Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Tinne Rombouts, Wilfried Vandaele, Francesco Vanderjeugd, Elke Wouters, Bart Dochy en Sofie Joosen houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, en van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, wat de implementatie van het zesde Mestactieprogramma betreft, waarvan het opschrift door de commissie is gewijzigd als volgt: “voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het Mestdecreet van 22 december 2006, wat de implementatie van het zesde mestactieprogramma betreft”.
Ik wijs de vergadering tevens op de reflectienota die de heren Bart Caron en Björn Rzoska hebben ingediend.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, we bespreken vandaag het voorstel van Mestdecreet. Ik hoef het misschien niet te vertellen, maar voor zij die het debat in de commissie niet hebben gevolgd, wil ik toch zeggen dat dit voorstel van decreet een hele voorgeschiedenis kent. De voorbereidingen van het zesde actieprogramma gaan immers terug tot januari 2018. In opvolging van de hoorzittingen over het voortgangsrapport over 2017 zijn eveneens hoorzittingen over het rapport over 2018 gehouden. We hebben dit actieprogramma in de commissie besproken. Tijdens die bespreking heeft een toelichting plaatsgevonden, is een hoorzitting gehouden en is een adviesronde georganiseerd. Na de bespreking volgde een tweede lezing en uiteindelijk is een reflectienota neergelegd. Vandaag voeren we de eindbespreking.
Gezien de grondige besprekingen, lijkt het me niet nodig het voorstel van decreet nu opnieuw volledig te bespreken. Ik wil echter wel even stilstaan bij de reflectienota en bij een aantal berichten van de voorbije dagen. Ik begin met de reflectienota.
Een eerste element is dat de indieners van de reflectienota opnieuw trachten aan te tonen dat het voorstel van decreet juridisch op losse schroeven staat. Ze verwijzen hiervoor naar arresten die betrekking hebben op de Nederlandse Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Dat is natuurlijk appelen met peren vergelijken. Ik wil in dit verband drie elementen aanhalen.
Ten eerste slaat het voorliggend dossier op de uitvoering van de Nitraatrichtlijn, die tot doel heeft de verliezen door de landbouw van nutriënten in de grond en het oppervlaktewater te beperken. De PAS is een programma dat een oplossing zoekt voor de onvergunbaarheid van bepaalde activiteiten in de nabijheid van speciale beschermingszones.
Ten tweede valt de Nederlandse PAS op geen enkele manier met onze aanpak te vergelijken. In tegenstelling tot de Nederlandse PAS, wordt bij de Vlaamse vergunningverlening in beginsel voor projecten een individuele passende beoordeling behouden. Wat de stikstofdeposities betreft, wordt hierbij rekening gehouden met het significantiekader dat de Vlaamse Regering heeft bepaald in de opbouw van de Vlaamse PAS.
Verder stelt het juridisch advies hierover dat het is toegestaan activiteiten vrij te stellen van de vergunningsplicht indien op grond van een passende beoordeling kan worden verzekerd dat die activiteiten niet zullen leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden. Het Mestactieplan 6 (MAP 6) beschikt echter over een door het Agentschap Natuur en Bos (ANB) gunstig geadviseerde passende beoordeling. Die passende beoordeling besluit dat door middel van concrete maatregelen en verscherpt toezicht een verslechtering wordt vermeden en herstel wordt beoogd.
De slotsom luidt dan ook dat er geen significante effecten zullen zijn, waardoor het onderzoek naar alternatieven waarnaar in de reflectienota wordt verwezen niet aan de orde is. Het MAP 6 is een generiek plan met gebiedsgerichte maatregelen dat niet verhindert dat door middel van andere initiatieven gerichte lokale maatregelen kunnen worden genomen om de instandhoudingsdoelstellingen te realiseren.
Trouwens, en dat is een derde element: ook de Raad van State maakt in zijn advies dezelfde bedenking en stelt zelfs het volgende. Ik citeer: “Tot slot dient er, wat Natura 2000-gebieden betreft, op te worden gewezen dat eventuele wijzigingen daaromtrent niet of niet in de eerste plaats zouden nopen tot een aanpassing van een van de decreten die het om advies voorgelegde voorstel van decreet beoogt te wijzigen, maar veeleer van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zijnde het Natuurdecreet.”
Collega's, verder wil ik even stilstaan bij een aantal inhoudelijke zaken, aangehaald in de reflectienota, hoewel ik moet toegeven dat het mij niet steeds duidelijk was wat het standpunt in de reflectienota was. Het was namelijk vaak vlees noch vis. Ik verwijs naar een aantal concrete elementen.
De collega's halen ten eerste aan dat een risicoanalyse op basis van de data die beschikbaar zijn, een zeer positief gegeven is in het huidige decreet. Anderzijds wordt er, een beetje verderop in de reflectienota, op gewezen dat de risicoanalyse misschien toch niet zo goed zal gebeuren. Een tweede element: de registratieplicht voor kunstmesthandelaars wordt aangehaald als een positief element, maar anderzijds wordt er verder in de nota op gewezen dat het misschien toch niet zo evident is om die kunstmestregistratie in beeld te brengen, aangezien er ook geen Europese wetgeving rond is. Een derde element: het verstrengen van de mestverwerking wordt als positieve maatregel gezien, maar ook daar wordt er opnieuw op gewezen dat de extra controledruk die de Mestbank dan zal ondervinden, misschien toch niet gewenst is. Een vierde element: het systeem van equivalente maatregelen wordt als zeer positief aanzien, maar tezelfdertijd wordt ook twijfel gezaaid over de goede werking van de nog op te richten beoordelingscommissie.
Collega's, op die manier kunnen we natuurlijk alles in het leven in vraag stellen. Het is belangrijk, zeker over zo'n belangrijke thematiek, dat we duidelijke keuzes kunnen maken. En dit Mestdecreet, collega's, maakt duidelijke keuzes en kiest voor accurate maatregelen. Knelpunten die opgemerkt worden op het terrein en die tijdens de parlementaire besprekingen aan bod kwamen in het afgelopen jaar, worden effectief ook opgenomen in dit Mestdecreet.
Het voorstel van decreet is opgesteld volgens het 4J-principe: juiste dosis, juiste tijdstip, juiste mestsoort en juiste bemestingstechniek. Neen, er wordt niet zomaar bemest. Er wordt wel aan precisiebemesting gedaan. Dit voorstel van decreet werkt nog meer gebiedsgericht, volgens een meer logische indeling, zijnde de afstroomzones. Die afstroomzones zijn vervolgens ingedeeld in vier categorieën, volgens de waterkwaliteit. Daarbij worden in die gebieden waar de doelafstanden groot zijn, extra maatregelen opgelegd. Denk aan de verstrenging van de bemestingsnormen. Denk aan de maatregel om in extra vanggewas te voorzien. Denk aan de mogelijkheid van equivalente maatregelen, waarmee landbouwers inderdaad de ruimte krijgen om ook innovatieve technieken in te zetten om resultaten te kunnen bereiken.
Er wordt heel duidelijk ingezet op extra handhavingsinstrumenten. In de regio's met grote doelafstanden zullen in de toekomst alle mesttransporten via gps traceerbaar zijn. Gegevensuitwisselingen met andere overheden zijn uitgebreid, ook met het buitenland. De mestverwerkers zullen extra debietmeters moeten plaatsen. Zij die kunstmest gebruiken, zullen ook een kunstmestregister moeten bijhouden. Er zijn ook hogere boetes, individuele bedrijfsmaatregelen en schorsingen van erkenningen voorzien in dit voorstel van decreet.
Collega's, we werken op een minutieuze manier rond mest. Met andere woorden, als mest op een verkeerde manier wordt gebruikt, heeft dat ineens ook grote gevolgen. Laat staan dat er enkelingen zijn die fraude willen plegen. Laat het duidelijk zijn: dat is onaanvaardbaar. Dat is ook uitgebreid besproken tijdens de commissiebesprekingen, al bij de voorgaande voortgangsrapportages. De maatregelen om dat te bestrijden, zijn dan ook opgenomen in het voorliggende voorstel van decreet. Dan een sfeer scheppen alsof de controles de afgelopen jaren zouden zijn afgebouwd, is totaal uit de lucht gegrepen. Het klopt dat er minder personeel is bij de Mestbank, net zoals alle Vlaamse administraties minder personeel hebben. Maar er is geen afbouw gebeurd aan de handhavingscel. De afbouw is gebeurd bij de begeleiding. En ik moet toegeven dat ik dat grotendeels betreur, want begeleiding van onze landbouwsector vanuit de Mestbank is een heel belangrijke rol. Maar dat is opgevangen door extra begeleidende taken te leggen bij het CVBB (Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting).
Het klopt dus totaal niet om te stellen dat de controle is afgebouwd. Ik hoop dat iedereen dat dan ook eerlijk erkent.
Cijfers geven namelijk duidelijk aan dat de risicoanalyses en de terreincontroles die de Mestbank ondertussen doet, ook effect hebben. Maar, uiteraard en terecht – daar hebben we in de afgelopen jaren de focus op gelegd –, bij controle moet de focus liggen op die maatregelen die een effect hebben op het milieu, niet op administratieve zaken, maar wel op eventuele frauduleuze inbreuken met de meeste milieu-impact.
In de resultaten zien we dat de inbreuken die bij landbouwers zijn vastgesteld en nauwgezet zijn opgevolgd, effectief zijn geminimaliseerd. In de reflectienota wordt ook verwezen naar de staalnemers, en daar staat dat er frauduleuze en complotzaken zouden zijn bij de staalnames. De staalnemers hebben een controledruk van 63 procent. De mestbank erkent heel duidelijk dat ze degenen die effectief in frauduleuze praktijken zitten, eruit kunnen halen met de koppeling van alle gegevens waarover ze vandaag beschikt.
Vervolgens hebben we de transporteurs en de mestverwerkers. Het klopt dat daar een aantal zwakke schakels zitten. Dat is ook besproken in de commissie. Dat wordt niet ontkend, integendeel. Vanuit de commissie is er uitdrukkelijk gevraagd aan de Mestbank om de controle daarop op te voeren. Aan terreincontrole is er extra aandacht aangegeven.
Om te stellen dat er massale fraude gebeurt, ik ben zeer benieuwd naar dat antwoord. De reacties die we hebben ontvangen over hoeveel cases het effectief gaat om te kunnen oordelen dat er massale fraude gebeurt… Die cijfers heb ik niet gekregen. Weliswaar staat in het mestrapport dat er vier duidelijke cases zijn getraceerd. Dat is heel openlijk meegegeven. Er is geen geheim, geen omerta. Daardoor zijn er extra instrumenten voorzien in dit Mestdecreet.
De heer Tobback heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, het spijt me dat ik uw idylle moet onderbreken. Het is nogal sterk dat u zegt: ‘als u spreekt over fraude, zeg dan waar ze is’. Wel, ik zal u zeggen waar u ze om te beginnen kunt merken. Dat is aan het feit dat, ondanks dat de regels in principe zouden moeten kloppen, de waterkwaliteit jaar na jaar achteruitgaat. Met andere woorden, wie zijn vinger uit de dijk heeft gehaald, is op zich niet belangrijk, maar dat er een groot gat in de dijk zit, is nogal duidelijk. Volgens de geldende regels zou de waterkwaliteit vooruit moeten gaan, en ze gaat drastisch achteruit.
U zegt dat we de vinger moeten leggen op de fraude, en zeg me dan waar ze is, want de Mestbank controleert perfect. Wel, ik heb dezelfde hoorzittingen meegemaakt als u, en daar heb ik gezien en gehoord – dat kunt u ook lezen in de rapporten – dat in 2017 welgeteld 0,42 procent van de mesttransporten effectief zijn gecontroleerd. 0,42 procent. Zal ik u zeggen waar die fraude zit, mevrouw Rombouts? In die andere 99,5 procent die niet is gecontroleerd door de Mestbank, die volgens u meer dan genoeg middelen heeft, en waar u overigens op bespaard hebt.
Stop nu toch met die dwaze idylle te verkondigen. U ontkent het licht van de zon. U ontkent de metingen van de eigen milieudiensten die dag na dag en jaar na jaar vaststellen dat de regels niet worden gevolgd, dat de waterkwaliteit achteruitgaat, en dat alle Vlamingen samen betalen voor het feit dat u de ogen sluit. (Applaus bij sp.a)
Collega Tobback, u legt mij woorden in de mond die ik totaal niet heb gezegd. Ik heb totaal niet gezegd dat de controle sluitend is. Ik heb gezegd dat het niet correct is om te stellen dat er afbouw is gebeurd op de controle en op de controle-instantie. Dat is niet zo.
Ik heb zelf aangehaald dat ik in de hoorzitting aan de Mestbank heb gevraagd om een extra focus te leggen op transporten en op de mestverwerking. U moet hier niet zeggen dat wij het zonlicht ontkennen. Integendeel, we hebben vanuit de commissie zelf aangedrongen bij de Mestbank om daarop een extra focus te leggen.
U zegt dat er een klein percentage transporten werd gecontroleerd. U weet ook dat er op het transport en op de transporteurs een controle van 44 procent is. Kan dat beter? Ja. Moet dat beter? Ja, graag, want we weten dat daar een aantal zwakke schakels zitten. Daarom voorziet dit voorstel van decreet in een aantal extra instrumenten.
Opnieuw, mevrouw Rombouts, het zou nogal sterk zijn mocht u ervoor pleiten om het percentage van 0,42 procent controles nog verder af te bouwen. Ik ben blij dat u ook verwijst naar de andere controles, de effectief gecontroleerde mestverwerkingsinstallaties. In 2017 zijn er inderdaad 22 gecontroleerd, en 19 waren er niet in orde. Dat is opnieuw meer dan 90 procent overtredingen. Ik ken geen enkele, maar dan ook geen enkele, industriesector die daarmee zou wegkomen.
U wilt dat de Mestbank meer gaat controleren. Ik heb dan een heel simpele vraag. Waarom hebt u dan in dit voorstel van decreet in plaats van de vrij vage bepaling dat alle transporten met de gps zullen worden getrackt, geen reële problemen aangepakt inzake die fraude? Het speelt geen rol waar de vrachtwagen rijdt, maar wel of die vol of halfleeg rijdt en of dat die vol terugrijdt van waar hij gekomen is. Dat meet u niet met de gps.
Er is een heel simpele manier om dit te meten. Er zijn 124 mestverwerkingsinstallaties in Vlaanderen. U moet verplichten dat er een webcam en een weegbrug staat. In dat geval hebt u echt in de middelen voorzien om de controle aan te pakken. U moet dan geen 500 mensen bij de Mestbank aanwerven. U kunt dit dan elektronisch en technologisch perfect doen, maar u doet dit bewust niet. Dit voorstel van decreet voorziet in een controlemechanisme waarvan u weet dat wat het zou moeten controleren, niet controleert.
Mijnheer Tobback, met alle respect, maar u weet – en als u het niet weet, stel ik voor dat u het decreet leest – dat er bij de mestverwerkers een debietmeter is geïnstalleerd. Daardoor komt de lege vrachtwagen, de vrachtwagen die niet met de juiste documenten aankomt en de volle vrachtwagen die niet zou lossen, aan het licht. Daarvoor heb ik inderdaad geen 500 extra controleurs nodig. Het effectieve controle-instrument is wel degelijk opgenomen in het voorstel van decreet.
De heer Caron heeft het woord.
Ik zal straks ten gronde ingaan op de andere opmerkingen, maar ik wil enkele cijfers geven over de handhaving en het personeelsbestand van de Mestbank. Aan het begin van het decennium werkten 198 voltijdsequivalenten (vte’s) bij de Mestbank. Vandaag zijn dat er 142. Aan het begin van het decennium deden er 40 aan handhaving en vandaag nog 32. In het ondernemingsplan van de VLM staat het getal van 26,8 mensen voor handhaving. Als u denkt dat u 750.000 hectare landbouwgebied, 150 professionele mestverwerkers en dito vervoerders kunt controleren met 26,8 vte, aangevuld met de beste elektronica van de wereld, dan weet u ook dat dit niet klopt.
