Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over interlandelijke adoptie omdat we vandaag op dat vlak in Vlaanderen een paradox tegenkomen. We hebben geprobeerd die procedure te vereenvoudigen. Nu blijkt dat als je kandidaat-adoptieouder bent, je ergens een ticketje trekt waar er vierhonderd kandidaat-adoptieouders voor u op de wachtlijst staan om een kind uit het buitenland te kunnen adopteren. Aan de andere kant krijgen wij vandaag berichten van de adoptiediensten in ons land waaruit blijkt dat zij een wachtlijst hebben van kinderen uit het buitenland waarvoor zij geen kandidaat-adoptieouders vinden. Zij wijten dat aan het feit dat de procedure zo lang en moeilijk is en dat er door het nieuw ingevoerde instroombeheer veel te weinig kandidaat-adoptieouders doorstromen, om effectief de zorg te kunnen opnemen voor een kind dat in zijn eigen land geen enkele andere optie heeft dan te worden opgenomen in een gezin hier in Vlaanderen, waar kandidaat-adoptieouders staan te wachten en bereid zijn om dat te doen. Maar, minister, onze adoptieprocedure lijkt een hindernis te vormen op de weg naar een goede matching tussen een kind dat zorg nodig heeft en Vlamingen die kandidaat-adoptieouder zijn en zo’n kind willen opnemen. Minister, hoe kan dat? En vooral: wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dit verbetert?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mijnheer Parys, de informatie waarover ik beschik, maakt uw analyse toch een beetje genuanceerder. Het is juist dat we een aantal jaren geleden zijn gestart met een wat actiever instroombeheer. De reden lag voor de hand: heel wat kandidaat-adoptieouders met een geschiktheidsvonnis staan jaren te wachten, zelf zo lang dat de termijn van de geldigheidsduur van het vonnis verloopt, wat uiteraard bij de betrokkenen tot droefheid en frustratie leidt. Daarom werd beslist om te proberen om dat instroombeheer op een andere manier te organiseren, zodat we de wanhoop bij die kandidaat-adoptieouders kunnen vermijden. Dat is gebeurd.
Langs de andere kant – u bent daar uiteraard ook voldoende mee vertrouwd – is er in de interlandelijkeadoptiewereld natuurlijk ook heel wat gebeurd, en gebeurt er nog heel veel. Het aantal herkomstlanden is er niet groter op geworden, en het aantal kinderen dat voor adoptie in aanmerking komt, is in sommige landen ook zeer beperkt, of zeer specifiek. Denk aan kinderen met bijzondere zorgnoden, of landen waar aan de kandidaat-adoptieouders ook bijzondere voorwaarden worden gesteld, en waar de prijs voor zo’n procedure enorm hoog is. Kortom, er zijn wat dat betreft natuurlijk een aantal realiteiten die ertoe leiden dat kandidaat-adoptieouders niet altijd geneigd om te kiezen voor een kind uit dat land, of met die specifieke noden. Er is dus langs de beide kanten wel een beweging.
Ik heb op zich natuurlijk niets tegen een evaluatie, om te kijken hoe je een en ander beter kunt organiseren. Maar de Vlaamse centrale autoriteit probeert nu natuurlijk om beter te kijken en te anticiperen – daar is men blijkbaar al in 2018 mee gestart. Welke types van kandidaat-adoptiekinderen zijn er in de interlandelijke adoptie aanwezig? Uit welke herkomstlanden komen ze, en zijn er kinderen met bijzondere noden? Kunnen we, wanneer we naar het instroombeheer gaan, veel actiever op zoek gaan naar die kandidaat-adoptieouders die misschien eerder zouden opteren voor een adoptie vanuit een bepaald herkomstland of voor een kind met bijzondere zorg – zonder dat je ze op dat moment al kunt matchen?
Men zegt mij dat men sinds 2018 actieve pogingen onderneemt om tot een grotere theoretische matchmogelijkheid te komen. De diensten zullen in de volgende periode wellicht ervaren dat er meer succesvol kan worden gematcht.
Minister, het klopt dat er heel wat bezig is in de herkomstlanden, en dat daar vaak wordt ingezet op gezinsondersteuning. Daardoor kunnen kinderen vaak in hun eigen land van oorsprong opgroeien. En dat geniet ook mijn voorkeur.
