel dossiers invullen en misschien zijn ze onderbemand, maar de vakbonden en de RVA – die overuren draaien, digitaal weliswaar – merken dat het vaak stremt. Bij heel veel huishoudens, maar ook bij vele zelfstandigen die moeten sluiten, is het een grote bezorgdheid om op het einde van de maand die centen op de rekening te krijgen zodat ook zij hun rekeningen kunnen blijven betalen en niet in de problemen geraken. Ik denk dat het oké is om uit te leggen waarom een bepaalde maatregel vandaag nog niet effectief is, maar enkele dagen op zich laat wachten – een administratief proces vraagt tijd en mensen zijn ook redelijk –, maar het is belangrijk om de specifieke maatregelen per doelgroep duidelijk en helder en zo eerlijk mogelijk te communiceren. Of het nu gaat over waarom een bestelling mondmaskers nog een dag op zich laat wachten, of hoe die verdeling over de verschillende prioritaire groepen loopt, of waarom een premie eerst moet worden afgetoetst met een andere instantie: leg het uit en dan zullen mensen begrip tonen, zolang ze op het einde van de maand hun rekening maar kunnen betalen.
Ik heb ook nog een vraag over communicatie. Er zijn verschillende websites. Vlaanderen doet fel zijn best om de informatie zo sterk mogelijk geconcentreerd aan te bieden en zo helder en zo duidelijk mogelijk, maar het is soms nog zoeken naar waar je recht op hebt en wat je kunt doen. Ik zou willen oproepen om, samen met het federale niveau, bijvoorbeeld over zelfstandigen uit een sector waarvoor Vlaanderen bevoegd is, de maatregelen gegroepeerd en zo duidelijk mogelijk uit te leggen.
Uiteraard zijn we nu bezig met crisismanagement. Dat is het ordewoord, en dat is heel logisch. Maar naarmate we stilaan een zicht beginnen te krijgen op hoe we na de crisis de zaken opnieuw op gang kunnen trekken, kunnen we vandaag doortastender optreden. Ik neem aan dat het moeilijk is om als Vlaamse Regering geld te blijven uitgeven als je nog geen idee hebt hoe we nadien de economie opnieuw op gang kunnen krijgen. U hebt vorige week, tot grote tevredenheid, aangekondigd dat er een relancecomité wordt opgestart. Minister-president, dat is een heel goede zaak, maar ik zou ervoor willen pleiten om daar ook het parlement bij te betrekken, niet alleen de meerderheid maar ook de oppositie. Het is vandaag een tijd waar het ‘country before party’ moet zijn. Opnieuw, als we die relance in de luwte zorgvuldig kunnen voorbereiden en een zicht hebben op beterschap, dan kunnen we vandaag forser optreden en ervoor zorgen dat iedereen aan de slag kan blijven op een veilige manier, en dat wie dat niet kan, uitzicht heeft op een gegarandeerd inkomen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Er komt een economische storm op ons af, denk ik. We mogen niet aarzelen. Die storm is er, maar ik denk dat die alleen nog maar erger zal worden. Ik denk dat we niet mogen aarzelen om er echt alles aan te doen om gezinnen en bedrijven letterlijk overeind te houden. Daarom wou ik eigenlijk in eerste instantie de vraag voorleggen om alle steunmaatregelen van Vlaanderen vandaag open te stellen voor iedereen die inkomensverlies leidt, los van het statuut. Dat betekent concreet het volgende.
Vandaag wordt gratis elektriciteit, water en gas toegekend aan mensen in tijdelijke werkloosheid. Ik vind dat ook mensen die normaal werken met dag- of interimcontracten werken, daar recht op moeten hebben. Want zij beginnen het ook bijzonder moeilijk te hebben. Hetzelfde geldt voor de coronahinderpremie: waarom die ook niet toekennen aan freelancers? Dat zijn volgens mij ook mensen die een eenmanszaak hebben. Ze werken vaak in de evenementensector, in de creatieve sector, in de cultuursector, sectoren die vandaag zeer harde klappen krijgen. Of ziet u zelf alternatieven voor dat soort mensen? Ik hoor het graag. U had het ook al over het noodfonds. Misschien kunt u ons een idee geven van wat daar precies de bedoeling van is en of dat al wat concreter is.
Dan heb ik een hele resem concrete vragen. Wij krijgen veel vragen van zelfstandigen in bijberoep. Gelden de Vlaamse steunmaatregelen ook in geval van halftijdse werkloosheid?
Ik heb het al gezegd: mensen in tijdelijke werkloosheid komen vandaag in aanmerking voor gratis elektriciteit, water en gas. Hoe moeten ze dat aanvragen? Gaat dat automatisch? Daar bestaat heel veel onduidelijkheid over.
Ik kom uiteraard ook nog eens graag terug op de dienstenchequesector. Het werd al gezegd: sommige bedrijven sluiten, sommige niet. Opnieuw een oproep: geef de duidelijke instructie dat die sector eigenlijk dicht moet. Het is niet veilig dat mensen er gaan werken. Er zijn ook heel veel afzeggingen. Dus: op dat moment kan iedereen in tijdelijke werkloosheid. Dat is natuurlijk een sector waarin sowieso heel lage lonen worden uitbetaald. Dus, als je mensen die in de dienstenchequesector werkten, 70 procent van hun loon geeft, met bedrijfsvoorheffing, dan blijft er ongeveer 500 euro per maand over. Daar kan je niet van leven. Onze vraag is dus: kan er niet nagedacht worden over het opzetten van een specifiek systeem van tijdelijke werkloosheid voor die sector? We denken dan aan het feit dat de Vlaamse Regering, evenals de Brusselse en de Waalse Regering, de subsidie van de volledige dienstencheques blijft doorbetalen, 14 euro, dat is voorzien in de begroting. Dat dan inderdaad het liefst in combinatie met een RSZ-korting van het federale niveau, zodat poetsbedrijven eigenlijk gewoon het volwaardige loon van poetshulpen kunnen blijven doorbetalen, zodat ook zij letterlijk kunnen overleven in deze moeilijke dagen.
Dan een heel constructieve vraag. Veel mensen in tijdelijke werkloosheid zitten nu noodgedwongen thuis. Maar voor ons is dat ergens ook een kans, een kans om bij te leren. We weten dat VDAB tijdens de bankencrisis zijn online cursusaanbod gratis ter beschikking heeft gesteld. Onze vraag is of dat vandaag ook opnieuw kan gebeuren.
In Vlaanderen bestaat er, naast de tijdelijke werkloosheid – een federale aangelegenheid – ook de Vlaamse aanmoedigingspremie voor mensen met tijdelijke werkvermindering. Dat is een financiële stimulans voor mensen die via tijdskrediet minder gaan werken in een bedrijf dat in economische moeilijkheden verkeert om zo ontslag te vermijden, een soort van collectieve arbeidsduurvermindering bij verminderde productie. Tijdens de bankencrisis maakten heel veel bedrijven daar gebruik van om net die tijdelijke werkloosheid te vermijden. Dat was toen een groot succes. Er moet wel bij gezegd worden dat de bedragen van die stimulans toen serieus werden opgetrokken. Dus mijn vraag is: overweegt de regering om dat opnieuw te doen, zodat bedrijven een alternatief hebben voor tijdelijke werkloosheid?
De discussie over de coronahinderpremie en de manier waarop dat georganiseerd is, hebben we vorige week gevoerd. Ik kom daar niet op terug. Maar ik denk dat er inderdaad nog veel vragen bestaan over de uitrol ervan en dat de communicatie niet altijd even helder is. Dus ik stel mijn vragen hier. Hoe zal die aanvraag en uitbetaling concreet in zijn werk gaan? Ik ben eens gaan kijken op de website van VLAIO. De aanvraagformulieren stonden daar vandaag, denk ik, nog altijd niet op. Wanneer zullen die dan wel beschikbaar worden? Wat is de voorziene timing voor de uitbetaling? Bedrijven moeten dat echt weten.
