Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2019
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2019, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2019 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019.
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
We bespreken nu het onderdeel Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, we zijn aan het einde gekomen van deze legislatuur. Het is dus hoog tijd om aan constructief kritische zelfreflectie te doen inzake armoedebestrijding. Volgens de EU-statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) bedraagt het armoederisico 15,9 procent. In Vlaanderen schommelt het armoedecijfer al ruim tien jaar tussen de 10 en de 12 procent. Ook de kinderarmoede-index van Kind en Gezin staat al jaren op rood.
Vorige week verscheen er een studie van de Koning Boudewijnstichting in samenwerking met professor Frank Vandenbroucke inzake armoede en deprivatie bij Belgische kinderen. Sinds maart dit jaar heeft Europa een nieuwe EU-maatstaf ontwikkeld met specifieke indicatoren voor deprivatie van kinderen, die een veel betere basis voor vergelijking geeft. België scoort gemiddeld in vergelijking met de andere EU-landen, maar in vergelijking met onze buurlanden, met ongeveer hetzelfde welvaartspeil, scoren we slecht. En ja, Vlaanderen scoort beter dan de andere gewesten, maar laten we ons behoeden voor zelfgenoegzaamheid. Elk kind in armoede is er een te veel, en dat is zeker niet te verantwoorden in zo’n welvarende regio.
Het is dan ook bijzonder spijtig dat het interfederaal kinderarmoedeplan verticaal werd geklasseerd. Mocht men wat meer, of liever mocht men überhaupt, overleg gepleegd hebben via de Interministeriële Conferentie Maatschappelijke Integratie, dan had men geen standstill gehad inzake kinderarmoede. Minister, ik heb bijna trimestrieel lopen zagen om ze samen te roepen maar ik kreeg geen gehoor.
Straks worden de nieuwe gemeenteraden geïnstalleerd. Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen heeft de voorbije legislatuur aan de lokale besturen tal van decretale handvaten aangereikt om die armoedebestrijding zeer concreet aan te pakken, ook op lokaal vlak. Ik denk aan de uitrol van de Huizen van het Kind, het decreet Lokaal Sociaal Beleid, het Geïntegreerd Breed Onthaal en zelfs de inkanteling biedt opportuniteiten om het armoedebeleid te mainstreamen.
De belangrijkste hefbomen om armoede aan te pakken zijn uiteraard de automatische rechtentoekenning, het proactief en outreachend handelen en de toegankelijkheid van de dienstverlening.
Wat opvalt in elk rapport, zijn dezelfde knipperlichten die verschijnen met betrekking tot de doelgroepen die een verhoogd risico lopen om in de armoede terecht te komen. De minister weet dat de CD&V-fractie er voorstander van is om nu net wel extra op die gezinnen in te zetten, zeker op het vlak van tewerkstelling. De jobcreatie komt niet terecht bij de werkarme gezinnen. België heeft immers het grootste aandeel kinderen in materiële deprivatie in niet-werkende gezinnen. De inkomensondersteuning speelt hier ook een zeer belangrijke rol. Vandaar dat wij op federaal vlak blijven ijveren voor het optrekken van de sociale uitkeringen. Maar ook Vlaanderen moet zijn werk doen. De werkgroep sociale correcties is tot nu toe nog niet verder geraakt dan een oplijsting van wat Vlaanderen allemaal doet.
Het masterplan waar Frank Vandenbroucke naar verwijst, bestaat. Het kinderarmoederapport uit de Senaat is een titanenwerk waar tal van rapporteurs aan hebben gewerkt, over partijgrenzen heen, over de taalgrens heen en over grenzen van meerderheid en oppositie heen. Hij verwijst hier zelfs naar in de powerpointpresentatie van zijn studie. Het masterplan ligt klaar, we moeten dan ook niet langer talmen met de uitvoering ervan en het niet rigide laten afhangen van de assemblee waarin dit rapport is opgesteld. Kinderen in armoede hebben immers lak aan institutionele discussies en partijpolitieke principes. (Applaus)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, gezien mijn beperkte spreektijd zal ik me specifiek richten op een aantal zaken.
Wat de gezondheidszorg betreft, heeft Vlaanderen een bijzondere taak op het vlak van preventie. We weten dat we de komende jaren zullen worden geconfronteerd met steeds meer mensen met een chronische aandoening.
De belangrijkste actor in de zorg is natuurlijk de patiënt zelf. Hij zal zijn levensstijl moeten aanpassen en trouw zijn therapie volgen. We weten echter allemaal dat dit bijzonder moeilijke taken zijn.
Met ‘Beweging op Verwijzing’ zijn we in Vlaanderen met een belangrijk project gestart. Daarnaast komt er een app om gezonde voedingskeuzes te maken. Op het niveau van de Federale Regering heeft federaal minister De Block reeds het voedingslabel Nutri-Score ingevoerd. Hierdoor kan een consument in een oogopslag een globaal beeld van een voedingsproduct krijgen.
Iedereen weet dat ik een heel grote pleitbezorger van dergelijke ‘nudges’ ben. Voor mij is het heel belangrijk dat de gezonde keuze de gemakkelijkste keuze is. Op het vlak van voeding en beweging zijn er nog heel wat mogelijkheden.
Een mooi voorbeeld van manieren waarop we de levensstijl kunnen beïnvloeden, is het HALT2Diabetes-programma, waarbij het risico op diabetes en op cardiovasculaire aandoeningen door middel van een screening in twee stappen in kaart wordt gebracht. Dit wordt gekoppeld aan intensieve interventies in de levensstijl.
Ik denk dat we hiermee de goede richting zijn ingeslagen. De komende jaren zal de uitdaging erin bestaan coachingsystemen te ontwikkelen die mensen kunnen begeleiden in de aanpassing van hun levensstijl. Dit past in de primaire en de secundaire preventie, waarbij we natuurlijk ook de mogelijkheden moeten bekijken om dit met nieuwe technologieën op een kosteneffectieve manier te doen.
Vanuit preventief oogpunt hebben we een grote verantwoordelijkheid op het vlak van vaccinatie. Het komt erop aan de kosten en de voordelen goed tegen elkaar af te wegen. Ik denk hierbij in het bijzonder aan dossier van de vaccinaties tegen humaan papillomavirus voor jongens en meisjes. Vanaf september 2019 zullen ook jongens tegen dit virus worden gevaccineerd. Ik denk dat iedereen weet dat ik daar in de commissie en tijdens plenaire vergaderingen een enorme pleitbezorger van ben geweest. Ik ben dan ook zeer blij dat de minister hier oren naar heeft gehad.
Minister, wat de geestelijke gezondheidszorg betreft, denk ik dat de afgelopen jaren veel inspanningen zijn geleverd om het taboe ronde de psychische kwetsbaarheid te doorbreken. Ondanks het harde werk is dit natuurlijk nog niet af. Ik geloof in het engagement dat u bent aangegaan inzake de uitrol van de eerste hulp bij mentale problemen. Indien mensen meer inzicht in geestelijke gezondheidsproblemen krijgen, zullen ze ook weten hoe ze moeten reageren en hoe ze signalen moeten opvangen. Dit is een belangrijk element om het taboe te doorbreken, want op die manier zal de houding van anderen veranderen wanneer ze psychische problemen ervaren. U hebt al aangekondigd dat u vroegdetectie en -preventie in heel Vlaanderen wilt uitrollen. Dat is zeer positief, maar ik wil toch ook op het belang van preventie blijven hameren.
Ik heb al een paar keer naar het ‘Rust in de klas’-initiatief verwezen. Ik besef zeer goed dat dit geen mirakeloplossing is, maar ik geloof er sterk in dat we onze kinderen van jongs af aan technieken moeten aanleren om tot rust te komen. Op die manier kunnen ze even afstand nemen van de drukte en zullen ze op latere leeftijd gemakkelijker alles in perspectief zien. Ik blijf dan ook een lans breken om hierin te investeren, zowel vanuit het beleidsdomein Welzijn als vanuit het beleidsdomein Onderwijs. De ervaringen in het buitenland leren ons dat deze initiatieven niet enkel het welzijn van de kinderen, maar ook het klasklimaat en de schoolresultaten verbeteren.
Mevrouw Saeys, uw spreektijd is op. (Opmerkingen van Freya Saeys)
Wat kinderopvang betreft, is mijn partij blij met de investeringen in trap 1 en trap 2b. Ik denk dat de basissubsidie voor de organisatoren in trap 1, samen met de kinderopvangtoeslag van 3,23 euro per kind en per volledige opvangdag, een verschil kan maken in de financiële leerbaarheid voor zelfstandige opvanginitiatieven. Daarnaast ondersteunt dit ook ouders die van deze initiatieven gebruikmaken.
Ik hoop dat het groot aantal stopzettingen in de kinderopvang, vooral in de groepsopvang, kan worden opgevangen en teruggedrongen. Alleen als we hierin slagen, kunnen we belangrijke stappen voorwaarts zetten om bijkomende plaatsen te creëren.
De tweede fase van investeringen in trap 2B moet ons ook weer een stapje dichter brengen bij een gelijke behandeling van de trappen 2A en 2B. Heel wat initiatieven in trap 2B hebben hier met veel ongeduld naar uitgekeken.
In 2019 zullen wij het ontwerp van decreet voor de eerstelijnsgezondheidszorg goedkeuren. We hebben het vorige week in deze plenaire vergadering ook kort daarover gehad. Zonder inhoudelijk op dat ontwerp van decreet in te gaan, wil ik wel wijzen op de kansen die het ons biedt: kansen om de zorg tussen zorgverstrekkers beter op elkaar af te stemmen, om in complexe situaties ook aan casemanagement te doen, maar ook kansen om een rationalisering te realiseren van verschillende structuren.
