Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik denk dat we het er kamerbreed over eens zijn dat de rol van de leerkrachten voor de kwaliteit van ons onderwijs onmogelijk kan worden overschat. Gepassioneerde, bekwame leerkrachten zijn ons onderwijskapitaal. Elke dag opnieuw staan zij in voor de ontwikkeling en vorming van studenten, zeg maar de toekomst van Vlaanderen. Het is daarom ook heel goed dat we in het Vlaamse regeerakkoord kunnen lezen, minister, dat een van de voornaamste onderwijsdoelen daarin is om er ook in de toekomst voor te zorgen dat wij voldoende sterke leerkrachten blijven vinden en dat voldoende sterke leerkrachten de weg blijven vinden naar het onderwijs, leerkrachten die zich thuis voelen in het onderwijs en daar ook een duurzame job kunnen ontwikkelen. Inzet op de maatschappelijke waardering voor de job en inzet op de aantrekkingskracht zijn belangrijke sporen die we daarbij moeten trekken om dat te kunnen realiseren.
Een ander element in het regeerakkoord op dat vlak, minister, is het onderzoek naar de mogelijke invoering van een bindende toelatingsproef voor de lerarenopleiding. Daar is de voorbije dagen wat bezorgdheid over ontstaan. Het is belangrijk om enerzijds die onnodige ongerustheid daaromtrent zo snel mogelijk weg te nemen, en om anderzijds te benadrukken dat het geenszins de bedoeling is om daar vandaag voor een voldongen feit te staan. Hoe ziet u dat onderzoek naar de mogelijke invoering van een bindende toelatingsproef? En hoe wilt u de inzichten en expertise van het terrein daar maximaal bij betrekken, alvorens een keuze te maken in een of andere richting wat betreft toekomstige instroominstrumenten?
Collega Brouns, ook u wil ik graag feliciteren met uw eerste tussenkomst aan het spreekgestoelte. (Applaus)
Minister Weyts heeft het woord.
U verwoordt het goed: eigenlijk maakt deze denkpiste – dat is het vooralsnog – deel uit van de ambitie om te zorgen voor een opwaardering van het statuut van leerkracht. We willen elke opportuniteit te baat nemen om net daar werk van te maken. Het idee was om dat eens te bekijken, net in functie daarvan, om die status wat te versterken. Je zou misschien, gelet op het lerarentekort, de neiging hebben om te zeggen: om zoveel mogelijk mensen aan te trekken naar de lerarenopleiding, gaan we de deuren opengooien en misschien de lat lager leggen.
Deze denkpiste past in het tegenovergestelde, namelijk de lat hoger leggen, om zo te zorgen voor een versterking van de status en ervoor te zorgen dat er dientengevolge ook een grotere aantrekkingskracht ontstaat voor die opleiding en voor dat lerarenambt. Het is een beetje het idee van: een beetje ‘trek’ in de schouw veroorzaken. In plaats van de toegangspoort open te gooien, kunnen we die misschien een beetje vernauwen en de lat hoger leggen, om zodoende meer aantrekkingskracht en meer waardering te krijgen.
Dat is een denkpiste die we willen uitwerken, vanzelfsprekend in overleg met het hoger onderwijs, zowel hogescholen als universiteiten. Vandaag is er trouwens een niet-bindende toelatingsproef. Die is niet bindend in die zin dat die wel aanleiding kan geven tot remediëring, maar niet binair kan zeggen dat je wel of niet toegelaten wordt. De eerste cohorte zou nu gaan uitstromen, dit academiejaar. Men is met die niet-bindende toelatingsproef gestart in het academiejaar 2017-2018. Dat zou dus willen zeggen dat we nu de eerste resultaten zullen kunnen zien aan de uitgang. Vervolgens kunnen we dan ook een terugblik doen. Die resultaten nemen we zeker mee.
