Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de recentste suïcidecijfers
Actuele vraag over de dalende suïcidecijfers in Vlaanderen
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, minister, elke dag zijn er in Vlaanderen 28 mensen die, overmand door wanhoop en uitzichtloosheid, zichzelf het leven willen benemen. 28, dat is een grote klas. Elke dag slagen er 3 mensen in die poging en overlijden ten gevolge van zelfdoding. Dat verdriet tekent gezinnen, families, soms generaties lang. Minister, indien u mij vandaag zou vragen wat de grootste uitdaging is voor de samenleving en voor u en mij in onze hoedanigheid, dan is het dat wij ervoor moeten zorgen dat dat aantal daalt.
Uit de recent bekendgemaakte suïcidecijfers blijkt dat onze aangehouden inspanningen effect hebben. Maar ik wil deze boodschap met de nodige nuance en voorzichtigheid brengen. We moeten beleid maken, beleid evalueren, maar elke zelfdoding is en blijft er natuurlijk een te veel.
Er is nu een zichtbare, hoopvolle daling. Dat zijn de woorden die men in het wetenschappelijk stuk gebruikt. Die steunt ons in de genomen maatregelen, en hopelijk ook om die meer dan ooit en sterker dan voorheen verder te zetten. We zetten hier al jaren op in met een heel palet aan maatregelen. We hebben sensibilisering, preventie, acties die gericht zijn op huisartsen. We zetten in op mensen die op spoed worden opgenomen, op jongeren, op bepaalde doelgroepen. Er is een heel palet, een hele batterij, en die doelstellingen en suïcidepreventieplannen worden opgevolgd, geëvalueerd en aangescherpt. De ambities werden naar boven toe bijgeschroefd, en ook daar lijken we te komen waar we moesten zijn op het einde van het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie.
Minister, we moeten ons meer dan ooit inzetten om deze cijfers blijvend te laten dalen. Daarom vraag ik u welke beleidsconclusie u uit de voorliggende sterftecijfers ten gevolge van overlijden door suïcide trekt. Hoe zult u die meenemen in het in het regeerakkoord aangekondigde derde actieplan?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
De cijfers dalen inderdaad. We lijken de doelstellingen van het nog lopende actieplan te halen. Dat is goed, maar we moeten nog altijd veel meer doen dan dat. Helaas zijn wij wat suïcides betreft nog altijd koploper binnen Europa.
We moeten dat, denk ik, op twee vlakken doen. Het eerste aspect speelt zich af op het vlak van preventie. Er zijn een aantal goede maatregelen genomen, die ook wel wat mensen bereiken. Naast de telefoonlijn 1813 denk ik ook aan de chat. Maar daarnaast merken we toch dat mensen tussen 45 en 60 jaar wat uit de boot dreigen te vallen. Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) maakt zich daar zorgen over, en wil graag een extra inspanning om op het vlak van preventie een manier te vinden om ook die mensen te bereiken, want daar slagen we nog te weinig in.
Het tweede aspect speelt zich dan heel erg af op het vlak van de hulpverlening, waarbij men ervoor zorgt dat mensen die hopeloos zijn en geen uitweg meer zien, toch een helpende hand aangereikt krijgen, waardoor ze opnieuw wat perspectief in het leven kunnen zien. Daar is het zo dat de beste voorspeller op een geslaagde suïcide een eerder ondernomen poging is. Als je weet dat 28 mensen per dag die poging ondernemen en 3 helaas ook overlijden aan die poging, dan zijn er elke dag 25 mensen die we onmiddellijk de hand zouden moeten kunnen reiken. Het minste wat we kunnen zeggen, is dat ze helemaal hopeloos en ten einde raad zijn. We zouden hen echt moeten kunnen helpen. Hoever staat het daarmee?