Gezondheidszorgverstrekkers vragen vooral meer tijd voor hun patiënten. De belangrijkste uitdaging bestaat er volgens mij dan ook in om de huidige cesuur tussen enerzijds gezondheidszorg en anderzijds welzijnszorg te doorbreken. Mensen krijgen een diagnose waardoor ze hulpbehoevend worden en er nood ontstaat aan gezinszorg, ouderenzorg of een opname in een woonzorgcentrum, maar vaak missen zij de hulp om de weg te vinden naar die ondersteuning.
Voor Open Vld staat in heel deze hervorming de vrije keuze van de patiënt centraal. Samenwerking moet worden georganiseerd in functie van de patiënt en met respect voor zijn of haar wensen. Dat geldt zowel voor een vraag naar palliatieve zorg, als voor een vraag naar euthanasie, ook wanneer patiënten verblijven in een residentiële setting. Vanuit Open Vld zullen wij er dan ook op toezien dat elke vraag, voor zover die natuurlijk voldoet aan het wettelijke kader, zal worden gerespecteerd. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik van de aanwezigheid van minister Homans gebruikmaken om mij aan te sluiten bij de toch vrij harde kritiek die hier net geformuleerd is door mevrouw Franssen op het lopende beleid inzake armoede. Ik zou het niet beter kunnen vertellen dan hoe zij het net heeft gedaan. Recent onderzoek toont inderdaad aan dat we bijzondere nood hebben aan een gedegen en gecoördineerde aanpak tussen beleidsniveaus. Onderzoekers pleiten voor een masterplan. Ik denk dat het bestaande Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) dat masterplan had kunnen zijn, maar het niet is. Ik wil dan ook nogmaals ons het pleidooi herhalen om een categoriale aanpak te gaan voeren in plaats van de passe-partout die vandaag bestaat. We moeten inderdaad gaan naar een aanpak met meer spieren, waar meer reële maatregelen worden genomen in plaats van een hele papieren opsomming van wat we denken en beweren te doen. Mevrouw Franssen, in die zin hebt u inderdaad gelijk: de Senaat heeft een hele boel dingen opgesomd inzake kinderarmoede. Dat is een rapport dat zijn waarde heeft, dat binnen en buiten dit land gewaardeerd wordt als een goed document. Ik ben het eigenlijk met u eens dat de bron wellicht bepalender is dan de inhoud als het gaat over het beoordelen ervan. Ik zou dan ook een pleidooi willen houden om wat daar neergelegd is, ook ernstig te nemen.
Minister Vandeurzen, de rest van mijn tijd zou ik willen besteden aan de zaak van de personen met een handicap. Gisteren heeft mijn fractieleider hier terecht gesteld dat het een bijzonder toe te juichen feit is dat we deze legislatuur meer centen kunnen besteden aan Welzijn. De vraag is hoeveel van die centen u werkelijk gaat besteden, minister. Hoeveel van die centen gaat u echt gebruiken om de mensen met een handicap die vandaag op de wachtlijst staan – en als je ze optelt, gaat het over 20.000 mensen – echt de hulp te bieden die ze nodig hebben en waarnaar ze vragen? Sinds het invoeren van de persoonsvolgende financiering is er een besluit van de Vlaamse Regering nodig om die middelen ook effectief uit te keren.
Vorig jaar was het over de helft van mei vooraleer het besluit van de Vlaamse Regering er was. Vijf twaalfden van de middelen waren eigenlijk reeds weg en zaten opnieuw in de grote pot voor er reëel werk werd gemaakt van projecten die mensen helpen. Het blijft uitkijken naar de timing waarop u deze middelen effectief zult vrijmaken. Eigenlijk zijn heel veel van de middelen die u uitkeert, een virtueel verhaal, waarvan we vandaag niet weten hoe en of dat zal worden gerealiseerd.
Een andere vaststelling is dat u een belangrijk deel van uw uitbreidingsbudget zult gebruiken om een basisondersteuningsbudget te geven aan mensen die vandaag in urgentiegroep 1 en 2 op de wachtlijsten staan. Dat zijn mensen die wanneer ze aan de beurt zijn, een budget toegewezen krijgen van gemiddeld 27.000 euro op jaarbasis. U zult die morgen, als deze begroting wordt goedgekeurd, een budget geven van 3600 euro. Iedereen ziet dat dit een pleister op een houten been is. Dit is wachtgeld. Wij hebben dit reeds in de commissie ingebracht.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega's, de kerstperiode is de periode van de evergreens – zo ook in dit parlement. In de kerstperiode komen er een aantal zaken terug. Voor Welzijn is dat het feit dat de fractieleiders in het begin van het debat zeggen dat er historisch veel geïnvesteerd is in welzijn. Ook gisteren konden we daar weer op rekenen. De heer Diependaele en de heer Van den Heuvel hebben erop gewezen dat er nog nooit zoveel geld is geïnvesteerd. De slechte verstaander zou dan bijna kunnen denken dat goed welzijnsbeleid betekent dat men zo veel mogelijk geld uitgeeft. Dat is natuurlijk niet waar. Een goed welzijnsbeleid gaat erom dat je zorg geeft aan wie zorg nodig heeft, aan iedereen die zorg nodig heeft, dat die zorg betaalbaar is en dat het zorg op maat is.
Laten we eens kijken naar die drie criteria. Zorg voor iedereen: als je vandaag naar de realiteit kijkt, bijvoorbeeld naar de ouderen in het rusthuis, is er een wachtlijst die de minister wel heeft kunnen aanpakken. Daar wil ik mee beginnen. Maar dat is de enige wachtlijst die hij heeft kunnen aanpakken. Wat betreft mensen met een handicap, stonden er in het begin van de legislatuur, ondanks de budgetten, 14.000 mensen op de wachtlijst en nu staan er nog altijd 14.000 mensen op de wachtlijst. Jeugdhulp: 6500 kinderen wachten. Kinderopvang: volgens de cijfers van de minister zelf zijn er ongeveer 15.000 plaatsen te kort. Er is dus nog geen zorg voor iedereen die het nodig heeft.
Die zorg is ook niet betaalbaar voor iedereen. Mensen met een handicap hebben een enorm armoederisico vanwege de extra kosten die ze hebben door hun handicap. Woonzorgcentra hebben een onaanvaardbaar hoge factuur. Onze zorg is niet altijd betaalbaar.
Onze zorg is niet altijd op maat. We hebben de hervorming van de persoonsvolgende financiering gehad waar een enorm draagvlak voor was. Mensen vonden dat een goed idee: geef ze een rugzakje, geef mensen zelf een budget, laat mensen zelf hun zorg organiseren in plaats van de voorzieningen te financieren. Maar door de manier waarop het is ingevoerd, door de vele kinderziekten in het systeem en door de vele obstakels is dat draagvlak bijna weg. Dat is jammer, want dat is de richting die we uit moeten, maar niet op de manier waarop het nu wordt ingevuld.
Collega's, goede zorg? Er is veel geld gegaan naar Welzijn, maar er is nog steeds geen zorg voor iedereen, er is nog steeds geen betaalbare zorg voor iedereen en er is nog steeds geen zorg op maat voor iedereen.
Dit gaat over welzijn. Wat we nooit mogen doen, is welzijn als een apart planeetje beschouwen en zeggen dat dat een opdracht is voor de minister van Welzijn alleen. Dat is onmogelijk. De minister heeft deze week nog een opiniestuk gepubliceerd waarin hij het opneemt voor zijn vermaatschappelijking van de zorg. Het is nog altijd niet het woord van het jaar geworden, maar het is wel het woord van minister Vandeurzen, namelijk de vermaatschappelijking van de zorg, mensen die meer zorg opnemen voor elkaar. Ik sta achter dat principe. Ik sta erachter en ik geloof er rotsvast in dat mensen willen zorgen voor elkaar. Grootouders willen voor hun kleinkinderen zorgen, ouders willen voor hun kinderen zorgen, mensen willen voor hun naasten zorgen.
Om dat waar te maken, collega's, moeten we zorgen dat er zorgverlof is. Met een pensioen op 67 jaar, moeten we beseffen dat mensen minder voor hun kleinkinderen kunnen zorgen. We moeten zorgen dat de speedbootsamenleving onthaast, want enkel op die manier kun je die vermaatschappelijking waarmaken en enkel op die manier kun je zorgen dat mensen die zorg willen opnemen voor elkaar, dat ook kunnen doen.
De heer Depoortere heeft het woord.
Ik zal met positief nieuws beginnen: waar in 2014 14,5 procent van het budget van de Vlaamse overheid naar Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ging, is dat in 2019 gestegen naar 27,3 procent, wat een goede zaak is. Er kwam 423 miljoen euro bij aan beleidskredieten. De vraag blijft inderdaad wel hangen of deze financiële injecties voldoende zijn om tegemoet te komen aan de noden van deze steeds grijzer wordende samenleving.
Minister, in dit kort tijdsbestek wil ik even blijven stilstaan bij twee toch wel belangrijke issues van de voorbije jaren, enerzijds de kinderbijslag en anderzijds de ouderenzorg. Wat de kinderbijslag betreft, wat u het groeipakket noemt, heeft de Vlaamse Regering een nieuw systeem uitgewerkt dat op 1 januari 2019 in werking treedt. Een aantal gezinnen zullen dus zowel van het oude als van het nieuwe model gebruik moeten maken. We hebben deze week moeten lezen dat iemand om die reden naar het Grondwettelijk Hof is getrokken en het blijft maar de vraag of dit nieuw systeem inderdaad het gelijkheidsbeginsel niet schendt. We zullen daarvoor de uitspraak van het Grondwettelijk Hof moeten afwachten.
Voor het Vlaams Belang geldt – en ik herhaal hier de kritiek – dat de Vlaamse Regering hier niet de kans heeft gegrepen om de kinderbijslag voor te behouden voor hen die hebben bijgedragen aan de opbouw van onze sociale zekerheid. U weet dat wij hiervoor een eigen voorstel van decreet hebben ingediend en wij vinden het een gemiste kans – ik zeg dat vooral voor de collega’s van de N-VA nog eens in het bijzonder – dat de N-VA dit niet mee heeft ondersteund. Het was nochtans de N-VA die zelf de teksten heeft opgesteld, maar dan achteraf blijkbaar toch niet de moed had om daar verder mee te gaan.