Het is al gezegd dat de kappers nu wel verplicht worden gesloten. Ik neem aan dat zij in aanmerking komen voor de premie. Maar wat met kinesisten en logopedisten, die niet moeten sluiten maar die wel vaak gesloten zijn of willen sluiten omdat ze niet meer onder veilige omstandigheden kunnen werken?
Dan zijn er nog de mensen die een impact voelen in specifieke tewerkstellingsmaatregelen. Er is vandaag echt een probleem voor jongeren met een IBO-contract (individuele beroepsopleiding). Dat zijn er heel wat. Zij verliezen hun IBO-vergoeding wanneer het bedrijf sluit of hen tijdelijk thuis plaatst. Bovendien zijn er heel wat die niet op een uitkering kunnen rekenen omdat ze in de wachttijd zitten. Volgens ons hebben zij ook geen recht op technische werkloosheid. Op welke manier willen jullie dat oplossen? Dat zijn jongeren die vandaag financieel in de rats dreigen te geraken. Dezelfde vraag heb ik over de mensen die werken in het systeem van wijk-werken. Ook zij verliezen het extra boven op hun uitkering, die ze krijgen door klusjes te doen. Dat is voor veel van die mensen een cruciale aanvulling op hun lage uitkering. Zullen jullie ook hier maatregelen nemen om hun inkomensverlies te compenseren?
De heer D’Haese heeft het woord.
Er is al veel gezegd. Ik zal proberen niet te herhalen.
Ik ondersteun absoluut de vraag om de dienstenchequesector stil te leggen. Het is een absurditeit dat die mensen daar nog voortwerken. Voor de mensen die daar niet meer aan het werk zijn, stel ik voor om ervoor te zorgen dat zij financieel niet onderuitgaan, want die lonen zijn zeer laag. Ik denk eraan om dezelfde pot te gebruiken. Als de dienstenchequesector een maand stilligt, spaart de regering om en bij de 100 miljoen euro uit omdat die lonen niet worden uitbetaald. Kunnen we een deel van die middelen gebruiken om het loon van die mensen bij te passen van 70 naar 100 procent?
Met betrekking tot de freelancers deed ik vorige week al een voorstel. Daar kwam toen geen antwoord op, maar misschien is dat ondertussen wel al onderzocht. Ik stelde voor om het voorbeeld van Noorwegen te volgen. Daar vergoedt men tot een bepaald percentage, op basis van het inkomen van het vorige jaar. Zo kunnen we ervoor zorgen dat ook die mensen, die met precaire contracten zitten, er niet onderdoor gaan.
Mijn andere vragen zijn al gesteld door mijn collega’s.
De heer Muyters heeft het woord.
Er is inderdaad al veel gezegd, ik ga dus ook proberen niet alles te herhalen.
Mijn eerste punt is dat ik heel blij ben dat er nog heel wat mensen aan het werk zijn. Zij zien dat als een bijdrage aan de oplossing. Zij staan niet te roepen van: ‘Ikke, ikke, ikke moet ook nog centjes krijgen van de Vlaamse Regering.’ Zij zijn blij en fier, en ik ben ook fier op hen: ik heb er respect voor dat zij blijven werken en willen blijven werken. Dat vind ik een goede mentaliteit.
Ik ben ook blij dat de verschillende regeringen, en dus ook de Vlaamse Regering, zeer snel een aantal maatregelen hebben genomen. Het is goed dat er generieke maatregelen worden genomen. Laat ons niet vervallen in casuïstische maatregelen die à la tête du client moeten worden ingevuld, waarbij iemand moet beoordelen of je al dan niet steun kunt krijgen. Net als mijn collega’s krijg ik mails binnen met vragen zoals: ‘Ik heb ook een probleem. Mijn sector heeft een probleem.’ Hoe gaan jullie met die vragen om? Zeker als je weet dat de rekeningen moeten worden betaald, zo niet nu, dan toch daarna, waarschijnlijk door de mensen die werken en door de bedrijven die actief zijn. Daar moet je een goed evenwicht in vinden. In die context stel ik de vraag hoe jullie met die vragen omgaan.
Mijn tweede vraag sluit aan bij wat collega Goeman zei. We vergeten soms dat er mensen zijn die wat verder van de arbeidsmarkt staan. Zij hebben een IBO-contract, maar er is ook werkervaring, wijk-werken en dergelijke meer. Daar kun je twee elementen naar voren brengen. Idealiter ga je die mensen inzetten op plaatsen waar vandaag mensen gevraagd worden. Op het klassieke bedrijf waar ze begonnen, zullen ze waarschijnlijk niet kunnen blijven. Kunnen we ze niet inschakelen waar er vandaag vraag naar werk is? Het gaat altijd om tijdelijke contracten. De werkervaring is maar voor een beperkte tijd. IBO is voor een beperkte tijd. Als dat niet kan, zou het goed zijn dat ze worden opgeschort en dat ze daarna opnieuw kunnen worden opgepakt. Dat moet gebeuren.
Mijnheer Van Rompuy, ik wil nog even aansluiten op wat u hebt gezegd over de tijdelijk werklozen. We moeten hen begeleiden naar plaatsen waar er jobs zijn en waar er vraag is, maar we zullen een stimulans moeten geven, want ze verliezen dan die tijdelijke werkloosheid.
Minister-president, kunt u dit ter sprake brengen tijdens uw gesprekken met de Federale Regering, zodat die mensen hun tijdelijke werkloosheid niet helemaal verliezen als ze toch nog aan de economie bijdragen?
Heel speciaal is ook de springplank naar zelfstandigheid. Werklozen bewaren hun uitkering gedurende maximum een jaar als ze met een zelfstandige activiteit starten. Misschien kan dat worden uitgebreid met de tijd van deze crisis. Dat is ook een vraag aan de Federale Regering.
Mijn derde en laatste onderdeel betreft het kijken naar de toekomst. Ik wil naar de toekomst kijken en ik denk dat onze economie vandaag in transitie is, maar een aantal zaken kunnen de transitie van onze economie voor de crisis eigenlijk helpen. Ik denk dat er nog nooit zo veel thuiswerk is geweest als nu. Er zijn nog nooit zo veel vergaderingen met videoconferentie geweest. Ik denk dat mensen anders naar transport en naar bedeling kijken. Kunnen we die positieve elementen na de crisis gebruiken om ervoor te zorgen dat we rekening houden met een aantal zaken die de transitie van onze economie kunnen versterken? Zo kunnen we de trein niet alleen weer laten starten, maar ook ineens een stuk verder laten starten. De vraag is of het economisch relancecomité waarvan sprake is met dergelijke zaken rekening kan houden.
Minister-president, de vraag is dan uiteraard hoever u met het relancecomité staat. Wie zal daar deel van uitmaken? Wat is de timing en de opdracht? Houdt u hiervoor een financiële enveloppe in gedachten? De rekeningen moeten worden betaald en het is niet de bedoeling te redeneren in het ijle.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, ik ben het volledig eens met de mensen die hebben gezegd dat de gezondheid van de mensen voor gaat, maar de gezondheid van de economie komt daar eigenlijk kort achter, en daar moeten we nu ook mee bezig zijn.
Eerst en vooral, wat de minderhinderpremie betreft, wil ik duidelijk zijn. Dat stopt inderdaad nooit als er geen duidelijke lijn is. Die lijn die we hebben, is de beslissing van de Nationale Veiligheidsraad. Zij die worden gedwongen om te sluiten, kunnen een beroep op de hinderpremie doen.
