Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Depoortere heeft het woord.
Voorzitter, vandaag staat in de kranten dat een aantal dove mensen de Vlaamse overheid voor de rechter willen slepen omdat ze, mijns inziens terecht, van mening zijn dat het onaanvaardbaar is dat de Vlaamse Regering het aantal L-uren (privé-tolkuren) tot 36 uren beperkt. L-uren, dat zijn de uren die doven gesubsidieerd krijgen om een tolk Vlaamse Gebarentaal in te zetten. 36 gesubsidieerde tolkuren is voor heel wat doven blijkbaar onvoldoende om op een volwaardige manier deel te nemen aan de samenleving.
Minister, eigenlijk komt dit niet uit de lucht vallen. Een jaar geleden al kondigde de organisatie Doof Vlaanderen aan dat ze een juridische procedure zou opstarten. Hoe kunt u op korte termijn tegemoetkomen aan de vraag van die mensen naar een behoeftedekkend gesubsidieerd aantal tolkuren, nu blijkt dat de maat vol is en dat ze concrete maatregelen vragen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, uiteraard heeft iedere Vlaming en iedere Belg het recht om zich tot de rechter te wenden. Ik hoef me daar niet over uit te spreken, dat komt iedereen toe.
Wat is er gebeurd met de tolkuren? We hebben daarover heel wat overleg gehad en we hebben twee sporen bewandeld. Het eerste spoor is dat we het budget in de begroting 2019 dat voor tolkuren beschikbaar is en die we de L-uren noemen – dat zijn de tolkuren die worden gefinancierd door het VAPH en kunnen worden ingezet in de leefsituatie – serieus hebben opgetrokken. Er is 915.000 euro bij gekomen om een groter urencontingent te hebben. Er is ook nog eens 750.000 euro ingezet om flexibeler mogelijkheden te geven. Als er herhaaldelijk doktersbezoek nodig is, hebben we meer capaciteit om dat te subsidiëren. Er is dan ook nog 165.000 euro voor doofblinden.
Dat betekent dat de begroting uiteraard toelaat om het aantal gesubsidieerde uren, dat op dit moment voor doven op 36 is geplafonneerd, om dat urencontingent voor individuele gebruikers op te trekken. Dat staat er te gebeuren.
Als we kijken naar het gebruik van die uren, kunnen we echt niet zeggen dat iedereen zijn maximaal urencontingent opgebruikt. Dat is niet juist. In 2018 nam een dove van de 36 L-uren gemiddeld 11,92 uren op, en een doofblinde 118 van de 180 L-uren. Naar aanleiding van de gesprekken zijn wij uiteraard bereid om dat budget op te trekken en uit te breiden. De begroting is daar ook op afgestemd.
Het tweede spoor dat we bewandelen – voor mij een erg belangrijk spoor –, is het afstandstolken. Door een oefening te doen in schaalvergroting, door het delen van de expertise en proberen daar meer eenvormigheid in te krijgen, moet het echt mogelijk zijn ervoor te zorgen dat dove gebruikers iedereen telefonisch kunnen bereiken en dat ze ook door iedereen kunnen worden gebeld in de door hen gewenste taal en communicatiemodus.
Ik hecht veel belang aan dat spoor, waarvoor we ook een project hebben ingediend bij het Programma Innovatieve Overheidsopdrachten dat onder de hoede staat van minister Muyters. We zijn ervan overtuigd dat door te innoveren, we het afstandstolken beter kunnen organiseren en flexibeler kunnen maken. Wellicht is dat een belangrijk spoor om aan de vragen van de gebruikers tegemoet te komen.
We volgen dus die twee sporen: een substantiële uitbreiding van de capaciteit, en door innovatie, harmonisering en schaalvergroting proberen het afstandstolken breder toegankelijk te maken.
