Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het hoge aantal leerlingen in het Vlaamse basisonderwijs dat als thuistaal niet het Nederlands heeft
Verslag
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, collega’s, op tien jaar tijd is het aantal anderstalige kleuters in ons Vlaamse onderwijs sterk toegenomen, het gaat over een op de vier. In een gemiddelde klas van twintig leerlingen spreken vijf leerlingen thuis geen Nederlands. Bovendien zijn die cijfers uiteraard een schromelijke onderschatting van de situatie in de grote steden, waar ze gemakkelijk 50 procent of meer bedragen, zoals in Ninove. De Vlaamse cultuur en taal staan daar onder grote druk.
Die kinderen spreken thuis niet allemaal dezelfde taal, zij spreken thuis Turks, Arabisch, Albanees, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het resultaat daarvan is dat ons Vlaamse onderwijs een modern Babylon is geworden, met Babylonische spraakverwarring tot gevolg. En wie kan dit allemaal oplossen? Onze leerkrachten. Stel u voor dat u in een klas staat waar vijf leerlingen geen jota begrijpen van wat u vertelt. U wilt iets tegen de ouders zeggen, maar zij begrijpen niet wat u vertelt. Dat moet heel erg frustrerend zijn. We hebben al leerkrachten te kort, laten we ze alstublieft niet te erg frustreren.
Maar er is ook goed nieuws. Minister Weyts kondigt testen aan op het einde van de derde kleuterklas en laat in de krant verstaan dat als kleuters niet slagen voor die testen, ze verplicht een taalbadjaar of, misschien klinkt dat iets minder agressief in de oren, een wereldklas moeten volgen.
Minister, als ik morgen mijn rijexamen afleg en ik slaag niet, dan zal men mij geen rijbewijs geven, en dat is maar goed ook. Waarom een test ontwikkelen als u niets doet met de resultaten daarvan? Vandaar mijn heel concrete vraag welke consequenties u zult koppelen aan die test. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
De samenleving evolueert en verandert constant, en dat is ook zo in het onderwijs. Statistiek Vlaanderen publiceert jaarlijks nieuwe gegevens over de kenmerken van de leerlingen in onze Vlaamse scholen, en uit die cijfers blijkt dat steeds meer kleuters en leerlingen uit het lager onderwijs thuis geen Nederlands spreken
Vorig jaar sprak maar liefst 24 procent van de kleuters en 21 procent van de leerlingen lager onderwijs thuis een andere taal. Vijf jaar geleden was dat nog 19,8 procent van de kleuters en 17,3 procent van de leerlingen lager onderwijs.
In Brussel, waar ik zelf woon, is de toestand nog een stuk ernstiger. Vorig schooljaar sprak maar liefst 75,2 procent van de kleuters en 72 procent van de leerlingen lager onderwijs thuis een andere taal. Dat komt er dus op neer dat drie op de vier kinderen in het Nederlandstalige basisonderwijs in Brussel het Nederlands niet als thuistaal heeft.
We weten allemaal hoe belangrijk de kennis is van de onderwijstaal, van het Nederlands, voor een succesvolle schoolloopbaan. Die cijfers bewijzen dan ook dat maatregelen om de taalachterstand bij leerlingen op een zo jong mogelijke leeftijd bij te spijkeren, broodnodig zijn.
Minister, de Vlaamse Regering zet sterk in op de kennis van het Nederlands, en dat is terecht. Op welke manier zult u er specifiek voor zorgen dat het effect van de thuistaal niet-Nederlands de schoolloopbaan van leerlingen niet in het gedrang brengt?
Minister Weyts heeft het woord.
De cijfers zijn onrustwekkend, maar vooral de evolutie is onrustwekkend. Tien jaar geleden sprak 16 procent van de kleuters thuis geen Nederlands, nu is dat al 24 procent. Dat is een stijging met 8 procent, maar relatief bekeken is het een stijging met de helft. In het lager onderwijs stijgt het aantal van 12 naar 20 procent, dat is een nog grotere stijging. Het gaat ongelooflijk snel.