Er is gezegd dat er verwarring is over de bedragen van 4000 euro en 2000 euro. Ik denk dat die verwarring volledig weg is. In het begin waren er twee categorieën, de categorie van diegenen die moesten sluiten en de categorie van diegenen die op zaterdag moesten sluiten. Voor die eerste categorie was het 4000 euro en voor die tweede categorie was het 2000 euro. Die tweede categorie is nu volledig weggevallen, want de krantenwinkels mogen, op vraag van de krantenwinkels zelf, nu ook op zaterdag open zijn. Het zal niemand ontgaan zijn dat er op zaterdag dikke kranten met dikke bijlagen in de krantenwinkels liggen. De krantenwinkels zijn nu ook open op zaterdag en kunnen dus heel de week open zijn. De premie van 2000 euro bestaat niet meer. Daar kan geen onduidelijkheid over zijn.
Als we over de premie praten, gaat het om 4000 euro voor de eerste twintig dagen en dan om 160 euro voor elke dag die erbij komt. Spijtig genoeg kan ik vandaag niet inschatten hoelang de crisis zal duren, maar als ze dubbel zo lang duurt als de eerste twintig dagen die we hadden voorzien, gaat het om honderden miljoenen euro’s. De premie van 4000 euro betekent al honderden miljoenen euro’s, maar als de crisis nog twintig dagen langer duurt, wordt dat eigenlijk bijna verdubbeld. Dat is heel duidelijk. De premie geldt daarvoor en voor niets anders.
De kappers zaten in een categorie waarvoor het Nationaal Crisiscentrum een uitzondering had gemaakt. Ik ben gisterenavond nog naar de kapper geweest.
Het Nationaal Crisiscentrum heeft gisteren beslist – daarna kwam er een ministerieel uitvoeringsbesluit van federaal minister van Binnenlandse Zaken De Crem – om die uitzondering te schrappen. En dus komen zij in aanmerking voor die hinderpremie. Het is altijd dezelfde logica.
We hebben ook niet de intentie om dat systeem uit te breiden of te wijzigen. Zodra het Nationaal Crisiscentrum zegt: ‘Die moeten ook sluiten’, komen zij in dat systeem. Dat wil niet zeggen dat we geen oog hebben voor alle andere vragen: de freelancers, de culturele sector, de sportsector, de jeugdsector, de eventsector, de reisbureaus, de autocarbedrijven. Dit is geen limitatieve lijst, er komen drie puntjes achter. Zij zijn natuurlijk ook getroffen in deze crisis.
Het is vandaag nog niet rond. ‘As we speak’ zijn mensen daarover aan het nadenken. Maar ik engageer mij: er komt ook een regeling voor die mensen. Maar zeggen dat dat de hinderpremie wordt: neen. De hinderpremie is bedoeld voor hen die door de Nationale Veiligheidsraad gedwongen worden te sluiten. Daarover wil ik heel duidelijk zijn.
Vraag mij nu ook niet hoe dat er zal uitzien. Ik engageer mij: er komt op een bepaald moment zo'n regeling. Ik weet ook dat elke dag daarin een verloren dag is. Die regeling moet er snel komen. Maar we hebben die vandaag nog niet afgeklopt en ik zal er dus ook niet verder over communiceren. Ik kan alleen glashelder zeggen: er komt een regeling. Het liefst – al weet ik niet of we daar zullen landen – een generieke regeling, die én voor de gesubsidieerde sectoren – cultuur, sport, ... – geldt én voor de bedrijven die in dat systeem zitten. Ik kan vandaag dus niet concreet op de vraag antwoorden, ik kan er alleen een engagement voor geven.
Sommigen zeggen: ‘U hebt een premie gegeven voor technisch werklozen, waarom niet voor andere mensen die werken?’ Ook daarover wil ik wat duidelijkheid geven. Technisch werklozen vallen ofwel terug op 70 procent van hun loon ofwel wordt dat aangevuld tot het minimumloon. Die mensen lijden van vandaag op morgen inkomensverlies. Ze hebben een levensstandaard die geënt is op het loon dat zij hadden. En ineens – niet door hun eigen wil, maar door de coronacrisis – vallen ze terug op een lager inkomen. Aangezien zij wellicht enige tijd nodig hebben om zich te herorganiseren en hun inkomen aan hun levenssituatie aan te passen, zullen we eenmalig – eenmalig – een financiële tegemoetkoming geven voor de energie- en de waterfactuur. We hebben gekeken hoeveel die gemiddeld bedragen en zijn zo tot een bedrag van 200 euro gekomen. Ik ga ervan uit dat de mensen die het wat minder goed hebben wat minder energie verbruiken en dat de mensen die het wat beter hebben, wat meer energie verbruiken. In die zin is het dus ook een sociale maatregel.
Er is ook een tweede element: zij die investeringen hebben gedaan om het energieverbruik naar beneden te krijgen, zullen hier ook beter uitkomen. Dat is mooi meegenomen.
Dit gaat over een eenmalige premie. Maar als de crisis langer duurt dan een maand, kunnen we wel een uitstel van betaling overwegen. De logica hiervan is: mensen worden hier plots mee geconfronteerd, we vangen dit eenmalig op, zodat ze de tijd krijgen om zich aan die situatie aan te passen.
We zijn daarin heel duidelijk: als je technisch werkloos bent, krijg je die premie. En ik weet wel dat er ook andere mensen zijn die een wat lager inkomen hebben. Maar bij hen is dat geen gevolg van de coronacrisis.
De vraag om de belasting op de overuren vrij te stellen, kwam aan bod bij een aantal van jullie. Eén, we hebben daar geen Vlaams instrumentarium voor. Maar ik heb er wel oren naar om dat op federaal niveau aan te pakken. Want de mensen die in deze tijden overuren presteren, zijn duidelijk werkzaam in een sector waar dat hoognodig is. Vaak is dat in de zorgsector, maar ook in de voedingshandel. Ik wil nagaan of er in de regering draagvlak is – maar ik vermoed van wel – om op federaal niveau aan te kaarten of de lasten op overuren eventueel kunnen worden gemilderd. Ook hier: zolang de crisis duurt. Mij lijkt dat logisch. Het gaat om mensen die vandaag broodnodig zijn, want anders zouden ze van hun werkgever niet de vraag krijgen om overuren te presteren. Dat lijkt me dus een gerede vraag. Maar ik herhaal: het Vlaamse niveau heeft daarvoor heel weinig instrumenten. Het zijn voornamelijk federale instrumenten.
Wat ook bij velen is teruggekomen, en wat ik ook voor 100 procent onderschrijf, is dat er al meer dan 1 miljoen technisch werklozen zijn – en iets in mij zegt dat dat aantal de volgende dagen nog wel zal stijgen –, maar dat de sectoren aan de andere kant aan de alarmbel trekken omdat de oogst en de fruitpluk eraan komen. Op dit moment moeten de asperges dringend worden gestoken. Je zit met een leger van technisch werklozen en de sector schreeuwt om arbeidskrachten. Ik heb dit bij de Federale Regering neergelegd en heb daar een luisterend oor gevonden. Zij willen meedenken om mensen die de overstap als technisch werkloze naar een sector willen maken waar de lonen vaak lager zijn – want in de voedingssector liggen de lonen gemiddeld lager dan in andere sectoren – hun uitkering van technisch werkloze gedeeltelijk te laten behouden. Daar is federaal een draagvlak voor. De beslissing is nog niet genomen, maar zal waarschijnlijk niet lang op zich laten wachten. Ik denk dat dat een zeer goede maatregel zou zijn.
Wat doen wij langs Vlaamse kant? Waar staan wij klaar mee? VDAB heeft het platform klaar om matchmaker te kunnen zijn. Waar zijn de noden en waar zitten de technisch werklozen, en hoe kan men die met elkaar in contact brengen? Dat werk is bij VDAB zo goed als klaar. Als het federale niveau zegt welk deel men als technisch werkloze van zijn uitkering kan houden wanneer men in een nieuwe job stapt, dan zijn wij klaar om dat systeem te laten starten. Ik begrijp dat daar druk op de ketel zit.
