Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, juf Charlot is niet de eerste en naar ik vrees ook niet de laatste die de afgelopen jaren in de pen is gekropen om haar werksituatie te beschrijven. Ze heeft haar verhaal opgehangen aan haar eigen twijfel of ze op 20 maart 2019 al dan niet zal staken. Toen we hier stemden over een aantal maatregelen voor leerkrachten, liep in onze mailbox een stakingsaanzegging voor het onderwijs binnen. Eerlijk gezegd, was ik toen even verbaasd als u.
Nogal wat leerkrachten krijgen de vraag waarom ze zullen staken. Juf Charlot verwoordt dat ze misschien zal staken omdat ze er niet meer toe komt les te geven. Ze beschrijft haar klas. Die klas is met 25 leerlingen niet extreem groot of extreem klein. Ik bespaar u de lijst van welke types leerlingen met welke leerstoornissen ze in de klas heeft. Sommige leerlingen behoeven tijdelijke zorg, hebben familiale problemen of hebben leerstoornissen. Ze somt het op en stelt ons allemaal, u als minister, haar directeur en ons als Vlaamse volksvertegenwoordigers, de vraag hoe ze met een zo diverse klas met kinderen met zorgbehoeften er nog toe kan komen gewoon les te geven.
Na al wat de afgelopen jaren is gebeurd om een decreet te repareren waarvan wij op het einde van de vorige legislatuur geen fan waren, is dit confronterend. Dit is geen casuïstiek. Ik grijp haar brief aan om de bezorgdheid te uiten die ik de voorbije dagen in mijn mailbox, aan de telefoon of tijdens schoolbezoeken heb gemerkt. Wat kunnen we, rekening houdend met al de initiatieven die al zijn genomen, eigenlijk nog doen om dergelijke problemen op te lossen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, over de actuele vraag die u net hebt gesteld, kunnen we eigenlijk uren debatteren, maar ik kom direct tot de kern van de zaak. Het moet me van het hart dat de associatie die u met het M-decreet maakt in mijn ogen te eng is. Ik kijk naar de totale cijfers. Vandaag volgen 1,2 miljoen leerlingen leerplichtonderwijs. Daarvan gaan ongeveer 47.800 leerlingen naar het buitengewoon onderwijs. Dat zijn er 2700 minder dan 5 jaar geleden. Die daling kan onmogelijk uitsluitend de oorzaak van de toegenomen druk zijn. Ik stel vast dat leerkrachten op veel plaatsen, vooral in het basisonderwijs, verklaren dat 10, 12 of 15 van hun 20 tot 25 leerlingen specifieke zorgnoden hebben. Die leerlingen zouden echter absoluut nooit in het buitengewoon onderwijs thuishoren. In de klas moet rekening worden gehouden met allerhande zorg en dat baart ook mij grote zorgen.
Om die reden hebben we een taakbelastingonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek meet enkel de uren die de leraren presteren en niet de intensiteit van de taken die ze uitvoeren. Er wordt papierlast ervaren, maar als een zaak als een paal boven water staat, is het wel dat zeker ons basisonderwijs de komende jaren een forse injectie nodig heeft. Er is een planning opgesteld en de sociale partners zijn in het Vlaams Parlement geweest. We moeten er voor zorgen dat de leerkrachten die grote nood aankunnen. Het is tijd om met alle individuele zaken rekening te houden.
De kerntaak van een leerkracht is immers lesgeven. We hebben in het taakbelastingonderzoek gezien hoeveel tijd er in het basisonderwijs is om les te geven. Dat moet veranderen. Dit betekent minder papierwerk en meer ondersteuning om alle taken aan te kunnen.
Dit is ook een belangrijke opdracht voor de lerarenopleiding. Ik stel vast dat coteaching en werken in groep nog veel te weinig aan bod komen. Dat maakt deel uit van de hervorming, maar die hervorming start natuurlijk pas volgend schooljaar. Er staan een aantal zaken in de steigers, maar we zullen de komende jaren op een aantal fronten extra moeten investeren.
Minister, een van de voordelen van ons buitengewoon onderwijs is niet alleen dat de leerkrachten daar zeer veel ervaring hebben opgebouwd met zorg en zorgbehoevende leerlingen, maar ook dat de klassen er wat kleiner zijn. Bij de reacties die ik van veel mensen krijg, is er geen reactie van ‘wij willen voor kinderen niks doen’. Integendeel, dat is een van de eerste dingen die juf Charlot zegt, dat ze kinderen graag ziet, dat ze elk kind dat wil bieden waarop het recht heeft. Dat is echter moeilijk met zo’n grote groep, met zo veel zorgbehoevende kinderen. Dan komen we automatisch bij de volgende vraag, en wij hebben het er in onze fractie en partij al diverse keren over gehad: moeten we niet eens durven na te denken, voor leerkrachten met in hun klas nogal wat zorgbehoevende kinderen, over het invoeren van een maximumaantal leerlingen in Vlaanderen? We hebben dat vroeger gehad. Dan waren er splitsingsnormen. Op die manier zouden die leerkrachten met minder kinderen kunnen werken. Zo weinig als in het buitengewoon onderwijs is onmogelijk, maar we zouden daar toch een stap voorwaarts kunnen zetten.