Minister, ik ben het er uiteraard mee eens dat het budget dringend moet worden opgetrokken om het aantal tolken uit te breiden. Ik ben het er ook mee eens dat het informaticaplatform dat u een jaar geleden al hebt aangekondigd in de commissie, tot stand moet komen. Alleen moet het mij van het hart dat die een paar maanden voor het einde van deze legislatuur nog niet in uitvoering zijn. Waarschijnlijk zullen we zelfs moeten wachten op een volgende regering om al die mooie voornemens en plannen in de praktijk om te zetten.
Minister, er zouden ook tolken beschikbaar moeten zijn in ziekenhuizen, rechtbanken en openbare diensten. Ook daar zou een extra inspanning moeten worden geleverd om die mensen adequater te kunnen helpen. Zijn er plannen in die richting?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik heb deze problematiek al meerdere malen aangehaald. Het is goed dat het budget wordt verdubbeld. Het is natuurlijk jammer, zoals de collega ook zegt, dat we dan moeten wachten op de volgende regering om een juist beeld te krijgen van hoe het wordt verdeeld.
U zegt zelf, minister, dat de uren vaak niet worden opgebruikt. Dat komt doordat die mensen natuurlijk heel voorzichtig omspringen met hun uren. Daarom is het ook belangrijk dat instanties zoals ziekenhuizen, Kind en Gezin en rechtbanken ook voor redelijke aanpassingen zorgen.
Ik heb die vraag in juli vorig jaar ook al eens gesteld. U zei toen nog eens in overleg te zullen gaan met Kind en Gezin en de ziekenhuizen. Wat is er uit die bespreking gekomen? Hoe ver staat u daarmee?
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Het is heel toepasselijk om vandaag een vraag te stellen over tolken in Vlaamse Gebarentaal want overmorgen vieren we dertien jaar erkenning de van Vlaamse Gebarentaal, zeg maar de Dag van de Vlaamse Gebarentaal. Ik wil ook graag vermelden dat het vandaag de Internationale Dag van de Assistentiehond is. Sta mij toe, voorzitter, om de mensen van de Antwerpse Woonboot vzw hier welkom te heten. Zij zijn hier met hun blindengeleidehond Fledder. U kunt hem daar misschien zien zitten. En anders ziet u hem straks nog wel rondwandelen. Gelieve hem wel niet te aaien tijdens de werkuren. Wij worden ook niet graag geaaid tijdens de werkuren, nietwaar voorzitter?
Ook voor dove mensen zijn er assistentiehonden, de hoorhonden. Dat brengt mij terug bij het probleem van de L-uren Vlaamse Gebarentaal. Dat is inderdaad een probleem dat extra aandacht verdient maar er zijn, zoals de minister zegt, al heel veel stappen ondernomen. Ik heb vorige week nog een antwoord gekregen op een schriftelijke vraag, waaruit blijkt dat 94 procent van de gevraagde L-uren effectief ingevuld raakt. Dat is heel mooi, vooral gelet op het aantal tolken dat er maar is. In Vlaanderen zijn er 180, waarvan maar 40 voltijds. Ik denk dat in het optrekken van het aantal tolken nog wel een uitdaging ligt.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, dove mensen hebben blijkbaar heel veel geduld want we hebben deze problematiek al vele jaren bij u aangekaart. Het is inderdaad zo dat u in eerste orde het bedrag in de begroting hebt opgetrokken. Dat was maar normaal, want het budget voor doven was een aantal jaren al op in november. Wat niet is aangepast, is het aantal uren op jaarbasis. Het is maar logisch dat een aantal mensen vandaag ook die vraag stellen.