Het verhaal van de AGR-GPS die mestvervoerders moeten gebruiken, is zo lek als een zeef. Een gps kan natuurlijk niet meten of een vrachtwagen vol, leeg of halfleeg is. Dat probleem is er. Er kunnen veel dingen elektronisch worden opgelost, zelfs met debietmeters. Maar zullen we dat allemaal in een netwerk steken? Zullen die allemaal een on-time controlesysteem op de Mestbank hebben? Wat doen we met dikke fractie die niet door zo'n meter kan? Dat moet gewogen worden. Er zijn genoeg complexiteiten. In de handhaving heeft de Vlaamse overheid, bijna bewust, zulke grote gaten gemaakt dat het niet anders kon dan dat mensen er begonnen van te profiteren. Stelt u zich eens voor dat we alle flitspalen weghalen op de gewestwegen. Dan zullen we ook vaststellen dat wagens te snel rijden, en ik zal niet kunnen bewijzen hoeveel, en u evenmin.
Ik ben blij dat u ook bezorgd bent over de handhaving en dat u erover bezorgd bent dat er voldoende mensen de ruimte krijgen om goed te handhaven.
Het is niet correct om te stellen dat de techniek niet zou mogen meetellen. U weet dat wij de afgelopen jaren gigantisch hebben geïnvesteerd in extra technieken om het netwerk sluitend te maken. Er is niet bespaard op de handhavingscel binnen de Mestbank. Er is in omgekeerde zin zelfs uitbreiding gebeurd door meer samenwerking met andere overheden, eveneens met politionele diensten, eveneens met andere Vlaamse overheidsdiensten om de data door te krijgen.
U weet dat de risicoanalyse in dezen cruciaal is om aan zeer gerichte handhaving te kunnen doen. Er is geen enkele overheidsdienst die een zo duidelijke risicoanalyse heeft en zulke gerichte controles uitvoert als de Mestbank.
Wil dat zeggen dat er geen probleem is? Neen, collega’s, want dan hadden we vandaag niet een van de drie hoofdstukken binnen het Mestdecreet als pijler genomen. Ja, er zijn nog mogelijkheden voor verbetering, daar is heel duidelijk op ingezet in dit Mestdecreet.
Dit MAP kiest niet voor afbouw van de veestapel. Daarbij vraag ik me soms af of dit nu wel of niet de vraag is binnen de reflectienota. We weten dat dit de ultieme droom is van een aantal mensen en middenveldorganisaties. En ik krijg ook het signaal dat dit de reden is dat een aantal organisaties het OMAP-overleg (Overlegcomité Mestactieplan) niet hebben verdergezet, zowel bij dit actieplan, als bij het vorige. Ik kan dat alleen maar ten stelligste betreuren.
Onze maatschappelijke doelstelling en de doelstelling van het MAP is goede waterkwaliteit te bereiken in evenwicht met een sterke land- en tuinbouw in Vlaanderen. Het lineaire verband tussen de veestapel en de slechte waterkwaliteit, wat sommigen ons willen doen geloven, is er niet. Ik lees een citaat voor uit een studie van Greenpeace: “We kunnen met de beschikbare data geen direct causaal verband leggen tussen de veeconcentratie en de vervuiling.”
De link met de waterkwaliteit is niet de hoeveelheid dieren maar wel een oordeelkundige bemesting. Daarop moeten we ons blijven focussen.
Ik heb in de commissie gevraagd om eventueel alternatieve voorstellen op de tafel te leggen maar ik stel vast dat dit blijkbaar niet evident is, want ik heb, tenzij ik er zou hebben over gelezen, die structurele of vernieuwende voorstellen niet gevonden.
Mijnheer Caron, ik heb de titel ‘de vermoeidheid slaat toe’ enkele keren gelezen. Ik begrijp dat die vermoeidheid toeslaat maar de landbouwer die deze titel leest en af en toe naar dit halfrond kijkt, ziet hoe daar hier vandaag opnieuw over wordt gehakketakt en hoe wij daarmee omgaan. En ja, dan denk ik dat de vermoeidheid soms toeslaat.
Onze land- en tuinbouwsector zorgt voor het meest duurzame, veilige en lekkere voedsel op ons bord en ja, als het mag, ook op het bord van vele Belgische en andere Europeanen. We zouden trots moeten zijn. In de plaats van steeds de tegenstellingen te zoeken zou het fijn zijn dat we samen naar de opportuniteiten zoeken. Het MAP voorziet in heel wat extra instrumenten, zeker ook om diegenen die er met hun klak naar gooien, bij te sturen.
De adviezen van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) en de Minaraad waren duidelijk: dit voorstel van decreet moet zo snel mogelijk worden goedgekeurd. Hun vraag naar een ‘good governance’ voor de volgende minister van Omgeving kunnen we zeker ook ondersteunen. Maar belangrijk is dan wel dat alle partijen open-minded rond de tafel komen en niet met als enige doel de afbouw van de veestapel.
Mevrouw Rombouts, ik wil even ingaan op een belangrijk element dat u zonet hebt aangekaart. U roept op om dit samen te doen. Ik ben daar ook voorstander van maar het probleem is dat dit proces volledig afgesloten is gebeurd waarbij de overgrote meerderheid in dit parlement niet kon worden betrokken en er inderdaad een aantal heilige huisjes zijn zoals de afbouw van de veestapel. Ik kan heel goed begrijpen dat u daar geen voorstander van bent maar het was zelfs geen optie om het te bespreken, we kunnen het zelfs niet op tafel leggen omdat het proces in de achterkamers gebeurt. Dat is een zeer groot probleem in het proces van de totstandkoming van het MAP.
Ik wil daar nog een tweede element aan toevoegen: het is me niet altijd duidelijk of u effectief wilt dat de waterkwaliteit substantieel naar beneden gaat. Ik citeer even uit het MAP zelf voor wat de doelstelling betreft: “Tegen 2027 worden alle maatregelen genomen om op termijn de gemiddelde nitraatconcentratie in het oppervlaktewater in landbouwgebied beneden 18 milligram nitraat per liter te krijgen.”
Tegen 2027 moet de norm niet worden gehaald maar moeten alle maatregelen worden genomen om op termijn een gemiddelde concentratie enzovoort. Moeten wij nu eigenlijk de norm halen tegen 2027, ja of neen? Ik lees gewoon wat er in het MAP staat.
Collega, over dat laatste bestaat geen twijfel. U kunt de zin uiteraard lezen zoals u zelf wilt, maar hij is heel duidelijk.
Ik citeer gewoon.
Het actieplan staat voor maatregelen nemen om de doelstelling te bereiken. Uiteraard staat daar dat we maatregelen moeten nemen om de doelstelling te bereiken. Heel duidelijk. Geen discussie. Het doel van het actieplan is om de doelstelling te bereiken.
Collega Rombouts, er staat: “alle maatregelen om op termijn”. Dat is dus later dan 2027. Daar stoor ik mij aan. (Opmerkingen van Tinne Rombouts)
Het probleem is – en dan laat ik u verder spreken – dat men bij de opstelling van de doelstelling afbouwt.
Mijnheer Sanctorum, alstublieft. Eerst mag mevrouw Rombouts en daarna u.
Zoals ik al zei, is dat uw interpretatie. Er staat duidelijk 2027 en dat is een heel duidelijke datum. Het is een datum op termijn, een datum in de toekomst. U moet er niet meer achter zoeken dan wat de zin duidelijk weergeeft.
Over het samen doen, hebben we ook gesproken in de commissie. Ik heb u toen al uitgelegd, naar aanleiding van de vorige actieplannen, dat het actieplan opmaken en uiteindelijk tot een decreet komen, een heel traject omvat. Het is iets heel anders dan de Vlaamse decreetgeving waar Vlaanderen heel wat vrijheid heeft. U weet dat er voor het Mestdecreet een akkoord over het actieprogramma moet zijn met Europa. We kunnen de mensen van Europa niet in het Vlaams Parlement vragen om de discussie in de commissie te voeren. Hoe graag u het ook hebt, het is niet de weg die Europa heeft gekozen om hun actieprogramma en de opvolging te doen.
Er moet minstens twee jaar een werkjaar zijn voor men de gesprekken met Europa kan opstarten. Ze zijn anderhalf jaar geleden opgestart. Elk jaar is er in dit parlement een voortgangsrapport. Stellen dat er geen terugkoppeling is en er totaal geen zicht op is, is niet correct. Er zijn voortgangsrapportages, er zijn vragen. Op het moment dat er over het actieprogramma enige duidelijkheid was vanuit Europa, is het als eerste toegelicht geweest in het parlement, nog voor de regering er kennis van had genomen. Ik denk niet dat u kunt stellen dat alles volledig in achterkamers gebeurt. Dat het overleg en de terugkoppeling vanuit Europa in de toekomst transparanter zou kunnen, heb ik ook in de commissie gezegd.
Collega's, ik wil afronden met te verwijzen naar een aantal mails die u misschien ook hebt gekregen en waarin wordt opgeroepen om dit voorstel van decreet niet goed te keuren. Ik hoop dat uit mijn pleidooi heel duidelijk mag blijken dat dit allesbehalve verantwoord gedrag zou zijn, integendeel, het zou onverantwoord gedrag zijn. Ik hoop dat eenieder vandaag erkent dat dit voorstel van Mestdecreet duidelijke stappen vooruit zet en dat het een ambitieus voorstel van decreet is, in het belang van de waterkwaliteit. De goedkeuring vandaag is noodzakelijk voor vooruitgang en rechtszekerheid. (Applaus bij CD&V)
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, collega's, de waterkwaliteit in landbouwgebied is de voorbije vier jaar verslechterd. Tijdens het laatste meetjaar 2017-2018 waren er 28 procent overschrijdingen. Vandaag, in het lopende jaar 2018-2019, worden er op 38 procent van de meetpunten voor nitraat overschrijdingen genoteerd. Voor wie er dus nog aan twijfelde: de doelstellingen van MAP 5 – 5 procent overschrijdingen in 2018 – worden niet gehaald. De maatregelen van MAP 5 zijn dus ontoereikend gebleken en dat was destijds eigenlijk ook voorspeld. Het huidige kwaliteitsniveau bevindt zich opnieuw op het niveau van 2004-2007. Er is dus echt behoefte aan een grondige evaluatie en een grondige aanpak van dit probleem.
MAP 6 voert een aantal wijzigingen in. De waterkwaliteit wordt voortaan opgevolgd op basis van gemiddelde waarden op het niveau van de afstroomzone en niet op basis van overschrijdingen van piekwaarden op het niveau van meetpunten.
Om die gemiddelde waterkwaliteit vast te leggen, is Vlaanderen opgedeeld in vier gebiedstypes: type 0, waar er een goede waterkwaliteit is en er geen extra maatregelen nodig zijn; type 1, waar er een bijna goede waterkwaliteit er waar er ook geen extra maatregelen nodig zijn; en types 2 en 3, waar de goede waterkwaliteit nog veraf is en waar extra maatregelen inderdaad op hun plaats zijn.
De N-VA vond een aantal maanden geleden dat het oorspronkelijke voorstel van decreet niet voldeed en heeft dat ook voldoende helder en luid gezegd in de commissies en daarbuiten. We willen namelijk dat de waterkwaliteit echt verbetert. We willen vermijden dat de Vlaamse samenleving van Europa hoge boetes krijgt en dat de Vlaamse landbouw uiteindelijk helemaal geslachtofferd wordt, want als er echt geen oplossing komt, zijn wij ervan overtuigd dat het de landbouw zelf zal zijn die daar het grote slachtoffer van wordt.
De oorspronkelijke tekst van MAP 6 werd aangepast, verfijnd en herwerkt. Daardoor kan de N-VA vandaag wél leven met wat hier voorligt. De tekst is niet ideaal: zo blijven de fosfaatnormen ongewijzigd. Ook andere zaken kunnen beter, maar het is in elk geval wat ons betreft een werkbaar voorstel. Wij kunnen hiermee aan de slag. Er werden een aantal verfijningen in de tekst aangebracht die meer garantie op resultaat bieden dan de oorspronkelijke versie. Zo wordt de doelstelling van MAP 5 verder opgevolgd. Dat betekent concreet dat de piekmetingen verder gerapporteerd zullen worden. Dus daarin zit een continuïteit. De streefwaarde van de gemiddelde nitraatconcentratie per afstroomzone wordt op 18 milligram nitraat per liter gebracht. Dat is een verstrenging. U weet dat we gestart zijn met 20 milligram nitraat per liter. Wetenschappers zeiden dat dit tussen 16 en 18 milligram nitraat per liter moest zijn. Het is uiteindelijk 18 milligram geworden.
Er komt 33.400 hectare gebied bij waarvoor er extra maatregelen moeten worden genomen: 1300 hectare voor type 1, 19.100 hectare voor type 2 en 13.000 hectare voor type 3. De versoepelingen die er in gebiedstype 0 waren, verdwijnen. De gps-plicht – die zeer actueel is na de artikels die gisteren in de pers verschenen – wordt verruimd. Ook het registreren van de verkoop en het gebruik van kunstmest is volgens ons een positieve zaak, want dat was een ontbrekende schakel in het verhaal.
De heer Tobback heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, u somt een aantal maatregelen op die op zich een stap vooruit zouden kunnen zijn, al blijft het mij verwonderen dat u het meten van de piekbelastingen als een vooruitgang beschouwt. Ik vind dat nogal evident. Het zou raar zijn indien we die niet meer meten, laat staan dat we een aantal maatregelen niet zouden nemen.
U gaat toch wel voorbij aan een aantal evidenties, zoals bijvoorbeeld die gps-plicht. U hebt net zoals ik de recente geschiedenis gevolgd. U hebt net zoals ik ook gezien wat voor een immens fraudeschandaal met mesttransport en mestverwerking men in Nederland, ondanks die gps-verplichting, heeft vastgesteld. Met andere woorden: als u zich daarmee alleen hebt getroost, dan hebt u zich met alle sympathie – want ik weet dat u dat goed bedoelt – met een kluitje in het riet laten sturen. Dat is jammer, want ik denk dat u inderdaad wel meer wilde. Ik kan de houding van de N-VA – die zoals u terecht hebt opgemerkt wel hard geprobeerd heeft om het voorstel beter te maken – om dit te accepteren, hoe mooi u het ook uitlegt, alleen maar verklaren doordat de volgende coalitie in Vlaanderen al gevormd is en dat u daarom bereid bent om dit te slikken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Dat is natuurlijk de eeuwige discussie van het halfvolle en het halflege glas. Dat is niet minder en ook niet meer dan dat. Ik wil toch even terugkomen op de piekverontreinigingen. U zegt dat het toch logisch is dat die verder worden gemeten en dat die verder gerapporteerd worden.
Mijnheer Vandaele, ik denk dat we in dit geval beiden liever zouden hebben dat er niets in het glas zou zitten. Halfvol en halfleeg is net zo erg, hoor.
Ik heb toch liever geen leeg glas.
U zegt dat het toch logisch is dat die piekverontreinigingen verder gemeten en gerapporteerd worden. Dat vinden wij blijkbaar met z’n allen. Mag ik u er toch op wijzen dat dat in de eerste versie van MAP 6 niet zo was. Dat is iets wat gaandeweg is aangepast en dat, denk ik, heel belangrijk is. Als we continuïteit willen hebben en willen blijven evalueren, is het belangrijk dat we die cijfers blijven krijgen, ook volgens de oude meetmethode, want intussen is de meetmethode veranderd.
Het sluitstuk van het hele systeem is volgens mij dat we alles toch wel heel snel, in juli 2020, zullen evalueren. We hebben afgesproken dat eventuele aanpassingen al in januari 2021 in werking zouden treden. Dat is voor ons toch een garantie dat dit verhaal ernstig bekeken en opgevolgd wordt.
Dat het om een fraudegevoelig dossier gaat, wordt dezer dagen, zoals eerder gezegd, in de media flink in de verf gezet. De gerapporteerde misbruiken zijn bekend en de Mestbank en de VLM bevestigen die ook. De vraag is natuurlijk op welke schaal het gebeurt, maar dat het gebeurt staat vast. Door de omvang van de Vlaamse veestapel wordt er meer mest geproduceerd dan er op het land mag worden afgezet. Ongeveer een derde van alle mest moet dan ook verwerkt worden en dat kost veel geld, ongeveer 20 euro per ton, wat ertoe leidt dat er constructies worden opgezet om mest op papier te verwerken, maar in werkelijkheid toch op het land te brengen. Transporteurs vervoeren minder dan ze zeggen, mestverwerkers verwerken minder dan ze zeggen, er wordt geknoeid met weegbonnen en transportdocumenten, sommige transporten worden niet aangegeven en er wordt ook nog eens gefraudeerd met mestsamenstelling en staalnames. De mestverwerking zelf gebeurt ten slotte ook niet altijd volgens de regels van de kunst.
