Verslag plenaire vergadering
Verslag
Hoofdelijke stemming
Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de motie.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, beste collega’s, “de Vlaamse Regering wil elke Vlaming – ongeacht zijn afkomst, overtuiging, leeftijd, handicap of geaardheid – de kans geven zich te ontplooien als individu en als burger in de maatschappij. (…) Onze gemeenschap laat niemand in de steek.” Dat staat in het regeerakkoord.
Maar, beste collega's, we zijn niet goed bezig, zeker niet als we het hebben over personen met een handicap. Dat is ook de reden waarom ik de minister van Welzijn, minister Beke, op 22 oktober heb geïnterpelleerd over de correctiefase in het persoonsvolgend budget voor personen met een handicap.
Sinds 1 januari hebben we de overgang gemaakt naar de persoonsvolgende financiering. Via dit systeem willen we elke persoon met een handicap de regie in eigen leven geven. Iedereen staat daarachter. Dat was ook in de commissie zo: iedereen staat er 100 procent achter dat personen met een handicap de regie in eigen leven krijgen.
Het loopt echter fout, heel erg fout. Want we zijn gestart met een rekenkundig model. We hebben ons rekenmachientje genomen, gekeken hoeveel subsidies er aan één voorziening worden gegeven en dat bedrag gedeeld door het aantal bewoners, om zo te komen tot het persoonsgebonden budget van die persoon. En zo bleek dat diegenen die in voorziening A en diegenen die in voorziening B verbleven, totaal verschillende budgetten hadden. Dat is niet oké. Ook daarover waren we het allemaal eens.
Wat hebben we nadien gedaan? We hebben opnieuw een rekenkundig model genomen. We hebben opnieuw een herberekening gedaan, om alle personen met dezelfde zorgvraag dezelfde middelen te geven. Zo blijkt dat heel wat mensen nu een groot stuk van hun budget moeten inleveren, zelfs tot 45 procent van hun totale budget.
Geen probleem, zegt het beleid, want de mensen hebben acht jaar de tijd om zich daar overheen te zetten en te zoeken naar oplossingen. Bovendien zullen de zorgaanbieders de zorggarantie geven. Voor minder geld zullen zij dezelfde zorg geven.
Maar, beste collega's, stel nu eens dat van ons hier in het halfrond gezegd wordt dat we 45 procent van onze middelen, onze werkingskosten, persoonlijk zullen verliezen. Ik denk dat het halfrond zou steigeren.
Maar wij hebben grote netwerken, we kunnen verschillende jobs combineren, we hebben diploma's. De wereld ligt voor ons open. Wij zouden er wel in slagen. Wij zouden dat kunnen.
Maar wij verwachten wel dat mensen met een handicap dat doen. We verwachten dat mensen die afhankelijk zijn van anderen om op te staan, om eten te krijgen en te worden aangekleed, om overdag een bezigheid te hebben en om terug in bed te geraken, erin slagen om een heel stuk van hun budget in te leveren. Dat verwachten we wel van hen.
En, beste collega's, ik krijg heel wat reacties van mensen met een handicap, van hun familie, broers, zussen, van hun netwerk. Zij zijn echt in paniek en weten niet hoe ze verder moeten. Met enkel een rekenmachientje in de hand kunnen we niet verder gaan. Want bij deze mensen gaat het over ondersteuning. Het gaat niet enkel over de personen met een handicap zelf, maar over heel het netwerk van ouders, broers, zussen daarrond. Zij weten niet hoe ze met die verlaagde middelen moeten roeien.
Een tweede punt is het volgende: ook aan dienstverleners zeggen we dat ze sociale ondernemers moeten worden. Zowel zij als wijzelf zijn het daar voor de volle honderd procent mee eens, maar ook de dienstverleners reageren. Er is nu al gedurende drie jaar een tsunami aan omzendbrieven, herverdelingen, besparingen op werkingsmiddelen en nieuwe inschalingsmethoden voor dagondersteuning. Er wordt heel hard ingezet op zware doelgroepen, maar men vergeet dat er heel veel mensen zijn met een lage of lichte ondersteuningsnood en een matige handicap. Zorgverleners moeten met minder geld dezelfde zorggarantie bieden, maar we verwachten wel van hen dat ze creatief en innovatief ondernemend zijn, terwijl de overheid net heel veel schotten zet tussen sectoren en het zo onmogelijk maakt om intersectoraal of erkenningsoverstijgend te werken.
