Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de aangekondigde acties in de dienstenchequesector
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, laat me beginnen met hulde te brengen aan de meer dan 140.000 poetsvrouwen en poetsmannen die zich dag in dag uit inzetten om duizenden Vlaamse gezinnen te ondersteunen in een goed evenwicht tussen werk en gezin, mensen die dat in niet altijd evidente omstandigheden doen aan, laat ons eerlijk zijn, arbeidsvoorwaarden die zeker en vast voor verbetering vatbaar zijn. Die poetsvrouwen en poetsmannen zijn mensen die heel duidelijk kiezen om te werken, om ervoor te gaan.
Maar laat me ook hulde brengen aan de ondernemers, de dienstencheque-ondernemingen, die een berekend risico nemen in het opleiden van die mensen, die het juiste gezin zoeken, de juiste match maken, die mensen gaan versterken. Laat nu net die sector onder druk staan. Zij krijgen 23 euro per cheque. Dat wordt enerzijds betaald door de klant. Binnenkort betaalt die 7,2 euro netto. Anderzijds wordt dat bedrag toegereden door de Vlaamse Regering. Daar is 1,26 miljard euro voor. Dat is het grootste stuk uit het budget van Werk. Van de 23 euro die zij krijgen, staat er al 20,5 euro loonkost tegenover. Dan zitten ze nog met afschrijvingen, marketing, communicatie, werving en noem maar op. Die sector heeft het dus ook moeilijk.
Minister, voor onze fractie zijn er twee grote werven. Ten eerste: die poetsvrouwen en poetsmannen moeten loon naar werken krijgen. Werken moet lonen, dat is het leidmotief van onze fractie. Ten tweede: het moet nog altijd leefbaar, haalbaar en mogelijk zijn voor ondernemers om hun nek uit te steken en in te staan voor die matching tussen de gezinnen en de poetshulpen. Een belangrijke randvoorwaarde is: die cheques mogen niet meer kosten voor de gebruiker, voor de Vlaamse gezinnen, de werkende middenklasse, de gepensioneerden die er vandaag gebruik van maken. Minister, hoe kijkt u naar die twee werven?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ook van onze kant hulde aan al die poetshulpen, aan al die klusjesmannen, aan al die strijkmedewerkers die het leven van ons, middenklassers, aangenamer maken. Hulde aan die poetshulp die bij oma thuis tegelijkertijd de eenzaamheid bestrijdt. Het is dan ook logisch, als we hulde brengen en respect vragen voor mensen die hard werken, dat daar een loonsverhoging tegenover staat die gelijke tred houdt met alle andere sectoren, een loonsverhoging van 1,1 procent tegenover een schamel loon van 11,5 euro per uur. Wij vinden dat het minimum minimorum.
We denken dat de sectorfederatie Federgon er geen goed aan doet om niet akkoord te gaan met die loonsverhoging. De federatie zegt dat het de verantwoordelijkheid is van de Vlaamse Regering want die heeft ervoor gekozen om de dienstencheques niet te indexeren, en dat zet haar marges onder druk. Wij denken vanuit sp.a dat er twee dingen nodig zijn. Ten eerste: loon naar werken, een eerlijker loon voor zware fysieke arbeid voor al die medewerkers, dus ingaan op die terechte eis naar loonsverhoging. Ten tweede: naast de 1,26 miljard euro die geïnvesteerd wordt, vragen wij aan de Vlaamse Regering om toch ook die 70 miljoen euro die bespaard wordt, te investeren in de medewerkers en in de leefbaarheid van de sector van de dienstencheque-ondernemingen. (Applaus bij sp.a)
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, ik sluit me uiteraard aan bij de woorden van hulde die hier vandaag gebracht worden. Het is niet toevallig dat die twee actuele vragen vandaag worden gesteld want er is heel grote spanning in de sector. U weet dat een tijd geleden er een interprofessioneel akkoord gesloten is waarbij de federale sociale partners het akkoord hebben bereikt dat er in alle sectoren de mogelijkheid is om 1,1 procent loonsverhoging te geven.