Dan is er nog een stokpaardje van mij. Minister, vergeef me. Ik zie nog altijd veel efficiëntieverlies omdat de ondersteuning nog altijd netgebonden wordt aangeboden. Dit gaat toch over kinderen, dit gaat over leerkrachten die vooruit willen. Laten we die oude ideologische strijdbijlen toch begraven.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het is inderdaad de zoveelste noodkreet die we konden lezen in de krant. Ik denk dat er een grote stakingsbereidheid zal zijn volgende week, omdat heel veel leerkrachten echt heel acuut ervaren dat de emmer aan het overlopen is, dat er echt niks meer bij kan. Volgens mij zullen we heel wat stakende leerkrachten zien, omdat ze echt verontwaardigd zijn over het feit dat lesgeven en de takenlast die erbij is gekomen, de voorbije legislatuur zo veel zwaarder zijn geworden. Minister, dan is het M-decreet zeker een van de oorzaken van het feit dat de zaken moeilijker gaan in het onderwijs, maar laten we inderdaad toch wel die inclusie blijven vooropstellen. Ik denk dat dat een belangrijke zaak is. Alleen moeten we misschien bekijken hoe we dat gaan aanpakken. Dan zou ik willen pleiten voor het bewandelen van de weg van de geleidelijkheid, dat we zeggen waar we willen uitkomen, maar dat stap voor stap, met meer ondersteuning, met meer professionalisering en meer geleidelijk aan doen. Laten we ook bekijken hoe gewone scholen en scholen van het buitengewoon onderwijs veel meer kunnen samenwerken als ze dicht bij elkaar zijn gelegen. Dat is een piste die het katholiek onderwijs naar voren schuift, maar die ik zeker ondersteun. Dat is een stap vooruit. Minister, wilt u dat wettelijk mogelijk maken?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Inclusie is heel belangrijk om kinderen gelijke kansen te geven. We zien op het terrein, zowel in het buitengewoon als in het gewoon onderwijs, leerkrachten die dat ook voor honderd procent willen garanderen, maar in de feiten is het gewoon heel moeilijk en zie je dat mensen op de rand van de burn-out staan omdat de ondersteuning onvoldoende is, omdat de zorgondersteuningsnetwerken nog niet altijd de ondersteuning bieden die ze nodig hebben op de klasvloer. Daarom een heel concrete vraag: wanneer worden die geëvalueerd? Hoe kan men die weg naar inclusie versterken door, inderdaad, buitengewoon en gewoon onderwijs sterker te laten samenwerken? Zo zou men die ongelooflijke zwaarte van dat lerarenberoep toch wat kunnen milderen. Dat blijft immers het mooiste beroep ter wereld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we vanuit het parlement veel begrip moeten hebben voor elke brief en elk signaal dat op die manier tot bij ons komt. In elke school die ik bezoek, is er één groot onderwerp: het M-decreet. Niet omdat men kinderen met een beperking niet in de klas wil, maar wel omdat men les wil blijven geven en omdat men ziet dat men in de gewone school niet aan dat kind kan geven wat het nodig heeft. Collega’s, de N-VA vindt dus dat de expertise die jarenlang is opgebouwd, die niet in boeken staat, maar er is door ervaring in het buitengewoon onderwijs, niet verloren kan en mag gaan, in het belang van die leerlingen. Kan inclusie in een gewone school? Ja. Maar kan het altijd? Daar moeten we realistisch in zijn, en dan is het gewoon onderwijs als dat kan, maar het buitengewoon onderwijs als dat nodig is voor de leerling zelf, voor de leerkracht en de medeleerlingen.
Collega’s, als ik dus vaststel dat leerkrachten niet worden geloofd, dat leerkrachten massa’s papier moeten invullen en dat dan wordt gezegd dat iemand toch niet naar het buitengewoon onderwijs kan omdat wordt gedacht dat iets nog kan, dan vrees ik dat leerkrachten er inderdaad de brui aan geven, en ik kan hun geen ongelijk geven. Daarom zullen we zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs moeten versterken.
Ik wil inpikken daar waar de heer Daniëls is gestopt. Het mantra dat we tijdens deze legislatuur hebben gehuldigd en waar ik een absolute fan van ben, is ‘gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon onderwijs als het moet’.