Een tweede punt is de zorg. Voor ons staan de kwaliteit van de zorg en de betaalbaarheid ervan nog altijd bovenaan het prioriteitenlijstje. De kwalitatieve zorg was de afgelopen jaren meermaals een punt van discussie in de commissie en hier in de plenaire vergadering. Herinner u de undercoverreportage van Pano over de commerciële rusthuizen, maar ook het grootschalig onderzoek dat nu en dan werd gevoerd bij rusthuisbewoners. Dat staat in nauw verband met de commercialisering van de zorg en dat is een debat dat we zeker niet uit de weg mogen gaan.
Minister, u hebt daarvoor een aantal maatregelen opgesteld: een bestuurlijke en financiële transparantie, een financieringssysteem dat meer is afgestemd op de zorgzwaarte, een protocolakkoord met de sector, een personeelsnormering die aangepast moest worden en uiteraard ook de Zorginspectie die de kwaliteit in de woonzorgcentra moet helpen bewaken. Het zijn allemaal goede intenties. Ik hoop alleen, samen met u, minister, en samen met alle collega’s, dat die ook in de praktijk worden gebracht, dat daar niet mee wordt getalmd.
Ik denk, voorzitter en minister, dat we in het algemeen mogen besluiten dat de balans niet helemaal negatief is. Er zijn inderdaad – en terecht – heel veel bijkomende middelen naar Welzijn gegaan, maar we staan dan ook voor heel grote uitdagingen en de vraag blijft toch hangen of deze inspanningen voldoende zullen blijken om alle noden te lenigen.
Ten slotte is het Vlaams Belang van oordeel dat onze sociale zekerheid beschermd moet worden voor eigen mensen: onze gezinnen, onze senioren en onze hulpbehoevenden, wier ouders en grootouders deze sociale zekerheid hebben opgebouwd. Zij moeten op de eerste plaats komen. Wie armoede wil bestrijden en zorg betaalbaar wil houden, moet niet proberen alle gelukszoekers van de hele wereld naar hier te halen. We moeten eerst onze eigen mensen helpen. Dat is voor ons al een zeer mooie uitdaging voor de toekomst.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Over het welzijnsbeleid kan ik kort maar duidelijk zijn. Wat de collega’s van de oppositie ook beweren, Vlaanderen neemt Welzijn ernstig. Nooit eerder dan onder deze regering zijn zoveel bijkomende middelen naar Welzijn, Volksgezondheid en Gezin gegaan.
Voor 2019 komen er 2 miljard euro bijkomende beleidskredieten bij. Wanneer we de eenmalige kredieten eruit halen, is dat nog steeds 780 miljoen euro, een bijkomende stijging van maar liefst 6,4 procent ten opzichte van 2018. Voor personen met een beperking bedraagt het uitbreidingsbeleid meer dan 100 miljoen euro, daar ga ik dadelijk nog wat dieper op in. Mijn collega’s zullen daarna ook nog de andere investeringen in Welzijn toelichten.
Voor personen met een beperking wil ik het over drie zaken hebben: de mobiliteitshulpmiddelen, de introductie van de persoonsvolgende financiering voor minderjarigen, en het uitbreidingsbeleid voor meerderjarigen.
Bij de mobiliteitshulpmiddelen wil ik onderstrepen dat hier toch wel heel belangrijke stappen naar het leeftijdsonafhankelijk maken zijn gezet. Belangrijk om aan te stippen is dat de middelen die hiervoor beschikbaar werden gesteld, het resultaat zijn van besparingen in de aankoop van zulke hulpmiddelen. Ook in de toekomst is het belangrijk te blijven kijken hoeveel je aan de leveranciers van middelen betaalt, dat je dit blijft monitoren. Dit is een heel mooi voorbeeld van hoe er middelen kunnen worden gevonden binnen de huidige begroting, zonder dat besparingen de mensen pijn doen. Ik wil de minister er wel attent op maken dat ik het heel belangrijk vind dat het leeftijdsonafhankelijk maken van de hulpmiddelen niet mag wegen op de hoeveelheid hulpmiddelen die naar mensen met een beperking gaan. Graag dus uw engagement om het budget voor mensen met een handicap binnen het totale budget te vrijwaren.
Over de minderjarigen wil ik ook nog graag enkele opmerkingen meegeven. De minister gaf aan dat dankzij de grote doorstroom van de jongeren van de minder- naar de meerderjarigenzorg er middelen vrijkomen in de minderjarigenzorg. Er blijkt al lang een groot tekort te zijn aan persoonlijkeassistentiebudgetten (PAB’s) voor minderjarigen. Voor hen is de wachttijd gemiddeld vier jaar, dat is tweemaal zo lang als voor de jongeren die in een voorziening terecht willen. Ik wil hierbij toch nog eens herhalen dat het onaanvaardbaar is dat sommigen zo lang moeten wachten en vooral dat het niet mag spelen welke zorg je aankoopt. De definitieve oplossing is dus zo snel mogelijk over te gaan naar de persoonsvolgende financiering voor de minderjarigen, waarbij de aanvraagdatum het criterium is voor het verkrijgen van een budget, en niet de vorm van zorg die je vraagt.
Ook voor de meerderjarigen met een beperking is er dit jaar in een uitbreidingsbeleid van 100 miljoen euro voorzien. Voor ons is het vooral belangrijk dat een deel van wat eerst voor trap 1 was uitgetrokken, nu naar trap 2 is verschoven. Dat betekent dat er meer persoonsvolgende budgetten zullen worden gegeven aan hen die het echt nodig hebben. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ook in dit laatste jaar van de legislatuur kan ik stellen dat uw beleidsdomein er een is waarvan we niet alleen de budgetten vrijwaren, maar waarin er ook opnieuw heel veel bijkomende investeringen zijn. De groeipaden die we hebben vooropgesteld, voeren we ook dit jaar onverminderd uit.
Er is de afgelopen jaren heel veel zinvol werk verricht in de welzijns- en gezondheidssector. De bakens voor de toekomst werden uitgezet, niet alleen in plannen of in voornemens, maar in decreten en budgetten.
Enkele grote tankers zijn van koers gedraaid en een andere richting ingeslagen. Het is niet mogelijk om daar in deze vijf minuten uitvoerig op in te gaan, daarom beperk ik mij tot personen met een handicap, geestelijke gezondheid en het algemeen welzijnswerk.
Voor mensen met een handicap stijgt het budget opnieuw met 100 miljoen euro. Sinds het begin van de legislatuur investeerden we meer dan 330 miljoen euro boven op de jaarlijks terugkerende dotatie aan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) van 1,8 miljard euro. Met die extra 100 miljoen euro krijgen meer dan 2800 mensen met een handicap een persoonsvolgend budget én er worden voor 12 miljoen euro persoonlijkeassistentiebudgetten aan minderjarigen toegekend.
Daarnaast ontvangen ook 14.725 mensen een basisondersteuningsbudget van 300 euro per maand.
Zo bieden we jaar na jaar meer zorggarantie aan de zwaarst zorgbehoevenden. Zo brengen we elke dag en elk jaar die vraaggestuurde zorg en die inclusieve samenleving meer in de praktijk.
Ook de geestelijke gezondheidszorg krijgt en verdient voldoende aandacht. Dat is nodig. Als u het mij vraagt, is dit het beleidsthema van vandaag en morgen.
Een op de vier mensen krijgt vroeg of laat te maken met psychische problemen. Het belang van ggz kan en mag dus niet onderschat worden. U blijft beginnen bij het begin: het meer bespreekbaar maken van emotionele en psychische kwetsbaarheid. Dat is nodig om vroeg te detecteren en vroeg in te grijpen. Die vroegdetectie blijft ook de rode draad doorheen het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid, het plan dat de basis zal vormen voor ons nieuwe decreet.
Met dat plan en met dat decreet durven we afstappen van het pad dat tot op heden te vaak werd bewandeld, we stappen af van een beleid gestoeld op vele aparte kamertjes in een groot, alleenstaand huis dat de ggz was. We maken meer linken met andere sectoren, waar veel mensen met zorg- en gezondheidsvragen komen. Denk maar aan de jeugdhulp, met zijn agressie of preventie van vrijheidsberoving. Denk aan de thuis- en de gezinszorg, denk aan de ziekenhuizen, denk aan onderwijs, denk aan justitie.
Belangrijk is hier ook, minister, dat u voor een wettelijk kader zult zorgen voor het grote online aanbod. Ik pleit al jaren voor meer structurele financiering voor die online hulpverlening, waarvan de meerwaarde onmiskenbaar is aangetoond.
Ten slotte wil ik de gemaakte keuzes voor het algemeen welzijnswerk hier ook even vermelden. Het algemeen welzijnswerk is een eerder kleine sector, maar ik kan niet genoeg benadrukken hoe relevant dat werk is. Het gebeurt vaak in moeilijke omstandigheden en met kwetsbare doelgroepen, denk maar aan slachtoffers en daders van geweld, slachtoffers van misdrijven of verkeersongevallen, daklozen of kinderen waarvan de ouders in een bijzonder zware vechtscheiding zitten. Met dit baanbrekend werk inzake de aanpak van dak- en thuisloosheid, maar ook relatiebemiddeling en het hele 1712-hulpaanbod of de vluchthuizen, maken de centra voor algemeen welzijnswerk (CAW’s) echt wel het verschil voor de meest kwetsbaren en voor mensen in de meest moeilijke of bepalende momenten van hun leven. De CAW’s doen dus echt wel zinvol werk en het is goed dat u ook binnen het algemeen welzijnswerk hebt gezorgd voor de nodige budgetten, minister.
