Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik wil beginnen met u proficiat te wensen. U bent een nieuwkomer in dit parlement en in de Vlaamse Regering. U had een korte passage in de Senaat, maar nu bent u dan toch in een echt parlement terechtgekomen.
Collega Daniëls heeft het reeds aangehaald: het is de Week van het Nederlands. In Brussel, maar ook in de rest van Vlaanderen wordt dat gevierd met allerlei activiteiten. Het Huis van het Nederlands is de toegangspoort, niet alleen voor nieuwkomers maar ook voor heel wat openbare besturen, verenigingen, associaties die er een beroep op willen doen. In Brussel is het een succesverhaal. Ongeveer 18.000 mensen doen er een beroep op.
Recent zei de directeur van het Huis van het Nederlands in Brussel, Gunther Van Neste, in een interview dat men samenwerkte met verschillende openbare besturen en gemeenten. U weet het als Brusselaar even goed als ik dat er nog altijd een fundamenteel probleem van gebrekkige tweetaligheid in onze hoofdstad is. Het is een oud zeer. ‘We vinden geen oplossing’. ‘We vinden geen tweetaligen.’ Ik begrijp het nog altijd niet. Het Nederlands is toch geen Chinees. Het is toch makkelijk aan te leren, maar blijkbaar is het voor sommige Franstaligen toch een fundamenteel probleem om het te leren.
Ik zie dat de Brusselse overheid in gebreke blijft. Vlaanderen doet opnieuw inspanningen met het Huis van het Nederlands om met openbare besturen te werken. Vorige week werd gecommuniceerd dat drie gemeenten – de stad Brussel, Elsene en Sint-Agatha-Berchem – samenwerken om hun personeel op te leiden om in een onthaalfunctie goed Nederlands te spreken met de burgers, met u en mij wanneer we daar zouden zijn.
Minister, hoe zult u proberen om de samenwerking met de Huizen van het Nederlands – vroeger goed opgevolgd door onze huidige voorzitter – nog te kunnen verbeteren en intensifiëren zodat we naar een echt doorleefde tweetalige stad gaan omdat Brussel als gewest en lokaal bestuur toch nog in gebreke blijft?
Minister Dalle heeft het woord.
Voorzitter, collega Vanlouwe, ik dank u voor de vraag en voor de felicitaties. Ik kijk ernaar uit om met u en met heel het Vlaams Parlement samen te werken.
Dit is een heel belangrijke vraag. In het Vlaams regeerakkoord zullen we volop inzetten op het versterken van de band tussen Brussel en Vlaanderen. Het Nederlands is daarin een bijzondere troef.
Ik zal beginnen met een positieve noot: vandaag is de aantrekkingskracht van het Nederlands in Brussel groter dan ooit. Het Nederlands wordt gezien als een kwaliteitsmerk voor een aantal Nederlandstalige instellingen en voorzieningen. Het wordt gezien als een troef om het samenleven in Brussel te versterken, een troef voor nieuwkomers om zich te integreren en vooral een troef voor alle Brusselse werkzoekenden om ook effectief een job te vinden.
Natuurlijk zijn er nog heel grote uitdagingen. Collega Vanlouwe, u verwijst daar terecht naar. Er zijn soms problemen, bijvoorbeeld bij de lokale besturen bij die negentien Brusselse gemeenten, om zich in het Nederlands te kunnen uitdrukken. Daarom heeft het Huis van het Nederlands effectief in het begin van het jaar een oproep gelanceerd aan die negentien Brusselse gemeenten, die negentien lokale besturen, om met hen een intensief taaltraject op te starten.
Acht gemeenten hebben daar heel snel op gereageerd. Het gaat inderdaad over Sint-Agatha-Berchem, Elsene en Brussel-Stad, maar ook over vijf andere gemeenten, namelijk Anderlecht, Schaarbeek, Sint-Pieters-Woluwe, Vorst en Etterbeek. Voordien was er ook al een goede samenwerking met Jette.
Dat taaltraject is, heel concreet, een analyse van de noden, de bezorgdheden en de behoeften in elke gemeente, een intensief operationeel taalbeleidsplan, met een visie daaraan ten grondslag, en natuurlijk ook taaltrajecten, taallessen, intervisiemomenten en dergelijke.
We zijn gestart in de drie gemeenten die u hebt genoemd. Volgend jaar, in 2020, wordt dat opgestart in die vijf andere gemeenten. We zullen dat goed evalueren, samen met de Vlaamse Gemeenschapscommissie, om dan te bekijken of dat effectief resultaten met zich meebrengt en of we dat ook kunnen uitrollen in het hele Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, in het bijzonder in die andere gemeenten die het nog niet hebben gedaan. (Applaus bij CD&V)
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U zegt dat het een vooruitgang is: drie gemeenten, en volgend jaar wellicht vijf. Maar er zijn nog altijd negentien gemeenten in het hele gewest. Er zijn negentien OCMW's, er zijn zoveel lokale besturen, er is politie, er is brandweer. Er is eigenlijk nog heel veel werk.