Maar al bij al blijft het wel de vaste overtuiging en de vaste ambitie om net te zorgen voor een opwaardering van de status van de leerkrachten. We zullen dat doen in overleg met eenieder, maar deze denkpiste willen we absoluut niet laten liggen.
Ik kan u daar in grote mate in volgen, minister. Ik wil u wel nog meegeven dat het misschien niet onzinnig is om ook naar het buitenland te kijken. We hebben van de minister-president een paar keer gehoord dat het goed is om naar boven te kijken. Ik zou u willen adviseren om naar boven te kijken, en dan gaat u wellicht het licht zien.
De heer Bex heeft het woord.
Welk probleem gaat deze regering met die bindende toegangsproef oplossen? Minister, dat is niet mijn vraag, maar die van professor Kelchtermans van de KU Leuven vandaag in De Standaard. Wij zien alleszins drie uitdagingen, waarvoor wij oplossingen willen zien. Ten eerste is er het grote lerarentekort dat zich vandaag al in de klassen manifesteert. Ten tweede willen we inderdaad sterke leerkrachten voor de klas. Ten derde moet men van het lerarenkorps een betere weerspiegeling maken van de samenleving, zeker in die superdiverse steden. Dat is ook een bezorgdheid van uw regering. Daar zijn we blij om.
Ik denk dat u een beetje een foute tegenstelling ophoudt tussen de kwaliteit van de uitstroom en de kwantiteit van de instroom. Ik denk dat het perfect mogelijk moet zijn om die twee te combineren. Daarom mijn vraag: zou u de middelen die u in zo’n dure proef zou steken, en ook al in het onderzoek daarnaar, niet beter investeren in de kwaliteit van de lerarenopleiding en in de begeleiding van de studenten?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik vind uw betoog een beetje het kind met het badwater weggooien. Daar maak ik me toch wel zorgen over. Iedereen is het erover eens dat de kwaliteit van de mensen die studeren in de opleiding naar omhoog moet. Ik denk dat de lat zeker hoger moet, maar we moeten maken dat elke student nog die opleiding kan volgen. Het is ook wetenschappelijk bewezen dat, als men zulke bindende toelatingsproeven doet, vooral studenten met een zwakkere sociale en economische achtergrond en migratieachterstand uit de boot vallen. Wat is belangrijk in het onderwijs? Dat er een diversiteit is in het leerkrachtenkorps. Dat is één. Ten tweede, kennis kan gemakkelijker worden bijgeschaafd dan de attitudes die je als leerkracht moet hebben. Je kunt mensen hebben die nog hard moeten werken aan hun kennis, maar die wel de vaardigheden en de attitude hebben om een goede leerkracht te worden. Vooraleer ik mijn vraag stel, wil ik één concreet voorbeeld geven. Ik ken een leerkracht die een technische opleiding had gekregen en die bij het begin van zijn lerarenopleiding nog heel hard moest bijwerken om zijn kennis bij te schaven. Het is intussen een uitstekende leerkracht geworden, en zelfs een directeur van een school. We moeten dus inderdaad maken dat we niet alleen op die kennis spelen, maar vooral dat rekening wordt gehouden met het hele pakket waarvoor een leerkracht moet staan. Vandaar mijn concrete vraag. U moet prioritair werk blijven maken van het verhogen van de kwaliteit van de leerkrachtenopleidingen en vooral, wanneer die leerkrachten dan afgestudeerd zijn, van een lerarenloopbaandebat, zodat die mensen in het onderwijs blijven. Wat zult u daar de volgende jaren concreet aan doen? (Applaus bij sp.a)
Mijnheer Vandenberghe, heel concreet was dat niet, vond ik persoonlijk. Ik heb u wat extra tijd toegestaan, maar dat zal volgende keer niet meer zo zijn.
De heer De Witte heeft het woord.