Gemiddelden zijn in dezen een slechte maatstaf om op af te rekenen. Ik ben het eens met collega Van de Wauwer dat we ook moeten kijken naar het aantal tolken dat beschikbaar is. Het is niet omdat we op papier een verhoogd contingent organiseren, dat het in de praktijk ook kan worden aangewend. Ik denk dat de lage gemiddelde invulling daarmee voor een deel kan worden verklaard. Velen zijn geroepen om een opleiding te volgen. Slechts weinigen voeren het ook in de praktijk uit als tolk. Er is ook een aanbodprobleem langs die kant. Ik nodig u en uw opvolger dus uit om ook daaraan te werken. Het is pas als het op het terrein ook ingevuld wordt, dat we die ontsluiting mogelijk maken.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het probleem met de tolkenuren is volgens mij al drie keer opgelost in deze legislatuur, en toch blijft het een probleem. Dat begint vervelend te worden. Er is in dit parlement een kamerbrede consensus dat er voldoende en beschikbare uren moeten zijn. Als iemand in oktober, november of december naar de notaris moet, moet hij of zij op de beschikbaarheid van een tolk kunnen rekenen. Hij of zij moet in ziekenhuizen terechtkunnen. Niemand contesteert dat. Het gaat niet over gigantische budgetten. Het is een haalbare kaart. En toch blijft dat probleem hier bestaan.
Als we willen komen tot een samenleving met inclusie, als we mensen willen optrekken, dan kan ik u alleen maar vragen, minister, om dat ook waar te maken. Zorg dat we voldoende uren hebben, dat we goede tolken en beschikbare tolken hebben.
Collega's, het budget wordt effectief opgetrokken. Dat heeft alles te maken – er zijn trouwens ook vragen gesteld in de commissie – met onze overtuiging dat we het aantal gesubsidieerde uren inderdaad moeten optrekken. Ik ben het er trouwens ook mee eens dat verwijzen naar de gemiddelden geen argument is en dat er ook andere redenen kunnen zijn waarom je dat niet maximaal invult, al was het maar een voorzichtigheidsprincipe. Ik wil me daar dus absoluut niet op vastpinnen. We gaan dat aantal uren voor individueel gebruik optrekken, en daar zijn de budgettaire inspanningen ook voor gebeurd.
Maar, collega's, andere sectoren, waar we uiteraard wel contacten mee hebben, moeten ook zelf inspanningen doen. Het principe ‘no policies’ geldt ook hier. Het is niet alleen aan de minister bevoegd voor het welzijn om voor tal van sectoren die uitdaging aan te pakken.
Ik blijf toch ook nog verwijzen naar het project van de afstandstolken. Meer nog dan de beschikbaarheid van goede tolken is het absoluut noodzakelijk dat de Vlaamse overheid ook innoveert en bekijkt wat er mogelijk is door in de backoffice de krachten te bundelen. We moeten met de nieuwe technologieën meer doen, op een meer flexibele manier. Dat laatste blijft voor mij fundamenteel. Dat is de reden waarom we zo'n innovatieproject hebben ingediend. Er is nu een consultant gemobiliseerd om met alle stakeholders te praten en te bekijken hoe men dat kan operationaliseren. Het blijft voor mij een belangrijke uitdaging omdat uitbreiding van de capaciteit voor individueel gebruik één zaak is, maar mogelijkheden om anders en flexibeler te werken lijken me minstens even belangrijk. Dit zal het perspectief van vele gebruikers wellicht op een andere manier helpen invullen.
Minister, het is waar, er is een kamerbrede consensus om die doventolkuren uit te breiden. Er is een consensus om die flexibeler in te zetten. Daarom is het des te spijtiger dat we hier een paar maand voor het einde van de legislatuur nog geen uitvoering van hebben gezien.
Men vraagt mij en mijn partij soms waar wij het geld vandaan zouden halen om al die zorgbehoevenden te helpen. Mijn antwoord is duidelijk en klaar: er zijn de miljardentransfers naar Wallonië, er is een besparing die we kunnen invoeren op de immigratiefactuur. Met dat geld zouden we al die Vlaamse zorgbehoevenden op een adequate manier kunnen helpen. Dat, en niets anders dan dat, is wat de Vlaming wil.
De actuele vraag is afgehandeld.