Hoe groot is de schaal? Volgens de Mestbank is die aanzienlijk, vooral bij de grote mestverwerkers. De kleine spelers willen de regels misschien wel volgen, maar ondervinden financieel nadeel van de grote fraudeurs. Het probleem, collega’s, is de voorbije twee jaar acuter geworden en dat loopt parallel met het blootleggen van de grote fraudecarrousels in Nederland. Effectieve controle en handhaving van het mestbeleid waren de laatste jaren blijkbaar geen prioriteit, stellen we vast, en de Mestbank is vandaag ook nog niet klaar om MAP 6 correct te handhaven, vrees ik. Dat heeft enerzijds te maken met een gebrek aan inzetbaar personeel en anderzijds is de nodige technologie nog niet af. Volgens de VLM zelf zijn er 42 extra voltijdse equivalenten nodig. Wellicht zullen er aanwervingen moeten volgen en zullen er mensen binnen de administratie moeten muteren. Ik kan mij niet voorstellen dat er hier geen oplossingen voor te vinden zijn.
De boetes zijn vandaag te laag, denk ik. Ze gaan van 250 euro tot 2500 euro, wat niet te laag is voor die kleine landbouwers met goede bedoelingen, maar wel te laag voor de grote fraudeurs. Er zullen dus hogere boetes nodig zijn om de winstgevende fraude te bannen. We kunnen bijvoorbeeld met volumeboetes werken. Dat is vandaag trouwens al mogelijk, maar wordt nog niet toegepast. Waarom zouden we overigens de Europese inkomenssteun aan landbouwers niet koppelen aan de inspanningen die ze leveren voor het leefmilieu in het algemeen – zoals ik hier in het verleden al geopperd heb – en aan het naleven van het Mestdecreet in het bijzonder?
Collega Vandaele, u hebt het hier over hogere boetes en daar ben ik helemaal voor te vinden, maar ik moet u er toch wel op wijzen – misschien vinden we elkaar daarin terug – dat het huidige artikel 23 van het voorstel van decreet bepaalt dat inbreuken op het ingeven van het aantal dieren lager beboet moeten worden, omdat de overtreders ze onevenredig vinden en er dus geen draagvlak voor is. Dat is een beetje alsof je zou zeggen dat er onder doodrijders geen consensus bestaat over dronken rijden en dat we de boetes daarop dan ook maar moeten verlagen.
Misschien is het een vergissing. Collega Caron en ikzelf hebben een amendement ingediend om erop te wijzen dat we toch echt wel moeten terugkomen op die verlaagde boetes en om artikel 23 dan ook te schrappen.
Bent u bereid om daar consequent in te zijn? Ik hoor u net letterlijk zeggen: “We vinden dat er hogere boetes moeten komen.” Zullen we al beginnen met samen te beslissen dat we er dan ook geen zullen verlagen? Voor de duidelijkheid, het betreft amendement nr. 30.
Collega, die discussie is inderdaad gevoerd in de commissie. We hebben uw amendement met z'n allen gelezen. Hoe gevoelig we daar ook voor zijn, zeker na gisteren en na de dingen die we lezen, ik denk dat u de politieke realiteit voldoende kent – ik sluit daar straks mee af – om te beseffen dat wat nu op tafel ligt, inderdaad een compromis is dat werd bereikt, niet alleen door de sectoren, maar ook door de politieke partijen. (Opmerkingen van Bart Caron)
Dit is wat het is. En dat is dan ook mijn besluit. Dit MAP is niet perfect. Dat hebben we ook altijd gezegd. Maar het is een eerbaar compromis. Dit wordt geïllustreerd door het gezamenlijk advies van de (Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen) Minaraad en de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV). Als én de milieuorganisaties én de landbouworganisaties een gezamenlijk advies uitbrengen over dit MAP, collega’s, dan betekent dat ook dat zij in het diepste van hun hart – al zeggen ze iets anders naar buiten toe – ook wel beseffen dat dit momenteel het hoogst haalbare is en dat wat nu op tafel ligt, inderdaad verdedigbaar is en een basis is om op voort te werken.
Niet onbelangrijk in dit verhaal is de Europese derogatie. Een aantal van onze landbouwers hebben dat echt wel nodig. Wij moeten – daarover zijn we het volgens mij volmondig eens – dit MAP 6 op de voet volgen. Ik zei het al: de eerste evaluatie vindt plaats in juli 2020. Dat is toch heel snel. En bijsturingen zijn al mogelijk vanaf januari 2021. We moeten het dus op de voet volgen en we moeten zeker – ook in het licht van wat we gisteren en vandaag lezen en wat we eigenlijk al wisten, maar nu nog eens duidelijk op papier wordt gezet – de omkadering verzekeren voor een effectieve handhaving.
En daarmee wil ik dan helemaal besluiten: voor alles wat wij hier doen, voor alles wat wij hier goedkeuren en beslissen, of het nu dossiers zijn op het gebied van welzijn, onderwijs, ruimtelijke ordening of leefmilieu: alles staat of valt altijd met de handhaving, met een efficiënte controle en met een correcte handhaving. Anders blijven onze decreten, blijft onze regelgeving dode letter of lege dozen. En dat is ook in dit MAP-verhaal niet anders. Ik dank u. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, collega's, er is al heel wat gezegd, zowel in de commissie als in deze plenaire vergadering.
Mijnheer Vanderjeugd, wacht even. Mevrouw Rombouts wil nog reageren op de heer Vandaele. En anders gaat dat verloren voor de geschiedenis.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, ik wil kort reageren. De heer Vandaele haalt aan dat handhaving belangrijk is. Misschien was het de laatste jaren minder prioritair, maar ik wil nogmaals stellen dat de handhaving effectief een duidelijke focus heeft gekregen, vooral wat de milieu-impact betreft. Dus de focus ligt minder op het administratieve aspect, maar wel meer op terreincontrole en de effectieve milieu-impact.
Collega's, sommigen stellen zich vragen bij het aantal handhavers. Ik bevestig dat er vandaag 51 voltijdsequivalenten op de dienst zijn tewerkgesteld, waarvan 26 doorlichters en 25 effectieve handhavers.
Collega, u hebt het over historische fouten en stelt dat de boetes moeten worden verhoogd. Ik heb zelf ook aangehaald dat de boetes op een aantal vlakken verhoogd zijn. Maar ook die zijn in verhouding gebracht met de milieu-impact.
Mijnheer Tobback, ik licht even toe waarom die paragraaf op die manier werd verwoord. De boete opgenomen in het decreet, is een historische boete, toen men nog werkte met standaardboetes: alles evenveel, zonder de milieu-impact in rekening te brengen. Nu zullen we de milieu-impact dus wél in rekening brengen, wat volgens mij cruciaal is voor de berekening. Diegene met de meeste negatieve milieu-impact, moet ook het strengst worden beboet. Dat is de reden waarom die paragraaf op die manier is aangepast en verlaagd.
Collega Vandaele, ik wil het toch nog even hebben over dat eerbaar compromis. Ik kan begrijpen dat u zelf zegt dat u of uw fractie dit een eerbaar compromis vinden. Maar u mag die redenering niet doortrekken naar de SALV en de Minaraad. Want ik ben er helemaal niet van overtuigd dat zij dat een eerbaar compromis vinden.
Ze spreken zich in de adviezen zelfs niet uit over de inhoud. Waar heeft het dan wel mee te maken? Alles heeft te maken met de timing. Daarom roeren de adviesraden zich eigenlijk niet meer in dit dossier, omdat die derogatie anders niet dreigt te gebeuren, en dergelijke meer. Dat zijn de redenen waarom er vanuit die adviesraden geen inhoudelijk advies is gekomen. Maar stellen dat zij dit een eerbaar compromis vinden, dat is toch wel iets te verregaand. Ik denk dat u die woorden beter intrekt.
De heer Tobback heeft het woord.
Om voort te gaan op hetzelfde punt: mijnheer Vandaele, ik vind het al van enige moed getuigen om u als N-VA’er in dezen te beroepen op het belang van het middenveld, en om hen als autoriteit te citeren. Maar ik ben daar op zich wel blij om.
Ten tweede zou ik toch graag hebben dat u dat correct doet. Ik heb daar twee opmerkingen bij. Door de procedure waarmee u dit voorstel van decreet hebt ingediend, en door het feit dat u dit op de valreep – en eigenlijk te laat – hebt ingediend, zouden er in principe geen adviezen van die raden zijn geweest. Eigenlijk is de hele procedure van dit voorstel van decreet op de valreep gebeurd, net om te vermijden dat men nog adviezen zou moeten vragen. Het is alleen maar dankzij de voorzitter – waarvoor hulde – dat die adviezen er alsnog zijn gekomen, en dat de oppositie zich minstens daarop heeft kunnen beroepen. U moet dus misschien toch iets minder gul zijn als u zich op het middenveld wilt beroepen.
En als u zich er toch op wilt beroepen, doe het dan correct. De enige reden waarom die raden hebben gevraagd om het plan toch met lange tanden goed te keuren, is niét omdat zij vinden dat dit een fantastisch nieuw mestactieplan is – ik wil jullie die verslagen gerust nog eens voorlezen – maar eigenlijk enkel omdat zij onderschrijven dat dit waarschijnlijk de enige manier is om die fameuze derogatie – de mogelijkheid om nog wat meer en wat langer dierlijke mest op te brengen – nog te redden, minstens voor het komende jaar. Dat is letterlijk de enige reden; dat is het enige wat zij goed vinden aan dit voorstel.
Stop nu met dit als een gezagsautoriteit te beschouwen, en te zeggen hoe goed dit plan is. Het is een compromis; dat is wel vrij duidelijk. En het is aan uw lichaamstaal ook vrij duidelijk dat u er niet zo happy mee bent. Maar om het nu eerbaar te noemen, dat gaat toch een stap te ver, eerlijk gezegd.
Maar het feit dat u zich er zo krampachtig aan vastklampt, op een moment dat deze coalitie eigenlijk afgelopen is, wil waarschijnlijk zeggen dat het de bedoeling is dat het na de verkiezingen niet afgelopen is. Dan wens ik u nog veel succes; ik probeer dit bij te sturen met die evaluatie.
Collega Rombouts, u vindt dat de handhaving goed loopt. Ik ben toch veeleer geneigd om daar een tandje bij te steken. We krijgen de rapporten van de Mestbank, en wat de handhaving betreft zijn die toch niet om vreugdevuur bij te ontsteken. En dan druk ik mij nog zacht uit.
Collega Sanctorum, dit is toch een beetje spielerei. U bent een beetje met woorden bezig. U zegt dat de SALV en de Minaraad dit geen eerbaar compromis vinden. Maar eigenlijk komt u tot dezelfde conclusie als ik, en eigenlijk als collega Tobback. Zij nemen akte van dit MAP, en zij zeggen dat dit het MAP is waarmee we voort moeten in de huidige context, in de huidige constellatie. Dit is het plan waarmee we aan de slag moeten. Wat is dan het verschil tussen een eerbaar compromis en vaststellen dat we hiermee aan de slag moeten?
Omdat eerbaar compromis een inhoudelijke positionering is. En zij positioneren zich uitdrukkelijk niet in de adviezen.
Dan is dat een strategische keuze van de beide raden. En misschien is het ook een strategische keuze van ons parlement om dit vandaag toch goed te keuren.
Het verschil is wel dat de raden dertig dagen de tijd hebben gehad om die strategische keuze te maken. U hebt vijf jaar de tijd gehad om in deze coalitie een andere keuze te maken. Dan hebt u die tijd niet geweldig goed gebruikt, als u nu op de valreep, op de laatste dag, moet komen zeggen dat het eigenlijk op niet veel trekt, maar dat we strategisch niet veel anders kunnen – na vijf jaar.
Collega, u trekt het toch een beetje op flessen. We hebben de discussie al vaak gevoerd in de aanloop hier naartoe, ook in de commissies. Ik heb u duidelijk gezegd, ook daarnet, dat wat nu voorligt, veel en veel beter is dan hetgeen waar we mee zijn begonnen.
Als u zegt dat dat niet zo is, dan kent u het dossier niet. We hebben hier echt wel vooruitgang geboekt. Volgens ons is dit een verhaal dat echt veel beter is dan de oorspronkelijke teksten. Ik heb u kort opgesomd waar het inderdaad een verbetering is geweest. We gaan niet helemaal tot in detail gaan, maar ik heb u in grote lijnen geschetst waar die verbeteringen volgens ons te vinden zijn.
Als u vindt dat dat niet zo is, dan is dat uw recht. Wij vinden in onze fractie van wel, en daarom gaan wij dat vandaag ook goedkeuren.
Mijnheer Tobback, u zegt op een bepaald moment dat het nogal vreemd is dat de N-VA zich nu opeens gaat beroepen op het middenveld. Ik heb alleen verwezen naar de milieusector en naar de landbouwsector die hier in de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) naar gekeken hebben. Als u nu vindt dat de N-VA nooit op zoek moet gaan naar een draagvlak voor de beslissingen, is dat toch ook wel vreemd. Wij doen dat ook, zoals elke andere partij, denk ik. Dat heeft niets te maken met voor of tegen middenveld, ik denk dat elke beslissing die wij hier nemen, het best een zo groot mogelijk draagvlak heeft.
De heer Caron heeft het woord.
Ik wil toch nog even op die handhaving en die cijfers terugkomen. Ofwel moet ik bijscholing volgen, wat best mogelijk zou kunnen zijn – ik heb daar nu tijd voor, ik kan daar volgende week aan beginnen –, maar de uitkomst van uw rekenkunde is 20 à 25 mensen hoger dan de mijne, tot daar aan toe. Maar misschien moet u eens kijken naar de zesde slide van de presentatie van de Vlaamse Landmaatschappij tijdens de hoorzitting over dit voorstel van decreet, waar ze zelf zeggen dat ze het met 20 procent minder mensen moeten doen, en dat hun capaciteit ergens ophoudt. Ze zeggen zelf ook in de kranten dat ze de capaciteit niet hebben om de controle uit te voeren zoals ze die willen uitvoeren. Ik begin te denken dat het ook een bewuste strategie is geweest om de handhaving te verzwakken, net om al die achterpoorten te creëren. Sorry voor de slechte gedachten die ik heb, ik hoop dat ik het helemaal fout heb, maar als je dat echt wilt, zul je moeten investeren in die handhaving, ook technologisch natuurlijk, maar ook met mensen op het veld. Met MAP 5 is immers het probleem geweest dat de administratieve last van de controles zo hoog geworden is dat ze veel meer mensen moeten inzetten achter de computer op het hoofdkantoor, en veel minder mensen op het terrein, terwijl de behoeften net op het terrein liggen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega, ik heb niet gesteld dat er niet minder personeel is. Ik heb daarnet uitgelegd dat de Mestbank inderdaad ook dezelfde afslanking gekend heeft als andere administraties. Maar hoe de Mestbank zich organiseert, is ten eerste een zaak van de mestbank zelf, en is heel duidelijk toegelicht. (Opmerkingen van Bart Caron)
Dat is waar, niemand steekt hier de handjes omhoog. Ik zeg u heel duidelijk dat de keuze heel bewust gemaakt is om de cel Handhaving, waarin zowel de handhavers als de doorlichters zitten, niet af te bouwen, en dat zij vandaag 51 voltijdsequivalenten (vte’s) op die dienst beschikbaar hebben. Wil dat zeggen dat er naar de toekomst toe geen extra uitdaging is, en er misschien alsnog een aantal extra mensen of een heroriëntering moet komen? Ik heb dat bij dezen niet uitgesloten. Ik heb net aangehaald dat handhaving naar de toekomst toe nog belangrijker wordt, en inderdaad op die maatregelen die een milieu-impact hebben, niet op papier, maar wel effectief in het veld.
Mijnheer Vandaele, wij danken u voor uw aanwezigheid.