Daarom is het ook niet toevallig dat de focus in heel ons regeerakkoord, of toch alleszins in het onderwijsluik, op Nederlands, Nederlands, Nederlands ligt. Dat vertaalt zich concreet in het voorstel om een taalscreening te introduceren op het einde van de kleuterklas. Als er dan een taalachterstand wordt vastgesteld, zullen we daar ook iets aan doen. We koppelen daar dus bindende gevolgen aan. Er is inderdaad hier en daar nog een puntje van discussie, maar binnen enkele weken kom ik met die regeling naar u, naar dit parlement. We zullen zien wat de uitkomst daarvan zal zijn, maar ik vind dat wel essentieel.
Ik betreur het enigszins dat die discussie als een links-rechtstegenstelling wordt opgevat, want dit gaat bij uitstek over gelijke kansen. Als je aan het lager onderwijs begint met een taalachterstand, dan zal die achterstand alleen maar groter worden. Je kunt nooit gelijk eindigen aan de meet, als je aan de start niet over een gelijke, minstens evenwaardige kennis van het Nederlands beschikt, want het Nederlands is de sleutel tot alle andere kennis.
Een tweede concrete maatregel is dat we nu al in heel veel extra middelen en omkadering voorzien in het kader van socio-economische kenmerken, maar ook op het vlak van taal. Als er wordt vastgesteld dat er heel veel kinderen in een school zitten die een andere thuistaal dan het Nederlands hebben, dan gaan er extra middelen naar die scholen en zorgen we voor extra omkadering. We willen ook wel dat die middelen terechtkomen in de klas waar ze gebruikt kunnen worden waarvoor ze bestemd zijn.
Een derde maatregel die we heel concreet vooropstellen, is het aanscherpen van de eindtermen. In het basisonderwijs leggen we de lat hoger inzake de kennis van het Nederlands. De eindtermen zeggen eigenlijk wat je moet kennen en kunnen op groepsniveau. Daar willen we basisgeletterdheid aan vastkoppelen. Dat gaat over de vereisten en wat je moet kennen en kunnen op individueel niveau. Ook op het vlak van het Nederlands zeggen we echt wat je als leerling moet kennen en kunnen.
Tot slot zijn er enkele kleinere maatregelen. In de lerarenopleiding willen we het Nederlands versterken. We hebben nu extra middelen voorzien voor het kleuteronderwijs, met 71 miljoen euro extra. Voor het hele basisonderwijs komt er ook nog eens 100 miljoen euro bij. Ook daar willen we vanzelfsprekend enige klemtonen in het voordeel van het Nederlands leggen. U zult het de volgende jaren nog meermaals horen dat deze Vlaamse Regering de focus legt op Nederlands, Nederlands, Nederlands. (Applaus bij de N-VA)
Dank u voor uw antwoord.
Minister, ik hoor u graag praten, maar ik heb soms het gevoel dat u praat zonder veel te zeggen. Het probleem is dat ons onderwijs nú nood heeft aan maatregelen. U zegt dan dat die testen een puntje van discussie zijn, of dat u binnen dit en enkele weken met concrete maatregelen komt, maar het is hoog tijd, minister. Het is hoog tijd dat wij weten wat u zult doen, het is hoog tijd dat onze leerlingen weten wat u zult doen, het is heel hoog tijd dat onze leerkrachten weten wat u zult doen.
Ik vind uw ideeën heel goed, maar ik vind ze niet genoeg. Zoals ik ook al in de commissie heb aangehaald, ben ik het ermee eens dat kleuters gescreend moeten worden. In bepaalde steden, zeker in mijn thuisstad Sint-Truiden, waar we een groot asielcentrum hebben, speelt echter nog een andere problematiek: kinderen die in het lager onderwijs instromen en geen woord Nederlands spreken. Dat is slecht voor de leerkrachten, die daar heel veel in moeten investeren en heel gefrustreerd raken, omdat ze de kinderen niet kunnen vooruithelpen. Dat is ook slecht voor die kinderen. Zij komen in een klas terecht waar ze niets begrijpen en dan moeten ze bijvoorbeeld een hele dag puzzelen, omdat de leerkrachten niet weten hoe ze hiervoor een oplossing moeten vinden. Het is ook slecht voor onze kinderen. Ik zal niet opnieuw beginnen over de dalende PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment), minister, want die kent u intussen, maar deze situatie is slecht voor iedereen.