Maar die 1,1 procent komt er natuurlijk niet automatisch. De sector moet dat zelf overleggen tussen werkgevers en werknemers. Zo ook de dienstenchequesector.
Ik heb in eerste instantie dus niet het gevoel middenin de discussie te staan, omdat werkgevers en werknemers onderling daarover overleg moeten plegen. Dat wil niet zeggen dat ik geen sentimenten heb. Maar ik wil toch dat de rolverdeling zoals die vandaag bestaat, in eerste instantie gerespecteerd wordt, zeker als het gaat over sociaal overleg.
Het overleg tussen werkgevers en werknemers zit vandaag wat vast. Dat heeft twee redenen. Ten eerste, zeggen de werknemers – wat mij betreft terecht – ‘Iedereen krijgt een loonstijging van 1,1 procent. Wij willen dat ook.’ Want beide vraagstellers hebben gezegd dat die sector mensen tewerkstelt die moeilijk aan een job geraken, die vaak zwaar werk moeten verrichten en daarvoor niet zo spectaculair worden verloond. En we willen met z'n allen dat dat systeem nog lang blijft bestaan. Dus ik heb zeker begrip voor dat sentiment.
Ten tweede, zeggen de werkgevers dat de rentabiliteit van de sector in het gedrang komt indien de Vlaamse Regering niet meegaat in bepaalde maatregelen die zij willen nemen. Ik heb de sectorfederatie Federgon ontvangen. Ze hebben een analyse meegebracht rond de rentabiliteit van de sector. Wat mij betreft, is die analyse niet helemaal voldragen. Ik heb, in samenspraak met Federgon, mijn administratie de opdracht gegeven om de rentabiliteit in kaart te brengen. Want er zijn natuurlijk wel wat verschillen in de schaal van ondernemingen, in wat de ondernemingen precies doen. En als men zegt dat de rentabiliteit in het gedrang komt, moeten wij precies weten op welke punten dat zo is.
Een ouder onderzoek, van het Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering (VIONA), dateert van 2015. Daaruit blijkt dat de publieke sector van de dienstencheques het moeilijker heeft dan de private sector. Dat heeft met allerhande factoren te maken. Die twee onderzoeken samen zijn onvoldoende om een goed beeld te krijgen van de rentabiliteit. En daarom heb ik aan mijn administratie gevraagd om daar een goed beeld op te krijgen. Dat heb ik reeds meegedeeld in de commissie Economie.
Ondertussen zit de Vlaamse Regering niet stil. Mevrouw Gennez, u verwees naar besparingen. In de dienstenchequesector wordt er niet bespaard. Ik heb in de commissie reeds uitgelegd waarom we dat niet doen. De cheques zijn ook ‘open end’. Ik kijk even naar mijn voorganger. In vergelijking met vijf jaar geleden zijn de uitgaven spectaculair gestegen. We zitten nu aan ongeveer 1,3 miljard euro. Maar dat betekent niet dat we geen rekening moeten houden met a, de instroom, en b, de werkbaarheid van datgene wat de mensen in die sector doen.
Wat de instroom betreft, bekijk ik met VDAB of er toch nog wat extra budgetten kunnen worden vrijgemaakt om instroommaatregelen te nemen. Als vele mensen gebruikmaken van de cheques, moeten we ervoor zorgen dat er voldoende mensen zijn die goed geschoold kunnen starten.
Er loopt verder een oproep van het Europees Sociaal Fonds (ESF) waarvan ook dienstenchequebedrijven kunnen gebruikmaken om een aantal initiatieven te nemen rond werkbaarheid. Een dienstenchequebedrijf kan met werkbaarheidscheques een scan laten doen van het bedrijf en intekenen op een ESF-oproep, om dan een aantal maatregelen te kunnen nemen rond de werkbaarheid van al wie werkt in het bedrijf.
Ik ga daarover in overleg met de sector, zodat men zeker ingaat op die bestaande mogelijkheden, die ook een financiële bonus kunnen bieden. Ondertussen wacht ik het verder overleg met de sector af.