Niet zo lang geleden lazen we nog in een rapport dat op de spoed 4 op de 10 kinderen na een suïcidepoging zonder hulp naar huis worden gestuurd. Zelfs kinderen. Hebt u recentere gegevens waardoor we kunnen zeggen dat die mensen die een poging hebben ondernomen – en het gaat dan over aanbod en hulp na een poging – echt bij de hand worden genomen, dat hun opnieuw een perspectief en zin in het leven worden gegeven?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Hoewel het belang van dit thema niet onderschat kan worden, zal ik niet alle cijfers herhalen die mijn collega’s hebben aangehaald. Wat ik wel wil herhalen, zijn enkele van de vaststellingen. In de zelfdodingscijfers en -pogingen sinds 2000 zien we een algemeen dalende tendens, al blijft elke zelfdoding er een te veel. De vijf preventiestrategieën uit het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie werpen dus vruchten af.
Opvallend is echter ook dat de categorie mannen en vrouwen tussen 45 en 60 jaar niet of amper bereikt wordt. We stellen daar vast dat er amper een daling te zien is in de cijfers. Vanwege deze laatste vaststelling, vraag ik u dan ook welke maatregelen u zult nemen en welke suïcidepreventiecampagnes u zult opzetten om de 45- tot 60-jarigen in de toekomst beter te bereiken?
Minister Beke heeft het woord.
Het is niet de eerste keer dat deze vragen in het Vlaams Parlement worden gesteld, en het zal ook niet de laatste keer zijn. Want wie kent niet iemand uit zijn eigen omgeving, uit zijn eigen familie, die een poging tot zelfmoord heeft ondernomen? Iemand die uiteindelijk is heengegaan door een zelfdoding of die met zichzelf en met zelfmoordgedachten worstelt? Dat is dus een ernstige problematiek. De cijfers tonen dat ook aan. In Vlaanderen moeten we daar eigenlijk niet trots op zijn.
Het is echter wel zo dat we in Vlaanderen de voorbije jaren aandacht hebben besteed daaraan. Het actieplan is hier naar voren gebracht. We moeten dit zeggen met enige schroom, met enige voorzichtigheid, maar het actieplan toont toch wel aan dat dit de juiste weg is, dat de cijfers naar beneden gaan en dat de volgehouden aandacht, de volgehouden inspanningen ook een impact hebben op het terrein. Dat is een goede zaak. Als alle actieplannen die hier in het parlement naar voren worden gebracht, dezelfde resultaten zouden hebben, het zou op vele vlakken een goede zaak zijn.
We zijn er echter natuurlijk nog niet. We zijn op de goede weg, maar we zijn er nog niet. We hebben dus inderdaad afgesproken dat we een evaluatie zullen voorbereiden wanneer het actieplan 2020 afloopt, en dat we dan samen met het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) én het Agentschap Zorg en Gezondheid op basis van die evaluatie een nieuw actieplan, een derde actieplan naar voren zullen brengen.
Er is een specifieke problematiek, en dat is hier ook door de collega’s aangehaald, van de groep tussen 45 en 60 jaar. Dat is ook niet nieuw, en het is wel indringend. Het doet de vraag rijzen wat er nu specifiek is aan die groep van mensen tussen 45 en 60 jaar dat we de cijfers niet naar beneden krijgen, dat we dus onvoldoende tractie krijgen bij die doelgroep. Het is om die reden dat we eind 2018 een specifiek onderzoek hebben gevraagd bij de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek (EZO) van de Universiteit Gent, net om naar die groep te kijken en ons daarin bij te staan, ook met het oog op die aanbevelingen. Het betreft een psychologisch autopsieonderzoek, waarbij de omstandigheden, de risicofactoren en de context van suïcide binnen die groep worden nagegaan. Op dit ogenblik worden de laatste interviews daaromtrent afgenomen. Ik hoop dat we de komende drie maanden de resultaten verwerkt kunnen zien en dat we dus ook in de eerste helft van 2020 de resultaten van dat onderzoek specifiek voor die groep kunnen inwachten, zodat we samen met VLESP en het Agentschap Zorg en Gezondheid ons nieuwe actieplan naar voren kunnen brengen.
Uit de cijfers blijkt dat de opmerking alsof de groep tussen 40 en 60 jaar onvoldoende toegang zou hebben, tot de Zelfmoordlijn bijvoorbeeld, niet klopt: 43 procent van de oproepers naar de Zelfmoordlijn is tussen 40 en 60 jaar. Die groep wordt dus wel degelijk bereikt. Het is niet zo dat dit instrumentarium voor hen onvoldoende beschikbaar zou zijn, maar zoals aangegeven, we moeten doorgaan op de ingeslagen weg. De doelstellingen die we naar voren hebben gebracht, hebben we nu bereikt, maar zolang er nog maar één iemand in Vlaanderen door zelfdoding wordt getroffen, blijft het onze ambitie hier verder aan te werken, en dat zullen we ook gezamenlijk doen.