Ik nodig u dan ook uit, minister, voorzitter en heel het parlement, om in Sint-Truiden te komen kijken hoe de situatie in onze klassen is. Het water staat onze leerkrachten al aan de lippen. Ze kunnen niet meer. Zult u daarom, minister, die testen en de bijbehorende taalbaden of wereldklassen of hoe het ook heet naar het lager onderwijs uitbreiden? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Bedankt voor uw antwoorden. Gelet op het belang van de kennis van het Nederlands tonen de cijfers toch wel aan dat het vijf over twaalf is. We mogen de situatie niet blauwblauw laten, maar ik ben blij te horen dat u de nodige daadkracht aan de dag wilt leggen.
De Vlaamse Regering heeft zich geëngageerd voor die gestandaardiseerde taalscreenings. Als nu uit die taalscreenings blijkt dat kleuters over onvoldoende bagage beschikken om goed te starten in het lager onderwijs, laten we dan alsjeblieft ook iets met die cijfers, met die resultaten doen, in het belang van de leerling, maar ook in het belang van de leerkracht.
Minister, ik had nog een bijkomende vraag voor u, met betrekking tot het Nederlandstalig basisonderwijs in Brussel. Zult u daar bijkomende maatregelen nemen, aangezien de situatie daar toch het meest verontrustend is?
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, minister, taal is superbelangrijk. Daar is geen discussie over in dit halfrond. De vraag is echter natuurlijk hoe we dit probleem oplossen. Zoals u weet, zijn wij niet voor bindende testen, want als men daarin overgaat naar een taalbad, dan komen die kinderen terecht in een taalwoestijn. We weten allemaal dat kinderen leren van elkaar. In een taalwoestijn gaat taal niet groeien.
Waar zit de knoop? Die zit niet alleen bij de meertaligheid van kinderen, maar bij de taalarmoede van kinderen uit kansarme gezinnen. Die taalarmoede moet je oplossen door ervoor te zorgen dat die kinderen de abstracte schooltaal aangeleerd krijgen om kennis in en uit te pakken. Dat doen we door in te zetten op kleinere klassen, een goed taalbeleid in elke school en – ik heb het al vaak gezegd – meer en betaalbare kinderopvang, want het taalonderricht begint natuurlijk ver voor de leeftijd van drie jaar.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, sta me toe dat ik de vergelijking tussen het halen van een rijbewijs en de toelating tot het eerste leerjaar wat kort door de bocht vindt. Onze fractie wil goed onderwijs voor al onze kinderen. Minister, u weet ondertussen dat wij van CD&V er voorstander van zijn om die taalscreening bij het begin van de derde kleuterklas te plaatsen. Wij willen de verlaging van de leerplicht zo optimaal mogelijk benutten. Op die manier hebben we een jaar gewonnen en kunnen we een jaar vroeger starten met taalintegratietrajecten. Als de gewenste resultaten niet worden behaald, dan willen wij geen extra drempels invoeren, maar net die taalintegratietrajecten voorzetten, met het bereiken van een succesvolle leerloopbaan als doel.
Ik wil ook nog een bijkomende vraag stellen. We weten dat samenwerking binnen het onderwijs een mogelijke kans kan zijn om het Nederlands nog beter aan te leren. Ik denk aan samenwerking tussen centra voor basiseducatie en het lager onderwijs, waar men ouders en kinderen samen trajecten laat afleggen, en ook tussen beleidsdomeinen, zoals de samenwerking met bibliotheken. Ik hoop dat u ook die kaart nog verder trekt. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, wij delen ook de bezorgdheid dat het in het belang is van alle kinderen om zo snel mogelijk Nederlands te leren. De vraag is alleen: hoe doe je dat? Gaan we dat doen met de oude recepten die de N-VA nu al vijftien jaar probeert door te duwen? Dat is een bestraffende aanpak voor kleuters, waarbij men via taalbaden groepen gaat scheiden en segregatie nog verder in de hand gaat werken, waarbij men kleutertjes van vijf jaar gaat toetsen en een jaar gaat laten overdoen nog voor ze goed en wel aan hun schoolse carrière zijn begonnen. Of gaan we datgene doen waarover nu toch stilaan een wetenschappelijke consensus bestaat en wat ook op de werkvloer, in de onderwijspraktijk gangbaar is, namelijk de realiteit aanvaarden en beseffen dat talen elkaar niet uitsluiten, dat men dus meerdere talen kan benutten om de taalvaardigheid en de taalgevoeligheid van kinderen te versterken en op die manier sneller tot het Nederlands te komen?