Ik denk dat we met deze bindende toelatingsproef het probleem groter maken, en niet kleiner. Ik ben niet de enige die dat zegt. In De Standaard werden vijf mensen uit het werkveld ondervraagd, vijf, en die keuren dat alle vijf af. Ik citeer er twee. “Een toelatingsproef meet vooral kennis, terwijl leerkracht zijn zoveel méér is”, zei Sofie Pottier van de hogeschool VIVES. “Studenten met onvoldoende kennis moeten extra worden bijgeschaafd. (...) hen tegenhouden aan de poort is contraproductief”, zei Greet Decin van de UC Leuven-Limburg (UCLL). Minister, mijn vraag is dus: gaat u investeren in die lerarenopleiding en hoeveel? Dat is immers natuurlijk de essentie om ervoor te zorgen dat die kwaliteit omhooggaat. Hoeveel gaat u extra investeren in de lerarenopleiding? We hebben immers zevenduizend leerkrachten te kort tegen 2024. Dat zegt uw eigen regeerakkoord.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, dit is een belangrijke vraag, maar wat er natuurlijk niet bij wordt gezegd door diegenen die daartegen zijn, is dat die met de rekenmachine bezig zijn. Ze denken immers: dan gaan er een aantal minder instromen, waardoor we minder centen gaan krijgen. Als ik echter diezelfde mensen, diezelfde docenten van diezelfde opleidingen ondervraag, dan zeggen die ‘alstublieft, doe iets aan de instroom, want we kunnen wel leerwinst genereren, maar waar we beginnen, dat hebben we niet onder controle, dus doe daar iets aan’. Dat is één.
Twee: één leerkracht heeft in zijn carrière impact op duizend leerlingen. Vandaar dat de minister heel terecht zegt dat hij wil proberen om die job en de instroom op te waarderen. Dat kunnen we doen door middel van de toelatingsproef, niet die van vandaag maar een andere. De vraag is echter wat we doen met de mensen die daar niet voor slagen. Laten we die aan hun lot over? Ik deel de mening van collega’s die zeggen dat het gaat over gemotiveerde mensen. Maar zoals de heer Vandenberghe zegt: het is niet omdat je gemotiveerd bent dat je genoeg inhoud en sterkte hebt.
Uw vraagt luidt, mijnheer Daniëls?
Excuseer, ik ben een beetje geïnspireerd door de heer Vandenberghe.
Minister, zou u degenen die niet slagen voor die toelatingsproef, een remediërend traject aanbieden om alsnog later te kunnen instromen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik merk, gelukkig, kamerbreed de bezorgdheid over enerzijds de status van de leerkracht en anderzijds de kwaliteit van de lerarenopleiding. Als we allemaal die bezorgdheid delen, kunnen we misschien openstaan voor denkpistes en niet bij voorbaat elke denkpiste die op tafel komt, afwijzen. Ik bekijk dat heel open en onbevangen om ervoor te zorgen dat we net die doelstelling zouden kunnen realiseren samen met het lerarenpact, namelijk een opwaardering van het ambt van leerkracht. Een versterking van die status is onze doelstelling.
Mijnheer Daniëls, wanneer we vaststellen dat iemand niet slaagt, kan die worden geheroriënteerd of een voorbereidend jaar volgen, maar dat maakt niet uit, we moeten openstaan voor verschillende denkpistes die net werk maken van de doelstelling om het lerarenambt te versterken en op te waarderen.
De heer Brouns heeft het woord.
Hier is vandaag al heel wat gezegd met het gezamenlijke doel dat zoveel mogelijk jongeren die vandaag dromen van die heel mooie job die zo belangrijk is voor de toekomst van Vlaanderen, aan de meet komen. Daarbij is remediëring inderdaad heel belangrijk, mijnheer Daniëls. We moeten goed nadenken over de weg daarnaartoe, om dat doel te bereiken, namelijk zoveel mogelijk kwaliteitsvolle leerkrachten voor de toekomst van ons onderwijs, de toekomst van Vlaanderen.
De actuele vraag is afgehandeld.