Het geïntegreerd breed onthaal is hiernaast ook ontwikkeld om op de eerste lijn welzijn en gezondheid dichter bij elkaar te laten aansluiten, om de persoon aan het loket snel en efficiënt een duidelijk antwoord op zijn hulpvraag te kunnen bieden.
Dat zijn stuk voor stuk concrete initiatieven die wat ons betreft echt wel tot hun recht komen binnen het streven naar en het werken aan die inclusieve samenleving, met toegankelijke en kwalitatieve zorg voor iedereen.
Het is net die zorg voor mensen met een handicap, voor onze ouderen, voor gezinnen met vragen of voor jongeren in moeilijkheden, die voor ons de beste investering is in een warm en zorgzaam Vlaanderen. Daarom steunen wij met overtuiging de gemaakte keuzes en deze begroting. (Applaus)
De heer Bertels heeft het woord.
Collega’s, zorg dragen voor iedereen, dat is de taak van de Vlaamse Regering volgens een fractieleider die gisteren sprak. Hij verwees hierbij naar de Warmste Week. Ik ga er echter positief van uit dat hij bedoelde dat dit een kerntaak is van de Vlaamse overheid, alle weken en alle dagen van het jaar.
Welnu, minister, het is spijtig om vast te stellen, maar de Vlaamse Regering draagt nog niet steeds zorg voor iedereen. Vlaanderen blijft hier nog in gebreke, laat hier verschillende steken vallen binnen het domein van Welzijn. Ondanks uw goede wil en ondanks uw goede wil, die niemand zal ontkennen, denk ik.
Laat me het toespitsen op de ouderenzorg, meer bepaald de residentiële ouderenzorg, onze woon- en zorgcentra waar vele personeelsleden zich elke dag opnieuw met lijf en leden keihard inzetten om een waardige en kwalitatieve zorg te bieden, wat onze Vlaamse ouderen onzes inziens ook ten volle verdienen.
Maar, minister, de doelstelling van een kwalitatieve, betaalbare en toegankelijke zorg, wat voor de sp.a-fractie een absolute voorwaarde en toetssteen is voor het beleid, staat nog steeds onder druk, te veel onder druk. Deze zorggarantie, deze zorgzekerheid, is niet voor iedereen gegarandeerd. Dat is een spijtige vaststelling, minister, en een smet op uw blazoen.
We weten allemaal dat de zorgbehoevendheid, de zwaarte van de zorg die de huidige bewoners van onze woon- en zorgcentra nodig hebben, toegenomen is, en sterk toegenomen is. Er zijn meer handen aan het bed nodig om deze zwaardere zorg kwalitatief te kunnen geven. Welnu, minister, de correcte zorgzwaartefinanciering – om dat moeilijk woord nog maar eens te gebruiken – de zorg die gefinancierd moet worden door de Vlaamse overheid, blijft nog steeds achterophinken.
U startte deze legislatuur met een dekkingsgraad in rust- en verzorgingstehuizen (rvt) van afgerond 79 procent. De rvt-dekkingsgraad probeert een correcte zorgfinanciering te geven. Minister, u eindigt deze legislatuur met eenzelfde rvt-dekkingsgraad van afgerond 79 procent. Terwijl de sector u en ons elke dag duidelijk maakt dat dit percentage veel hoger zou moeten liggen. Het aantal zwaar zorgbehoevenden is immers sterk toegenomen.
De nodige zorghanden aan het bed worden nog steeds niet gefinancierd. Dat leidt tot een gebrek aan zorg of tot een voor veel ouderen onbetaalbare rusthuisfactuur. Het is zeer spijtig, en voor sp.a onbegrijpelijk, dat u, minister, genoegen nam met een status-quo, of dat u daartoe gedwongen werd. Voor de zorgbehoevende oudere is dat erg, en dat is niet aanvaardbaar in een warm Vlaanderen, dat voor iedereen zorg zou moeten dragen. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, er leven vandaag 150.000 Vlaamse kinderen in armoede. U ging die kinderarmoede halveren. De armoede is vandaag niet gehalveerd, ze is zelfs niet verminderd. In het begin van de legislatuur zat u aan 11 procent kinderen in armoede. Op het einde van de legislatuur is dat bijna 14 procent. Nochtans hebt u kansen gehad om die armoede te verminderen. Maar volgens de Groenfractie hebt u die kansen gemist.
Ik wil vandaag graag mijn tijd gebruiken om nogmaals een lans te breken voor de invoering van 1 euromaaltijden op school. Dat is volgens ons bij uitstek een gemiste kans. De voorbije maanden en jaren zijn er ook steeds meer stemmen opgegaan om dat te doen. Het Netwerk tegen Armoede, de kinderrechtencommissaris en recent nog de studie van de Koning Boudewijnstichting hebben daarvoor gepleit. Maar toch veranderde u het geweer niet van schouder. U paste uw mening niet aan. Dat betreuren we, net als alle andere gemiste kansen. U had die onaanvaardbaar hoge kinderarmoede in Vlaanderen moeten verminderen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister Vandeurzen, na tien jaar in dit ministerleven maak ik graag het testament op van uw politieke jeugd. Het is tijd om eens terug te blikken want het is niet veel mensen gegund om zo lang een beleid te kunnen bepalen dat echt naar het hart van de Vlamingen gaat. Van wieg tot rusthuis proberen wij voor de Vlamingen te zorgen. U hebt dat tien jaar kunnen doen.
Minister, ik wil een aantal heel goede dingen aanhalen. Een ervan, en al mijn collega’s hebben eraan gerefereerd, is het feit dat er veel meer geld is gegaan naar Welzijn dan ooit tevoren. Maar er zijn ook langere wachtlijsten, zoals mijn collega’s ook al zeiden.
Ik zoom in op integrale jeugdhulp. Ik ben heel blij dat we er de voorbije vier jaar in geslaagd zijn om 1300 kinderen extra een warme thuis te geven in de pleegzorg. Dat is fantastisch nieuws, daar mogen we allemaal blij mee zijn. Het is een stijging met 20 procent. Maar, minister, er is, zoals ik vorige week nog zei, ook een stijging van de wachtlijst voor pleegzorg over de voorbije twee jaar, en die komt neer op meer dan 40 procent. Dat is een heel belangrijk aandachtspunt.
Minister, ik ben ook blij dat u experimenteert met gezinshuizen en kleinschalige opvang, om ervoor te zorgen dat we jongeren en kinderen die thuis niet kunnen opgroeien en die soms ook geen plek vinden in de pleegzorg wel in een gezinssetting kunnen laten opgroeien. Dat is, minister, iets waar u absoluut trots op mag zijn en wat wij graag zullen blijven ondersteunen.
Ik wil ook graag even stilstaan bij een belangrijke steen in de rivier die u zult verleggen: het nieuwe jeugddelinquentierecht. Ik ben bijzonder blij dat we daar de omslag maken naar een verantwoordelijkheidsmodel en dat we ervoor zorgen dat we mild zijn als het kan, en kordaat als het moet, om ervoor te zorgen dat we kinderen en volwassenen helpen die het slachtoffer zijn van een door een minderjarige gepleegd als misdrijf omschreven feit, dat we het slachtoffer centraal zetten en dat we de daders op hun verantwoordelijkheid wijzen.
Ook daar, minister, had het wat sneller gekund en ook wat zorgvuldiger.
Ten slotte wil ik op een positief element uit uw erfenis of testament wijzen. Dat is uw vernieuwende aanpak van tienerpooiers. U was de eerste om ervoor te zorgen dat we dat op de beleidsagenda hebben gezet. Daar ben ik bijzonder tevreden mee.
Maar we moeten die aanpak bijsturen, minister. We moeten ervoor zorgen dat er een vluchthuis komt voor slachtoffers van tienerpooiers, net zoals we dat moeten doen voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen die slachtoffer zijn van mensenhandel. Er is dus nog werk aan de winkel, minister. Er zitten mooie elementen in die erfenis maar het is geen erfenis om een gat van in de lucht te springen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, het is hier al gezegd, de beleidsinitiatieven en de transities die de voorbije jaren in gang zijn gezet binnen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) zijn enorm! En ze zijn zeker ook systemisch. Wie denkt dat er de laatste maanden in WVG uitgebold zou worden, heeft het absoluut mis. Er staan immers nog een aantal grote en belangrijke dossiers in de steigers. De komende weken en maanden ligt er nog bijzonder veel werk op de plank voor onze commissie en vragen de uitvoering en de uitrol van beslissingen bijzondere aandacht en opvolging.
Ik wil hier heel graag even inzoomen op de focus die het beleid legt op kansen voor kinderen en jongeren, zeker voor kwetsbare kinderen. Kinderen, dat zien we daarbij ruim, want ook jongvolwassenen hebben soms nog specifieke zorg en ondersteuning nodig.
Op 1 januari gaat het groeipakket van start. Binnen dit nieuwe concept kan de kinderbijslag zijn rol als tegemoetkoming in de kosten voor de opvoeding van elk kind en ook als hefboom tegen armoede ten volle waarmaken. De implementatie, inclusief de verschillende toeslagen, is echt een huzarenstukje. Ik kan het niet genoeg benadrukken.
We blijven inzetten op kinderopvang, zeker ook op toegankelijkheid en flexibiliteit. Ik verwijs graag naar de middelen die worden gepland voor de uitbouw van een lokaal loket voor kinderopvang in elke gemeente, zodat gezinnen, zeker mensen met een specifieke of dringende opvangvraag, beter hun weg vinden naar flexibele en kwaliteitsvolle opvangplaatsen.
Wat nog meer kansen zou bieden, is het creëren van een mogelijkheid voor de initiatieven in de groepsopvang om binnen bepaalde grenzen hun maximumcapaciteit op sommige momenten te overschrijden.