We hebben de keuze gemaakt om een sterk buitengewoon onderwijs in Vlaanderen te behouden. Meer nog, we hebben zelfs een type 9 opgericht voor kinderen met autismespectrumstoornissen. Zeer succesvol. We horen echt prachtige verhalen van kinderen die nu op school wel hun draai vinden. Soms kan dat in het gewoon onderwijs, maar soms is dat in het buitengewoon onderwijs. Dat is een goeie zaak.
Er zitten dit schooljaar zo'n 800 kinderen extra in het buitengewoon onderwijs in vergelijking met vorig schooljaar. Dat is geen slechte zaak. Voor mij is elk kind dat achter de cijfers zit, belangrijk. We moeten voor elk kind de beste plaats vinden.
Mevrouw Meuleman, ik ben het vaak niet eens met u en we discussiëren vaak, maar ik ben het volmondig eens met het voorstel dat u daarnet deed om scholen gewoon en buitengewoon onderwijs vaker te laten samenwerken en de drempels die nog bestaan, weg te nemen. Er zijn vandaag scholen in Vlaanderen waar een school gewoon en een school buitengewoon onderwijs samen bouwen. Ze bouwen één school en geven kinderen apart onderwijs, maar laten ze op sommige momenten contact hebben met elkaar en activiteiten samen doen. Ik vind dat een goede zaak. Dat betekent dat iedereen in alle rust op zijn niveau en met zijn aard les kan krijgen, maar dat sommige momenten, zoals crea-activiteiten, samen doorgaan. We moeten bekijken of dit ook niet een goede weg is naar meer inclusie, zonder dat er inclusie is op elk moment van de dag met alle kinderen samen.
Zeker in ons basisonderwijs is dit niet te onderschatten. Ik hoor ook verhalen van leerkrachten die soms wel 25 leerlingen hebben en dat perfect aankunnen, maar dat 1 leerling of 2 leerlingen er voor zorgen dat de balans in de klas te vaak wordt verstoord. We proberen daar nu op in te grijpen met de ‘fast teams’, maar die zijn ook geen wonderbaarlijke oplossing als het om langdurige problemen gaat.
Ik ben zeker bereid om de ‘cap’ op het aantal leerlingen te onderzoeken, maar ik geloof nogal in de autonomie van scholen. Als er extra middelen komen voor Onderwijs, dan moeten die prioritair in het basisonderwijs worden geïnvesteerd. De noden zijn daar het grootst. Dat is geobjectiveerd en blijkt ook uit internationaal onderzoek. Het is veel beter om de autonomie om klassen in te richten, te leggen bij de directie of schoolorganisatie. Als de overheid zou zeggen dat als er vijf kinderen zijn met zorgnoden, er zoveel leerlingen in een klas moeten zitten, dan zou dit ook kunstmatig zijn. Het zou nooit alle zaken oplossen.
Elke tussenkomst droeg dezelfde zorg in zich. Ik wil besluiten met ongelooflijke appreciatie te uiten voor de leerkrachten die vandaag elke dag het beste van zichzelf geven om onze jongeren niet alleen kennis bij te brengen, maar er ook voor te zorgen dat het goede, sterke persoonlijkheden zijn die goed en sterk in het leven staan. (Applaus bij CD&V)
Minister, de uitdagingen waarvan we verwachten dat leerkrachten ze maatschappelijk oppikken, zijn niet min. Iedereen heeft het hier vandaag nog eens geschetst.
Nogal wat collega's en ikzelf vielen van onze stoelen toen in de week voor het reces een studie, in uw opdracht, gepresenteerd werd, namelijk het MICTIVO 3. Daaruit blijkt dat leerkrachten in het lager onderwijs de afgelopen vijf jaar gemiddeld één nascholing per jaar hebben gekregen. Ik denk niet dat er veel kennisberoepen of maatschappelijk betrokken beroepen zijn waar dit cijfer zo laag is.
Het was een van de verwijten – ik kijk naar de heer Van Dijck omdat hij daar zat toen het de vorige keer over het M-decreet ging – van de oppositie dat men de invoering verwacht van een M-decreet met een belangrijke functie op het niveau van gewone scholen – op niveau 0 en 1 moeten zij die zorgen kunnen geven –, maar dat we met z'n allen, ook de koepels, pedagogische begeleiding en de lerarenopleiding, veel te weinig investeren in leerkrachten om hen te versterken. Sterke schouders kunnen dit aan in het onderwijs, maar we moeten dan ook in die sterke schouders durven te investeren. Het zal een heel belangrijke opdracht zijn tijdens de volgende legislatuur om in veel meer nascholing en professionalisering te voorzien voor leerkrachten.
De actuele vraag is afgehandeld.