Ik dank u ook voor uw aanwezigheid, voorzitter. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Er is al veel gezegd, zowel in de commissievergaderingen als hier in het halfrond, en het is misschien jammer qua timing dat dit op de valreep nog langs dit parlement moet passeren, maar ik denk dat het wel belangrijk is dat we dit behandelen, en dat er niemand bewust de waterkwaliteit wil doen dalen of handhavingen wil verzwakken. We willen allemaal hetzelfde, namelijk dat de waterkwaliteit en het milieu zeker verbeteren. Daarvoor zijn er doelstellingen, doelstellingen die in MAP 5 natuurlijk niet gehaald zijn. Maar ik denk dat je na de evaluatie ook een nieuw plan moet opmaken, en dat dit toch wel een heel belangrijk gegeven is, ook om duidelijkheid te scheppen op het terrein.
Er zijn hoorzittingen geweest, er is een advies van de Raad van State geweest, een tweede lezing, enzovoort. Ik denk dat iedereen gehoord is, zowel de natuurorganisaties als de landbouworganisaties. Je hoort daar inderdaad dat niemand echt tevreden is: voor de landbouw gaat het te ver, voor de natuurorganisaties gaat het niet ver genoeg. En toch heb je iets nodig om een kader te creëren om in te werken.
Wat de SALV en de Minaraad betreft, zegt u, mijnheer Tobback, dat ze dertig dagen de tijd gekregen hebben om dit te bekijken. Het zou mij sterk verwonderen dat zij vooraf niet het hele dossier en het hele traject mee gevolgd hebben. Los van de teksten die ze uiteindelijk gekregen hebben om gedurende dertig dagen te bekijken, zijn het ook allemaal betrokken mensen die daarin zetelen, en die perfect weten wat het traject geweest is.
Er zijn inderdaad algemene opmerkingen gekomen, maar niemand heeft hun arm omgewrongen om geen specifiek advies uit te brengen. Het is een vrije organisatie, een vrije adviesraad. Niemand heeft gezegd: u mag dit of u mag dat niet meegeven. Ze zijn daar vrij in.
Toch zijn er enkele algemene opmerkingen gegeven en staat er ook heel expliciet te lezen, zoals hier al aangehaald is, dat het een goede zaak is om dit voorstel van decreet goed te keuren. En niet alleen omwille van die derogatie, want als je het op Vlaams niveau bekijkt, is die derogatie eerder beperkt. In bepaalde streken is dat een heel belangrijk gegeven, maar op Vlaams niveau is dat eerder beperkt. Dus dit is niet de enige reden. Een andere reden is dat men duidelijkheid wil op het terrein. Ondanks het feit dat dit misschien niet het godsgeschenk is voor de landbouw of voor de natuurorganisaties, het creëert wel duidelijkheid. Altijd maar schermen met die derogatie als enige zaak waarom ze dit voorstel van decreet willen laten goedkeuren, is toch wel even van de pot gerukt.
We moeten die waterkwaliteit verbeteren, dat is een feit. Ik denk dat het heel belangrijk is dat de oefening die we maken ook op het terrein haalbaar is voor onze landbouwers, onze boeren, de doeners die ondernemen en die volgens mij eigenlijk toch een van de grootste natuurbeheerders zijn van Vlaanderen. Ik denk dat zij ook maar al te goed beseffen, zij die inzetten op professionaliteit, dat zij een partner zijn in het klimaat- en milieuverhaal en dat zij er absoluut alle belang bij hebben dat zij goede cijfers kunnen voorleggen.
Maar natuurlijk zijn er altijd cowboys, als je kijkt naar bepaalde streken. Wat er ook mag kloppen van de fraudeverhalen die we de afgelopen dagen in de kranten zagen, die moeten eruit. Dat kan je doen met een goede controle en handhaving. Dus ik denk dat het heel belangrijk is dat de uitvoerende macht daar de nodige aandacht aan geeft.
Maar naast handhaving denk ik dat ook een goede begeleiding heel belangrijk is. Dat is misschien ook de reden waarom de doelstellingen bij MAP 5 niet altijd gehaald werden, omdat een goede begeleiding hier ook aan de orde is. Niet alleen die handhaving maar ook die begeleiding zijn volgens ons, Open Vld, heel belangrijke elementen om die nieuwe doelstellingen van dit MAP 6 toch wel te behalen.
Als laatste, als het gaat over goede begeleiding en handhaving, denk ik dat ook innovatie zeker iets is waarop ingezet moet worden, zeker op de vier J’s. Als allerlaatste, denk ik dat vanaf nu, wanneer het goedgekeurd wordt, een goede communicatie heel belangrijk is. Dus wat ons betreft, zijn een goede begeleiding, handhaving, innovatie en een goede communicatie zeker aan de orde.
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, sp.a zal dit voorstel van decreet – ik ga u niet verrassen – niet goedkeuren. (Opmerkingen van Wilfried Vandaele)
Ik wist dat u daarover verbaasd zou zijn, maar ik zal zo goed zijn om uit te leggen waarom. We zullen dit niet goedkeuren om redenen die eigen zijn aan het voorstel van decreet, maar eigenlijk ook om een aantal redenen die ermee samenhangen. Het mestbeleid zoals het vandaag gevoerd wordt, op de manier waarop het in het voorstel van decreet staat, toont eigenlijk hoe langer hoe meer aan dat het niet kan werken, als we verder werken op deze manier.
Collega’s, de redenen die eigen zijn aan het voorstel van decreet hebben we ondertussen al vrij uitgebreid besproken in de commissie en ondertussen sommige zelfs ook hier. Die komen er eigenlijk op neer dat dit MAP 6 de zoveelste poging is om via een alsmaar ingewikkelder en vaak ook moeilijker te controleren systeem van zeer complexe regels een gaatje in de dijk te stoppen. En ook in dit nieuwe MAP zijn een aantal van die nieuwe complexiteiten eigenlijk ofwel halfslachtig ofwel bijna a priori onzinnig.
Een onzinnig voorbeeld – we hebben het er in de commissie vaak over gehad – is het idee om vanggewassen in te zaaien die aan het einde van het seizoen moeten dienen om de overschotten aan nutriënten te absorberen. Dat kan in theorie nuttig zijn, maar er heeft ons in de commissie niemand kunnen uitleggen hoe dat zou kunnen werken, wanneer je dat regelt op een manier waarop je eigenlijk die vanggewassen niet moet aanplanten op de plaats waar er overschotten zijn maar desnoods aan de hele andere kant van het land.
Dat is inderdaad in plaats van flitspalen te zetten op zwarte punten, flitspalen plaatsen ergens in het midden van het veld en de zwarte punten ongemoeid laten. Dit is eigenlijk absurd. Dit is iets om het een aantal mensen gemakkelijk te maken om aan hun verplichtingen te voldoen. Ik heb het dienstbetoon genoemd en zal het dienstbetoon blijven noemen, omdat het aan de waterkwaliteit in het gebied waar het over gaat, waar het overschot aan nutriënten is, per definitie niks kan doen. Geen enkele van de indieners heeft me een sluitende uitleg kunnen geven waarom dit nu goed zou zijn, behalve dat het toch wel gemakkelijker is voor een aantal landbouwers. Ik ben me ervan bewust dat het niet altijd gemakkelijk zal zijn voor een aantal landbouwers, maar het einddoel van dit voorstel van decreet en van het hele verhaal van al twintig jaar Mestactieplan is niet gemak, maar resultaat. Collega’s, dat resultaat gaat al vijf jaar lang achteruit. Op dat moment zijn comfort en gemak niet de prioriteit, maar vooruitgang en algemeen belang. Dat heeft dit voorstel van decreet in ieder geval niet voor ogen op deze manier.
Collega Tobback, het gaat er niet om dat het gemakkelijker is voor de landbouwers of wie dan ook. Het is eigenlijk zoals collega Vanderjeugd daarnet zei: het is dit of het is niets. We moeten een kader hebben om aan de slag te kunnen gaan, om voort te kunnen werken aan de verbetering van die waterkwaliteit. Dit MAP 6 is een kader. Als u dat niet goedkeurt, dan is dat kader er niet. Wij geven er de voorkeur aan om een geactualiseerd kader te hebben waarmee we aan de slag kunnen.
Mijnheer Vandaele, dat is nu al een paar keer dat u zegt: ‘Het is dit of het is niets.’ Ik blijf het hoe langer hoe meer absurd vinden dat ik de vertegenwoordiger van de partij die met grote voorsprong de grootste is, niet alleen in Vlaanderen, maar ook binnen deze regering, hier nu al ongeveer een half uur lang hoor zeggen; ‘We hebben ons best gedaan, maar eigenlijk hebben we niet zo heel veel te zeggen, we hebben de grootste miserie toch een beetje bijgestuurd, het is dit of het is niks.’ Wat een zwaktebod is dat nu in godsnaam! Ik heb uw fractieleider en veel van uw partijgenoten hier in de loop van deze legislatuur over alle andere dossiers vele andere breekpunten, eisen, overwinningen en ik weet niet wat allemaal zien claimen, en daar waar het van belang is, bent u nu al een hele tijd aan het zeggen: ‘Ja, we hebben ons best gedaan, maar we hebben eigenlijk niet veel meer vastgekregen, de teksten die Schauvliege in het begin op tafel heeft gelegd, die had je moeten zien, dat was nog veel erger, we hebben dat toch een klein beetje bijgestuurd.’ Ik vind het bijna gênant om te zeggen, maar waar is de fiere N-VA van weleer? (Opmerkingen bij de N-VA. Gelach)
Andere partijen maken zich wat groter naarmate de verkiezingen eraan komen. U zakt blijkbaar jaar na jaar en dag na dag, met vandaag als climax, dieper weg.
Collega, ik denk dat dit perceptie is. (Gelach)
Als u ons ziet wegzakken, dan hebt u het verkeerd voor. Ik heb voor de zoveelste keer een oplijsting gemaakt van die dingen die voor ons belangrijk zijn en die volgens ons een verbetering zijn in deze kwestie. Ik heb ze opgesomd, ik heb ze uitgelegd. Ik denk dat iedereen weet dat dit heel essentiële zaken zijn in dit MAP 6. Vraag dat aan de wetenschappers, vraag dat aan de ambtenaren: zij zullen u dat bevestigen. Als u dat niet wilt toegeven, dan begrijp ik dat. U zit in de oppositie, u moet keet schoppen, u moet zeggen dat de grootste partij er niks van heeft gebakken. Wij vinden dat wij hier een beter MAP van hebben gemaakt. Dat hebben wij als N-VA gedaan en daar zijn we trots op en dat gaan we vandaag ook goedkeuren.
Voor de rest, als we het hier hebben over een compromis enzovoort, dan schijnt u dat iets vies, iets lelijks te vinden, terwijl u toch ook in de meerderheid hebt gezeten. U weet toch hoe het werkt. Ik neem aan dat u – 'you, of all people' – weet hoe politiek werkt, en dat u dus weet dat je, om ergens te geraken, inderdaad een puzzel in elkaar steekt en dat alle partners een aantal puzzelstukken aanreiken tot die puzzel in elkaar past. U vroeg daarnet waarom we niet dit nog strenger maken of dat veranderen. Zo werkt het niet. Het heeft inderdaad vrij lang geduurd, maar als de puzzel eenmaal is gelegd, dan moet die blijven liggen en dan gaat het niet meer op om daar stukjes uit te trekken, want dan is je puzzel kapot en dan heb je niet dat kader dat wij willen om verder te werken. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Vandaele, ik vind het beeld van de puzzel dat u gebruikt, heel mooi.
Ik heb het net bedacht, hoor.
Ja ja, maar ik wou erop ingaan. Ik vind dat een heel mooi beeld dat u daar gebruikt, maar ik moet u zeggen dat er in uw puzzel, en dat is dan een volgende reden waarom ik vind dat dit voorstel van decreet eigenlijk niet klopt, sowieso een aantal gaten zitten. Het voornaamste gat is al een paar keer aan bod geweest in deze bespreking vandaag. Het voornaamste gat is dat u misschien wel een aantal maatregelen theoretisch hebt verstrengd, maar dat u in heel deze legislatuur, vanaf het begin en eigenlijk ook vandaag, het eigenlijk niet mogelijk hebt gemaakt dat de controle daarop sluitend en grondig kan zijn.
Er is een afbouw. Er is een gegronde klacht. Ik heb het in de krant gelezen. Het gebeurt niet zo vaak dat een administratie in de kranten klaagt. Er is een gegronde klacht over het feit dat de administratie van de Vlaamse Regering noch financieel, noch technologisch, noch qua mankracht de middelen en de mogelijkheden heeft gekregen om dit echt te controleren.
Mijnheer Vandaele, ik wil er niet op blijven terugkomen, want het gaat hier niet enkel om de N-VA, maar voor een partij die altijd voor ‘law and order’ en voor controle pleit, heeft uw partij op het vlak van handhaving ook wel wat steken laten vallen. Ik kom daar straks nog op terug. U hebt een aantal compromissen gesloten die veel minder eerbaar zijn dan u ze probeert te verkopen.
Ik wil niet opnieuw op de handhaving ingaan. Ik denk dat ik daarnet voldoende duidelijk ben geweest. Mijnheer Tobback, wat de vanggewassen betreft, denk ik dat u het eigenlijk wel begrijpt. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Ik kan me niet inbeelden dat u het niet begrijpt, maar ik wil nog een poging ondernemen. U kent het belang van vanggewassen. Indien we in Vlaanderen meer vanggewassen tot stand kunnen brengen, zullen meer nitraten uit de bodem worden gehaald in plaats van naar het grond- of oppervlaktewater door te stromen. De eerste doelstelling voor Vlaanderen is dan ook zo veel mogelijk vanggewassen te realiseren. Vervolgens moeten we nagaan waar of op welke wijze we die vanggewassen maximaal op een zo efficiënt en zo goed mogelijke manier tot stand kunnen brengen.
We willen ons, met andere woorden, focussen op de gebieden waar de waterkwaliteit nog niet in orde is of de doelafstand nog het grootst is. Ik kijk niet naar mijn dorpsstraat, maar naar heel Vlaanderen. We willen het maximale aantal vanggewassen realiseren in de gebieden waar de doelafstand nog het grootst is.
U hebt gesteld dat het ten gevolge van bepaalde bedrijfsmethodologieën, teeltopvolgingen en dergelijke misschien niet mogelijk is in vanggewassen te voorzien. We stellen die landbouwers echter niet vrij van vanggewassen. Dat was uiteraard ook een mogelijkheid. We zouden kunnen beslissen dat dit niet moet indien het niet mogelijk is. We hebben niet voor die mogelijkheid gekozen. We hebben de keuze gemaakt dat een aantal hectaren vanggewassen effectief in dezelfde gebiedscategorie moeten worden gerealiseerd. Op die manier kunnen we in Vlaanderen effectief een verhoogd aantal vanggewassen realiseren in de gebieden waar de waterkwaliteit niet goed is en de doelafstand nog het grootst is. U kunt hiermee lachen. U kunt dit hypocriet vinden. Ik weet wat belangrijk is, namelijk maximaal in vanggewassen te voorzien in de gebieden in Vlaanderen waar de doelafstand het grootst is.
Mevrouw Rombouts, indien u dat echt zou menen, zou u de amendementen hebben gesteund die wij hebben ingediend en zou u er minstens voor hebben gezorgd dat de vanggewassen moeten worden gezaaid in hetzelfde stroomgebied waar de verantwoordelijke voor het overschot werkt. In dat geval zou het een echte burenregeling zijn en zouden we elkaar misschien nog kunnen vinden. U blijft hier echter doof voor.
Hierdoor bevinden we ons nu in een situatie waarin er in een stroomgebied in het water een grondig overschot aan nutriënten kan worden aangetroffen en waarin de persoon die dit veroorzaakt, er zich van af kan maken door aan de andere kant van Vlaanderen, desnoods 100 kilometer verder, iemand te betalen om een vanggewas te planten op een plaats waar volgens de metingen geen groot probleem met de waterkwaliteit is.
U moet me eens uitleggen waarom, behalve dan dat de Mestbank of de VLM ten gevolge van de complexiteit en de gigantische hoop papierwerk waarschijnlijk opnieuw twee mensen moet vrijstellen, zodat ze geen stalen kunnen nemen. Dit is volgens mij de enige meerwaarde van dergelijke chicanes.