De jeugdhulp heeft de voorbije jaren heel wat middelen gekregen, en heel terecht. Ik verwijs graag naar de extra middelen en inspanningen voor pleegzorg, dat een steeds prominentere rol krijgt toebedeeld. De ondersteuning van pleegouders speelt daarin een belangrijke rol. Er zijn maatregelen genomen op Vlaams maar ook op federaal niveau, denk aan het pleegouderverlof. Inzake het pleegzorgverlof heb ik al gepleit voor een veralgemening. Minister Homans weet dat heel goed. Op Vlaams niveau is die er gekomen. Binnenkort, vanaf 1 januari voor contractuelen, wordt de mogelijkheid gecreëerd tot het opnemen van een pleegouderverlof van zes weken. Minister Homans beloofde dat deze week dat dit er nadien ook zou komen voor Vlaamse statutaire ambtenaren. Dat is goed, denk ik.
We hebben er vanuit het parlement mee voor gezorgd dat pleegzorg kan worden geboden aan jongeren tot 25 jaar. Zo zetten we extra in op kwetsbare jongvolwassenen. De aandacht voor die doelgroep benadrukken we ook vanuit onze fractie in de conceptnota voor nieuwe regelgeving, die we hebben ingediend met betrekking tot een opgelegde voortgezette jeugdhulpverlening voor een welomschreven groep van kwetsbare jongeren. Dit zien wij echt als onderdeel van een globale benadering.
Collega’s, er gingen heel wat middelen naar de jeugdhulp, en zeker ook naar het rechtstreeks toegankelijke aanbod. Ook de verblijfsfunctie heeft zeker nood aan bijkomende capaciteit. Het zou ons inziens dan ook goed zijn dat hiervoor een meerjarenperspectief zou kunnen worden ontwikkeld in functie van de noden en de verkleining van de leefgroepen.
In de commissie werd ook al uitvoerig gediscussieerd over het nieuwe jeugddelinquentierecht. Daarbij is het voor ons belangrijk dat jongeren worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. We zetten ook in op positieve projecten, voorstellen tot remediëring en het geven van kansen om de geleden schade bij slachtoffers te herstellen. Maar dit staat geen jeugdhulp in de weg, integendeel. De link wordt duidelijk gemaakt. En het toekomstperspectief voor de betrokken jongeren staat centraal.
Collega’s, jullie merken het: we trekken uitdrukkelijk de kaart van kinderen en jongeren. Zij zijn immers onze toekomst.
Voorzitter, tot slot: op 1 januari gaan de nieuwe lokale besturen van start. Zij hebben een belangrijk aandeel in de uitwerking van het beleid van WVG, en we onderschrijven sterk het decreet Lokaal Sociaal Beleid en de omzendbrief die u hierover hebt gericht aan de nieuwe besturen.
De voorbije jaren heb ik als OCMW-voorzitter ondervonden hoe je op het terrein kunt meewerken aan de vermaatschappelijking, aan een geïntegreerd welzijnsbeleid, aan het tegengaan van onderbescherming, aan het activeren van buurten en sociale cohesie en ook aan de strijd tegen eenzaamheid. Deze taakstelling bevindt zich niet het minst bij kinderen en jongeren: denk maar aan de Huizen van het Kind, waarvan ik hoop dat op korte termijn ook de laatste blinde vlekjes kunnen worden opgevuld. (Applaus bij CD&V)
De heer Persyn heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, ik sluit mij aan bij de intro van collega Parys. Minister, u stond voor een hele grote uitdaging bij het begin van deze legislatuur. De verwachtingen waren hooggespannen. Het was uw tweede legislatuur. En het is inderdaad een domein dat iedereen aanbelangt, van voor de wieg, prenataal, tot na ons overlijden – we zijn in het parlement nu ook met rouwbegeleiding bezig.
U had bij aanvang tal van grote werven. U had van de vorige legislatuur de opdracht gekregen om de persoonsvolgende financiering op de sporen te zetten en ook de VIPA-financiering (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) aan te passen. En daarnaast kwamen die grote bevoegdheden en budgetten van de zesde staatshervorming over.
U hebt de kinderbijslag grondig hervormd tot het groeipakket. En er zijn zeker lacunes. We zullen dat onderweg moeten monitoren, collega’s. Kinderziekten, mevrouw Van den Brandt, zijn eigen aan de mens en aan elke menselijke onderneming. Ze maken ons sterker. We zullen daaruit leren en we gaan dat beter maken.
De Vlaamse sociale bescherming zal volgend jaar, op kruissnelheid, ruim 4 miljard euro per jaar beheren en besteden voor langdurige chronische zorgnoden. Minister, eergisteren nog hebt u in de commissie het Woonzorgdecreet toegelicht dat consequent inzet op ontschotting van de zorg. Die zorg begint thuis, gaat over in de zorgzame buurt, naar de tussenvormen, om dan uiteindelijk, als het thuis echt niet meer gaat, over te gaan naar een permanente opvang in een residentiële setting.
Zoals een aantal collega’s hebben geschetst, zet deze regering resoluut in op een groeipad in de zorg. Er zijn nooit geziene bedragen, extra bedragen, toegekend. Is dat genoeg? Neen. Ook de komende jaren zullen we nog verder moeten groeien in de zorg. De noden stijgen ook, door de vergrijzing en verdunning van het maatschappelijk weefsel. Minister, u zegt terecht dat we moeten inzetten op de vermaatschappelijking van de zorg. Wij spreken graag van de zorgshift. Het zal nodig zijn. Alle hens aan dek. Meer handen en harten aan het bed, dichtbij de mensen.
De budgetten zullen moeten stijgen. Er zijn langs alle kanten pleidooien voor meer middelen naar de zorg. Dat betekent niet dat dat moet gaan ten koste van de tweede of derde lijn. Maar ‘first things first’: je moet het zwaartepunt leggen daar waar het hoort. Mijn fractie, mijn partij, zal er de komende jaren over waken dat de juiste middelen op het juiste niveau zullen terechtkomen.
Minister, er zijn nog een aantal aandachtspunten voor de komende jaren en de volgende regeringen. De wachtlijsten werden al genoemd. Wij zijn daar niet blind voor, collega’s. We zullen daar samen met jullie verder werk van maken, net zoals van de armoedebestrijding. Niet met meer van hetzelfde, maar met meer selectieve inzet.
We willen ook verder inzetten op meer efficiëntie en rationalisering, niet omwille van het plezier van te besparen of te rationaliseren, maar omdat we denken dat dat betere en coherentere zorg mogelijk maakt. Denk bijvoorbeeld aan de hervorming van de eerste lijn, de congruentie met de ziekenhuisnetwerken, meer digitalisering, gegevensdeling, het ‘only once’-principe, maar ook aan het monitoren, leren en voortdurend bijstellen.
We moeten ook nog meer inzetten op kwaliteit. Voor ons is de juiste taal van de zorgverlener, die zijn zorgbehoevende kan verstaan, en met hem kan communiceren, een essentieel onderdeel van kwaliteit.
Minister, ik besluit met een woord van dank voor uw bijzondere inspanningen voor de personen met jongdementie, en voor al het geleverde werk. U bent nog jong, u bent amper 60, dus u hebt nog vele jaren voor de boeg. Ik spreek niet van een testament. Ik wens u veel succes bij de volgende opdracht. U hebt vele werven in de steigers gezet, sommige zitten mooi onder het dak. Ik hoop dat we in de toekomst misschien nog een beroep kunnen doen op uw expertise. Het ga u goed. (Applaus bij de N-VA en CD&V).
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, ook dit jaar worden er tijdens deze warmste week in heel Vlaanderen acties ondernomen ten voordele van de zelfmoordlijn 1813. U kent het initiatief van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding, waar mensen dag en nacht terechtkunnen voor een gesprek over hun eigen zelfdodingsgedachten, of met hun bekommernis om iemand anders.
Vrijwilligers van de zelfmoordlijn beantwoorden op jaarbasis meer dan 15.000 oproepen, waaruit meteen ook blijkt hoe noodzakelijk dit initiatief is. Maar ondanks dit initiatief, en ondanks alle andere initiatieven en acties uit het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie, blijft het aantal zelfdodingen in Vlaanderen bijzonder hoog.
In 2016 – en dat is het meest recente cijfer – pleegden in Vlaanderen 1057 personen zelfdoding, en ondernamen meer dan tienduizend een poging daartoe. Uit analyse van deze cijfers blijkt dat we de zesde gezondheidsdoelstelling – een daling van 20 procent van het aantal zelfdodingen ten opzichte van het referentiejaar 2000, en te bereiken in 2020 – wel halen, maar daarmee kunnen, willen, en mogen we geen genoegen nemen.
Minister, beste Jo, – voor deze ene keer mag het ook iets informeler –, toen u bijna tien jaar geleden minister van Welzijn werd, aarzelde u niet om van suïcidepreventie, van de strijd tegen suïcide, een prioritair aandachtspunt van uw beleid te maken. Als we vandaag een uniek onlineplatform hebben waarop we deskundige informatie bundelen, als we vandaag een Vlaams expertisecentrum hebben waar ze ons in het buitenland op aanspreken en alom naar opkijken, en als we vandaag een sterk wetenschappelijk onderbouwd suïcidebeleid hebben, dan is dat uw verdienste. Dat is niet uw exclusieve verdienste, u moet ze delen met de vele vrijwilligers en professionele hulpverleners op het terrein. Maar het is uw verdienste als politiek trekker van dit dossier. Ik wil u daar graag hulde voor brengen.
Beste Jo, na deze captatie hoeft u echt niet te vrezen voor een venijnig besluit. Maar ik heb wel één vraag: breng tijdig alles in gereedheid om de evaluatie van het huidige actieplan op te starten, en breng alle relevante actoren in stelling, om ervoor te zorgen dat dit werk verdergezet kan worden. Want helaas, ook na uw vertrek op Welzijn zal dit nodig blijven. Maar u en uw opvolger – wie dat ook moge wezen – kan op mijn steun, en die van mijn partij, blijven rekenen. (Applaus bij de N-VA en CD&V).