Minister, ik dank u vanzelfsprekend voor uw antwoord, maar ook voor de tone of voice die u daarbij aan bod liet komen. De cijfers zijn niet om over naar huis te schrijven, om trots op te zijn, zegt u. De situatie is ernstig. Ik denk dat dat de juiste aanpak is van deze problematiek, wat niet weg mag nemen dat we inderdaad mogen gaan bekijken wat werkt en wat niet werkt. We proberen, zoals ik al heb gezegd, heel veel, op vele facetten, vele beleidsdomeinen, naar vele doelgroepen, maar de rode draad is wel altijd het wetenschappelijk onderbouwde. Het is daarom ook goed u te horen vertellen dat de Universiteit Gent dat onderzoekt specifiek voor die ene groep van 45- tot 60-jarigen die moeilijk blijkt, dat die oplevering er de komende maanden zal zijn. Dat zal dus ook kunnen worden meegenomen in de opmaak van ons derde actieplan suïcidepreventie. Dat is ook mijn vraag. Mijn bijkomende vraag is: wat kunt u specifiek zeggen over de timing van de evaluatie van het tweede plan, dat in 2020 afloopt? Wanneer zult u het derde actieplan laten ingaan, wetende dat er echt geen moment te verliezen is?
Minister, dank u wel. De hulpmiddelen die u vandaag vooral inzet, die telefoonlijn, die chat, zouden wat mij betreft moeten kunnen worden uitgebreid. Die chat is vrij beperkt bereikbaar. Nu is het zo dat, wanneer mensen in een tunnel terechtkomen en enkel nog maar denken aan zichzelf van het leven te beroven, ze niet zo eenvoudig een aantal uren kunnen wachten om nog iemand te spreken.
Ik zou er daar voor willen pleiten dat u naar een uitbreiding gaat van het aantal mensen en mogelijkheden om iemand onmiddellijk te bereiken wanneer men die nood acuut ervaart, want men gaat vaak vrij impulsief over tot een uiteindelijke poging. Al gaat er een lang denkproces aan vooraf, op het moment zelf zit men echt in die tunnel.
De Zelfmoordlijn is op zoek gegaan naar extra vrijwilligers omdat ze de lijn niet constant konden bemannen en bevrouwen. Ze hebben die vrijwilligers nu gevonden, maar ze hebben de grootste moeilijkheden om hen ook op te leiden. Ze zijn eigenlijk met te weinig. Misschien komen we daar nog op terug in de begrotingsgesprekken, maar kent u het probleem en kunt u hun eventueel tijdelijk extra armslag geven om de vrijwilligers op te leiden zodat de telefoonlijn ook constant bemand is?
Als de resultaten van het onderzoek dat in 2018 is gestart, binnen ongeveer drie maanden beschikbaar zullen zijn, dan laat ons dat volgend jaar nog heel wat extra maanden waarin we mogelijk dat tweede actieplan kunnen bijsturen en waarin we enkele zaken zouden kunnen implementeren die specifiek toegespitst zijn op de doelgroep die zo moeilijk te vatten valt. Indien dit opportuun zou zijn, plant u al maatregelen in het tweede actieplan of wacht u tot het derde actieplan na 2020 om die te implementeren?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We zijn het er allemaal over eens dat elke zelfdoding er een te veel is. We weten allemaal dat we in Vlaanderen met te hoge cijfers kampen. Elke maatregel die mogelijk en nodig is, moet zeker en vast genomen worden.