En ondertussen hebben we een taalwet die eigenlijk bepaalt dat die administraties tweetalig moeten zijn. Die taalwet is bijna zestig jaar oud. En nu moeten we altijd maar inspanningen blijven doen, moet Vlaanderen blijven investeren, omdat die lokale besturen, dat gewest, die politie bij de benoemingen jammer genoeg in gebreke blijven.
Ik vind het een positieve zaak. Maar ik had natuurlijk graag gehad dat we, ongeveer zestig jaar nadat die taalwetten in werking zijn getreden, konden zeggen: ‘Wij zijn een internationale stad. Wij zijn een tweetalige stad. Op de gemeente, bij de politie, bij de brandweer, overal kunt u terecht in het Nederlands of in het Frans.’ En dat blijft toch nog altijd een probleem.
Minister, ik heb nog een detailvraag. Hoe concreet ziet u die samenwerking? Zullen dat taalopleidingen zijn? Zult u die mensen vragen om lessen te volgen? Zult u een taaltest invoeren? Op welke manier? Want in feite zijn heel wat van die benoemingen manifest in strijd met de taalwet.
Ik ben bijna aan mijn besluit. Vorige week nog was ik op een politiecommissariaat. Ik wilde aangifte doen bij een agent, maar die zei doodleuk: ‘Nee, ik moet niet tweetalig zijn. Ik ben benoemd, ik moet niet tweetalig zijn.’ Ik wilde daar natuurlijk de hele wetgeving beginnen uit te leggen. Maar hij vond dat doodnormaal. Dus u ziet dat er in de geesten van die lokale besturen, van die mensen op het terrein, toch nog altijd een probleem is. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, als het gaat over initiatieven die de kennis van het Nederlands in Brussel ten goede komen, dan zult u in ons altijd een bondgenoot vinden. Het Nederlands verdient absoluut zijn plaats in onze prachtige, meertalige stad. Ook wij vinden die samenwerking tussen het Huis van het Nederlands en de Brusselse gemeenten absoluut een goed idee.
Maar inderdaad, het project bestaat al. Het werd dit voorjaar opgestart. En het wordt op dit moment eigenlijk gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Dus, als de Vlaamse Gemeenschap het zo’n goed en belangrijk project vindt, dan is mijn vraag of de Vlaamse Gemeenschap daar nog een schep bovenop zal doen met extra middelen voor het Huis van het Nederlands, natuurlijk aangevuld met bijdragen van gemeenten die in het traject willen stappen? Uit uw antwoord blijkt zeer duidelijk dat het enthousiasme bij de Brusselse gemeenten zeer groot is en dat er meer vraag dan aanbod is op dit moment.
Het zal jullie niet verbazen dat ik mij de komende jaren wil tonen als een pleitbezorger voor de investeringen in Brussel. Ik kijk dus ook uit naar de discussie over de begroting morgen. Ik ben heel benieuwd hoe de belofte dat Vlaanderen Brussel niet zal loslaten zich in de cijfers zal vertalen. Als ik maandag BRUZZ lees en hoor dat de minister nog niet helemaal goed weet hoe de cijfers in elkaar zitten en dat er zal worden bespaard op het Brusselfonds, dan maak ik mij wel wat zorgen. Maar bon, ‘to be continued’.
De heer Slootmans heeft het woord.
Voorzitter, het probleem is inderdaad gekend en mooi geschetst door de heer Vanlouwe. In de meeste Brusselse gemeentehuizen kunnen Vlamingen inderdaad nog altijd niet in hun eigen taal aan bod komen. BRUZZ maakte daar onlangs nog een heel pijnlijke reportage over waarbij je iemand zag aan het onthaalloket in Vorst die probeerde in zijn eigen taal geriefd te worden, maar dat lukte niet.
Ook de Vaste Commissie voor Taaltoezicht heeft vorig jaar nog klachten voor zeven gemeenten aangewend waarbij de taalwetgeving manifest werd geschonden, zonder resultaat en zonder gevolg.
Ik hoorde de heer Rzoska het vorige week nog hebben over A- en B-burgers. Wel, in het groene Brussel, in het Brussel van Groen en Ecolo, behoren Vlamingen nog altijd tot de tweede categorie. Dat de stad Brussel, Elsene en Sint-Agatha-Berchem nu intensiever gaan samenwerken, is zeker en vast lovenswaardig, maar het is natuurlijk veelzeggend dat het er maar drie zijn. U spreekt van acht. In de pers vernemen wij dat het er drie zijn. Dat betekent natuurlijk dat 90 procent daar lak aan heeft. Blijkbaar wil men wel onze centen, maar onze taal verguist men.
Minister, welke stappen zult u ondernemen om de taalwetgeving zestig jaar na datum in de Brusselse gemeentehuizen te doen naleven omdat Vlamingen anno 2019 ook in hun eigen hoofdstad in hun eigen taal kunnen worden bediend? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Bex heeft het woord.
Dames en heren, dienstverlening moet toegankelijk zijn en dat betekent in Brussel dat deze ook tweetalig moet zijn. De huidige situatie betreuren, volstaat niet.