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, collega’s, in de zorgsector hebben we belangrijke stappen vooruit genomen. Het Vijfde Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social/non-profitsector voor de periode 2018-2020 (VIA 5) zorgt voor heel wat sectorale kwaliteitsmaatregelen in de zorgsector, zoals een koopkrachtverhoging als waardering voor de blijvende inzet van het personeel.
Dergelijke stappen zijn nodig, want er is nog werk te verrichten om meer handen aan bed te krijgen en de werkomstandigheden te verbeteren. Er zijn veel openstaande vacatures in de zorgsector, wat uiteraard de kwaliteit van de zorg niet ten goede komt. Te allen tijde moeten we streven naar kwalitatieve en betaalbare zorg.
Het is ook positief dat de Vlaamse Regering het Actieplan 4.0, Werk maken van werk in zorg en welzijn, vooropstelt en oplossingen zoekt voor het tekort aan verpleegkundigen. Verschillende interessante pistes, zoals zij-instromers en meer flexibiliteit met betrekking tot de inschakeling van verzorgenden en zorgkundigen, kunnen oplossingen bieden. Hierbij moeten we steeds aandacht hebben voor de kennis van het Nederlands in de zorgsector. Kennis van het Nederlands is essentieel om te kunnen communiceren met patiënten en met de collega’s, en dus ook om kwalitatieve zorg te waarborgen.
Wat betreft het nieuwe systeem voor gezinsbijslag, het groeipakket dat ingaat op 1 januari 2019, voeren we een historische hervorming door. Elk kind is gelijk en wordt gelijk behandeld. Het systeem is transparanter en eenvoudiger. We gaan ook naar een geïntegreerd gezinsbeleid door de koppeling met de schooltoelage en de toeslag voor kinderopvang. Doordat vanaf 2019 de sociale toeslag niet meer afhangt van een statuut maar van inkomensgrenzen, komt een ruimere groep dan voordien in aanmerking voor deze extra ondersteuning, onder wie werkende ouders met een laag gezinsinkomen.
Helaas heeft Vlaanderen niet alle sleutels in handen om een globaal gezinsbeleid te voeren, want gezinsfiscaliteit behoort nog grotendeels tot de federale bevoegdheid, wat een echt Vlaams gezinsbeleid hindert. Onze fractie hoopt dan ook dat Vlaanderen snel alle schakels in handen krijgt om een volwaardig Vlaams gezinsbeleid te voeren. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega's, dit jaar wil ik mijn twee minuten spreektijd gebruiken om het belang van preventie en vroegdetectie van kanker nog wat kracht bij te zetten.
Wat vaak ver van ons bed is, kwam dit jaar wel heel dichtbij, en dat in mijn eigen familie. Mijn lieve man, van wie we dachten dat hij kerngezond was, werd geveld door kanker. Het verdict was zwaar: kanker met uitzaaiingen. Een donderslag bij heldere hemel. Vol goede moed begonnen we aan het ziekteproces, maar de kanker bleek verder gevorderd dan we dachten. Na een strijd van enkele weken moest mijn echtgenoot de strijdbijl begraven.
Na zelf zo dichtbij in mijn familie geconfronteerd te zijn geweest met kanker. kan ik het belang van preventie, vroegdetectie en kankeropsporing niet genoeg benadrukken. Graag wil ik me dan ook hier vandaag iets meer toespitsen op kankerpreventie en meer specifiek op dikkedarmkanker.
Kankeropsporing via de bevolkingsonderzoeken blijft een must. Niet alleen deze regeerperiode, maar altijd. Ik ben dan ook tevreden dat het actieplan inzake bevolkingsonderzoeken naar dikkedarmkanker verder wordt uitgevoerd en zelfs wordt uitgebreid. In augustus 2018 werd dit al uitgebreid in Vlaanderen. Naast de 55-jarigen werd het ook van toepassing op de 53- en 54-jarigen. Ik was dan ook aangenaam verrast om te vernemen dat er in 2019 nog een extra inspanning wordt gedaan en ook de 51- en 52-jarigen worden betrokken. Dit houdt zelfs in dat er de volgende regeerperiode nog maar één geboortejaar meer moet worden toegevoegd om aan de norm van de Wereldgezondheidsorganisatie te voldoen. Ik hoop dan ook dat de meerderheidspartijen dit beleid voortzetten. Op korte tijd zijn er dus al heel wat mooie stappen gezet in de goede richting inzake vroegdetectie en ook in 2019 wordt er dus goed voortgewerkt.
Minister, als er goed werk wordt verricht, dan mag het ook worden gezegd. En graag geef ik u vandaag dan ook een pluim, omdat u verder blijft investeren in kankerpreventie, waarvan ik het belang niet genoeg kan benadrukken. Ik hoop dan ook dat dit thema ook de volgende jaren de nodige aandacht blijft krijgen op de politieke agenda. (Applaus)
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, collega's, ik wens een korte beschouwing te maken in verband met twee beleidspunten inzake Volksgezondheid namelijk het preventiebeleid, meer bepaald het vaccinatiebeleid in de bestrijding van infectieziekten, en het beleid omtrent medische beeldvorming.
Vlaanderen kent een zeer goed vaccinatiebeleid, met een zeer goede dekkingsgraad. Voor het vaccin tegen het humaan papillomavirus bedraagt de vaccinatiegraad bij meisjes meer dan 90 procent.
Minister, daarom ben ik tevreden dat die inspanningen worden voortgezet, maar nog meer omdat ook de beslissing is genomen om dit uit te breiden tot een genderneutrale vaccinatie, om dus ook de jonge jongens te vaccineren om zo een grotere gezondheidsbescherming op latere leeftijd te verkrijgen voor diverse types van kankers.
Tevens zijn ook de blijvende bezorgdheid voor en de nauwe follow-up van andere infectieziekten die mogelijk in de toekomst frequenter zullen voorkomen – denken we maar aan meningitis –, een belangrijk beleidsaspect. We mogen trots zijn op ons vaccinatiebeleid, met de dekkingsgraad die we hier realiseren. Je kunt immers de beste vaccins aanbieden aan de hele bevolking, maar als je er niet in slaagt de vaccinatiegraad goed te krijgen, dan ben je niet goed bezig.
Een ander puntje is de medische beeldvorming. Minister, ik ben tevreden dat u het belang onderschrijft van de uitbreiding van het aantal NMR’s in Vlaanderen, ten nadele, terecht, van de klassieke CT-scanners. Op de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid van november jongstleden is inderdaad beslist om een nieuw protocolakkoord over medische beeldvorming af te sluiten, met onder andere een uitbreiding van de federale programmatie met achttien toestellen. De definitieve beslissingen voor de Vlaamse ziekenhuizen hangen ook onder andere af van de ontwikkelingen van de zorgstrategische plannen, de ontwikkeling van de ziekenhuisnetwerken en strikte en afdwingbare kwalitatieve randvoorwaarden, zoals onder andere de manier waarop ziekenhuizen met elkaar afspraken zullen maken om de toegang tot die apparatuur in de regio te verzekeren en de manier waarop ze de invulling van de programmatie zullen vertalen in een aantal concepten.
Minister, er is nog veel werk aan de winkel, maar ik hoop, en heb er ook alle vertrouwen in, dat u de komende maanden zo snel mogelijk nog werk zult en kunt maken van deze belangrijke beleidsbeslissingen. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, geachte leden van de regering, ik zal het hebben over geestelijke gezondheidszorg, wat ik de voorbije jaren wel vaker heb gedaan. Dit jaar werd het ontwerp van decreet inzake geestelijke gezondheidszorg goedgekeurd, dit vooral met het oog op de continuïteit na de zesde staatshervorming. We zijn het er allemaal over eens dat een toegankelijke geestelijke gezondheidszorg bijzonder belangrijk is. Alleen vrees ik voor een geestelijke gezondheidszorg met twee snelheden. Ik zal één voorbeeld aanhalen. Enerzijds zijn er toegankelijke, want zeer betaalbare cgg’s. Alleen hebben die centra voor geestelijke gezondheidzorg erg lange wachttijden. Anderzijds kunnen patiënten relatief snel terecht bij psychologen, maar daar zorgt de hoge consultatieprijs dan voor een hoge, soms te hoge drempel. En dat hier nu niemand durft te zeggen dat we met de terugbetaling van de klinisch psychologen door minister De Block de meubels zullen redden, want dat is zelfs minder dan een druppel op een hete plaat.
Een toegankelijke geestelijke gezondheidszorg heeft natuurlijk niet alleen te maken met capaciteit. Daarom wil ik de gelegenheid nemen om vooruit te kijken. Ik zei het al: deze legislatuur stond, als het gaat over onze organisatie van de geestelijke gezondheidszorg, vooral in het teken van de implementatie van de zesde staatshervorming. Daarom zal ik het pleidooi herhalen dat ik hier ook vorig jaar hield met het oog op de toekomst, mijn pleidooi om met de diverse actoren over de diverse beleidsniveaus heen werk te maken van een grondige denkoefening over hoe we de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen anders kunnen organiseren en structureren, in overleg, maar ook zonder taboes en op basis van eenduidige informatie. Collega’s, daarom is het heel belangrijk dat we eindelijk eens werk maken van het op een gestructureerde, wetenschappelijke manier in kaart brengen van de zorgnoden die we hebben. Epidemiologisch onderzoek inzake geestelijke gezondheidszorg is er in Vlaanderen of zelfs in België immers nog niet gevoerd, en dat is echt wel nodig, want alleen dan kunnen we echt de vraag beantwoorden waarmee ik ben begonnen: hoe organiseren we onze geestelijke gezondheidszorg in de toekomst het best? Hoe moeten we die structureren? Als we vooruit willen kijken, dan lijkt dat me de echte uitdaging voor een sterke geestelijke gezondheid voor alle Vlamingen. (Applaus bij de N-VA)
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil iedereen bedanken voor de kritische en ook appreciërende woorden. Iedereen heeft het ook wel bevestigd, denk ik: er is volgend jaar een budgettaire inspanning van meer dan 800 miljoen euro. Als je de index en de staatshervorming daaruit haalt, dan is dat nog een heel behoorlijk bedrag qua uitbreidingsbeleid in het WVG-beleidsdomein.