U weet dat we in het regeerakkoord hebben afgesproken om de prijs niet te verhogen. Zoals collega Peeters daarnet zei, houd ik mij absoluut aan die afspraak. Ik ben zeker bereid om maatregelen te helpen zoeken om het werk in de sector werkbaar te houden en de leefbaarheid te verbeteren. Maar daarvoor, collega's, moeten we een precies zicht hebben op de rentabiliteit van onze ondernemingen.
Minister, het is inderdaad niet mijn gewoonte om u te vatten over lopend sociaal overleg. Maar dit is een uitzondering, omdat heel die sector voornamelijk door de Vlaamse overheid wordt gefinancierd, voor 1,26 miljard euro.
We moeten de legitieme vraag van de poetshulpen ook in een bredere context bekijken. De vraag is: zijn die mensen gebaat bij een brutoloonsverhoging van 1,1 procent? Onze fractie is altijd voor nettoloonsverhogingen. En laat dat nu net iets zijn dat ook in ons regeerakkoord staat, namelijk dat we, voor mensen die willen werken en een minimumloon krijgen, dat loon netto willen versterken. De jobbonus is op kruissnelheid een budget van 350 miljoen euro. Ik heb de berekening gemaakt. Iemand die voltijds in de dienstenchequesector werkt, zou daarmee 3,5 procent netto meer verdienen. Dat is veel beter dan die 1,1 procent bruto. Minister, ziet u daarin geen perspectief om op dat vlak tot sociale vrede te komen?
Minister, de Vlaamse Regering heeft natuurlijk wel de fiscale aftrek op de dienstencheques teruggeschroefd. Dat kost inderdaad 70 miljoen euro. Wij vinden dat die moeten worden geïnvesteerd in werkbaar werk, in een deftig loon voor de mensen in de sector. Daar moeten keuzes worden gemaakt.
Wat de vraag van Federgon betreft: wij willen die sector duurzaam houden. U zegt dat dat in het regeerakkoord staat. Dat is een terechte vraag. Het regeerakkoord wil 80 procent werkzaamheidsgraad. We zullen heel veel dames die vandaag misschien nog niet werken op de arbeidsmarkt moeten krijgen om aan die 80 procent te geraken. In de sector van de dienstencheques werkt maar liefst 93 procent van de in meerderheid dames halftijds of deeltijds. Zij doen dat voor een schamel loon van 1000 euro per maand. Daar is echt een financiële injectie nodig want een eerlijk loon voor zwaar werk: dat is waar sp.a voor staat. Wij ondersteunen daarin absoluut de dienstenchequemedewerkers. (Applaus bij sp.a)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik bedank de vraagstellers want de dienstenchequesector is een bijzonder belangrijk onderwerp. Het helpt honderdduizenden mensen om arbeid en gezin te combineren. Het helpt tienduizenden mensen aan een duurzame job in de sector. Die mensen verdienen inderdaad waardering en ondersteuning.
Uit een andere studie die gisteren werd gepubliceerd, blijkt dat het bijzonder moeilijk is voor werkzoekenden die aan de slag geraken om aan de slag te blijven. Dat geldt ook voor de dienstenchequesector. Minister, u zet terecht in op de werkbaarheid in deze sector. Het is essentieel dat we de bedrijven daarbij ondersteunen. Ik wil u vragen om de werkzoekenden die aan de slag gaan in de dienstenchequesector te blijven ondersteunen op het moment dat ze al aangeworven zijn. Daar heeft VDAB een rol te spelen. Op het moment dat de aanwerving gebeurd is, kan er nog altijd een ondersteuning en een coaching gebeuren op de werkvloer. Daar heeft VDAB expertise in. Op die manier kunnen we de rentabiliteit van de dienstencheque-ondernemingen verstevigen en tegelijkertijd het werk werkbaarder maken voor de dienstenchequewerknemers.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, u zegt dat u er niet zoveel aan kunt doen, maar u kunt er wél iets aan doen. De Vlaamse Regering indexeert die bijdragen onvolledig: 73 procent. De Waalse Regering kiest voor 100 procent indexatie. Dat is één bron van de problemen.