Het is u misschien niet ontgaan dat bij twee verkiezingen groene golven door Brussel zijn gegaan. We hebben nu Brusselse gemeenten die er iets aan willen doen. We hebben een Brusselse Regering die er iets aan wilt doen met minister Elke Van den Brandt. We hebben ook veel Brusselaars die daar iets aan willen doen door bijvoorbeeld naar het Nederlandstalig onderwijs te gaan en door hun kinderen naar een Nederlandstalige kinderopvang te sturen. De Brusselse Regering heeft ook een actieplan meertaligheid aangekondigd. We zien dus heel veel signalen die in de goede richting gaan. We hopen ook dat het Huis van het Nederlands volop die rol kan opnemen.
Minister, er zijn inderdaad besparingen aangekondigd bij het Brusselsfonds, waaruit het Huis van het Nederlands een belangrijk deel van zijn middelen haalt. Kunt u zeggen of u ook zult besparen op het Huis van het Nederlands? Ik hoor hier een kamerbrede meerderheid pleiten om dat niet te doen, maar om daar juist veel sterker in te investeren. (Applaus bij Groen)
Dames en heren, ik dank u voor de vragen. Het is evident dat de taalwetgeving in Brussel en zeker door de lokale besturen aangeleerd moet worden. Daar zijn verschillende mechanismen voor, onder meer via de vicegouverneur, maar ook de Vlaamse Gemeenschap kan daar een rol in spelen.
Wat even belangrijk is, is om een positief aanbod te creëren om ervoor te zorgen dat het Nederlands verder als een troef wordt gezien en dat de Brusselaars effectief ook meertalig, minstens tweetalig, willen zijn. Dat moet ook door de ambtenaren in onze hoofdstad zo aangevoeld worden, zodat er voor iedereen – Nederlandstaligen, Franstaligen en anderstaligen – een correct aanbod is en dat de dienstverlening correct verloopt.
Mijnheer Vanlouwe, hoe verloopt dat concreet? Het is zo dat men eerst een echte screening doet, een analyse. Daarna wordt er een beleidsplan opgemaakt waarbij in concrete actiepunten wordt voorzien, waarbij het Huis van het Nederlands in opleidingen, oefenmomenten en sensibilisering en dergelijke voorziet. Dat wordt in partnerschap met de gemeenten telkens besproken.
Er zijn diverse vragen geweest van de collega’s Goeman en Bex over de financiering van het geheel. Natuurlijk, voor de details over de begroting verwijs ik graag naar het debat ter zake in de Commissie ad hoc. Het is inderdaad het geval dat dit element van de samenwerking met de gemeenten wordt betoelaagd door de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Het Huis van het Nederlands heeft een publieke financiering van ruim 3 miljoen euro, met ongeveer 1,1 miljoen euro via de VGC. Het zijn die middelen die dienen om dat partnerschap met de gemeenten waar te maken. Ik ben ervan overtuigd dat men met de middelen waarin vandaag is voorzien daarvoor, daadwerkelijk dit traject kan afleggen. Voor drie gemeenten is dat vandaag het geval. In 2020 is reeds ingepland om dat ook met die vijf andere gemeenten te doen. De hoop is inderdaad dat dit verder kan worden uitgerold naar het hele Brusselse grondgebied, ook naar die tien andere gemeenten, want Jette heeft al een traject doorlopen, zodat zij allemaal daarvan kunnen profiteren, zodat die tweetaligheid daar kan worden gegarandeerd.
Minister, dank u wel. Ik zou niet zeggen dat het een vooruitgang is, maar ik geloof wel dat er hier en daar gemeenten zijn die hun best doen. Ik zou echter graag natuurlijk zien dat alle gemeenten, alle administraties, politie, brandweer, echt tweetalig worden en niet zomaar hun best doen.
Ik heb iets interessants gehoord van de heer Bex en mevrouw Goeman. Men verwijst naar de Brusselse Regering. Men zegt dat de tijd van betreuren voorbij is. Dat klopt, die is eigenlijk al 40 jaar voorbij, al 40 of 50 jaar moest er actie zijn genomen, maar ik daag u uit. Ik heb hier het rapport van de vicegouverneur, die zei dat er 3113 dossiers bij hem zijn terechtgekomen. Daaruit bleek dat 78 procent van de aanwervingen bij de lokale besturen niet in orde was met de taalwetgeving. Wel dan is het aan die Brusselse Regering om die benoemingen gewoon te schorsen, want die lokale besturen moeten mensen aanwerven die tweetalig zijn. Vlaanderen doet inspanningen om hun Nederlandse les te geven, in een bijzonder traject. Wel, de Brusselse Regering kan al die aanwervingen die onwettig, in strijd met de taalwetgeving zijn, gewoon vernietigen. Waar blijft dan die Brusselse Regering? In het verleden hebben we gezien dat dat inderdaad niet is gebeurd. Ik reken er nu op dat Ecolo en sp.a dat in de toekomst zullen doen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.