We hebben de maatregelen die we al genomen hebben en de maatregelen waarover we nu aan het denken zijn. Ik denk dat de insteek moet zijn dat we mensen opnieuw aan het werk moeten krijgen, in veilige omstandigheden en met inachtneming van de richtlijnen. Ik zou niet over social distancing, maar over physical distancing willen spreken, want als we via sociale media met elkaar communiceren, is er geen social distancing, maar wel physical distancing, maar dit compleet terzijde. Hoe kan men dit in de bouwsector aanpakken? Ik zeg niet dat daar geen taken of jobs bestaan waar je die physical distancing niet kunt bewaren, maar met mijn kennis van de bouw denk ik dat men in het merendeel van de jobs de physical distancing kan respecteren. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
U bent altijd de slimste van de klas. U krijgt zo meteen opnieuw het woord.
Dat zal ik wel bepalen. (Gelach)
Ik denk dat er vandaag te gemakkelijk in een aantal sectoren naar technische werkloosheid wordt gegrepen. Ik wil de oproep van de heer Muyters ondersteunen dat het vandaag ook een teken van goed burgerschap is als men ervoor zorgt dat de maatschappij blijft draaien. Daar moeten we als overheid onze verantwoordelijkheid in nemen, maar ik roep de privésector ook op om zijn verantwoordelijkheid te nemen, natuurlijk met de veiligheid van de werknemers voorop. Daar kan niet op toegegeven worden. ‘s Morgens in een busje met acht mensen naar de werf rijden, gaat niet meer door de physical distancing, maar daar zijn toch oplossingen voor. Ik roep de privésector ook op om al het mogelijke te doen, en daar zijn heel goede voorbeelden van. Iets in mij zegt dat er ook voorbeelden zijn van bedrijven die iets te gemakkelijk overgaan naar technische werkloosheid.
Hier is de vraag over de dienstensector gerezen. Ik zeg niet dat daar geen jobs bestaan waar mensen fysiek in de problemen kunnen komen, maar heel veel van die mensen kunnen wel poetsarbeid verrichten. Ik ben bijvoorbeeld heel de week niet thuis. De meeste mensen kunnen ook gerust boven gaan zitten wanner de poetsvrouw beneden bezig is. Ik zeg niet dat er geen mensen in een heel klein appartementje wonen waar dat niet kan. Maar ik ben het er niet mee eens om heel die sector stil te leggen en niet meer te werken. Ik denk dat daar meer kan gewerkt worden dan er vandaag wordt gewerkt. In onze maatregelen houden we daar rekening mee. Mensen die niet kunnen werken, moeten natuurlijk vergoed worden. Daar bestaat geen discussie over.
Maar mensen die al te gemakkelijk overgaan naar stelsels die gemaakt zijn voor mensen die niet kunnen werken, daar moeten we toch mee opletten, zodat we niet het niet-werken stimuleren in plaats van het werken te stimuleren.
Op de heel concrete vraag van de heer Van Rompuy of er vandaag al bedrijven zijn die in moeilijkheden gekomen zijn en die een beroep doen op die garantiefondsen, daar zal collega Beke zo meteen antwoorden.
Collega Rzoska, over de freelancers en zelfstandigen in bijberoep heb ik net gezegd dat dat de categorieën zijn waar we nog geen maatregelen voor hebben uitgewerkt. Maar de mensen zijn daarmee bezig, om daar maatregelen voor uit te werken.
Ik heb uw vraag over de aanbestedingen vanmorgen binnengekregen, en ik onderschrijf uw gedachtegang volledig. Ik heb vandaag ook de opdracht gegeven aan iedereen die binnen de Vlaamse overheid aanbestedingen doet, om die aanbestedingen ook te laten doorgaan. Want inderdaad, tussen het moment dat je een aanbesteding lanceert en het moment dat het eerste werkuur gepresteerd moet worden, zit er wel wat tijd. Er waren wel wat auto-initiatieven van mensen om dat stop te zetten. Maar u hebt 100 procent gelijk. Ik sta volledig achter wat u zegt. Aanbestedingen kun je gerust op een elektronische manier regelen. Wij moeten daar als overheid zeker en vast het voorbeeld in geven. Ik onderschrijf daar ten volle wat u zegt.
Een aantal collega's hebben over communicatie gesproken. Ik ben niet stokoud, maar ik heb toch al wat jaren op de teller. In dergelijke omstandigheden is communicatie altijd een uitdaging. Ik heb nog nooit geweten dat we gezegd hebben: daar is de communicatie nu zeer vlot verlopen. Daar wil ik dus graag vragen om, als u ergens een probleem in de communicatie ziet, het ons alstublieft te laten weten. Dan lossen we het op. Ik kan u alleen zeggen dat de 1700, de unieke communicatielijn van de Vlaamse overheid, volledig geëquipeerd is om alle vragen rond de coronacrisis te beantwoorden. Ik kan het niet genoeg herhalen. Zowel op elektronische manier als via de gewone telefoon staat de 1700-lijn ter beschikking.
Ik denk dat we het relancecomité vrijdag op de ministerraad van de Vlaamse Regering zullen kunnen laten activeren. Ik heb de oproep genoteerd om het parlement daarbij te betrekken. We moeten eens bekijken hoe dat praktisch in zijn werk kan gaan. Maar het is duidelijk dat hoe meer draagvlak we voor een relancepolitiek gaan hebben, hoe beter het zal zijn. We moeten gewoon nog eens kijken naar de praktische zaken.
Mevrouw Goeman, alle steunmaatregelen openstellen voor iedereen, dat zal het niet zijn. Ik denk dat we hoe dan ook altijd gecibleerd moeten blijven.
Wat met de zelfstandigen in bijberoep? Als zij evenveel sociale bijdragen betalen als een zelfstandige in hoofdberoep, krijgen zij dezelfde maatregelen. De redenering daarachter is dat als zij minder betalen, zij waarschijnlijk nog een job hebben waar ze op kunnen terugvallen en die dan toch enig soelaas biedt.
De technische werkloosheid en de energiepremie, hoe worden die aangewend? Dat zal op een tamelijk eenvoudige manier zijn. We hebben een instantie binnen de Vlaamse overheid – het is niet VLABEL, maar de naam ontsnapt mij nu even – voor die uitbetalingen. Die krijgt van de RVA de gegevens door van de technisch werklozen en kan onmiddellijk de facturen van die mensen regelen met de energiesector. Dat gaat tamelijk automatisch.
U hebt de constructieve vraag gesteld om online cursussen van VDAB op te zetten voor de technisch werklozen. Ik vind dat een heel constructief voorstel. Ik denk niet dat wij daar al aan gedacht hadden, maar we nemen dat mee. Dat is zeker iets dat kan helpen om van een moeilijke periode een nuttige periode te maken. De maatregel om de aanmoedigingspremie over te zetten, daartoe is al beslist. Dat is in orde. Wat VLAIO betreft, verwondert het mij dat dat nog niet in orde is. Minister Beke zal daar zo meteen op antwoorden.
IBO en wijk-werken, dat hadden we ook nog niet in het vizier. Ik neem die vragen ook mee. We zullen dat bekijken. De suggestie die de heer Muyters zonet gedaan heeft, om de periode op te schorten gedurende de duurtijd van de crisis, om er daarna dan gebruik van te kunnen maken, lijkt me logisch. We gaan dat in ieder geval meenemen. Ik denk niet dat dat al op onze radar stond.
Ik denk dat ik daarmee een deel van de vragen heb beantwoord.
Minister Beke heeft het woord.
Ik zal namens minister Crevits nog wat aanvullende antwoorden geven.
Wat de kinderopvang betreft, hebt u daarstraks blijkbaar niet goed begrepen dat we hebben beslist om daar wel een compensatie voor te geven. Ook de onthaalmoeder valt daaronder.