De keuze is aan u, maar ik zou kiezen voor die evidence based, wetenschappelijke aanpak in plaats van voor uw dogmatische visie. (Applaus bij Groen, sp.a en de PVDA)
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, allereerst mijn excuses omdat ik in herhaling ga vallen, aangezien we deze discussie volgens mij eigenlijk al hebben gehad in de commissie. Het is inderdaad cruciaal dat leerlingen de Nederlandse taal beheersen. Ik denk dat daar bij alle partijen eigenlijk een consensus over bestaat. De vraag is alleen op welke manier we dat het best kunnen verwezenlijken. De redenering van het houden van een taalscreening aan het begin, om in die derde kleuterklas inderdaad maximaal te remediëren, klopt inderdaad. Ik ben ertegen dat we naar een systeem gaan waarin kleuters om die reden de derde kleuterklas moeten overdoen. Ik heb u dat trouwens ook in de commissie gezegd.
De evolutie die een kind doormaakt op die leeftijd, is zo groot, en dat zou blijvende gevolgen kunnen hebben. Ik ben een voorstander van taalbaden, maar niet in aparte scholen. Taalbaden om te remediëren, maar niet in aparte scholen. Men moet ervoor zorgen dat er inderdaad blijvend contact is met leeftijdsgenoten die de Nederlandse taal spreken. Ik blijf daar voorstander van. Ik denk echt dat we daar werk van moeten maken. Degenen die we kunnen bereiken, bereiken we nu al. Degenen die we willen bereiken, bereiken we nog te weinig. Dan gaat het over de eerste en de tweede kleuterklas. Laat ons alstublieft werk maken van het verlagen van die leerplicht naar 2,5 jaar om ervoor te zorgen dat kleuters van in het begin mee zijn, en probeer ook maximaal die ouders te betrekken, want zij moeten die taal ook machtig zijn.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dat het ongelooflijk belangrijk is voor kleuters en voor kinderen in de lagere school om Nederlands te leren, daar zij we het allemaal over eens. Maar, minister, ik vind uw voorstellen toch een beetje bizar. Ten eerste zie ik niet goed hoe het aanscherpen van de eindtermen van het lager onderwijs kan helpen om de taalkennis van onze kleuters vooruit te helpen. Volgens ons kunnen we eigenlijk niet vroeg genoeg beginnen met taalverwerving. Dat betekent ook in de kinderopvang. In die zin is het natuurlijk bijzonder ironisch dat deze Vlaamse Regering daar absoluut niet voldoende in investeert, om nog maar te zwijgen van een doordacht taalstimuleringsbeleid in het kleuteronderwijs.
Dan is er natuurlijk uw communicatie over de toelatingsexamens Nederlands voor het basisonderwijs. Het is heel snel duidelijk geworden dat daar nog geen consensus over is in de meerderheid, om het diplomatisch uit te drukken. Maar ik maak van de gelegenheid natuurlijk gebruik om daar een aantal vragen over te stellen. Wat is voor u dan precies de bedoeling? Wat gebeurt er als kleuters niet slagen in zo’n toelatingsexamen Nederlands voor het basisonderwijs? Gaan we kleutertjes van 5 jaar dan laten zitten en hun eigenlijk de kans ontnemen om te leren lezen en schrijven, wat voor mij nochtans een fundament is van het leren van het Nederlands? Gaat het hun verboden worden om naar het basisonderwijs te gaan? (Applaus bij sp.a)
Wat de problematiek rond de kleuters betreft, gaan de cijfers die net bekendgemaakt zijn, zowel over kennis en gebruik van het Nederlands bij kleuters als in het lager onderwijs, dus beide groepen.