Beste collega’s, mensen die in hun familie een persoon met een handicap hebben en ook de zorgaanbieders, ze morren allemaal. Nochtans is de PVF een keigoed instrument. We willen met dat instrument iedereen de kans geven om inclusief te wonen in Vlaanderen, maar we zijn ondertussen drie jaar verder en we laten deze gemeenschap in de steek. Daarom heb ik deze motie voorgesteld en ik hoop ook dat jullie ze goedkeuren. We stellen er namelijk in dat zorgaanbieders de ruimte moeten krijgen om vandaag te starten met innovatieve, creatieve en sectoroverschrijdende projecten en we zeggen tegen de budgethouders dat we vandaag flankerende maatregelen nemen om hun perspectief te geven en om hun toe te laten de noodzakelijke ondersteuning te organiseren.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik ben blij dat dit hier op tafel ligt, Ann. Ik denk dat het heel belangrijk is om te kijken naar wat er vandaag in de zorgsector gebeurt. Correctiefase 2 in de PVF zorgt inderdaad voor heel veel ongerustheid bij mensen met een beperking, maar ook bij ouders van kinderen met een beperking, omdat zij opnieuw met heel wat onzekerheid geconfronteerd worden.
Ik wil hier gewoon één concreet voorbeeld op tafel leggen, want ik vind het belangrijk dat we weten wat de concrete gevolgen zijn van dit beleid en van correctiefase 2. Afgelopen weekend werd ik aangesproken door Jan. Jan is een man van in de 70 jaar die een 44-jarige zoon heeft met een verstandelijke beperking. Heel plots kreeg hij een brief in de bus waarin stond dat het budget voor zijn zoon 25 procent zou dalen. Zijn zoon gaat naar een kleine huiselijke voorziening waar personen met een verstandelijke handicap verzorgd worden, en in die voorziening zijn er verschillende mensen die hun budget zien slinken. Slechts enkelen zien hun budget stijgen, waardoor die zorginstelling nu plots dezelfde zorg moeten bieden voor minder inkomsten. Nochtans, zegt Jan mij, kreeg hij aan het begin van de PVF een brief in de bus waarin stond: “U hoeft niet ongerust te zijn. We gaan starten met een PVF, maar uw voorziening zal dezelfde zorg ook na 2017 kunnen blijven bieden. Wij starten die PVF net om meer garantie op zorg mogelijk te maken.”
Jan zegt tegen mij: “Voor mij betekent dat contractbreuk. Mijn zoon heeft opeens heel wat minder budget, hoewel hij in 2017 nochtans was ingeschaald na een controle door een externe instelling.” Hij vraagt zich dan ook af hoe zijn zoons voorziening dezelfde zorg kan blijven bieden met minder inkomsten.
Bon, het grote probleem van heel correctiefase 2 en van de PVF is dat het gebeurt in een budgetneutraal kader, terwijl de sector kraakt onder het personeelstekort en onder het tekort aan financiering. De motie die voorligt, vind ik dan ook een goed begin om te proberen toch flankerende maatregelen te nemen voor die correctiefase 2, maar wat er werkelijk nodig is, als we zorg op maat en vraaggestuurde zorg werkelijk mogelijk willen maken, is veel meer budget, veel meer geld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, uit respect voor de tussenkomsten van de collega’s wil ik toch nog even het woord, ook al hebben we het debat al vrij uitvoerig in de commissie gevoerd. Het is in de commissie al gebleken, mevrouw De Martelaer, dat wij dit niet zullen goedkeuren.
De persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap behelst eigenlijk dat we de volledige financiering bij de voorzieningen hebben weggehaald en verdeeld over de verschillende mensen met een handicap, allemaal met een verschillend zorgprofiel, allemaal met een andere context. Deze zogenaamde correctiefase 2, de finetuning van de budgetten, staat al heel erg lang in de planning. We wisten dat dat eraan kwam. Die aanpassingen waren lang geleden aangekondigd. Het doel van deze hele operatie was om te zorgen dat mensen met gelijke zorgprofielen gelijke budgetten kregen. Dit hele verhaal is natuurlijk budgetneutraal. Dat betekent dat dezelfde middelen in de sector blijven maar op een andere manier over de mensen verdeeld worden. We hebben dat nodig geacht om die ongelijkheid, onrechtvaardigheid, weg te werken.
Inderdaad, mevrouw Vandecasteele, zoals de persoon die u noemt zijn, er vele duizenden mensen geweest die zo’n schrijven hebben ontvangen. Een aantal van hen hebben natuurlijk in deze aanpassing hun budget zien dalen, maar evenveel hebben hun budget zien stijgen. Dat was net de bedoeling van deze operatie. Het is gemakkelijker om dat misschien niet te doen, maar het is goed dat we het wel hebben gedaan. De persoonsvolgende financiering werkt alleen echt als je zorgt dat er gelijke budgetten zijn voor gelijkwaardige zorgprofielen.
Belangrijk om hier nog eens te herhalen – en dat werd in commissie ook gezegd, maar dat maakt niet uit, ik heb liever een debat te veel dan een te weinig –, is dat alle actoren in de sector, alle betrokken actoren – gebruikers, voorzieningen, belangenbehartigers – dit positief geëvalueerd hebben, zeer nauw betrokken zijn bij de uitvoering – daarom duurde het misschien wat te lang – bij elke stap betrokken zijn geweest en allemaal positief geëvalueerd hebben.
De zorggarantie was ook voor ons een heel belangrijke bekommernis. Wat gebeurt er met de mensen die een brief ontvangen met de boodschap: ‘je budget was de afgelopen jaren niet in verhouding, het zal nu afnemen’? Dat is natuurlijk een heel groot probleem. Wij vinden dus dat de zorggarantie – en dat is altijd zo geweest, van bij de allereerste stap van de PVF, en we gaan nog veel stappen moeten zetten – ons uitgangspunt moet blijven. Ze moet overeind blijven. Daarom is het van belang dat voor iedereen die een schrijven ontvangt dat aankondigt dat wat we niet konden vermijden, dat het budget voor die persoon zal zakken, de zorg gegarandeerd blijft. Daarom ook blijft de periode voor de herziening overeind.
Ik vind het ook belangrijk om erop te wijzen dat de proeftuinen werden aangekondigd en mogelijk zullen worden gemaakt, dat het flankerend beleid – door u inderdaad beklemtoond – belangrijk is, dat die voorzien werden en dat we in de beleidsnota voldoende handvatten vinden om daar het debat verder over te voeren.
Akkoord met de aandacht die u vraagt voor het thema en met de betrokkenheid, maar vandaag zullen we de motie naar aanleiding van uw interpellatie niet goedkeuren.
De heer Sintobin heeft het woord.
Wij hebben deze interpellatie en motie heel uitgebreid besproken in de commissie. Vooraleer het verwijt te krijgen dat onze fractie straks zal meestemmen met de linkse partijen, wil ik toch zeggen dat het hier over mensen gaat. Ik begrijp wel de redenering van collega Jans: ze wil gelijke zorg voor iedereen. Maar voor een aantal mensen valt er een heel deel van het budget weg. Dat kunnen wij absoluut niet goedkeuren.
Er wordt gesproken over proeftuinen, maar ik moet nog zien waartoe die leiden. Mevrouw Jans spreekt over ‘dezelfde zorg voor een verminderd budget’, maar dat moet ik eerst nog zien in de feiten. Vandaar dat wij deze motie zullen goedkeuren.
Aan onze vrienden aan de linkerzijde: misschien kunnen we een deel van de middelen die we besparen in de culturele sector, eerst geven aan onze eigen mensen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Begin van de stemming.
Stemming nr. 4
Ziehier het resultaat:
116 leden hebben aan de stemming deelgenomen;
50 leden hebben ja geantwoord;
66 leden hebben neen geantwoord.
Dientengevolge neemt het Vlaams Parlement de motie niet aan.