De tweede bron gaf u al aan: er werken 140.000 mensen in die sector. Maar er is een groot verschil tussen commerciële ondernemingen zoals TRIXXO, en dan de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s). Drie op de vier werken in die PWA’s, in de sociale sector. Dat zijn bedrijven die geen winst maken. De commerciële bedrijven maken veel en hoge winsten. Zij sluizen een deel van de overheidssteun door naar hun aandeelhouders. Dat gebeurt op kosten van mensen die keihard werken.
Minister, hoe kan die loonsverhoging van 1,1 procent worden toegekend? Maar hoe gaat u anderzijds op termijn ervoor zorgen dat de commerciële actoren niet heel veel van de steun die de Vlamingen geven, blijven doorsluizen naar hun aandeelhouders?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik sluit mij graag aan bij de hulde die de collega’s brengen aan de meer dan honderdduizend werknemers in het dienstenchequesysteem, maar in tegenstelling tot mevrouw Gennez vraag ik toch ook om begrip voor de dienstencheque-ondernemingen. Die zitten toch ook met problemen. De winstmarge is vandaag 51 cent per dienstencheque en dreigt helemaal weg te kwijnen als de verhogingen er komen en ook de indexering in maart 2020. We mogen dus niet blind zijn voor de problemen van die ondernemingen. Het gaat over heel veel werknemers die dag in dag uit hun best doen om ervoor te zorgen dat de oudere mensen en de tweeverdieners effectief een poetshulp in hun huis hebben.
Ik stelde de vraag al op 7 november in de commissie. Minister, u zegde toen toe om in overleg te treden met de sector. Hebt u al overleg gehad? Denkt u eraan om op structurele manier samen te komen met de sector, om samen met hen een langetermijnstrategie uit te werken? Ik vrees dat als we dat niet krijgen, de problemen zich om de zoveel tijd zullen herhalen. Dat moeten we toch proberen te vermijden.
De heer Annouri heeft het woord.
Collega’s, er zijn heel wat mensen die hulde uitspreken voor de poetshulpen en klusjesmannen die via dienstencheques aan de slag gaan. Daar ben ik blij om, maar ik wil er toch ook wel over waken dat we er geen of-ofverhaal van maken. Het gaat niet over rentabiliteit of hogere lonen. Ik denk dat we beide elementen moeten bewaken. We kunnen niet zeggen dat we omwille van de rentabiliteit de lonen maar een klein beetje of helemaal niet kunnen verhogen. Als we de hulde voor die mensen die ons leven mee helpen ontlasten, menen, dan is het een noodzakelijke voorwaarde dat we die mensen eerlijk verlonen.
U hebt aangehaald dat u overleg hebt gepleegd met Federgon en ik neem aan ook met werkgeversvertegenwoordigers. U zegt dat u alleen maar een akkoord kunt afwachten, maar mijn concrete vraag aan u, minister, is: wat als er geen akkoord uit de bus komt? Welke stappen gaat u dan zetten? Welke tools hebt u in handen om ervoor te zorgen dat Vlaanderen tegemoet kan komen aan beide sporen, zowel aan de rentabiliteit als aan de noodzaak om de lonen te verhogen van hen die via dienstencheques aan de slag zijn?
Perfect één minuut.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, op één minuut kun je natuurlijk veel gezegd krijgen.
Ten eerste, nogmaals, ik denk dat we het er over alle kleuren heen mee eens zijn dat de dienstenchequesector een ongelooflijk belangrijke sector is voor Vlaanderen. Heel veel mensen zijn via dienstencheques aan de slag en dan gaat het vaak om mensen die in andere omstandigheden moeilijker werk zouden vinden. We moeten er dus met zijn allen over waken dat de sector duurzaam kan blijven bestaan en stand kan houden. Dat is in het belang van de werkgevers, de werknemers, Vlaanderen en alle Vlaamse huishoudens. Dat is voor mij dan ook het uitgangspunt.