Mijnheer Tobback, ten eerste kan het nitraatresidu eveneens een knelpunt worden voor de landbouwer die enkel op papier in orde wil zijn en helemaal geen vanggewassen op zijn eigen grond wil plaatsen. U weet dat vanggewassen niet het enige controlemiddel vormen. Die landbouwer heeft er alle belang bij het nitraatresidugehalte van zijn grond zo laag mogelijk te houden. Indien het effectief mogelijk is, heeft hij geen drijfveer om dit niet op zijn eigen grond te doen.
Ten tweede weet u ook dat de landbouwers die de vanggewassen effectief aan de andere kant van het land plaatsen zich aan bijkomende controles zullen onderwerpen. Dit zal duidelijk zichtbaar zijn.
Drie: waarom niet de burenregeling binnen de eigen afstroomzone, zoals u hebt voorgesteld? Ik heb u in de commissie toegelicht dat dat een piste is die we bekeken hebben, maar dat het uitdrukkelijk de vraag van de Mestbank is om dat niet te doen, omdat het geen controleerbare regel is.
U weet dat ik als landbouwer gronden kan hebben in verschillende afstroomzones. Als ik dan ook nog eens moet kijken of het op mijn eigen gronden mag, of het dan ook nog in buurafstroomzones mag en waar die grenzen liggen... Zij krijgen dat niet gecontroleerd. De afstroomzones hebben allemaal een gebiedscategorie. Die is zeer duidelijk en is dus ook zeer duidelijk controleerbaar voor de Mestbank. Het is dus vanwege de controleerbaarheid van de regel dat de maatregel genomen is zoals hij nu is.
We gaan het daarover niet eens raken, dus ik stel voor dat ik verder ga. Ik was bij de controlemechanismen. We hebben het er vandaag al een aantal keren over gehad. Het tweede grote gebrek in dit voorstel van decreet is dat het misschien wel een aantal aanzetten geeft, omdat men toch moeilijk anders kon dan erkennen dat de controle bijzonder moeilijk loopt en eigenlijk een hoop hiaten vertoont – de gaten in de puzzel van de heer Vandaele – maar dat de dingen die men gedaan heeft, opnieuw halfslachtig zijn. We hebben het al gehad over de gps-regeling. De gps-regeling heeft ook in Nederland al bewezen dat ze niet waterdicht is en dat je alleen met echte terreincontroles, reële aanwezigheid, of het nu bij de mestverwerker of bij de landbouwer is, echt kunt vermijden dat er fraude is.
Als je een systeem maakt dat zodanig afhankelijk is van mestverwerking als dit – want dat is het: zonder mestverwerking is er van een Mestactieplan met resultaten in het huidige landschap geen sprake – en als blijkt dat die mestverwerking in de praktijk, na vele jaren werken, mestverwerking waar trouwens ook de Vlaamse overheid zelf bij betrokken is, wat overigens een geval van belangenvermenging is dat we ook eens zouden moeten proberen op te lossen: de Vlaamse overheid die zelf in een koepel zit van organisaties waarvan blijkt dat een groot percentage eigenlijk frauduleus aan het werken is, dat vind ik een zeer twijfelachtige situatie, eerlijk gezegd. Maar als blijkt dat die mestverwerking, wanneer men 22 verwerkers gaat controleren en er 19 niet in orde zijn, dat die mestverwerking dus ofwel niet gebeurt, omdat men met lege vrachtwagens rondrijdt of met de volle gewoon terugrijdt naar vanwaar die komt, of dat als ze wel gebeurt, ze slecht gebeurt, waarbij inderdaad de dunne fractie en de digestaten die teruggaan naar de landbouwers, veel meer nutriënten bevatten dan ze zouden mogen bevatten, als je het correct zou meten, wat blijkbaar ook niet vaak genoeg gebeurt, en dat als ze wel correct gebeurt, op een goede manier en met resultaat, dat ze dan eigenlijk te duur is voor die landbouwer om er nog een rendabele productie van te maken, dan is er toch wel echt een probleem.
Ik zal u zeggen wat het echte probleem is. Dat staat zelfs verder dan dit voorstel van decreet. Mestbeleid op deze manier kan niet blijven werken. En dat is omdat men iets wat eigenlijk een pure industriële activiteit is, blijft behandelen alsof het landbouw zou zijn. Collega's, grondloze veeteelt is een lopende band die vlees produceert, zoals er andere lopende banden zijn die wasmachines produceren en andere die vloerverven produceren. Dat hoeft op zich niet verkeerd te zijn. Ik ben geen vegetariër. Het is ook een industrie die miljoenen winst maakt. En ook dat is op zich niet verkeerd. Ik ben niet dat soort communist. Maar het is wel een industrie, een industriële sector, die in tegenstelling tot andere industrieën toch wel een aantal evoluties van de voorbije eeuw heeft overgeslagen, jammer genoeg. Bijvoorbeeld: de evolutie waarbij ervoor gezorgd wordt – ik begin daar bewust mee – dat er een fair deel van die miljoenenwinst ook aan de onderkant van de ladder blijft, in dit geval de boeren, zodat die ook op een legale manier de kost zouden kunnen verdienen. Vandaag is dat niet het geval. Als je vaststelt dat voor de meesten onder hen correcte mestverwerking eigenlijk geen economisch rendabele activiteit meer is, en ervoor zorgt dat ze globaal verlieslatend zijn, dan is daar een probleem in een sector die voor de rest miljoenenwinsten produceert. En dan moet men stoppen met hier te zeggen dat dit soort dingen de boer helpt. Dit soort dingen helpt de boer allemaal niet. Dit soort dingen helpt de landbouwindustrie.
Een tweede trend van de voorbije eeuw die die industrie blijkbaar heeft overgeslagen als het over grondloze veeteelt gaat, is die waarbij de verantwoordelijkheid wordt opgenomen voor publiek domein waarbinnen men zijn activiteit uitvoert, door zelf de verantwoordelijkheid te nemen om niet voor vervuiling te zorgen, of het nu in lucht, grond of waterlopen is, of om die minstens niet erger te maken.
Ik ken bijzonder weinig industriële sectoren in Vlaanderen waarvan de milieuprestaties vandaag achteruitgaan en die daarmee wegkomen. Ik ken bijzonder weinig industriële sectoren in Vlaanderen waarvan we accepteren dat bij controles 19 op 22 bedrijven op een totaal van goed en wel 150 bedrijven, niet in orde zijn met de wettelijke voorschriften. Welke sector en industriële activiteit tolereren we dan eigenlijk nog in dit land? Wel, ik zal het u zeggen: het is er een die blijkbaar niet in staat is om op een rendabele en legale manier te werken. Er is maar één conclusie uit te halen, en dat is dat die in zijn huidige omvang de grenzen van de leefbaarheid overschrijdt, en dat een geleidelijke en sociaal begeleide afbouw van de veestapel tot een niveau dat wel leefbaar is, zowel voor de boeren als voor de rest van Vlaanderen, een logische discussie is die wij zouden moeten voeren.
Neen, mevrouw Rombouts, afbouw van de veestapel is geen heilig huisje van mij. We hebben lang genoeg mee geprobeerd om dit via de mestverwerking te doen. Maar ik heb hoe langer hoe meer het gevoel dat, wars van alle conclusies die we trekken en wars van alle vaststellingen dat het op deze manier niet werkt, de miserie alleen maar groeit, dat hoe langer hoe meer boeren het water aan de lippen staat, water dat hoe langer hoe meer vervuild is met nutriënten, zeker de laatste vijf jaar. Het echte heilig huisje is het groot houden van de veestapel. U probeert gewoon alle logische conclusies daarover te vermijden. Dat heeft gevolgen. Dat heeft niet alleen gevolgen inzake milieukwaliteit. Dat heeft ook een aantal andere maatschappelijke, en eigenlijk schrijnende gevolgen.
In de voorbije maanden en jaren hebben we altijd de discussie gehad – ik las dat ze nu ook weer opduikt – over de vraag of dit nu moet gebeuren door de minister van Landbouw of door de minister van Milieu, maar eigenlijk doet dat niet ter zake. Ik zou liever hebben dat dat twee verschillende personen zijn, maar de echte discussie, als we het milieuprobleem en het sociale probleem willen oplossen, moet voor mijn partij worden gevoerd door een regering die niet meer als enig doel heeft het liefst zoveel mogelijk varkens in Vlaanderen te blijven hebben, en die probeert ervoor te zorgen dat er voor de rest ergens een dweiltje onder zit en dat de miserie wordt opgekuist. Dat werkt niet.
Een Vlaamse Regering moet kiezen voor een leefbare sector, een Vlaamse Regering moet dat doen zonder zelf betrokken partij te zijn, bijvoorbeeld door zelf in de mestverwerking te stappen en daar mee verantwoordelijk voor te worden. Een Vlaamse Regering moet de keuze maken om de miserie niet eeuwig te blijven rekken, zoals we dat eigenlijk al twintig jaar aan het doen zijn. Laat ons daar dus mee stoppen, in elk geval wat sp.a betreft. In het verleden hebben we mee op die piste gewandeld. Wat ons betreft is de keuze voor de toekomst duidelijk.
Collega's, ik heb net als u in de voorbije dagen de kranten gelezen, en daar staat inderdaad veel in wat we al wisten over cijfers, over controles en over een aantal vaststellingen. Bepaalde zaken zijn onvoorstelbaar pijnlijk. Misschien moet naast de minister van Landbouw en van Leefmilieu ook de minister van Justitie zijn bevoegdheden gebruiken als ik dit lees, zodat ook daar de hypocrisie eens kan eindigen.
Wanneer de landbouworganisaties zelf verkondigen, keer op keer en de voorbije dagen maar ook in de voorbije maanden in de commissie, dat het eigenlijk alleen maar gaat over een aantal cowboys die eruit moeten, dan moeten ze niet alleen naar de onderbemande administratie kijken en zeggen: los het nu maar op. Dan mogen ze ook zelf eens hun verantwoordelijkheid nemen in plaats van die zoals vandaag flagrant te ontvluchten.
Er zijn in heel Vlaanderen vandaag maar een goeie 150 mestverwerkers actief. De koepelorganisatie, opgericht door de Boerenbond en mee gesteund door de Vlaamse Regering, weet perfect wie dat zijn. Men kan niet zeggen dat men ze niet kent. Toen ik in de commissie aan de vertegenwoordiger van ABS vroeg om, als hij sprak over cowboys, te zeggen wie dat zijn, om man en paard te noemen – zo moeilijk kan dat niet zijn voor iemand die de sector veel beter kent dan ik –, dan was het antwoord dat hij geen verklikker wilde zijn. Alsof we deze discussie aan het voeren zijn op de speelplaats van een school waar we cowboy en indiaantje aan het spelen zijn, in plaats van dat ze gaat over het algemeen belang en over bepaalde schrijnende situaties waar we allemaal samen het slachtoffer van zijn.
Ik lees daarover ook in de krant – en daar keert mijn maag echt wel van om – dat een aantal getuigen zeggen dat dit en dat en dit en dat gebeurt, en dat ze dit en dat en dit en dat zien, zowel mensen van de milieubeweging als mensen van de administratie als mensen van de landbouwsector, maar dat ze hun naam niet in de krant willen en niet te veel willen zeggen omdat ze niet de volgende Karel Van Noppen willen zijn.
Ik citeer uit de krant. U mag hier nu zwaaien, maar ik kan maar lezen wat ik zie. Ik lees ook de term ‘omerta’, en u weet in welk soort kringen dit gebeurt.
Al diegenen die niet medeplichtig willen zijn aan dit soort van situaties, al diegenen die niet willen dat er in Vlaanderen op deze manier een economische sector – die we allemaal steunen – actief blijft, zal zijn mond moeten opendoen, landbouworganisatie of niet.
Mijnheer Vanderjeugd, als u echt de boeren wilt helpen die vandaag gedwongen zijn om in een maffiacircuit – anders kan ik dat niet noemen – te stappen omdat wat we aan hen vragen, eigenlijk economisch niet rendabel is, dan moet u het maar eens op een echte manier oplossen. Wat u vandaag doet, is de ogen dichtdoen. U doet uw ogen dicht voor het feit dat ze eigenlijk actief zijn in een sector waar ze hun kost niet kunnen verdienen, want dat zeggen ze keer op keer. U doet uw ogen dicht voor het feit dat ze dan gedwongen worden om in een aantal foefelcircuits te komen. Of ze daar nu geweld moeten vrezen of niet, in elk geval is het illegaal. U doet voor de rest uw ogen dicht, want iedereen die betrokken is en ervan weet, wil geen verklikker zijn. We leven wel in een beschaafd land.
Als u wilt dat we samen werken aan een landbouwsector – want ik heb niks tegen landbouw – die leefbaar en rendabel is, die voor iedereen in dit land welvaart creëert en niet voor enkelen, waaronder enkele 'maffieuzen', dan ben ik uw man en ga ik akkoord. Als u echter decreten blijft goedkeuren en onderhandelen die eigenlijk de deur naar die kant openlaten, als het zelfs zo is dat enkele mensen erin worden geduwd omdat u de echte problemen niet oplost en niet bereid bent om op een sociaal verantwoorde manier te kijken hoeveel intensieve veeteelt we kunnen verdragen en hoeveel anderen we moeten helpen om eruit te stappen zonder dat ze schulden op hun rug moeten meedragen, dan zult u een aantal vervelende, magere en trieste compromissen moeten blijven sluiten. Ik weet, mijnheer Vandaele, dat u dit anders wilt. Daar zal niet alleen de landbouwer maar heel Vlaanderen het slachtoffer van zijn. Ik hoop dat dit in de toekomst, met een volgende coalitie – wie het ook is – een ambitie is die we anders kunnen doen. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mijnheer Tobback, ik wil graag nog enkele elementen aan uw pleidooi, dat misschien buitensporig naar de een of andere richting uitging, toevoegen.
Wat betreft de mestverwerking haalt u aan dat bij 19 van de 22 gecontroleerden op dat moment problemen zijn vastgesteld. In het mestrapport is niet aangegeven dat alle 19 aan frauduleuze praktijken doen. Dat is een belangrijke nuance. Een aantal kleine administratieve tekortkomingen kunnen daar eveneens deel van uitmaken. Ze moeten in orde zijn. Ik wil daar geen afbreuk aan doen, maar ik wil wel deze belangrijke nuance maken, zeker in het kader van dit debat en de publicaties die daarover gisteren zijn verschenen.
De controles die gebeuren bij de mestverwerking, zijn onderhevig aan risicoanalyses. Ik zeg niet dat u dit doet, maar we komen wel in een sfeer dat mensen automatisch zouden extrapoleren. Dat is niet correct. Er gebeurt vooraf een duidelijke risicoanalyse op basis van data en gegevens om heel gericht knelpunten of fraude vast te stellen. Deze nuance wil ik geven bij de cijfers die u aanhaalde.
Ik weet niet waarop uw verhaal dat deze overheid er alles aan doet om een zo groot mogelijke veestapel te creëren, is gebaseerd. We geven wel de ruimte om te ondernemen. We geven de ruimte aan bedrijven om zichzelf te ontwikkelen, of dit nu kleiner of groter is. Daarover doet de overheid, het parlement of de regering geen uitspraak. Tegen het omgekeerde zeggen we eveneens neen. Wij willen niet bepalen dat de veestapel naar 50 of 25 procent moet gaan. Dat doen wij inderdaad ook niet, maar u moet ook niet stellen dat we een zo groot mogelijke veestapel stimuleren of creëren. Dat behoort tot het ondernemerschap van de land- of tuinbouwer zelf.
Wat het verhaal van de verklikker betreft, treffen me de woorden die u herhaalt en die in de krant staan. Ik had daar mijn bedenkingen bij op het moment dat ik ze heb gelezen. Ik heb daarnet gezegd dat er geen omerta is over wat vandaag wordt vastgesteld. In het voortgangsrapport staan de frauduleuze praktijken heel duidelijk beschreven. Volgens de krant gaat het over een massale fraude. Ik lees dat een aantal mensen getuigenissen hebben gehoord. Ik heb daarstraks, onder andere aan de heer Caron, heel duidelijk gevraagd om aan te geven over hoeveel verschillende cases het gaat zodat klaarheid kan worden geschept in die cijfers. Nu lijkt het alsof het over een zeer grote fraude gaat, en als dat inderdaad zo is en er dus veel meer gevallen zijn, dan zou ik dat graag weten. Als u het dan niet in het parlement wilt zeggen, dan hoop ik toch op zijn minst dat de getuigenissen die bij een van de collega’s zijn terechtgekomen, worden doorgegeven aan de Mestbank zodat zij daar gericht kunnen verder op kunnen werken.