Dat betekent uiteraard dat er heel veel zaken ook een duw kunnen krijgen. Ik zeg dat altijd met een zekere bescheidenheid, omdat ik weet dat we er nog niet in slagen om alle zorgvragen te beantwoorden.
Ik wil de leden als slot van onze begrotingsbespreking op enkele zaken wijzen. We hebben de volgende maanden nog een aantal grote ontwerpen van decreet op onze agenda. Er is verwezen naar het jeugddelinquentierecht. Ook het Woonzorgdecreet zal een heel belangrijke stap zijn in de uitbouw van een sterke eerstelijnszorg. Er zijn ook nog een aantal ontwerpen van decreet met het oog op de organisatie van de eerste lijn en de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg. Ik hoop dat we de volgende maanden nog intens in onze commissie kunnen doorwerken. Daarbij zullen een aantal van de zorgen die vandaag geuit zijn, uiteraard ook aan bod komen of opnieuw aan bod komen. We hebben dus nog een aantal maanden van intens werk in de commissie voor de boeg. De begroting zoals die nu voorligt, zal mogelijk maken dat tal van uitbreidingsplannen in 2019 kunnen worden gerealiseerd. (Applaus bij de meerderheid)
Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Dan kunnen we nu overgaan tot het onderdeel Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, met de kunstkoopregeling en de kredietverstrekking door Hefboom komt er een stevige poot aanvullende financiering naast overheidsmiddelen, zoals subsidies. U weet dat ik een groot voorstander ben van aanvullende financiering, en dit is dan ook een bijzonder goede zaak. Het zal ervoor zorgen, bijvoorbeeld met Kunst in Huis, dat de markt meer beweegt. We zien dit ook al in het buitenland. Daarom is het noodzakelijk dat we ook tijdens de volgende legislatuur hierop verder blijven werken. Daar ligt de sleutel van een goed cultuurbeleid, namelijk een goede combinatie van subsidies en alternatieve financieringsbronnen.
Minister, u hebt aandacht voor talent. Er is de ontwikkeling van de app ‘Artists@Work’, waar kunstenaars relevante informatie kunnen vinden over hun statuut en digitaal hun erkenning als kunstenaar kunnen aanvragen. Zo kan de kunstenaar zich toeleggen op zijn belangrijkste taak, namelijk creatief zijn. De app zorgt voor vereenvoudiging en zorgt ervoor dat de kunstenaar op een goede manier wordt begeleid.
Daarnaast hebt u 185.000 euro verdeeld over vier doorbraaktrajecten. Op deze manier wordt de kunstenaar op een uitzonderlijk sleutelmoment in zijn carrière ondersteund. Dat zorgt ervoor dat we ons verder internationaal op de kaart kunnen zetten. Voor Vlaanderen is het een grote uitdaging om kunstenaars niet alleen in eigen land te laten doorbreken, maar ervoor te zorgen dat we onze talenten – en we hebben er heel wat – op een goede manier in het buitenland kunnen promoten.
Ik wil u ook bedanken omdat u woord houdt en omdat u zult blijven investeren in de provinciale cultuurgebouwen, die ofwel aan steden en gemeenten ofwel aan de Vlaamse overheid werden overgedragen. Dit zorgt ervoor dat een warme overdracht werkelijkheid wordt.
Dan ga ik nog even kort in op het topic media. We leven in een sterk gemediatiseerde wereld. Dit biedt enorme voordelen, maar zorgt er ook voor dat we met heel veel risico's worden geconfronteerd, zoals ‘fake news’. De sluiswachter daarin valt eigenlijk weg. Het is voor de maatschappij een enorme uitdaging om daarmee om te gaan. De jaarlijkse subsidie aan het Vlaams Kenniscentrum Mediawijsheid werd opgetrokken met een derde, tot 600.000 euro, waardoor de organisatie meer slagkracht kreeg. Ook werd er slim ingezet op transversale werking over de grenzen van de beleidsdomeinen heen. Het onderwijs, het jeugdwerk en de welzijnssector zijn belangrijke partners in het vergroten van mediawijsheid bij burgers.
Gelet op het grote belang van een goede omgang met media in al zijn vormen, en dat gaat over het herkennen van fake news maar even goed over een beleid tegen pesten, is voor de samenleving mediawijsheid een uitgesproken voorbeeld van hoe men mensen sterker en weerbaarder kan maken. Wat ons betreft, hoort daar ook zeker een grotere bewustwording bij over privacy. Privacy komt steeds meer in het gedrang en hiervan moeten mensen zich bewust zijn. Ik zou graag zien dat ook de openbare omroep zich hiervoor inspant, hij is daartoe de belangrijkste speler.
Naast het vergroten van de mediawijsheid en een performante openbare omroep wil ik het ook over een derde punt hebben dat de Vlaamse mediagebruiker sterker moet maken, namelijk kwalitatieve journalistiek. Het belang van goede journalistiek voor een functionerende democratie staat buiten kijf. Minister, het is dan ook een juiste keuze om daar vanuit uw beleidsdomein verder op in te zetten. Ik wil u daarvoor danken.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik wil het in mijn uiteenzetting hebben over sport en jeugd. Heren ministers, we hebben de afgelopen jaren gezien dat jullie op vele vlakken goed werk hebben geleverd. Ik heb dat ook in de commissie gezegd en ik ben jullie daar erkentelijk voor. In Vlaanderen is de laatste jaren op verschillende vlakken een verstandig beleid gevoerd. Zo was op het vlak van jeugd het masterplan rond diversiteit een zeer goede zaak.
Minister Muyters, de inspanningen die u doet om ervoor te zorgen dat iedereen in Vlaanderen, ongeacht leeftijd, afkomst, functiebeperking, toegang heeft tot sport, vind ik een goede zaak. Die inspanningen moeten worden verdergezet. Maar natuurlijk schieten we op een aantal zaken nog tekort.
Wanneer het gaat over jeugd, zou de indexering die jaarlijks automatisch zou moeten gebeuren voor de jeugdsector zodat zij over voldoende middelen blijven beschikken om hun werk te kunnen doen, een evidentie moeten zijn. Dat is de afgelopen jaren niet gebeurd om budgettaire redenen. U hebt zelf aangegeven dat u zich dubbel en dik zou plooien om dat geregeld te krijgen. Ik hoop effectief dat dit in de toekomst zo zal zijn. De jeugdsector vraagt daarom. We zijn de jeugdsector erkentelijk voor het werk dat zij doen en de expertise die zij hebben, maar dan moeten ze natuurlijk ook de middelen krijgen om dat te kunnen blijven doen.
Wat me altijd is opgevallen bij het jeugdwerk en de subsidiëringen daarin, is dat men ziet dat heel wat organisaties moeten kiezen tussen structurele en projectsubsidies, niet om logische redenen, namelijk dat men voor een kortlopend project een projectsubsidie nodig heeft terwijl men voor een werk op lange termijn een structurele subsidie nodig heeft. De pot is te klein en dus probeert men op allerlei manieren iets vast te grijpen waardoor men verstrengeld zit in allerlei regulitis en niet op de juiste manier de juiste middelen kan krijgen om het werk op een goede en vruchtbare manier verder te zetten. Het zou niet een keuze uit financiële noodzaak moeten zijn maar een rationale keuze. In totaal moeten er dan ook meer middelen komen zodat het jeugdwerk daar op de juiste manier mee kan omgaan.
Wat sport betreft, blijf ik het jammer vinden dat inzake het thema van seksueel grensoverschrijdend gedrag waar we in dit parlement heel wat werk voor hebben verzet, het erkenningsplatform van VOICE dat er altijd is geweest, nu is verdwenen. Minister, u maakt zich sterk dat dat op andere manieren kan gebeuren. Vanuit uw bevoegdheden zou zo’n belangrijk instrument, een symbolische organisatie als VOICE, zijn rol in Vlaanderen moeten kunnen spelen. Ik vind dit een gemiste kans, net als het feit dat in deze tijden van grensoverschrijdend gedrag en de ambitie die het parlement heeft uitgesproken om daar iets aan te doen, de targets en de middelen die we willen vrijmaken om die problemen bespreekbaar te maken, te vaag blijven en niet concreet genoeg zijn.
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, beste cultuurliefhebbers, ik blik even een aantal jaren terug, naar het jaar 2014. Toen gingen er bepaalde stemmen op die zeiden, als ik het even mag vertalen, dat het allemaal naar ‘de wuppe’ zou gaan. Mijn accent kan misschien beter, maar we zijn nu een aantal jaren later en er is eigenlijk niets naar ‘de wuppe’. Integendeel, we hebben in het begin gezegd dat we zouden besparen, wat nodig was, maar nu stijgt het cultuurbudget al twee jaar na elkaar, ditmaal met 5 procent. Dat stemt ons tevreden, want we hadden dit ook beloofd.
We hebben ook een inhaalbeweging gemaakt in de erfgoedsector, wat ook nodig was. Mevrouw Coudyser zal dit straks toelichten. We hebben die belofte voor de verkiezingen gedaan en we hebben die belofte ook gestand gedaan.