Maar toch wil ik u vragen hoe het komt dat een land als Italië meer dan 1400 kinderen interlandelijk heeft kunnen adopteren in het jaar waarin de cijfers voor dat land beschikbaar zijn, terwijl in ons land het aantal kinderen dat interlandelijk wordt geadopteerd, teruggevallen is tot een paar tientallen? Ons land behoort toch ook tot de Europese Unie, en het werkt waarschijnlijk op dezelfde manier als Italië, aangezien het allebei Haagse Verdragslanden zijn.
Dan denk ik dat er meer aan de hand is dan alleen maar de evoluties in de herkomstlanden – al zijn die wel een feit. Ik vrees dat we ook moeten kijken naar onze doorstromingsprocedure. We moeten die op punt stellen, en ervoor zorgen dat die matching beter gebeurt. Want er zijn nog altijd veel kinderen die echt die opvang nodig hebben, en er zijn nog altijd veel Vlaamse kandidaat-adoptieouders die echt bereid zijn om een gezin op te starten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dit parlement heeft er enkele jaren geleden natuurlijk zelf heel uitdrukkelijk voor gekozen om een systeem van instroombeheer in te bouwen, net omdat het vroeger soms gebeurde dat mensen zich aanmeldden bij een adoptiedienst, en dan jaren moesten wachten. Daardoor vervielen hun geschiktheidsvonnissen en dergelijke meer.
Er is ondertussen natuurlijk heel wat veranderd. Er zijn kleinere kanalen, specifieke zorgnoden en herkomstlanden die bepaalde voorwaarden stellen. En dan is het goed dat er een evaluatie wordt gemaakt van dat instroombeheer. Bij mijn weten heeft het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) dat ook al gedaan, en is er sedert vorige zomer een nieuw systeem van versnelde doorstroom van toepassing.
Het zou goed zijn om eens te kijken wat daar de resultaten van zijn – als die beschikbaar zouden zijn. Ik zou de minister ook willen vragen om op een bijna continue basis te evalueren op welke manier het instroombeheer verloopt en wat de effecten zijn. Zo kunnen we de nodige flexibiliteit inbouwen, en kunnen we zorgen dat er een goede matching gebeurt.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik zou beginnen met te zeggen dat we uiteraard toch liever een wereld hebben waarin adoptie niet nodig is, en alle kinderen in hun eigen omgeving, en het liefst zo dicht mogelijk bij hun eigen familie, een warme thuis hebben. Maar zolang dat niet het geval is, zitten we met procedures rond adoptie, en moet dat zijn eigen checks-and-balances hebben. Mevrouw Schryvers zegt dat we daar een analyse over hebben gemaakt.
Minister, wat mij een beetje verontrust, is dat er bijvoorbeeld uitkwam dat het belangrijk is dat we verschillende adoptiediensten hebben en niet alles centraliseren, net om het goede evenwicht te behouden en de goede vrijheden daarin te behouden.
Maar ik hoor vanop het terrein de vrees dat u toch nog voor het einde van deze legislatuur een fusie zult opdringen. Minister, kloppen die geruchten? Zult u de diversiteit van dat veld in ere houden?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw genuanceerd antwoord. In deze materie moeten we inderdaad genuanceerd zijn. We zijn het er allemaal mee eens dat de opvang, de opvoeding in de eigen, naaste omgeving prioritair is.
Maar, minister, we zitten toch met een paradox. Dat is al geschetst. We zitten hier met kandidaat-ouders die op een wachtlijst staan, en aan de andere kant van de wereld zijn er kandidaat-kinderen die geadopteerd willen worden. Dat is toch een redelijk moeilijke paradox. En dan verschijnen er in de media cijfers om die paradox aan te kaarten. Hoe kan het dat het zo lang duurt vooraleer kandidaat-ouders kunnen doorstromen?
U zegt dat we de instroom- en doorstroomprocedure moeten bekijken. Minister, ik veronderstel dat er, in het kader van de evaluatie die u hier impliciet aankondigt, ook wordt gekeken naar de redenen waarom er zoveel kandidaat-adoptieouders afvallen tijdens de procedure. De duur is een reden, maar er zijn wellicht nog andere redenen.
Minister, hebt u zicht op die redenen? Is er in het evaluatieproces dat u aankondigt, ook gekeken naar andere redenen dan de te lange duur van het proces?
Collega's, ik kondig geen specifieke evaluatie aan. Maar ik ben absoluut niet vies van een evaluatie.
Ik ben het er ook absoluut mee eens dat dat transparant, ook met het parlement, kan gebeuren. De adoptiepolitiek van Vlaanderen is altijd heel erg aangestuurd door datgene wat daarover in het parlement als krijtlijnen naar voren werd gebracht. Het feit dat we inderdaad gaan voor meer concentratie van expertise is ook gebaseerd op datgene wat daarover in het parlement aan de orde is geweest.