Mevrouw Rombouts, ik ga geen grote woorden gebruiken maar iedereen zelf laten oordelen. Vindt u het nu zelf normaal en gepast dat als u als lid van een meerderheid, als vertegenwoordiger van een coalitie die een regering in stand houdt die nu al jaren discussieert en geacht wordt om met haar ambtenarij deze problematiek op te volgen, ook de fraudegevallen, en als voorzitter van de commissie, die klaar en duidelijke verhalen hoort, ook van de vertegenwoordigers van de landbouwsector, over de cowboys die daarin zitten en eruit moeten, u zich naar de oppositie keert om te vragen over wie het nu gaat?
U en een aantal andere collega’s in dit parlement kunnen het niet laten om me te zeggen dat ik de sector niet goed genoeg ken maar u en zij wel. Wel, voeg dan eens de daad bij het woord, u en andere collega’s die de sector zo goed, grondig en door en door kennen en die samen met de vertegenwoordigers van die organisaties zeggen te weten wie die cowboys zijn die eruit moeten. Wel, zegt u het dan zelf eens. U kunt naar mij kijken maar ik vind dat eerlijk gezegd een vrij laffe manier van werken. Ofwel neemt u de verantwoordelijkheid en gebruikt u uw kennis, ofwel zegt u gewoon dat u het niet wilt. En ik wil zelfs nog akkoord gaan om te zeggen dat we het samen zullen doen, dat we samen naar die landbouworganisaties gaan en hen zeggen dat ze de cowboys moeten noemen. Het moet gedaan zijn met die flauwekul en speelplaatsonnozelheden over dat men geen verklikker wil zijn. Dat is goed voor bij de schooljuf maar niet in een rechtstaat waarbij u weet dat er misdrijven worden gepleegd want dat zijn het. Stop dus met die onzin te dekken en leg hier op tafel waar het om gaat. En wie daar niet aan wil meewerken, is medeplichtig.
Dergelijke verhalen zullen zeker worden doorgegeven, wat mij betreft, kunt u daar zeker van op aan. Maar ik ben niet degene die de grote woorden van massafraude in de mond neemt, dat doet de oppositie. En daarom vraag ik om die massafraude en de getuigenissen daarover door te geven aan de instanties die daarvan op de hoogte moeten worden gebracht.
De heer Caron heeft het woord.
Vandaag is de internationale dag van de biodiversiteit en het is dan misschien ook niet slecht om even te herinneren aan de reden waarom vermesting problematisch is: het is een bedreiging voor de natuur en van de biodiversiteit door eutrofiëring, wat uiteraard een ernstige impact heeft op het bodemleven maar ook op de bodemkwaliteit, en op termijn, en dan zeker in problematische gebieden, op de drinkwaterkwaliteit. Het is dus geen kwestie die ver van ons bed staat.
25 jaar voert Vlaanderen een mestbeleid en na die 25 jaar blijven we een van de meest vervuilde regio’s van Europa met de hoogste nutriëntendruk. Huishoudens en bedrijven hebben hun impact op de vervuiling van rivieren en waterlopen drastisch verminderd. Ik verwijs naar de waterkwaliteit van de modale rivieren die weer vis bevatten en waar men soms ook in kan recreëren. Dat is gebeurd door milieuheffingen, gescheiden lozingssystemen op afvalwater, lozingsnormen voor bedrijven enzovoort. Bedrijven en burgers hebben dat allemaal samen gedaan maar helaas blijft de landbouw achterop.
Die blijft verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de stikstof- en fosfaatvervuiling, respectievelijk 61 en 44 procent. Hebben we dan geen stappen vooruit gezet? Jazeker, we hebben belangrijke stappen vooruit gezet, vooral tot 2014. De vervuiling is in die periode ernstig verminderd. Ik citeer even de voormalig minister van Landbouw: “Het laaghangend fruit is geplukt.” Sindsdien is de situatie van de nitraat- en fosfaatvervuiling in de waterlopen, het oppervlakte- en grondwater, verslechterd. Meer zelfs, en collega Vandaele heeft gelijk: MAP 5 heeft zowat in alle opzichten gefaald. Zat u toen ook niet in de regering? Ik weet het niet meer. (Opmerkingen)
Ah ja, het gaat over de huidige.
De uitdaging die nu voorligt, is een zesde Mestactieplan dat wel een ernstige kentering teweeg zou moeten brengen, want 2027 – het is al aangehaald – is de Europese grens om die Europese normen voor waterkwaliteit te halen. En dat ligt ver van ons. Daarenboven wil ik ook nog eens economische en landbouwkundige elementen aanhalen. De grote verschillen tussen regio’s in Vlaanderen – afstroomgebieden heten ze nu – hebben ook economische effecten. Vergeet niet dat er een oneerlijke concurrentie is bij ongelijke toepassing van de regels. In sommige gebieden is de vervuiling veel groter dan in andere. Wel, de vraag is of die eerlijke landbouwer die het netjes doet, ook niet het slachtoffer is van cowboys, zoals collega Vanderjeugd ze noemde, en van mensen die het spel niet eerlijk spelen. Ook dat is een kwestie van eerlijke concurrentie en een eerlijk speelveld voor alle spelers op de markt.
Collega's, ik ga niet herhalen wat er allemaal over fraude is gezegd. Er zijn voorbeelden gegeven over halflege vrachtwagens, over vervalste documenten, over oprijden na zonsondergang, over tonnen mest uitrijden de dag na stalnames. De grootste problemen situeren zich in de mestverwerking en in het mesttransport. Ik moet er geen tekening bij maken. Het is zo. Mevrouw Rombouts, ik doe een voorstel van amendement om een onderzoek te doen naar die mestfraude. Het vreemde is dat plotseling iedereen vandaag erkent dat we die problemen kennen. Ik kan het niet anders interpreteren. (Opmerkingen van Tinne Rombouts)
Laat me uitspreken. Ik ga even ijdel zijn. Ik heb in de media een oproep gedaan om mij voorbeelden van fraude te signaleren. Ik heb meer voorbeelden van topniveau gekregen dan ooit bij de Mestbank – en waarschijnlijk ook bij de parketten – zijn binnengekomen. Dat komt omdat ik buiten de markt sta, buiten het gesloten netwerk. Mensen hebben een zeker vertrouwen, zeker die mensen die worden geconfronteerd met oneerlijke concurrentie, met oneerlijke praktijken. Mevrouw Rombouts, als u dat amendement voor een onafhankelijk onderzoek wilt steunen, zal ik met heel veel plezier aan de onderzoekers mijn bronnen doorgeven.
Ik ben geen rechterlijke macht. Ik zal hier niet de rekening maken. Het feit dat ik aan heel veel mensen heb moeten beloven om hun naam niet te vernoemen, zegt iets over de sfeer, over de aard van deze sector. Kent u een sector waar de omerta groter is, waar men van elkaar zegt dat er wordt geprofiteerd, maar dat men niet mag zeggen van wie het komt, omdat men anders niet meer mag meespelen in het economische spel? Ik herhaal het: het zit vooral bij mestverwerkers en bij landbouwers. Ik zal u een hint geven: als u op zoek wilt gaan, bekijk dan eens de balansen bij de Nationale Bank. Het zal u al veel wijzer maken. Fraude is een zeer ernstig probleem, collega's. Onze eigen Mestbank is op een aantal punten gestoten en heeft gehandeld. Zoals gezegd, is een gps-systeem niet waterdicht. Men weet wel waar mestvrachtwagens staan of rijden, maar men weet niet wat erin zit. Dit om maar één voorbeeld te geven. Trouwens, de problematiek is al behandeld in de commissie.
Ik mis minister Van den Heuvel deze namiddag. Dit voorstel van decreet is eigenlijk een ontwerp van decreet van de regering dat omwille van de timing en het vermijden van een aantal adviezen via het parlement is verlopen. Proficiat, dan mag u toch nog eens meespelen in het politieke spel. Ik mis minister Van den Heuvel. Ik had graag gehad dat hij hier was.
Mijnheer Caron, als ik u even mag onderbreken, minister Van den Heuvel heeft mij gevraagd of hij aanwezig moest zijn en ik heb gezegd dat ik het aan hem overliet of hij al dan niet aanwezig wilde zijn.
Dank u wel, voorzitter.
Heel opvallend is de sterke toename in België van mest uit Nederland. Tussen 2013 en 2018 is de mesthoeveelheid vanuit Nederland verviervoudigd. Dat geldt niet voor alle soorten, maar de mesthoeveelheid van varkens is verviervoudigd en van de andere dieren meer dan verdubbeld. Dat is in vier jaar tijd. In het NRC Handelsblad is men ons enkele jaren geleden al voorgegaan met frauduleuze onthullingen. Daarbij werd een Nederlandse mestverwerker geciteerd. Hij zegt dat als hij de exportcijfers naar België analyseert, hij er rekening mee houdt dat met meer dan de helft van die meststroom geknoeid is. Nederlandse mestverwerkers en mestvervoerders hebben een probleem naar België geëxporteerd omdat bij ons blijkbaar wel nog mogelijk was wat bij hen in de loop van de jaren langzamerhand is ‘dichtgedraaid’.
Wat is de kern van het probleem? We hebben gewoon veel te veel mest. Je kunt zeggen wat je wilt. We hebben een vergunningsstelsel gemaakt voor mestverwerking als je wilt uitbreiden. Dat zou dan de hemel op aarde moeten betekenen. Dat teveel aan mest moeten we kwijtraken. Volgens de heer Vandaele is dat een derde van de hoeveelheid. Soms raakt men dat kwijt bij buren-landbouwers, maar het overgrote gedeelte gaat naar die mestverwerkers. Dat kost veel geld. De prijzen zijn hier ook al geciteerd. Het kost 20 euro per ton mest. Als je een behoorlijk uit de kluiten gewassen bedrijf hebt, loopt die rekening heel hard op. Het is dan natuurlijk heel verleidelijk om die mest uit te rijden en niet op een correcte manier te verwerken. Hetzelfde geldt voor de vervalsing van of het oneigenlijke gebruik van documenten, het al dan niet laten halen en terugvoeren, een foute samenstelling van effluenten en digestaten, en noem maar op. U zegt: we kennen hen. Ja, we kennen hen. Het is echt wel nodig dat we hen in kaart brengen.
Want gelooft u, mijnheer Vandaele, als goede West-Vlaming dat het normaal is dat we 66 procent rode meetpunten hebben in de Leie- en IJzervallei? Dat dat alleen met de groenteteelt zou te maken hebben? Het spijt me. De opmerkelijke stijging van de laatste jaren heeft voor een deel te maken met klimatologische omstandigheden zoals droogte en natheid en het wegspoelen van de mest naar grachten en rivieren, maar ook met praktijken die niet deugen.
Ik krijg telefoons en mails van mensen, en ik ben er zeker van dat mensen die in de lokale politiek zitten zoals schepenen en burgemeesters die ook krijgen. Het gaat over meldingen van burgers van nachtelijke mestuitrijdingen, van lozingen enzovoort. Die dingen worden meestal niet in kaart gebracht. Dit is een oproep om een goede samenwerking tussen de mestbank en de lokale besturen te stimuleren. Ik denk dat we op die manier ook de handhaving kunnen versterken, mevrouw Rombouts.
Naast de mestafzet, is kunstmest een probleem. Dat weten we, vandaar ook dat kunstmestregister dat via dit voorstel van decreet wordt ingevoerd. Je moet dan ook uitgaan van een eerlijke registratie. Het is nu zo dat de verkoop van kunstmest en de aangiftes die landbouwers van hun gebruik van kunstmest doen, hemel en aarde van elkaar verschillen. We zitten in een Europese markt met een vrije verkoop en handel van kunstmest over de grenzen heen. Hoe gaan we dit verhaal op een goede manier controleren? Kunstmest is trouwens nog veel kwalijker dan dierlijke mest voor de biodiversiteit en de bodemkwaliteit.
Ik wil naar aanleiding van die problematiek en het fraudeverhaal nog een paar dingen zeggen. Mevrouw Rombouts, de fraude die ik in mijn reflectienota beschrijf en die in de krant nog werd aangevuld door de onderzoeksjournalistiek van De Standaard – die krant mag ook wel eens worden geprezen omdat ze aan diepgaande onderzoeksjournalistiek doet – is niet onthuld door de mestbanken. Dat is niet hun verdienste.
Zij hebben de capaciteit niet om dat te doen. Het is niet hun verdienste. Het zijn fantastische mensen die het heel goed menen, maar het is er gekomen dankzij amateurs zoals ik of dankzij onderzoeksjournalisten, zoals die bij De Standaard. Dat is niet oké. Dat mag eigenlijk niet gebeuren. Het is onaanvaardbaar in een samenleving als de onze dat zoiets op deze manier moet gebeuren.
Aan de landbouworganisaties wil ik ook iets zeggen in het kader van hun reacties in de media van gisteren en vandaag. Zij rekenen op de harde hand van de Mestbank, zo lees ik het letterlijk bij het Algemeen Boerensyndicaat en de Boerenbond, maar tijdens de hoorzittingen gaven zij wel stevige kritiek op de maatregelen die in dit voorstel van decreet staan. Wat is het nu? Qua dubbelzinnigheid kan dit toch wel tellen. Ik ben blij dat ze zeggen dat de cowboys eruit moeten en dat de handhaving beter moet, maar ze blazen warm en koud tegelijk. Dat is van een andere orde dan het genuanceerde verhaal dat ik in de reflectienota beschrijf, mevrouw Rombouts, ook al noemt u dat ook dubbelzinnig.
Minister Van den Heuvel, uw reactie in de media was dat u enerzijds het probleem erkent, wat ik fijn vind, maar dan moet u er ook iets aan willen doen. U wilt het probleem echter oplossen met technische maatregelen, waaronder debietmeters, maar met enkel technische maatregelen zullen we er niet komen. Er moet veel meer gebeuren.
Collega’s, er is inderdaad enige vermoeidheid rond het mestbeleid in Vlaanderen. Hoe zou u zelf zijn als men u 25 jaar lang op de hielen zit en er achteraf niets ten gronde verbeterd blijkt te zijn? Het systeem werkt niet. En zij die het goed menen zijn de pineut van hen die het slecht menen. De landbouwsector, de onafhankelijke landbouwer voorop, is het eerste slachtoffer in dit verhaal. Landbouwers die op een eerlijke manier werken zijn het slachtoffer. Daarom alleen al zou ik de landbouworganisaties willen oproepen, samen met jullie, om dit nu eindelijk eens ten gronde aan te pakken. Maak eens een ‘level playing field’ voor alle spelers in de sector. We zullen er economisch voordeel uit halen en de waterkwaliteit in Vlaanderen zal veel verbeteren.
Denk hier eventjes over na. Wat we nu doen, is een grote houtblok met een vijl bewerken, in de hoop dat we die grote houtblok in weinig tijd afgevijld zullen hebben. Dat gaat niet. Een houtblok bewerk je met een cirkelzaag. Soms moet je durven door te zetten, net om dat ‘level playing field’ in Vlaanderen te realiseren. Maar het komt er niet van, en dat blijkt ook uit het hele voorbereidende proces. Collega Vandaele, u gaf daarnet nog een fantastische illustratie van de spanningen en de meningsverschillen. Ik vind het trouwens heel moedig van u dat u uw eigen standpunt durft te verdedigen op het spreekgestoelte. Of het compromis dan eerbaar is of niet, laat ik in het midden, maar het klopt dat dit proces niet transparant noch met voldoende wetenschappelijke openheid gevoerd. De milieuorganisaties hebben afgehaakt, omdat er met hun nota’s geen rekening gehouden wordt, of zijn buiten gepest. Hoe vaak heb ik de nodige documenten trouwens zelf moeten opvragen, mevrouw Rombouts? Zelfs voor ons, parlementsleden, was er op de hoorzitting na geen enkel publiek document tot de week voor de stemming. Dat zegt iets over de aanpak, maar uiteraard ook over de gevoeligheid. Het is heel gevoelige materie, en dan smijt je de informatie niet zomaar op straat. De les moet echter zijn dat je er veel vroeger aan moet beginnen, dat de wetenschappelijke voorbereiding veel grondiger moet gebeuren en dat de transparantie hoger moet. Speel ook open kaart met de landbouwsector, met milieuorganisaties, met wetenschappers en met dit parlement. Doe dat voor je gaat konkelfoezen met de Europese Commissie, want dan kom je terug met een deal waar je niet meer aan kunt morrelen. Zo blijven we rondjes draaien.