Ik ben het met u eens, collega Annouri, dat het eigenlijk geen of-ofverhaal mag zijn. Ik heb ook gepoogd om in mijn eerste antwoord duidelijk te maken wat we ook voor de werkbaarheid doen, want dat wordt wel eens vergeten. Het gaat niet enkel over ofwel loon ofwel rentabiliteit. Ook de werkbaarheid van wat je doet, is een belangrijk onderdeel. Uitval in de sector is immers een van de grote problemen. Mensen starten en vallen na een paar maanden weer uit of, zoals collega Bothyne zegt, VDAB leidt mensen toe, maar biedt geen coaching op het moment dat ze effectief aan de slag gaan. Die pijler zou ik er zeker willen in steken.
Voor hen die verwijzen – collega Ronse, maar ook anderen – naar de jobbonus: ik heb die vandaag bewust niet vermeld, omdat de jobbonus er nog niet is, maar er nu wel sociale onrust is. Ik wil geen zaken beloven die er pas over een jaar zouden kunnen zijn, terwijl er nu een conflict is. Het conflict gaat niet over de toekomstige jobbonus, maar over het interprofessioneel akkoord (IPA) waarin de mogelijkheid is geschapen om de lonen met 1,1 procent te verhogen en waarover de werkgevers nu discussiëren om die verhoging al dan niet toe te kennen. Mijn persoonlijke mening is dat die mensen natuurlijk een verhoging zouden moeten krijgen, maar werkgevers zeggen dat het niet zo evident is omwille van de rentabiliteit. Wij, collega De Witte, willen die rentabiliteit in kaart brengen. U verwijst naar winsten, maar we zien net dat het in de publieke sector moeilijker is dan in de private sector. Wij kijken nu hoe het komt dat de private sector rendabeler kan werken dan de publieke. Dat heeft misschien ook te maken met de begeleiding die mensen in de publieke sector krijgen. Dat willen we in kaart brengen, zodat we bedrijven een aantal tools kunnen aanreiken rond die rentabiliteit. Sommigen zeggen mij dat grote bedrijven veel rendabeler zijn dan de kleintjes, maar ik ben niet zeker of dat wel zo is. Laat ons daar dus eens samen met Federgon en de vakbondsorganisaties naar kijken. Iemand sprak daarnet over werkgeversorganisaties, maar die zijn al vertegenwoordigd binnen Federgon. Ook de vakbonden hebben een rol te spelen.
Ik heb hen nu apart ontvangen om te overleggen. Voor mijn part kan er hieromtrent zeker een Vlaams platform komen, maar ik wil goed zicht krijgen op de sector en de bestaande rentabiliteitsproblemen, vooraleer ik kijk of er extra ondersteuning kan komen.
Waar ik niet mee wil wachten, collega’s, is om maatregelen te nemen rond de werkbaarheid van de jobs. Dat heeft niets te maken met het loon dat je krijgt of de rentabiliteit van de sector zelf, maar vooral met de manier waarop we ervoor kunnen zorgen dat mensen die starten, in betere omstandigheden en langer aan de slag kunnen blijven. Collega Bothuyne, u suggereerde om samen met VDAB budget uit te trekken om die begeleiding en misschien zelfs coaching de eerste maanden mee op te nemen. We moeten ook aan de sector vragen om in te spelen op Europese subsidiemogelijkheden die zich aandienen. Als ze bestaan, dan zijn die er ook voor onze dienstenchequebedrijven.
Ik wil nog iets rechtzetten. Het is er mij helemaal niet om te doen om te zeggen dat het mijn zaak niet is. Maar al wie het goed meent met het sociaal overleg en sommigen hier die zich nu kritisch uitlaten over mijn houding zouden er toch grote voorstander van moeten zijn dat het sociaal overleg gevoerd wordt daar waar het gevoerd moet worden. Op dit ogenblik in dit dossier is dat tussen werkgevers en werknemers in het kader van het IPA. Dat wil niet zeggen dat ik het mij niet aantrek of dat het mij niet bekommert. Ik zal zeker kijken wat we kunnen doen, maar zij moeten nu het overleg voeren. Ik wil daar niet plots tussen fietsen met allerlei aankondigingen die het overleg mogelijkerwijs moeilijker kunnen maken.