De redenen waarom mensen afhaken in die procedure zijn velerlei. Het kan misschien heel interessant zijn om de Vlaamse centrale autoriteit voor adoptie (VCA) te vragen om dat eens te beschrijven. Maar er spelen natuurlijk heel veel elementen mee in die procedure. Er zijn er die uit elkaar gaan. Er zijn er die plotseling andere gelukkige momenten meemaken. Er zijn er zelfs die, met een geschiktheidsvonnis in de hand, zich niet melden om door te gaan en een bemiddelingsovereenkomst af te sluiten, omdat ze op dat moment in hun leven in een andere context zijn terechtgekomen. Er zijn dus vele redenen.
Mochten er redenen zijn die echt te maken hebben met de procedure, waarvan je zou kunnen zeggen dat het geen valabele redenen zijn, omdat het drempels zijn die je moet kunnen vermijden, dan is dat iets waarover we kunnen spreken. Maar de keuze om naar een actief instroombeheer te gaan, is wel degelijk gemaakt vanuit de overtuiging dat het ook in het belang van de kandidaten is om dat op een zorgvuldige manier te doen, zonder veel valse hoop te creëren. En dat was op een bepaald moment de vaststelling die ook in het parlement is gedaan.
Uiteraard kan men de vergelijking met andere landen maken. Ik vrees dat die vergelijking u zal leren dat niet alle situaties vergelijkbaar zijn, dat er historische samenwerkingen of tradities bestaan. Maar ook dat is uiteraard geen probleem. Het is absoluut mogelijk om dat te objectiveren en te bekijken: wat kan er daar en wat kan er hier niet? En dan moet je dat ook kunnen plaatsen in de zorgcultuur, de welzijnscultuur en het gezinsbeleid van dat land.
Ik vind dat eerlijk gezegd geen issue dat we moeten problematiseren. Als er een fenomeen is waarvan we vinden dat we het nader moeten onderzoeken, laat ons dat dan gewoon in alle transparantie doen.
Maar wat ik wel hoor van de mensen die er dagdagelijks mee bezig zijn, is dat het geen zwart-witverhaal is zoals het nu blijkbaar in de media wordt weergegeven. Er wordt gezegd dat er een probleem is, omdat ze staan te wachten en dat er kandidaten zijn, maar ze niet bij elkaar komen. Maar het is een veel genuanceerder verhaal, waarin heel wat elementen spelen. Ik ben er absoluut toe bereid om op dat vlak alle transparantie aan de dag te leggen. Dat hebben we in het verleden ook altijd gedaan met betrekking tot deze materie. En uiteraard wil ik ook bekijken hoe het draagvlak voor een en ander in dit parlement kan worden gerealiseerd.
Ik wil graag twee dingen zeggen.
Minister, u hebt er niet op geantwoord, maar mevrouw Van den Brandt heeft er wel op gealludeerd. Moeten we niet naar een concentratie van expertise gaan? Een aantal jaren geleden adopteerden we jaarlijks nog tweehonderd à driehonderd kinderen, met drie adoptiediensten. Vandaag hebben we nog steeds drie adoptiediensten, maar ligt het aantal kinderen dat we jaarlijks adopteren slechts in de – lage – tientallen.
Dan denk ik dat het niet langer verantwoord is dat elke dienst expertise moet uitbouwen over nazorg, over kanaalonderzoek, over een goede trajectbegeleiding, en dat we de ouders, en de kinderen vooral, een veel betere dienstverlening kunnen geven als we focussen op één eengemaakte dienst. Dat hebben we met binnenlandse adoptie ook gedaan. Daar zijn randvoorwaarden bij over goed bestuur, die absoluut belangrijk zijn, over een pluralistische invulling. Daarvoor kunt u op ons rekenen, maar ik denk niet dat je die allemaal zo versplinterd kunt laten bestaan.
Ten tweede: we hebben het instroombeheer hier goedgekeurd met de bedoeling om sneller de brug te kunnen leggen tussen kinderen die een gezin nodig hebben en kandidaat-adoptieouders die bereid zijn om een kind op te vangen. Het mag niet trager gaan, het moet sneller gaan: dat is de bedoeling van wat we hebben gedaan, en dat wil ik ook zien gebeuren op het terrein.
De actuele vraag is afgehandeld.