De derogatie, voor wie het wil aanhalen, is inderdaad een element. Ik erken zelfs dat het een goed argument is om voor het voorstel te stemmen vandaag, omdat het beter is om dierlijke mest op het land te brengen dan kunstmest, maar zo word je wel met je rug tegen de muur geduwd.
En waarom hebben jullie gewacht tot 20 mei om daarover een stemming te houden? Uw wist vier jaar en vijf maanden geleden al dat MAP 5 op 1 januari afliep. U wist vijf jaar geleden dat u binnen uw meerderheid ook niet gemakkelijk een consensus zou bereiken. Ik zou zeggen: begin dan op tijd met de onderhandelingen.
Ik wil het nog even hebben over de adviezen, collega's. Want we hebben het over het proces van besluitvorming. Wel, de adviesraden erkennen dat de resultaten niet goed zijn. Ook dat wil ik nog even onderstrepen. En zij kiezen voor continuïteit op korte termijn –lees: voor de goedkeuring van dat decreet –, maar met een belangrijke voorwaarde. Met name, dat een volgende regering alles in het werk stelt – ik citeer – “om onmiddellijk aan MAP 6bis te beginnen schrijven, zodat er tegen het evaluatiemoment van 1 juli volgend jaar meer adequate maatregelen op tafel liggen”. Tussen de regels lezen we, collega's, dat dit advies impliciet dus een waardeoordeel uitspreekt over dat proces van besluitvorming. Maar tegelijk – voor wie het fout zou lezen – geeft het geen enkele inhoudelijke goedkeuring aan de voorliggende maatregelen, maar pleit het voor continuïteit en voor een gegronde en andere aanpak met de nieuwe regering.
Ik zal het niet allemaal in detail overlopen. Maar die ‘governance’ gaat over de wijze van besluitvorming, over dat gebrek aan transparantie. Daarover gaat het. U moet de eerste zin van dat advies trouwens eens lezen. Daarin staat eigenlijk dat ze het niet eens zijn en dat het daarom geen advies is. Ze zijn het wel eens over de toekomstige procedure, maar niet over de inhoud.
De Raad van State, waar sommigen hier mee schermen, bracht overigens een zeer interessant advies uit. In dat advies is ook een zeer interessante filosofische zin geslopen, wat zeer zeldzaam is voor dat huis, maar dat doet vandaag op zich niets ter zake.
De Raad van State schrijft ook het volgende: “De Raad van State, afdeling Wetgeving, vraagt zich af of er wel voor alle Natura 2000-gebieden een beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor de betrokken gebieden in concreto, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen. Daarenboven lijkt te moeten worden vastgesteld dat voor de passende beoordeling gemiddelden en mediane waarden worden gehanteerd die op hun beurt de vraag doen rijzen of er wel een concrete beoordeling voor elk gebied werd uitgevoerd. Het staat aan de decreetgever” – ons – “om hierop in voorkomend geval nader in te gaan door bijvoorbeeld de toelichting bij het voorstel van decreet met het oog daarop te verduidelijken of aan te vullen.”
Ik zou dus toch niet durven stellen dat de adviesraad unaniem met vlag en wimpel dit voorstel van decreet ondersteunt. Men laat veel openingen in het advies. Ik zal er straks nog even op terugkomen, naar aanleiding van de kaderrichtlijn Water.
De doelstellingen van het MAP, die 18 milligram, hebben we allemaal behandeld. Daar kom ik niet meer op terug. Wat is het doel? 4 milligram minder tegen het einde van MAP 6. Maar hoeveel decennia hebben we nodig om in de IJzervallei en de Maasvallei de Europese norm te halen, mijnheer Vandaele? Er is geen differentiatie gemaakt tussen de doelstellingen voor gebieden die erg vervuild water hebben en gebieden die al dicht bij de doelstelling liggen. Generieke maatregelen dienen toch niet om dit op te lossen? Men moet specifieke maatregelen nemen.
Daarenboven moeten we eerlijk zijn: de doelstellingen voor het grondwater en voor de fosfaten zijn van die aard dat ze eigenlijk minder ambitieus zijn dan het huidige MAP 5, waarvan we afscheid nemen, en dat helemaal geen doelstellingen bereikt. Het spijt mij. Ik kan niet anders dan dat vast te stellen. En dat is jammer, want het is een gemiste kans. Want volgende keer zijn we al in 2022 en hebben we nog 4,5 jaar om de Europese norm te halen. Hoe gaan we dat doen? Gaan we iedereen dan op de knieën drukken of de arm omwringen om het toch maar voor elkaar te krijgen? Een stapsgewijze opbouw naar die doelen lijkt mij niet aanwezig. En ik kan voorspellen dat in 2027 – vanuit mijn sofa, zal dat dan zijn – dat er wordt gezegd: ‘Ah ja, we hebben ons best gedaan, maar het is niet gelukt.’ En daarmee zullen we het dan ook moeten doen.
Collega's, dat MAP 5 zwijgt inderdaad angstvallig over de veestapel. Overigens, voor de niet-kenners: onze veestapel is heel groot. We staan aan de Europese top wat het aantal koeien, kippen en varkens per hectare betreft. Dit even terzijde voor wie dat niet zou beseffen. Het veevoeder voeren we nagenoeg allemaal in en het vlees voeren wij voor 70 procent uit. Wij zijn de stal van delen van de wereld. En ik weet niet of dat economisch gezien zo fantastisch is, want ik hoor die boeren toch allemaal – terecht – klagen over hun inkomen. Waar zijn we in godsnaam mee bezig?
Ik weet dat ik slecht ben in rekenkunde, maar meer dieren leiden tot meer mest, denk ik. Anders gezegd: je mag nog de beste mestverwerkingsinstallaties hebben, maar hoe meer mest je produceert, hoe groter het risico dat er dingen fout lopen en dat er misbruiken ontstaan. Hoe groter het overschot, hoe meer druk ook op verwerkers en landbouwers om ermee om te gaan.
Het is wel degelijk nodig. Dat wordt ook onderschreven door een aantal adviezen, en door een aantal Europese organisaties, naar aanleiding van vergelijkend materiaal – dat volgens collega’s niet altijd relevant is. Voor Nederland wordt dat ook gezegd. Daar loopt er, vanwege de fosfaatdruk in de bodem, een warme sanering voor runderen. Soms is het einde nabij, en dat wordt hier maar ontkend. Sorry, maar we hebben in dit land een taboe, en dat is deze disproportionele veestapel.
De regelgeving zelf zal ik niet evalueren. Collega Vandaele heeft de verbeterpunten genoemd, die ik onderschrijf, en die hopelijk ook iets opleveren. We zitten net onder dat halve glas water. Maar het is waar: er zijn verbeteringen, dat gaan we niet ontkennen. Maar er zijn ook een aantal negatieve punten die toch doorwegen bij de uiteindelijke keuze die we maken.
Dat gaat inderdaad in belangrijke mate over de medewerkers van de VLM: dat aantal is met 20 procent gedaald. Ik kan hier mijn eigen woorden citeren, maar ik lees maar het verslag van de hoorzitting erop na: de elastiek kan niet oneindig worden opgerekt. Dat zeggen ze ook zelf.
Wat het werken met gemiddeldes in afstroomgebieden betreft: oké, collega Vandaele, we zullen per meetpunt kunnen blijven kijken. Maar je weet dat je kunt verdrinken in een rivier van gemiddeld een halve meter diep. Ik hoop dat dit verhaal, dat we uiteindelijk gaan verdoezelen, daar niet op uitdraait. In die zin is het oude systeem kunnen vergelijken met het nieuwe wel een positieve zaak.
En ik kan zo maar doorgaan. Ik ga straks nog even in op de achterpoortjes en de sluipwegen van dit voorstel van decreet. We hebben vooral veel twijfels, en ik zal er twee duidelijk stellen. Mevrouw Rombouts, we hebben een Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB), en daar gaat jaarlijks 2,2 miljoen euro naartoe. Wat zijn de resultaten op het terrein? Helaas zeer weinig tot niets. Ik denk dat er eens moet worden nagedacht over heroriëntering.
Daarenboven wordt die organisatie beheerd door de provinciale praktijkcentra Landbouw, samen met de landbouworganisaties. En het wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Dat is op zich geen probleem, maar het is inderdaad een vergelijkbaar verhaal. We gaan de snelheidsduivels subsidiëren, om de snelheid te vertragen in dit land. Daar komt het op neer. En het heeft bovendien geen effect, dus we moeten het gaan reglementeren.
Hetzelfde geldt voor het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCM), waar we de overheid samenzetten met het veld en de belangenbehartiging. Waar hebben we dat nog ergens gehoord? Nergens. Stop daarmee. Scheid de machten ook daar.
Collega’s, wat die achterpoorten betreft: het gaat over die teeltcombinaties, en over compenserende vanggewassen die bij wijze van spreken nodig zijn in West-Vlaanderen, maar in Limburg worden gezaaid. Sorry, maar dat zijn echt ontsnappingsroutes. Het gaat ook over het ontbreken van een actieplan voor de volle groenteteelt. U weet allemaal dat volle groenten en de intensieve teelt ervan zeer schadelijk zijn. Maar ook hier wordt er een ontsnappingsroute gecreëerd. Die blijft van kracht, en er wordt geen nieuw actieplan opgemaakt. Er wordt zelfs geen richtlijn opgesteld voor die tuinbouwers. Wat die equivalente maatregelen betreft: ik ben daar niet tegen. Uit de toetsing in de praktijk zal blijken hoe goed ze al dan niet zullen functioneren.
Collega’s, we zitten op 1 juli 2020 met een nieuwe deadline, een nieuwe evaluatie. En ik ben heel blij dat ze in dit voorstel van decreet vervat zit. Ik weet niet wiens verdienste dat is, maar ze staat in het voorstel van decreet. Wel, ik meen dat de nieuwe regering en ieder van jullie niet mag stilzitten, en dat jullie meteen aan de slag moeten. Zo kunnen jullie, op basis van de huidige regeling, de opgebouwde kennis en de evaluatie, nieuwe, efficiëntere maatregelen nemen, achterpoorten en vluchtwegen sluiten, en fraude in kaart brengen. Dan zal de effectiviteit van alle maatregelen die hier staan, misschien kunnen worden aangescherpt, en effectiever worden, om toch dat eerlijke speelveld te kunnen creëren in de landbouwsector.
En in dat kader wil ik toch even oproepen om zoals in mijn laatste amendementen – ik zal ze straks nog eens apart toelichten vanop mijn bank – dat onderzoek te doen. Er zijn verschillende technieken. Je zou met een onderzoekscommissie kunnen werken, maar dat kunnen we nu niet beslissen voor een volgend parlement, dat is een beetje lastig. Maar een onafhankelijk academisch onderzoek met specialisten om dat in kaart te brengen, is een absolute noodzaak. Dan zullen we tenminste elkaar in de ogen kunnen kijken. Overigens, voor wie daaraan twijfelt: denkt u dat iemand in de landbouwsector daar beter van wordt, van één, tien of honderd fraudeurs? Of het nu één, tien of honderd is, het is in ieder geval op vrij grote schaal, dat weet ik zeker. Ik zal het u niet zeggen, mevrouw Rombouts, het spijt me, maar ik ben op topniveau geïnformeerd, ik durf dat eerlijk zo zeggen, ik kan alleen de naam niet vernoemen.
Daarenboven zal de evaluatie ook de koppeling kunnen maken met de stroomgebiedbeheerplannen die er in het midden van 2020 komen.
Mijnheer Caron, ik ben het eens met uw voorstel om hier op een academische manier een onderzoek naar te doen, omdat ik denk dat de discussie over of het überhaupt nog oplosbaar is op de manier waarop we nu bezig zijn, een discussie is die we moeten voeren met experten en academici, en niet alleen maar in de politieke tapijtenhandel die collega Vandaele zo mooi beschreven heeft.
Maar omdat u nog eens met onze collega en commissievoorzitter Rombouts in discussie bent over het geven van namen, heb ik een simpel antwoord – u hebt gelijk, natuurlijk: het kan eigenlijk niet dat we in dit parlement in de laatste plenaire vergadering nog een onderzoekscommissie oprichten voor de volgende legislatuur. U zult dan misschien in uw sofa zitten, het is u gegund. Maar ik blijf er absoluut van overtuigd, zeker ook na dit debat en na de suggesties van mevrouw Rombouts en het gejen van ‘geef ze dan, geef ze dan’. In de veronderstelling dat ik verkozen zal zijn – en er is toch een kans – zal na de eedaflegging mijn eerste daad wel degelijk zijn om een voorstel in te dienen voor een onderzoekscommissie, waarbij, mevrouw Rombouts, iedereen die dat wil, of het nu collega Caron , of uzelf, of de heren van het Algemeen Boerensyndicaat of wie ook is, met de zekerheid van geheimhoudingsplicht en desnoods achter gesloten deuren en onder ede, zal kunnen komen zeggen wat er nu van is. Want ik denk dat we als parlement inderdaad de verantwoordelijkheid moeten nemen om een einde te maken aan dat onnozel spelletje en dat gechicaneer achter de deuren en in de schaduwen. Laat ons dit nu op tafel leggen en duidelijk maken: ‘Als ik er heb, zal ik ze naar daar sturen, als u er hebt, gelieve ze ook naar daar te sturen.’ Dan kan iedereen stoppen met zeggen; ‘Ik weet het wel, maar ik wil het niet zeggen.'
Ik wil nog even vier juridische zwakke punten in het verhaal aanhalen. Er is geen zekerheid dat er geen significante effecten zullen optreden op Natura 2000-gebieden en op Habitatrichtlijngebieden. Ten tweede anticipeert dit voorstel van decreet te veel op toekomstige maatregelen, die geen garantie bieden dat de Natura 2000-gebieden niet belast worden. Ten derde is er geen strikter toezicht en geen vergunningsplicht bij bemesting in de nabijheid van Natura 2000-gebieden. Of je in de buurt van een natuurgebied of verder zit, er is geen verschil. Ten slotte is er een gebrekkig alternatievenonderzoek gevoerd. Ik heb het dan in die vier punten over het milieueffectrapport (MER), dat daar naar onze mening tekortkomt.
Ik heb net als u, collega’s, ook de mails gekregen van onder meer Greenpeace, dat dreigt om juridische stappen te zetten. We zullen zien hoever dat leidt.
Ik kijk uit naar drie dingen. Ten eerste, het stemgedrag over de amendementen die voorliggen. Ten tweede, de belofte om een capaciteitsverhoging van de handhaving te doen. Ten derde, de geplande evaluatie in 2020.
Tot slot, als dat allemaal wordt weggehoond, zoals in de commissievergadering gebeurd is, met dezelfde hoogmoed – sorry dat ik het even zeg – vind ik dit soort decreetgeving schuldig verzuim. (Applaus bij Groen en sp.a)
Ik wil gewoon even kort reageren op de tussenkomst van collega Caron, specifiek wat het onafhankelijk onderzoek betreft, omdat we daar in de commissievergadering ook over gesproken hebben. Het amendement is duidelijk niet aangenomen omdat er ten eerste geen decretale basis nodig is om dat onderzoek ook effectief te voeren.
We hebben in het verleden reeds aan de Mestbank gevraagd om specifiek aan de mestverwerkers extra aandacht te schenken. Ik denk dat geen enkel lid van de commissie, collega Caron, bezwaar heeft tegen dat onderzoek, integendeel. Maar om een onafhankelijk onderzoek te doen, kan wel de opdracht gegeven en de vraag gesteld worden, maar dient er niet noodzakelijk – en wil ik u dus bij dezen ook geruststellen – een apart amendement ingediend te worden. Daar is geen aparte decretale bevoegdheid voor nodig.