Ik hoop dat de onrust afneemt en dat men tot een oplossing komt. Eender hoe zal die oplossing – ik kijk ook naar de heer Ongena – er niet toe leiden dat we op termijn niet in de jobbonus willen investeren. We kunnen echter niet aan de mensen zeggen dat ze het zich niet moeten aantrekken omdat de jobbonus er toch aankomt. Dit is een probleem dat in het kader van het IPA onderhandeld moet worden.
Wat de prijs van de cheque betreft, kijken sommigen naar Wallonië. Mevrouw Gennez, u moet misschien ook de aftrekbaarheid in Wallonië bekijken. Daar zijn de maatregelen anders dan in Vlaanderen.
Het is voor mij van belang dat het systeem niet plots in elkaar stuikt als gevolg van de prijs van een cheque die te hoog is, waardoor plots veel minder mensen er een beroep op doen. U weet ook wat de effecten op het vlak van zwartwerk zouden kunnen zijn. Dat wil ik absoluut vermijden. Deze regering heeft geoordeeld om om die reden de prijs constant te houden en de aftrekbaarheid wat te verminderen. Ook daar zie je de effecten niet onmiddellijk maar op termijn.
Ik sluit helemaal niet uit dat we op termijn nog een aantal investeringen in de sector zullen moeten doen, maar ik hoop vooral dat het huidige conflict tussen werkgevers en werknemers in deze zo belangrijke thematiek opgelost geraakt. Ik zal zolang men aan het onderhandelen is, nog enkele initiatieven nemen om op het vlak van werkbaarheid – dat is cruciaal – van die mensen die zich dagelijks inzetten voor ons allemaal, nog wat extra ondersteuning te bieden. (Applaus bij CD&V)
Minister, het sociaal overleg moet autonoom kunnen verlopen, maar politici hebben ook hun verantwoordelijkheid, en die nemen wij, en u ook, met het regeerakkoord. Daarin zeggen we heel duidelijk dat wie werkt, beloond moet worden. Daarvoor is in het budget op kruissnelheid in 350 miljoen euro voorzien om de minimumlonen netto meer te laten aangroeien.
Mijnheer De Witte, dat is het verschil tussen wat de Vlaamse Regering doet en wat de Waalse Regering doet. U verwees naar Wallonië, maar daar zijn de dienstencheques voor de gezinnen die er gebruik van maken, het duurst. Daar betaalt men 8,50 euro netto per cheque.
Ik ben zeer trots om lid te zijn van een meerderheid die ervoor kiest om mensen die willen werken te ondersteunen: zowel mensen die werken aan het minimumloon door dat netto op te trekken, als mensen die de combinatie werk en gezin willen versterken door hun betaalbare dienstencheques aan te bieden. Wat onze fractie betreft, is het optrekken van de prijzen voor de dienstencheques voor de werkende Vlaming zeker en vast geen optie. (Applaus bij de N-VA)
Sp.a is geen vragende partij om de prijs van de dienstencheques te verhogen. We zijn zeer blij met de kamerbrede steun, ook van de minister, om gestand te doen aan de bruto loonsverhoging van 1,1 procent. We roepen dan ook kamerbreed de federatie Federgon op om die loonsverhoging toe te kennen. Daarnaast roepen we graag de Vlaamse Regering op om de 70 miljoen euro die bespaard is door de verhoging van de fiscale aftrek, op termijn te investeren in de meest precaire werknemers op de Vlaamse arbeidsmarkt, namelijk de poetshulpen thuis, de klusjesmannen en de strijkvrouwen die het leven van de middenklasse aangenamer maken en daardoor een zeer belangrijke maatschappelijke nood invullen. (Applaus bij sp.a)
De actuele vragen zijn afgehandeld.