Op dit moment zijn er twee vragen binnen bij Gigarant. Samen met de federale overheid wordt bekeken of die federale waarborg niet dubbelop is.
De dienstencheques vallen vandaag niet onder de regeling die is afgesproken. Er is afgesproken dat de middelen die daaruit niet worden gebruikt, in de sector zullen blijven. Hoe en wat zal nog verder door de minister worden uitgewerkt maar dat zal dus geen ‘besparing’ zijn.
De strijd tegen corona is een strijd die ook met heel wat van onze bedrijven en instellingen wordt aangegaan. Er zijn momenteel veel bedrijven en instellingen die op tal van terreinen op hun manier die strijd voeren. Ik denk aan het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) dat werkt aan een mogelijk geneesmiddel. Daarnaast heeft Flanders Make 1 miljoen euro vrijgemaakt om prototypes van beademingstoestellen op te schalen. Het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec) heeft een aantal tools mee ontwikkeld. Ook de farmaceutische en de biochemische industrie werken mee. Het Rega Instituut heeft van de Bill Gates Foundation duizend kandidaat-molecules gekregen en is daar momenteel mee aan de slag.
De Europese Commissie heeft drie projecten goedgekeurd waaronder het project van professor Herman Goossens aan de Universiteit Antwerpen voor het onderzoek in de strijd tegen corona. En er zijn nog tal van andere onderzoeksinitiatieven die op dit ogenblik lopen en die hopelijk de nodige resultaten zullen opleveren.
Er is ook gevraagd naar dataverwerking. Het Vlaams Supercomputer Centrum heeft laten weten dat de rekentijd ter beschikking zal worden gesteld van academici en bedrijven. Dit is natuurlijk een moment van crisis maar ook een moment van lering om daar in de toekomst mee verder te gaan.
Ik heb nog geen antwoord op de vraag of het op de VLAIO-website staat.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik heb nog een aantal specifieke vragen over de hinderpremie. Die is nu ook toegekend aan de kapsalons maar geldt die ook voor de kappers die geen eigen salon hebben maar aan huis diensten leveren?
Wat de bouw betreft, gaat het niet zozeer over het feit dat zij hun werk niet kunnen doen omdat ze die afstand niet kunnen houden. Het probleem is vooral dat ze geen leveringen meer krijgen van hun toeleveranciers omdat die gesloten zijn. Het is een beetje een verhaal langs twee kanten.
Minister Beke, wat de kinderopgang betreft, zegt u dat er compensaties zijn voorzien. Ik vraag u tweemaal welke en u antwoordt daar niet op. Ik zou graag de details hebben van die compensaties voor de kinderopvang.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik ben heel blij met de antwoorden die ik heb gekregen. Waar er schade is, wordt bekeken hoe er een gedeelde tegemoetkoming kan komen. Veel mensen en bedrijven zitten daarop te wachten. Het zou ook heel goed zijn wanneer die technische werkloosheid gedeeltelijk bewaard zou kunnen blijven voor mensen die toch aan de slag gaan vanuit de filosofie om mensen aan het werk te krijgen.
Op één vraag heb ik geen antwoord gekregen. Dat is ook een vraag geweest richting het federale niveau. Dat is die springplank voor zelfstandigen, en de vraag om die ook mee te nemen, om dat ook uit te stellen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik wil misschien nog eens herhalen dat ik heel blij ben met de maatregelen die worden genomen voor mensen die vandaag hun inkomen of een deel daarvan verliezen. Ik heb dat daarnet misschien niet duidelijk genoeg gezegd. Ik wil daar absoluut mijn waardering voor uitspreken. Langs de andere kant is er die toon die hier een klein beetje begint te heersen: enerzijds worden mensen te snel op technische werkloosheid gezet, en anderzijds is het een daad van burgerschap om te gaan werken in sectoren waar dat vandaag niet strikt noodzakelijk is. Ik heb het daar een heel klein beetje moeilijk mee. Als het bijvoorbeeld over de bouwvakkers gaat, zit je niet alleen met het probleem van levering. Er is ook een groot probleem rond hygiëne in de bouw. Mensen moeten daar wel degelijk samen rond machines werken, waardoor ze dicht bij elkaar in de buurt staan. Ook het probleem van de busjes is een reëel probleem. En er is het probleem rond hygiëne: bouwvakkers moeten vandaag hun handen wassen in één emmer water. Er is geen zeep of wat dan ook aanwezig vandaag. (Opmerkingen van minister-president Jan Jambon)
Minister-president Jambon, u krijgt zo meteen het woord.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik denk dat het heel terecht is dat daar vandaag zaken worden stilgelegd. Ik vind dat er een grote onderschatting is: er zijn vandaag nog heel veel mensen aan het werk die ons honderden of duizenden getuigenissen opsturen over hoe de voorschriften bij hen op het werk worden geschonden. Het probleem vandaag is dus niet in de eerste plaats dat er te veel mensen op technische werkloosheid worden gezet. Het probleem is dat er nog veel te veel mensen moeten doorwerken in onveilige omstandigheden. De manier waarop er wordt neergekeken op mensen die denken aan de veiligheid van zichzelf, hun collega’s en de mensen naast hen – die ze achteraf verder kunnen besmetten – vind ik niet helemaal oké.
Ik heb ten tweede nog enkele technische opmerkingen. Mensen die op technische werkloosheid vallen en ineens hun inkomen verliezen, hebben hulp nodig. Dat is correct. Maar het is natuurlijk niet zo dat dat bij andere mensen niet het geval is. Mensen met een interimjob verliezen ook meteen hun inkomen, net zoals mensen met freelancecontracten. Ook zij hebben uiteraard nood aan ondersteuning. Ten tweede zijn er de zelfstandigen in bijberoep, die een andere job hebben waarop ze kunnen terugvallen. Dat zal in veel gevallen zo zijn, maar in een aantal gevallen ook niet. Denk bijvoorbeeld in de cultuursector. Daar werken mensen vaak als zelfstandige in bijberoep, en werken ze voor hun hoofdberoep bijvoorbeeld met interimcontracten. Dat valt dus ook allemaal weg. Dat zijn specifieke zaken, en ik ben blij dat daarnaar wordt gekeken. Maar laat ons niet zomaar zeggen dat die zelfstandigen in bijberoep sowieso een ander inkomen hebben. Dat is jammer genoeg vandaag niet het geval.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister-president, laat me beginnen met te zeggen dat ik heel blij ben met uw engagement om ook iets te doen voor de freelancers. Ik neem aan dat dan ook geldt voor de interimmers en mensen met dagcontracten. Want dat was natuurlijk mijn punt: er moet iets gebeuren voor iedereen die vandaag zijn inkomen verliest. Het gaat over mensen die normaal gezien gaan werken maar die door de crisis nu thuis zitten, omdat ze gewoonweg niet kunnen werken. We zijn dus blij met dat engagement. We gaan dat zeker nauwgezet opvolgen.
Een tweede punt gaat over die eenmalige premie voor water, elektriciteit en gas. Ik begrijp die redenering. Mensen op technische werkloosheid verliezen een deel van hun inkomen. Zij vallen terug op 70 procent, dus er moet een compensatie komen. Dat is een mooie geste, maar dat geldt natuurlijk a fortiori voor mensen die freelance werken en mensen met dagcontracten of interimcontracten. Die vallen vandaag terug op een inkomen van 0 euro. Daarom vragen wij ook om te zorgen voor een compensatie voor die mensen, want zij hebben het zo mogelijk nog harder nodig.