De heer Caron heeft het woord.
Dat zal juridisch wel correct zijn. Maar ik wil een engagement horen. Ik wil een engagement horen dat ook de tand des tijds kan doorstaan. Ik bedoel dat we, na deze verkiezingen, welke meerderheid er ook komt, aan elkaar beloven dat er een onafhankelijk onderzoek komt om de fraude in kaart te brengen en de gepaste maatregelen te nemen. Dat is een engagementsverklaring, dat ene artikeltje. Ik ben bereid – misschien is de voorzitter daar ook toe bereid – om in de Koffiekamer of waar dan ook overleg te plegen over de formulering, maar ik vraag een engagement. En ik denk dat mijn fractieleider hetzelfde zal doen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik hoop dat zijn fractieleider hetzelfde zal doen. Collega’s, ik heb de technische discussie overgelaten aan collega Caron. Ik wilde niet – en u zult me dat niet kwalijk nemen – te diep in het dossier zakken. Collega’s, ik weet dat het zeer laat is en dat we met een speciale plenaire vergadering zitten, maar ik moet eerlijk zeggen: als je de kranten van de laatste twee dagen leest, dan denk ik toch dat vanuit dit parlement een signaal nodig is. Collega Vandaele zegt: 'Het is wat het is. Het is een politiek compromis.' Ik heb daar geen enkel probleem mee. Ik heb wel problemen met mensen die zeggen: 'There are no Americans in Bagdad' terwijl de tanks op de achtergrond binnenrijden.
Ik zou toch willen oproepen om elkaar misschien toch ergens te kunnen vinden, collega Rombouts. Ik begrijp dat u zegt: 'U moet komen met die informatie.' We hebben die informatie ook gekregen en collega Caron – alle lof daarvoor – heeft die informatie ook uit de sector gekregen. Er is een krant geweest die de afgelopen dagen en weken toch dieper onderzoek heeft gedaan. We gaan elkaar niet overtuigen. U zult zeggen: het zijn er maar enkelen. In de krant staan andere dingen. Maar een parlement zou de volwassenheid moeten hebben om op een gegeven moment te zeggen: ‘Kijk, in plaats van te blijven hangen in dat welles-nietesspel, laten we het onderzoeken.’ Vandaar zou ik toch willen oproepen, collega’s van de meerderheid, om artikel 35 – misschien niet in die formulering, we zijn wel bereid om rond de tafel te zitten om snel een formulering te vinden – goed te keuren om een onafhankelijk onderzoek te laten plaatsvinden.
Het kan toch niet dat een parlement geen zicht heeft op de grootteorde van fraude die in een belangrijke sector in Vlaanderen plaatsvindt, dat we niet weten hoe de mechanismen werken en of wat beschreven is – en ik ga daarvan uit – wel degelijk klopt. Collega Vanderjeugd, ik ben het niet helemaal eens met u. U zeg dat dat de taak is van de uitvoerende macht. Neen, wij kunnen als parlement, als decreetgevers, ook wel zo’n onderzoek afdwingen. Dus vandaar, collega’s, mijn korte tussenkomst. Ik weet dat het een speciale plenaire is, maar kunnen we niet toch een signaal geven om te zeggen: laten we toch ten minste een onafhankelijk onderzoek opstarten om dit in kaart te brengen. In het voorstel van decreet staat dat er medio 2020 een evaluatie is. We zouden perfect dat evaluatiemoment kunnen aangrijpen om dan ook een zicht te hebben op dat onderzoek, zodat we dan ook onmiddellijk kunnen bijsturen om te geraken waar we, denk ik, met zijn allen willen geraken. Dus bij dezen een oproep.
Is er hierop een reactie van de meerderheidspartijen? Schorsen we even de vergadering en gaat u even samen zitten? Grote stilte?
De heer Sanctorum heeft het woord.
Terwijl ik mijn betoog houd, kunnen jullie wel even samen zitten.
Het voorstel van Mestdecreet, waarvoor we deze speciale zitting uiteindelijk houden, is eigenlijk ook wel een goede casus om ons net voor de start van een nieuwe legislatuur even te bezinnen, en ook een aantal kritische lessen te trekken. Ik zou het ook wat breder willen maken dan alleen dit voorstel van decreet. Ik wil ook graag een parallel trekken met andere dossiers van recente politieke besluitvorming.
Een eerste vaststelling is: hoe moeilijker een probleem, hoe complexer wij het zelf maken. Ik weet niet hoe herkenbaar dat is voor de diverse beleidsdomeinen, in Leefmilieu is het schering en inslag. Ik geef graag het voorbeeld van de klimaatverandering, toch een van de grote thema’s van deze eeuw, zelfs een verkiezingsthema voor deze zondag. De collega die hier aanwezig zijn die de internationale klimaatconferenties volgen, zullen ongetwijfeld elk jaar de vele besluitvormingsprocessen, de mechanismen, de afkortingen al hebben opgezocht of opgefrist alleen maar om te kunnen meepraten over klimaatbeleid. APA (Ad Hoc Working Group on the Paris Agreement), GCF (Green Climate Fund), CDM (Clean Development Mechanism), JI (Joint implementation), REDD+ (Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation), PAM (policies and measures): voor de leek klinkt dat allemaal als Chinees, maar als je met het klimaat bezig bent, zou je al die afkortingen moeten kennen, en het gaat soms over afkortingen van afkortingen van afkortingen, gebaseerd op structuren en processen die gebaseerd zijn op structuren en processen die nog eens zijn gebaseerd op structuren en processen.
Klimaatverandering wordt daarmee niet alleen moeilijk te ontwarren als probleem op zich, maar ook als proces is het eigenlijk bijzonder complex geworden. Collega’s, ik denk dat dat een beetje een natuurlijke politieke neiging is: om iets moeilijks aan te pakken, willen we eigenlijk geen eenvoudige oplossingen. Waarom? Wel, de impact van die eenvoudige oplossingen is zichtbaar, is intens, is disruptief, en dat schrikt af. In plaats daarvan worden er constructies en methodes opgesteld waardoor eigenlijk nog heel weinig mensen kunnen volgen, nog heel weinig mensen begrijpen wat er precies gebeurt, maar toch heeft iedereen de indruk dat er van alles gebeurt en dat we druk bezig zijn met het aanpakken van het probleem.
Wel, collega’s, niets menselijks is politiek Vlaanderen vreemd en dat gebeurt ook bij ons. Denk aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Er is nog nauwelijks iemand in Vlaanderen die dat proces kan volgen. Denk ook aan de fameuze boskaart die is gesneuveld. Daar werd zo fel getuned aan de modellering dat het op den duur onhoudbaar werd en dat de gekste resultaten uit dat model kwamen, waardoor ook het draagvlak helemaal weg was omdat de resultaten zo absurd waren. Collega’s, met het voorstel van Mestdecreet gebeurt er eigenlijk iets gelijkaardigs: heel complexe methodieken, want we willen de landbouwers toch ook niet te hard treffen.
Ik geef graag een heel essentieel voorbeeld. Daarnet hebben we het al over fraude gehad. Dat valt daar zeker ook onder. Laten we even kijken naar het halen van de norm. Normaal gezien is het eigenlijk heel eenvoudig: je hebt te veel nitraten of niet te veel nitraten, je haalt de norm of je haalt de norm niet. Simpel. Wel, in dit MAP wordt zo niet gewerkt, want eerst worden gemiddelden gemaakt per meetpunt. De redenering achter het maken van een gemiddelde is zeker niet zo gek, omdat je zo een aantal uitschieters kunt neutraliseren, maar het blijft daar niet bij. Ik weet dat het al laat aan het worden is, maar probeer nu even te volgen. Niet alleen wordt het gemiddelde gemaakt per meetpunt, maar er wordt nadien van al die meetpunten per afstroomzone ook nog eens een gemiddelde gemaakt, en nadien wordt opnieuw een gemiddelde gemaakt over drie jaar om de huidige gemiddelde nitraatconcentratie te bepalen. Die wordt niet vergeleken met de norm. Ah neen, dat is onzinnig, want we hebben al te veel bewerkingen daarop gedaan, dus wordt er een streefwaarde bepaald.
Hoe wordt die streefwaarde bepaald? Ik zal u de uitgebreide uitleg besparen. Dat heeft te maken met de correlatie met het 90e percentiel en het uitschakelen van valsnegatieven en valspositieven. Volgens het eerste MAP-ontwerp is 20 milligram per liter de beste streefwaarde. Nadien is dat veranderd naar 18 milligram per liter. Is het de bedoeling om die streefwaarden te halen op basis van het MAP? Neen, het verschil tussen streefwaarde en de huidige gemiddelde concentratie, wat men de doelafstand noemt, moet dalen. Wacht, niet de doelafstand zelf, maar het gemiddelde van de doelafstanden over de diverse afstroomzones moet dalen, met 4 milligram per liter. Dat is het eigenlijk.
Samengevat, we maken gemiddelden van gemiddelden van gemiddelden die met een statistisch gekozen waarde worden vergeleken. Het gemiddelde van de verschillen moet dan met 4 milligram dalen. Dat is de aanpak van het MAP.
Met een dergelijke werkwijze dreigen we niet enkel zowat elk probleem weg te nivelleren, want we voeren te veel bewerkingen uit. Dit brengt echter ook een complexiteit met zich mee die een aura van wetenschap introduceert. Het is ingewikkeld en dus moet het ook slim zijn. Dit moet echter niet zo te zijn.
Dit brengt me bij mijn tweede brede vaststelling. Wetenschap zou politieke gedachten moeten voeden, maar wetenschap wordt vaak gebruikt om politieke gedachten te bevestigen. Er is een wetenschappelijke saus over het Mestdecreet gegoten, maar de vraag is of het MAP voor een betere waterkwaliteit zal zorgen. Dat is waarom we hier nu staan. Die wetenschappelijke onderbouwing is er niet of is tenminste niet zichtbaar voor ons. Wetenschappelijke modellen en berekeningen bieden natuurlijk geen zekerheid, maar ze bieden ons tenminste wel inzicht. Ik heb het niet over een reeks van gemiddelden van metingen en over allerlei statistische bewerkingen, maar over de inschatting van de impact van wat we beslissen.
Ik kijk blind naar de inhoud van dit MAP. Ik denk dat dit voor velen in dit halfrond geldt. Ik kan gewoon niet zeggen of de waterkwaliteit hiermee al dan niet fundamenteel zal verbeteren. Ik kan daar geen zinnige uitspraak over doen, laat staan dat ik kan inschatten dat we met dit MAP op de goede weg zijn om tegen 2027 finaal een goede waterkwaliteit te bereiken.
Tijdens de commissiebesprekingen hebben de indieners van het voorstel van decreet gesteld dat er wel degelijk modellen en berekeningen zijn. Tijdens de hoorzitting heb ik de vraag gesteld aan de deskundige van de Mestbank en het antwoord was dat de modellering toch nog een werkpunt is. Hoe kunnen we een pakket aan maatregelen nemen indien we geen echte inschatting van de impact hebben?
De waterkwaliteit is de voorbije vijf jaar niet verbeterd en soms zelfs verslechterd. Telkens is gezegd dat dit met het toenmalige MAP in orde zou komen. We moesten dat maar geloven. Nu moeten we blind geloof hechten aan een Mestdecreet zonder hierin door het verleden te worden gesterkt.
Dit brengt me bij mijn derde en laatste vaststelling. Politieke besluitvorming is conservatief. Ik bedoel dat niet ideologisch, maar feitelijk. Afgelopen week heb ik het boek ‘The Origins of Political Order’ van Francis Fukuyama gelezen. Aangezien ik geen campagne voer, heb ik tijd om boeken te lezen. Francis Fukuyama is zowat ’s werelds bekendste en misschien ook beste politicoloog, bekend van het platgeciteerde ‘The End of History’.
In ‘The Origins of Political Order’ schrijft hij over politiek verval en over de wijze waarop samenlevingen het door strakke politiek steeds moeilijker krijgen. Ik citeer even een kort stukje: “Het conservatisme van samenlevingen met betrekking tot regels is de oorzaak van politiek verval. Regels of instellingen die tot stand zijn gekomen in reactie op een welbepaalde omgeving kunnen onder latere omstandigheden disfunctioneel worden, maar kunnen niet veranderd worden vanwege hun zware emotionele beladenheid. Dat betekent dat verandering een patroon volgt van langdurige stilstand, gevolgd door catastrofale verandering.”
Ik wil dat even laten bezinken, want ik denk dat er toch enige herkenbaarheid is. Het is in elk geval een redenering die ook voor dit MAP geldt. Hier is allesbehalve sprake van transparantie of van het trekken van lessen uit het verleden. Het zou heel goed zijn de fraude verder te laten onderzoeken door een parlementaire commissie, maar als er een volgend MAP komt, pleit ik ervoor dat het een open parlementair proces wordt.
En niet zoals in het verleden, zoals het altijd is gebeurd, in de achterkamers, waar angst de belangrijkste drijfveer is, ‘want we mogen toch vooral niet te veel aan de landbouw raken’. Neen, durf het open te maken. Maak het transparant. Betrek er de brede samenleving bij. Laat ook experts naar het parlement komen, om te zoeken naar wat nu eigenlijk de beste maatregelen zijn, met open geest, om het nitraatprobleem aan te pakken. Ik hoop dat mijn opvolgers diezelfde mening zijn toegedaan. Dank u wel. (Applaus bij Groen)
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, ik heb het woord gevraagd, omdat collega Sintobin, die dit dossier normaal behartigt, verontschuldigd is wegens een uitvaartplechtigheid van een familielid. Ik wil toch graag onze stemhouding kort toelichten.
De voorgeschiedenis, het gebakkelei tussen de meerderheidspartijen hieromtrent en de uiteindelijke compromistekst, is al voldoende toegelicht. Ik focus dus enkel nog op de inhoud. Ik heb de meerderheidspartijen horen zeggen dat wat hier nu voorligt, voldoende ambitieus is maar tegelijkertijd ook een programma met haalbare maatregelen is, terwijl ik mensen uit de sector althans dat laatste hoor betwijfelen. De voorbije jaren was er inderdaad structureel overleg tussen de sector, de Mestbank, de VLM en het kabinet van oud-minister Schauvliege, wat uiteindelijk is uitgemond in een ontwerpactieplan, waar de landbouworganisaties zich nog enigszins in konden vinden en waarin inderdaad een aantal bijsturingen en verfijningen zaten in vergelijking met MAP 5.
Maar nadien zijn, onder druk van de buurman hier naast mij, heb ik begrepen, de duimschroeven toch nog aangehaald en zijn er aangescherpte bemestingsregels toegevoegd, waarbij men de vraag kan stellen of die wel in alle gebieden haalbaar zijn, want de maatregelen en doelstellingen gaan inderdaad een stuk verder dan het vorige mestactieprogramma. De vraag, die ook vanuit de sector komt, is dus of dit MAP 6 nog voldoende mogelijkheden biedt om landbouwbedrijven op ecologisch verantwoorde wijze ook nog economisch te laten renderen.
Ik wil uiteraard ook aansluiten bij de collega's die zich hebben uitgesproken over de fraude die de voorbije dagen aan het licht is gekomen, waarbij opgeroepen werd om die fraude inderdaad aan te pakken en om op te treden tegen degenen die de regels rond mestverwerking omzeilen. Het lijkt me evident dat fraude moet worden aangepakt, niet alleen omdat het niet kan, maar vooral ook omdat men degenen die het goed voorhebben in de sector, ook niet in een kwaad daglicht mag stellen.
Kort samengevat: wij willen de Vlaamse landbouw niet laten slachtofferen. Wij gaan niet helemaal mee in het betoog van de linkse oppositiepartijen, maar zijn ook niet helemaal tevreden met wat uiteindelijk als compromistekst uit de bus is gekomen. En dus zullen wij ons straks bij de stemming onthouden.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, nr. 1938/9)
– De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 4. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, nr. 1938/11)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 5 tot en met 7 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 8. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, nr. 1938/11)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 9 tot en met 22 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 23. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, nr. 1938/11)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 24 tot en met 31 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 32. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, nr. 1938/11)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 33 en 34 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot toevoeging van een artikel 35. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2018-19, nr. 1938/11)
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen zo dadelijk de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.