Maar er werden ook enkele aanvullingen gegeven, namelijk initiatieven die we ook plannen in samenwerking met bibliotheken, maar ook de organisatie van extra zomerscholen. We hebben nog zoveel meer maatregelen in petto in functie van dat Nederlands dat mijn antwoord te beperkt was. Er zijn nog wel meer kleine initiatieven.
Die taalscreening wordt ter linkerzijde nogal fel bestreden, en vooral het feit dat je daar bindende gevolgen aan zou koppelen. Waarom organiseer je het dan, als je er eigenlijk niets mee doet? Dat blijft wel absoluut de essentie. Als je zo’n screening organiseert, daarin investeert, doe dan ook iets met de resultaten ervan. Zorg ervoor dat uiteindelijk zo weinig mogelijk kinderen starten in het lager onderwijs met een taalachterstand. Dat is de bedoeling. Zachte heelmeesters hebben de zaken de afgelopen jaren geen deugd gedaan, zulke oplossingen hebben we echt niet nodig. (Opmerkingen. Rumoer)
U reduceert alles opnieuw in het kader van een gelijkekansendiscussie. Mijnheer De Witte, u reduceert alles tot sociaal-economische kenmerken. U zegt dat de sociaal-economische achtergrond dominant is en dat taalachterstand gewoon te maken heeft met sociaal-economische achterstand. Ook dat is niet waar. Zelfs wanneer je de sociaal-economische kenmerken isoleert en de resultaten daarvan loskoppelt, stel je nog vast dat het gebruik van een andere taal thuis ook negatieve invloed heeft. Heb dus meer aandacht voor dat Nederlands, ook buiten de schooluren, ook als ouders: dat is echt uw kind vooral toekomst geven.
Tot slot, mevrouw Beckers, ik moet helemaal niet naar Sint-Truiden gaan – ook al ken ik daar mijn weg vrij goed –, maar als ik in mijn eigen Vlaamse Rand kijk, worden wij dagelijks geconfronteerd met de evoluties in de achteruitgang van de kennis van het Nederlands, en met steeds meer pluriformiteit en diversiteit in ons onderwijs. Net daarom willen we zo snel en met zo veel maatregelen er iets aan doen. Het is absoluut uw taak als oppositie om ons aan te vuren. U bent welgekomen. wij zullen ervoor zorgen dat deze regering meer dan ooit zal inzetten op Nederlands en Nederlands en Nederlands.
Minister, hoe kan ik daar nu tegen zijn: Nederlands, Nederlands, Nederlands? Als ik uw voorstellen in de krant lees, ben ik altijd lichtjes euforisch en enthousiast, en denk ik dat er nu echt iets gaat veranderen.
Maar dan komt het, dan hoor ik u. U bent de minister van de grootste partij van Vlaanderen, en dan hoor ik uw kleinere coalitiepartners morren. Dat vind ik jammer. Ik vind dat u echt goede ideeën hebt en iets kunt veranderen voor Vlaanderen. Daarom is het mijn hoop en mijn overtuiging dat we in 2024 samen groot genoeg gaan zijn om een meerderheid te vormen en dat we samen echt het Vlaamse onderwijs kunnen veranderen. Maar, minister, ons onderwijs is te belangrijk om te wachten tot 2024. Daarom roep ik u op: hou voet bij stuk, doe wat u moet doen, en op onze steun kunt u rekenen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Mijn slotwoord richt ik graag tot mijn collega’s. Het is duidelijk dat de huidige aanpak niet werkt. De realiteit is wat ze is. Het is aan ons om daar een adequaat antwoord op te formuleren. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat elke leerling met gelijke kansen aan zijn of haar schoolloopbaan start en de kans krijgt om te excelleren. Dat is enkel mogelijk als bij de start van de lagere school de leerling beschikt over voldoende kennis van het Nederlands. Taalachterstand mag niet leiden tot kennisachterstand. Dit moeten we absoluut vermijden. Vroegtijdig en doelmatig inzetten op het Nederlands is de boodschap. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.