Tot slot, wat de poetshulpen betreft: ik denk dat er heel wat poetshulpen zijn die wel willen werken. Mijn poetshulp heeft mij gecontacteerd om te vragen of ze alsjeblieft mocht komen werken. Maar ik heb haar gezegd dat het mij dat niet veilig leek om te komen poetsen, want ik zit thuis. Het probleem is vooral dat er vandaag heel veel mensen afzeggen. Dat is blijkbaar ook het geval bij het poetsbedrijf waar mijn poetsvrouw voor werkt, want die zijn zelf gesloten. Het grote probleem is dus vooral dat zij vandaag geen beroep kunnen doen op technische werkloosheid. Daarom vragen wij dat er toch een duidelijk signaal komt: het is nodig om te sluiten, voor de veiligheid van de mensen thuis en voor de poetshulpen zelf. En er komt een compensatie. We moeten een manier zoeken om ervoor te zorgen dat die mannen en vrouwen die vandaag al met een heel laag loon moeten rondkomen, toch het einde van de maand halen.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister-president, minister, ik dank jullie voor het heldere antwoord. Die hinderpremie is nu heel duidelijk. Ik ben ook blij dat er een nieuwe generieke regeling komt voor al die andere situaties. Dat is nog even wachten, maar het is toch al hoopvol nieuws.
Wat de maatregelen betreft om mee te geven aan het federale niveau: als u in overleg gaat – ik heb begrepen dat dat heel goed en nauwgezet gebeurt met alle niveaus samen –, neem dan misschien ook de maatregelen mee die betrekking hebben op overuren. Ik denk aan bruto netto laten zijn, en soortgelijke zaken. We kennen dat van de horeca van vroeger. Dat werkt, dat is generiek, dat bestaat. Hetzelfde geldt voor de flexi-jobs: we kennen dat, we weten dat het bestaat. Het is eenvoudig. Dan kun je mensen inzetten.
Ik zal zo dadelijk in het onderdeel Landbouw over voeding tussenkomen.
Een heel moeilijke discussie betreft de vraag of we iedereen moeten aanmoedigen die aan het werken is. Ze hebben natuurlijk ook allemaal mijn respect. Dat is nodig om de economie niet helemaal te laten stilvallen, maar aan de andere kant, als er dan toch wordt gekeken naar aanmoedigingspremies voor mensen die werken, zorg er dan in de eerste plaats voor dat mensen in de zorg niet uitvallen. Daarmee pik ik heel even in op de discussie van daarnet. Als er iets gebeurt, fixeer wat ons betreft daarop.
Wat de hele discussie over werken en niet werken betreft: ik denk niet dat het zwart-wit is. Ik denk dat er bij heel veel mensen ook angst leeft, en ik vind dat heel begrijpelijk als je ziet hoe onvoorspelbaar dit virus is en hoe het om zich heen grijpt. Dit zal dus van dag tot dag moeten worden bekeken. Ik begrijp die angst ook, ook als het bijvoorbeeld gaat over die poetshulpen. Uiteraard kan social distancing daar: je kan boven zitten en beneden laten poetsen. Minister-president, als er echter iemand in je huis komt die besmet is en die heeft je huis gepoetst, dan is ook je hele huis wel aangetast. Omgekeerd, als iemand komt poetsen in een huis waar er een besmettingshaard is, dan gaat die ook besmet terug naar buiten. Het is niet zwart-wit. We moeten mensen die werken ondersteunen, maar op dit moment toch nog even ‘safety first’ wat ons betreft.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Vooreerst kan er niet de minste twijfel over zijn dat in de strijd tegen het coronavirus voor deze regering geldt dat de gezondheid voorgaat op de economie. Dat is de lijn die ze altijd heeft gevolgd en die ze ook zal blijven volgen.
Ten tweede wil ik nog eens zeggen dat we nu, nu 1 miljoen mensen tijdelijk werkloos zijn, ervoor moeten zorgen dat tijdelijke werkloosheid geen structurele werkloosheid wordt. Ik ben dus blij met de initiatieven die de minister-president al heeft aangekondigd om daar werk van te maken, en blij dat we dat doen zoals we tot nu toe bezig zijn, namelijk door maatregelen te nemen die tijdelijk en doelgericht zijn. Ik denk dat dat de goede aanpak is. Op die manier zorgen we ervoor dat de budgettaire last niet onnodig wordt opgedreven.
Dat zijn de twee principes die de regering heeft gehanteerd en blijft hanteren, waarvoor dank.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Natuurlijk is dat geen zwart-witdiscussie, van ‘iedereen kan werken’. Het is niet voor niks dat specialisten zeggen dat er geen gevaar is als men de regels van physical distancing respecteert. Dat moet dus toch het criterium zijn, daar waar dat kan. Mijnheer D’Haese, ik heb juist zelf het voorbeeld gegeven: naar de werf rijden zoals vroeger, met zes, zeven of acht man in zo’n busje opeengepropt, dat gaat niet meer in dat kader. Het is de taak, de opdracht van de werkgever om dan te bekijken hoe dat kan worden opgelost. Dat moet dus eerst worden opgelost voor men daarheen gaat, maar dit zijn voor mij oplosbare dingen. Hetzelfde geldt voor wat u zegt over zich met twee in een kom wassen. Toen we vroeger als kleine jongens voetbalden, was dat ook zo. Toen was dat zo’n zinken kommetje waarin we ons moesten wassen. Dat zijn toch ook zaken die oplosbaar zijn. Dat is eigenlijk mijn pleidooi. Wij als overheid moeten daarop toezien, denk ik. Dat engagement is er ook. De politie heeft die opdracht. Ze mag de regels van social, physical distancing op werven gaan controleren. Onze inspectiediensten werken ook gewoon door om dat na te gaan. Werknemers en werknemersorganisaties zien waar er een overtreding is en kunnen de overheid contacteren om daarop te laten toezien. De werkgever heeft in dezen de verantwoordelijkheid, vind ik. Daar mag niet mee worden gesold, want dat is veel te gevaarlijk voor de gezondheid van zijn werknemers, van de familie, van heel de maatschappij. Men kan echter heel wat werven zo inrichten dat dat kan doorgaan. Het is waar dat dat niet zwart-wit is. Er zullen natuurlijk omstandigheden zijn, ook in de bouwsector, waardoor men moet besluiten dat het ergens echt niet gaat. Dit is echter ook niet een generieke regel. Ik ben het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) gaan bezoeken. Dat zijn ruimtes die misschien nog groter zijn dan de ruimte van dit parlement. Dan zie je daar twee, drie mensen werken, ieder in een hoek. Ik zie niet in hoe dat enig gevaar kan betekenen voor de volksgezondheid, maar die werken daar zijn stilgelegd, en daar was doorheen de jaren toch al enige vertraging. Ik wil maar zeggen dat men dat situatie per situatie moet bekijken. Daar waar kan worden gewerkt, in gezonde omstandigheden, want daarop kan niet worden toegegeven, daar moet worden gewerkt. Ik denk dat dat onze gids moet zijn.
Minister Beke heeft het woord.
Men vroeg mij heel concreet te zijn over de kinderopvang. Wat betreft de groepsopvang krijgt men per afwezigheidsdag 27 euro voor opvang met vrije prijs, 20 euro voor opvang met inkomenstarief en 18,5 euro voor opvang met inkomenstarief met onthaalouders, sui generis of in een werknemersstatuut. Voor de gezinsopvang is dat voor de opvang vrije prijs 17,5 euro, voor de opvang met inkomenstarief 17,5 euro en voor opvang met inkomenstarief met onthaalouders 18,5 euro.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Krijgen de kapsters aan huis ook een hinderpremie? Daar is niet op geantwoord.
Dan gaan we over naar het thema Landbouw en Visserij.
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Voorzitter, we weten allemaal dat de landbouw een belangrijke rol speelt in onze voedselbevoorrading en ze zitten ook in een cruciale periode. De sector kent twee grote uitdagingen. Ten eerste vraagt de land- en tuinbouw naar arbeidskrachten. Die arbeidskrachten komen vaak uit Oost-Europa, maar zijn door de coronacrisis teruggekeerd naar huis. Deze problematiek is al op federaal vlak deels aangepakt door de tewerkstellingsperiode voor seizoenarbeiders uit te breiden, maar ook op Vlaams niveau wordt er gezocht naar maatregelen. Zo is aan VDAB gevraagd om vacatures maximaal in te vullen en sneller werkzoekenden naar dit soort van jobs toe te leiden. Hoe verloopt dit proces vandaag?