Het agentschap Zorg en Gezondheid nuanceert de cijfers wel. Er is toenemende onduidelijkheid over de sterfgevallen waar geen intentie verklaard kan worden. Bijvoorbeeld, als iemand valt, is die dan geduwd, was het zelfdoding of is die persoon gestruikeld? Als we die cijfers optellen bij het aantal suïcidegevallen, dan zien we zelfs dat er een lichte daling is bij mannen maar een lichte stijging bij vrouwen. Er is dus toenemende onduidelijkheid over de registratie van de doodsoorzaak. We veronderstellen dat er bij de niet-gekende intenties toch ook wel wat suïcide zal zijn. Als u naar de cijfers kijkt en u ziet de lichte stijging bij vrouwen, kunt u dan zeggen wat daar een mogelijke verklaring voor kan zijn?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
De bezorgdheden van de collega's zijn terecht. Ondanks de dalende zelfmoordcijfers moeten we er ons bewust van zijn dat er achter elk cijfer een verlies van een naaste, een broer of een zus, een familielid of een vriend schuilt. Als we de cijfers bekijken en we zetten die af tegen de vooropgestelde cijfers van de verschillende actieplannen, dan zien we dat de door onszelf gestelde doelstellingen in het bereik liggen. Maar laat ons van deze gelegenheid gebruikmaken om in commissie het nieuwe actieplan voor te bereiden en nieuwe doelstellingen naar voren te schuiven, want we blijven momenteel spijtig genoeg tot de Europese top behoren van het aantal zelfmoorden.
In onze maatschappij, die steeds meer gericht is op prestatie – we zijn er ons van bewust dat er meestal meerdere factoren aan de grondslag liggen van zelfmoord of een zelfmoordpoging – zal er steeds een grote nood zijn aan gerichte zelfmoordpreventie. Onze fractie stelt dan ook voor om een landelijke preventiecampagne te lanceren rondom geestelijke gezondheidszorg, bijvoorbeeld zoals in de provincie West-Vlaanderen, de spijtige koploper op het vlak van zelfmoordcijfers, waar men destijds de succesvolle ‘Oe ist?’-campagne heeft gevoerd. Onze fractie steunt alle maatregelen die naar de gezondheidsdoelstelling ‘zero suïcide’ helpen leiden.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, ik ben het ermee eens dat we zeker niet mogen stoefen met deze zelfmoordcijfers, nog steeds een van de hoogste van West-Europa. We moeten absoluut nog een tandje bijsteken. Elke zelfmoord is er een teveel.
Een van de aspecten dat heel belangrijk is, is het inzetten op psychische gezondheid. Huisartsen zijn vandaag erg bereikbaar, maar psychologen zijn dat minder voor heel veel mensen. Er zijn al heel wat onderzoeken gevoerd rond het psychisch welbevinden van de Vlamingen en Belgen. Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid heeft onderzocht dat een op drie mensen aangeeft psychische problemen te hebben. Dat wil niet zeggen dat ze allemaal een psycholoog nodig hebben, maar wel dat ze psychische problemen hebben. We moeten dus echt inzetten op het meer toegankelijk maken van psychologische zorgen.
Ik werk als huisarts en de mensen die ik zie met psychische problemen of met een voorgeschiedenis van zelfmoord, moet ik ofwel doorsturen naar het centrum geestelijke gezondheidszorg, waar ze 12 maanden moeten wachten op hulp, ofwel naar een privépsycholoog, die al gauw 50 tot 70 euro per consultatie kost. Meestal zijn er meerdere consulten nodig. Ik moet niet uitleggen dat dat een zeer hoge kost is voor heel veel mensen.
Mevrouw Vandecasteele, uw vraag luidt? Nu, alstublieft.
Minister, bent u bereid om het aanbod van psychologen in de centra voor geestelijke gezondheidszorg uit te breiden en er meer budget voor beschikbaar te stellen, zodat de vraag met een degelijk aanbod kan worden beantwoord?
Collega's, ik dank u nog eens voor de bekommernissen en bezorgdheden en voor het engagement van iedereen om rond deze problematiek constructief te willen samenwerken en te willen nadenken.
Ik heb het in de commissie ook al gezegd dat terugbetaling niet tot mijn bevoegdheid behoort, vooralsnog niet, of niet tot de bevoegdheden van dit parlement behoort, vooralsnog niet. Dat wil niet zeggen dat we niet moeten nagaan of er geen stappen vooruit kunnen worden gezet. Ik heb dat ook al in de commissie gezegd.