Daarnaast wil ik een lans breken voor de sierteelt die bijzonder zwaar getroffen wordt door de coronamaatregelen. Voor heel wat van die bedrijven is het voorjaar de belangrijkste periode van het jaar, dikwijls met heel hoge percentages omzet die ze dan realiseren. Op dit moment staat al het kapitaal van die bedrijven in de serres. De bankrekening van veel van die bedrijven is leeg, terwijl die dikwijls al was aangevuld met seizoenskredieten. Zij zitten echt in de problemen. De verkoop is volledig stilgevallen en het zou niet onlogisch zijn dat wij voor die sector een noodfonds opzetten. Ik wil dan ook graag aan de regering vragen om een overzicht te geven van welke maatregelen ze neemt om de sierteeltsector te ondersteunen.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik wil twee elementen aanbrengen in verband met de landbouwsector. Ik begin met de korte termijn. Het is de tijd van de asperges, van de spinazie en ook de aardbeien komen eraan. Enfin, de velden staan vol en het zou echt een ramp zijn, mochten we met oogsten zitten die verloren gaan terwijl er mensen honger hebben. Die match moet gemaakt worden. We hebben daar helpende handen voor nodig. U hebt er al naar verwezen. Ik vind het heel goed dat u het bij de federale overheid op de tafel hebt gelegd dat er gekeken moet worden hoe we meer mensen kunnen laten helpen bij het oogsten.
Het is niet alleen kwestie om die verse producten van het veld te krijgen, maar er is ook een afzetmarkt nodig. Ook daar loopt het fout. We hebben het er daarnet eventjes over gehad toen het ging over de voedselbanken, maar bijvoorbeeld alle leveringen aan de horeca zijn stilgevallen. Ik weet wel dat er aan supermarkten wordt geleverd, maar alles wat naar de horeca ging, kan niet meer verkocht worden. We zullen dus op korte termijn ook afzetmarkten nodig hebben om het voedsel niet verloren te laten gaan en niet met overschotten te zitten.
Dus, op korte termijn: hoe vermijden we overschotten en hoe krijgen we de oogst van het veld?
Op de lange termijn is het net het omgekeerde. Hoe zorgen we ervoor dat we binnen een half jaar, binnen een jaar nog een oogst hebben? Ik heb het dan over de financiële leefbaarheid van die sector. Er zijn op federaal vlak maatregelen genomen. De bazooka is ingezet om bedrijven in financiële moeilijkheden verder te helpen.
Het hoeft hier geen betoog dat het in de landbouwsector heel vaak gaat over bedrijven die financieel elke keer op het randje zitten, die op het scherp van de snede leven, die de voorbije maanden en jaren de ene natuurramp na de andere te verwerken hebben gekregen. Als je dat bekijkt in de definitie als ‘financieel leefbare sector’, dan is dat op dit moment niet zo wegens die natuurrampen. Ik heb aan minister Crevits al laten weten dat ik de maatregelen die zij al heeft genomen, enorm apprecieer. Maar alstublieft, kijk ook naar de financiële leefbaarheid op langere termijn want anders gaan we van een periode van overschot naar een periode van voedseltekort. Op het moment dat de grenzen dichtgaan, dat de handel stilvalt, is de voedings- en landbouwsector een strategische sector voor ons land. Ik kan daar maar de nadruk op leggen. Ik weet dat je hier niet een-twee-drie op kunt antwoorden maar we zullen dit wel moeten meenemen.
Punctueel: de collega heeft gelijk dat we allemaal vragen krijgen over de sierteelt en de discussie over de tuincentra. Wat ik heel jammer vind, is dat sommigen wel open kunnen zijn en andere niet. Ik begrijp dat niet alles en iedereen open kan, maar een lijn trekken, dat zou wel helpen.
Tot slot, als de mensen in hun kot moeten blijven, en dat moeten ze, en dat kot wordt soms ook hun tuin, dan moeten we misschien toch eens kijken of er ten aanzien van de containerparken iets kan worden gedaan. Dat is afval, dat is groenafval. Als daar social distancing kan, en u doet een oproep om cruciale dingen aan het werk te houden, dan zou dat misschien een klein verschil maken.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, onze vragen bij dit thema gingen vooral over de sector van de siertelers, die normaal gezien het grootste deel van hun omzet zouden gerealiseerd zien in de komende weken wanneer het lente is, wanneer het een beetje zonnig wordt en mensen in de tuin gaan werken. Ik ga de vragen die door de voorgaande sprekers gesteld zijn, niet herhalen. Ik wil gewoon benadrukken dat wij ook vragende partij zijn dat hier duidelijkheid in komt, dat hier een lijn in wordt getrokken. Ik heb ook de vraag welke steunmaatregelen eventueel voor deze sector van sierteelt en tuincentra kunnen worden uitgewerkt.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Wat betreft de containerparken, begrijp ik dat de mensen nu tijd hebben. Het is mooi weer, de zolder wordt opgeruimd, de garage wordt opgeruimd, de kelder wordt opgeruimd. De bevoegde minister zal straks komen, anders moeten we het debat dan met haar verder voeren. Ze werd op een bepaald moment geconfronteerd met het feit dat er in de huisvuilophaling gaten vielen en dat het voor de hand lag dat mensen van de containerparken die gaten gingen opvullen. Het containerpark is één zaak, maar de huisvuilophaling is toch nog iets meer prioritair dan de containerparken. Dat was een probleem waar we mee werden geconfronteerd.
Een tweede probleem, misschien nog moeilijker in dezen, is dat eenmaal de containers vol waren, ze niet meer weggehaald werden. Zeker als er veel mensen naar dat containerpark gaan, zijn die containers op een halve dag of een dag vol. Er wordt verder bekeken hoe we dat kunnen oplossen. Maar dat is de reden waarom ze zijn gesloten.
Wat betreft de tuincentra wordt gezegd dat de ene open mogen blijven en de andere niet. Het is altijd zo dat wanneer je een beslissing neemt, er altijd een snijzone is van wat wel en wat niet kan en waar je vragen bij kunt stellen. Wat is hier het geval? De winkels die dierenvoeding verkopen, mochten openblijven. Om een kat een kat te noemen: de tuincentra van AVEVE verkopen dierenvoeding en daarom mochten zij openblijven. Dit is zoals grootwarenhuizen voeding verkopen maar tegelijkertijd ook non-food, waar andere winkels, die enkel non-food verkopen, dicht moeten. Die grootwarenhuizen die voeding verkopen, mogen openblijven en ook de non-food verkopen.
Mijn persoonlijke mening is dat je, zeker als je naar het weer kijkt en als je weet dat tuincentra meestal grote oppervlakten hebben, je daar toch de physical distancing gemakkelijk moet kunnen bewaren. Aan de andere kant geef je dan de mensen ook de kans om in hun tuin en dergelijke bezig te zijn. Ik denk dat we toch eens moeten kijken of daar geen versoepeling mogelijk is. Maar dat is materie voor de Nationale Veiligheidsraad, dat moeten we op dat niveau aankaarten. Ik begrijp in ieder geval dat we hier een redenering op kunnen loslaten dat je, mits het te organiseren, social distancing niet in gevaar brengt en een heel groot stockverlies voor tuincentra zou kunnen vermijden en mensen die in hun kot moeten blijven, om het zo zeggen, bezighouden. Niet alleen mensen met een tuin maar ook mensen met terrassen en dergelijke, beginnen te planten, want de lente is in het land.
Maar zoals ik zei, hebben wij dat niet alleen in de hand; dat moeten we binnen de Nationale Veiligheidsraad bespreken.
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Dank u wel, minister-president. Ik hoop dat u dan ook de vraag inzake de sierteelt ondersteunt? Of gaat minister Beke daarop antwoorden?
Minister Beke heeft het woord.
Ik antwoord in de plaats van collega Crevits.
Eerst en vooral blijkt in dit soort omstandigheden nog maar eens dat de landbouwsector veel meer is dan alleen maar een economische sector. Het is een strategische en cruciale sector. Er zijn veel producten waar je zonder kunt, maar er zijn ook veel dingen waar je elke dag nood aan hebt en dat zijn de producten die de landbouw voortbrengt. Dat is één zaak.
De landbouw wordt met verschillende problemen geconfronteerd. Een personeelstekort is daar een van, de afzetmarkten een ander. Ook de schaderegelingen zijn een uitdaging. Daarom heeft de Vlaamse Regering op voorstel van minister Crevits beslist om er op Europees niveau op aan te dringen dat er steunmaatregelen komen die ook opengesteld worden voor de brede land- en tuinbouw en visserijsector, met een prioriteit voor bederfbare producten die niet tijdig geoogst, verwerkt of verkocht kunnen worden. We zullen er met de Vlaamse Regering op aandringen dat de Europese crisismaatregelen geactiveerd worden en dat de sierteeltproducten daar ook voor in aanmerking komen.
We voorzien ook in een versnelde uitbetaling van de lopende investeringsdossiers, een waarborgregeling en een soepelheid bij de termijnen inzake administratieve verplichtingen. Er is inzake de tijdelijke tewerkstelling, een kritiek punt binnen deze sector, ook overeengekomen dat VDAB de kritieke vacatures sneller zal opvolgen en werkzoekenden sneller zal toeleiden naar de agrovoedings- en de landbouwsector.
Voor de sierteeltsector kan deze crisis op geen slechter moment komen dan nu. Dat is voor iedereen zo, maar in het bijzonder voor deze sector. Daarom is aan de Europese Commissie gevraagd om een opkoopregeling te treffen voor bederfbare producten die niet tijdig geoogst kunnen worden. Er is voor siertelers ook een VLIF-investeringsdossier (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) dat nu sneller afgehandeld en uitbetaald zal worden. Ten slotte komt er een waarborgregeling voor landbouwers die nood hebben aan overbruggingskredieten om hun vaste kosten te financieren. Daarbij zal prioritaire aandacht besteed worden aan siertelers. Daarnaast zijn er natuurlijk ook nog de generieke maatregelen.
‘Last but not least’ wil ik het nog hebben over de seizoensarbeid, want dat is ook een gigantisch probleem. Ik moet daarbij wel vermelden dat de grenzen weliswaar gesloten zijn, maar niet voor hen die moeten gaan werken. Belgen die in Nederland werken, moeten de grens over kunnen en dat geldt evenzeer voor de mensen die bij ons als seizoensarbeider werken. Voor sommigen is dat echter niet meer zo eenvoudig, bijvoorbeeld omdat ze van wat verder komen. Maar daarom is afgesproken binnen de federale overheid dat seizoensarbeiders een tweede plukkaart kunnen verkrijgen, waardoor ze 130 dagen hier kunnen werken in plaats van 65 dagen. Ze hebben daar natuurlijk ook een arbeidskaart voor nodig en minister Crevits zal vrijdag voorleggen dat die mensen hun arbeidskaart kunnen laten verlengen. We zullen dat vrijdag dus bespreken, maar iets in mij zegt dat dat niet zo’n zwaar discussiepunt zal worden. Dankzij die maatregelen kunnen seizoensarbeiders hier in deze uitzonderlijke omstandigheden langer blijven en zo het tekort opvangen.
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Ik ga het heel kort houden. Ik wil minister Crevits eerst en vooral bedanken voor de maatregelen voor de sector.
Wat de recyclageparken betreft, heb ik wel nog twee kleine opmerkingen. Ten eerste vermoed ik dat er heel wat lokale besturen zelf maatregelen beginnen te nemen, zoals de groendiensten zelf organiseren. Ze kunnen inderdaad niet anders, maar dat gevaar bestaat wel en we moeten erover nadenken. Er zal bijvoorbeeld meer zwerfvuil zijn, zoals mevrouw Rutten hier al aanhaalde. Dat is een eerste belangrijke opmerking die we moeten meenemen in de discussie.
Twee, er wordt nu door de verschillende intercommunales gecommuniceerd over andere manieren om je tuin te onderhouden, om een composthoop te maken, om een plaats te voorzien voor je groenafval, maar ook om je etensafval te laten opeten door dieren, zijnde kippen. Nu, kippen mogen niet meer worden verkocht. Dat is een element waarmee de Nationale Veiligheidsraad rekening kan houden.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik wist al waarom de containerparken in de eerste plaats waren dichtgegaan en ik begrijp dat ook zeer goed. Maar in de afvalverwerking is dit een strategische sector. Als er wordt opgeroepen om die boel te laten draaien, dan graag. We zien de gevolgen met zwerfvuil en het storten van allerlei zaken. Als burgemeester heb je gewoon de verantwoordelijkheid om het op een bepaald moment te regelen.
De federale bazooka voorziet in overbruggingskredieten, maar de voorwaarde is dat bedrijven in financiële gezondheid waren op 1 maart. Dat begrijp ik zeer, zeer goed, want we gaan geen bedrijven die toch al failliet gingen voor de crisis, toch nog proberen te redden.
Alleen, de landbouwsector heeft een heel specifieke financiële structuur. Daar moet dus worden gematcht. Als je met droogte wordt geconfronteerd of met stormen, schadedossiers hebt lopen en in een financieel precaire situatie zit, dan zou het heel erg zijn dat men voor financiële steun niet in aanmerking zou komen, net omdat dit op de lange termijn een strategische sector is.
Dit thema is ook afgerond. Dan hebben we nog Wetenschap en Innovatie. Zonder er veel van af te weten, is deze vraag al gedeeltelijk beantwoord.
De heer Muyters heeft het woord.
Minister Beke heeft een begin van antwoord gegeven. Het is heel duidelijk. We hebben in Vlaanderen unieke instrumenten en ook unieke instellingen waar onderzoek door bedrijven, door onderzoeksinstellingen en door de overheid samen wordt gedaan. Die kunnen effectief worden ingeschakeld voor deze coronacrisis. U hebt al VIB vernoemd, imec en Flanders Make. Wie is daarmee bezig?
Hierover heb ik nog een bijkomende vraag. Het is essentieel dat er ook de nodige soepelheid aan procedures wordt gegeven. Ik denk hierbij aan het VIB, dat een antistof heeft ontwikkeld die de binding tussen het COVID-19-virus en menselijke cellen kan verhinderen. Er zijn zeer goede redenen om aan te nemen dat dat effectief gaat lukken. Dat onderzoek is vroeger al gebeurd op andere ziekten en dat kan ook hier worden gebruikt.
Natuurlijk kan er vandaag onderzoek worden gedaan op mensen. Normaal gezien kan dat pas na een jaar, maar dan zijn we een jaar verder. Het is nu of niet dat je die expertise kunt opdoen en gebruiken. Het moment is nu om daarmee verder te gaan. Ik vraag uitdrukkelijk dat het proces wordt versneld, uiteraard zonder de veiligheid in het gedrang te brengen. Er zijn manieren die dat mogelijk kunnen maken. Ik vraag dat jullie zich zeer goed informeren en dit meenemen naar het federale niveau om die procedure te versnellen zodat we sneller een effect hebben van dat onderzoek van het VIB.
Minister-president Jambon heeft het woord.
We zullen dat meenemen. Dat is federale materie. Ik noteer het op het lijstje voor de federale overheid.