De opmaak van het derde actieplan zal een belangrijk momentum zijn om de verschillende bekommernissen en suggesties die hier naar voren zijn gebracht, te onderzoeken, en na te gaan waar we precies staan. De resultaten van het onderzoek van de UGent zijn daar een element van. De vraag naar de beschikbaarheid van de tools is een ander element. We zullen dat moeten evalueren en desgevallend bijsturen. Daarvoor kijk ik ook uit naar de evaluatie.
Het is juist dat in de cijfers zelf een nuance wordt aangebracht. Het is daarom ook dat ik zei dat ik er met enige schroom over spreek omdat er twijfelgevallen zijn. Het is dan post mortem de vraag wat de echte doodsoorzaak is. Kan dat worden onderzocht om in de cijfers een betere benadering te geven? Dat is niet alleen een probleem in ons land, maar ook in vele andere landen. Als we de cijfers in Vlaanderen zien, is een van de vragen ook of ze in alle landen op dezelfde manier worden gemeten. Maar goed, dat is een statistische discussie die voorbijgaat aan de echte realiteit van het probleem, en dat is dat er vandaag nog altijd te veel mensen zijn die heengaan door zelfdoding of worstelen met zichzelf en pogingen tot zelfdoding ondernemen. Het moet ons ertoe aanzetten – met het oog op het derde actieplan – alles uit de kast te halen om op de ingeslagen weg verder te gaan.
Elke zelfdoding is een drama, met lange uitlopers van verdriet. In het begin van mijn vraag heb ik gezegd dat het voor mij een belangrijke, zo niet de belangrijkste uitdaging is van het te voeren beleid. Uit de cijfers blijkt – weliswaar te nuanceren en voorzichtig, ik benadruk dat – dat we stilaan de goede weg van strategieën zijn ingeslagen.
Minister, ik hoor in uw antwoorden ook de overtuiging om daaraan verder te werken en er volop op in te zetten. Ik hoor ook daadkracht om maatregelen te nemen die niet altijd op gejuich worden onthaald – dat moeten we ook zeggen –, om te experimenteren, om samen te werken met wetenschappelijk onderzoek. Ik hoor wat nodig is om hieraan de aandacht te geven die het verdient. Ik hoop, en ik weet zeker, dat we dit belangrijk thema een plaats geven in de commissie en in dit parlement, waar het meer dan ooit thuishoort.
Het volgende actieplan wordt inderdaad werk voor ons allen. Het is goed dat er onderzoek gebeurt, specifiek naar die groepen die we minder lijken te bereiken, om te weten wat we precies kunnen doen om hen te bereiken. Ik neem aan dat het antwoord meteen na het onderzoek zal komen. Dat hulpverlening bereikbaar en betaalbaar moet zijn en op tijd aan zet moet komen, is een ander gegeven. Toegankelijkheid tot de geestelijke gezondheidszorg gaat heel breed.
Heel specifiek zou het me ongelofelijk plezieren indien in dat actieplan of ter voorbereiding daarvan alvast zou worden nagedacht over welke zorg wij onmiddellijk kunnen geven aan die 25 mensen per dag die een poging hebben ondernomen die ze gelukkig hebben overleefd, om hen opnieuw wat meer perspectief te geven. Ik hoop dat dit in het volgende actieplan extra aandacht krijgt. (Applaus bij sp.a)
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Vandaag vroeg ik om extra aandacht voor de leeftijdscategorie van 45- tot 60-jarigen, maar de realiteit is dat zelfdoding een probleem is dat heel onze maatschappij treft. Met bijna drie zelfdodingen per dag is er nog heel erg veel werk aan de winkel. Ik denk dat dit hier al parlementbreed is gezegd.
Er is veel werk aan de winkel in verschillende leeftijdscategorieën, binnen verschillende geloofsovertuigingen, bij mensen van om het even welke afkomst en met om het even welke seksuele voorkeur. Ik wil u vragen om hier onvermoeid op te blijven focussen en om dit fenomeen, dat hele families ontwricht, te blijven bekampen.
Mevrouw Perdaens, ik feliciteer u met uw eerste tussenkomst aan het spreekgestoelte. (Applaus)
De actuele vragen zijn afgehandeld.