We hebben het afgelopen jaar belangrijke dossiers kunnen afwerken. De boekenprijs is rond, het Kunstendecreet is geoptimaliseerd en de bovenbouw is aangepakt. De bovenbouw zal meer budget dan voordien krijgen en er zal een nieuw steunpunt worden opgericht. Er komt een overbrugging, maar we moeten er op termijn op toezien dat die bovenbouw, zoals in onze conceptnota staat beschreven, niet opnieuw een waterhoofd wordt. Er moet voldoende geld naar de basis doorstromen en we moeten die efficiëntieoefening verder doortrekken. We hebben eindelijk een goede leesbevorderingscampagne en er is een warme overdracht van de provinciale bevoegdheden. Natuurlijk hebben we met het decreet betreffende bovenlokale cultuurwerking de lijnen voor de toekomst uitgezet. 2019 is een kort jaar, maar in tegenstelling tot anderen werken we natuurlijk gestaag verder.
Onze commissie zal het ontwerp van decreet betreffende de circuskunsten bespreken. Sommige Vlaamse volksvertegenwoordigers weten dit misschien niet, maar inzake circussen staat Vlaanderen hoog aangeschreven. Ik ken het circusfestival PERPLX aanbevelen. Het is werkelijk de moeite daarmee in contact te treden.
Minister, tegen 1 januari 2019 moet het steunpunt voor het bovenlokaal cultuurbeleid op de rails worden gezet. Er moet onder meer snel klaarheid over het personeel komen. De ondersteuning van de amateurkunstenorganisaties moet nog verder worden uitgewerkt. Daar is in de sector wat ongerustheid over. U hebt beloofd tegen het jaareinde met een verdeelsleutel te zullen komen. Is die verdeelsleutel er?
We zullen ondertussen niet stilvallen. We zullen de komende maanden werken aan het cultuurbeleid en we hopen die lijn ook na 2019 te kunnen doortrekken. (Applaus bij de N-VA)
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer Meremans, omdat u dit punt hebt aangehaald, wil ik nog een belangrijke kleinigheid vermelden. Er zal een steunpunt voor de bovenlokale cultuurwerking worden opgericht en ik wil uw bekommernis onderstrepen. Hierdoor verdwijnen immers de subsidies voor een aantal belangenbehartigers en moeten een aantal mensen worden overgenomen. Het is een mooie traditie in de cultuursector dat de mensen die hun job verliezen omdat de subsidies ten gevolge van een reorganisatie van de bovenbouw en de paraoverheden verdwijnen, worden overgenomen.
Minister, u hebt zich geëngageerd om ervoor te zorgen dat in de bovenbouw geen mensen hun inkomen, hun werk of hun engagement zullen verliezen. Vaak gaat het om gedreven mensen en er bereiken ons signalen dat er problemen zijn. Het is binnenkort nieuwjaar en op 31 december 2018 loopt de subsidieperiode af. Ik kan enkel een warme oproep doen om de anomalieën en de gevolgen van deze beleidskeuze voor de personeelsleden op een nette manier op te vangen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ministers, collega’s, in deze donkere dagen voor Kerstmis die ons uitnodigen om even stil te staan bij de stand der dingen, wil ik mijn spreektijd gebruiken om het grotere plaatje te bekijken. Wat is de zin en het belang van ons cultuur-, jeugd-, sport- en mediabeleid, kortom van ons vrijetijdsbeleid? De levenskwaliteit van mensen wordt bepaald door hun gezondheid, hun gezinsleven, hun job, de plek waar ze wonen, maar ook door hun vrijetijdsbesteding. Dat Vlaanderen goed scoort in internationale rankings over levenskwaliteit, is immers in hoge mate toe te schrijven aan ons culturele leven. Vlaanderen is een culturele topregio met een rijk erfgoed, hedendaagse topkunst en een creatieve industrie als motor van innovatie en nieuwe stedelijkheid. Ons rijk gemeenschaps- en vrijwilligersleven brengt mensen samen en wetenschappelijk onderzoek heeft al meermaals aangetoond dat vrijwilligers gelukkiger zijn.
De soms moeilijke combinatie van werk, zorg en gezin zorgt er evenwel voor dat de vrijetijdsbeleving van mensen onder druk komt te staan. Ontspanning is nochtans essentieel om evenwichtig te leven.
We hebben in Vlaanderen gelukkig een erg uitgebreid en kwaliteitsvol aanbod aan vrijetijdsactiviteiten, maar toch wijst wetenschappelijk onderzoek ook uit dat heel wat mensen daar niet aan deelnemen. Deelnemen aan cultuur, sport, enzovoort is echter een basisrecht en essentieel om je gelukkig en gezond te voelen. Als beleidsmakers moeten we die drempels wegnemen zodat iedereen vrij zijn of haar vrijetijdsactiviteiten kan kiezen of zelf kan organiseren.
We zullen daarbij bewuste keuzes moeten maken, zodat onze samenleving een gemeenschap blijft waar iedereen zich thuis en betrokken voelt. De geglobaliseerde economie ontsnapt aan onze controle – denk maar aan de milieu-impact, privacy, ongelijkheid, fake news – en als reactie groeit de belangstelling voor lokale productie, deeleconomie en andere vormen van kleinschalige en bottom-upinitiatieven. Dit biedt kansen voor een versterkte lokale gemeenschapsvorming. Gemeenschapsleven ontstaat immers niet vanzelf, we moeten dit samen opbouwen. Want ‘vrije tijd’ betekent niet ‘vrijblijvend’. Vrije tijd draagt fundamenteel bij aan onze democratie via de maatschappelijke, persoonlijke en economische rol voor onze samenleving.
Veel van de interactie tussen mensen gebeurt trouwens in hun vrije tijd. Het vormt en verbindt een gemeenschap. Dat begint al in het jeugdwerk, maar ook in de sportclub of de culturele vereniging doen we ervaringen op die ons als mens verrijken en versterken. Mensen vormen zichzelf en hun competenties immers door de invulling van hun vrije tijd. Het gaat dan zowel over de consumptie van vrijetijdsbeleving, de passieve beleving zoals men zegt, als over de creatie, de actieve beleving. Allebei dragen ze bij aan onze persoonlijke ontwikkeling en dus aan ons geluk en onze levenskwaliteit.
Ons erfgoed vormt, als getuige van ons verleden, de basis van onze gemeenschappelijke identiteit. Nieuwe artistieke creaties en vorming van professionele en amateurkunstenaars vernieuwen en verrijken de culturele voedingsbodem waarin onze identiteit zich verder ontwikkelt. Onze culturele en creatieve sectoren behoren – ik ben blij dat minister Muyters, als minister van Sport, hier ook is – tot de innovatieve en exporterende organisaties en ondernemingen, en verdienen dezelfde aandacht als wetenschappelijke instellingen en technologiebedrijven, wat nog niet altijd het geval is, maar wij vinden dat. Onze culturele instellingen worden internationaal immers ook erg gewaardeerd, ondanks hun vaak precaire financiering.
We moeten daarbij ook breder kijken, bijvoorbeeld naar de relatie tussen kunst en gezondheid. Dat kunst ons energie geeft of troost verschaft, weten we allemaal. Maar kan het niet verder gaan? Uit proefprojecten in het Verenigd Koninkrijk blijkt dat het goedkoper en doeltreffender is om sommige patiënten een concert of een toneelvoorstelling voor te schrijven dan antidepressiva. Net als sport kan kunst dus een gunstig effect hebben op ons welbevinden en dus op onze levenskwaliteit.
Als we in de komende weken en maanden debatteren over lokale beleidsplannen, verkiezingsprogramma’s en de bijhorende budgettaire keuzes, dan hebben wij – de leden van de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media – dus erg goede argumenten om onze collega’s te overtuigen van de zinvolheid van investeringen in het vrijetijdsbeleid. Ze dragen immers bij tot de levenskwaliteit van alle Vlamingen.
Onze fractie is dan ook bijzonder tevreden dat de ministers Gatz en Muyters, ondanks de besparingen bij het begin van deze legislatuur en de interne transfers vanuit de provincies richting Gemeentefonds, deze regeerperiode kunnen afsluiten met opnieuw een verhoogd budget voor de vrijetijdssectoren. Wij zijn vooral tevreden over de aanzienlijke stijging van de budgetten voor het Kunsten- en Erfgoeddecreet, maar ook voor bovenlokale sport-, jeugd- en cultuurinfrastructuur, voor het jeugdwerk, voor het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) enzovoort.
Maar we gaan niet op onze lauweren rusten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, u trad onverwacht aan als minister, vol goede moed en voluntarisme, maar helaas ook in een zwakke positie. Uw partij was niet betrokken bij het schrijven van het regeerakkoord. De cultuursector en de VRT hebben dat onmiddellijk en zwaar gevoeld. Zij hebben zwaardere besparingen moeten slikken dan andere beleidsterreinen. De zware besparingen hebben de essentiële zuurstof uit de cultuursector weggezogen. In 2016 bedroeg de totale besparing maar liefst 45,5 miljoen euro. De sector bleef voortdoen, bleef werken, ondanks het snoeien in de personeelsbestanden. De ambities en de doelen leken onbereikbaar, en dat heeft geleid tot een onnoemelijke werkdruk in de sector, die al gekenmerkt wordt door precaire statuten. Het leidde ook tot een hoog aantal burn-outs.
Na de besparingen volgden nog een reeks van soms vreemde hervormingen in de structuren van de sector. De afslanking van de provincies, het niet meer oormerken van middelen, het verdwijnen van het steunpunt voor lokaal cultuurbeleid LOCUS, de onduidelijke hervorming van de bovenbouw, waar niemand op zat te wachten en die ertoe leidde dat een aantal belangenbehartigers verdwenen. Kortom, de sector beleefde de voorbije vier jaar een echte systeemcrisis.
De verschillende begrotingen kwamen vaak op het zelfde neer: veel broekzak-vestzakoperaties en hier en daar een eenmalige injectie. Er waren natuurlijk ook zeer goede zaken, bijvoorbeeld de 9,6 miljoen euro voor erfgoed in 2018. Dat was een nodige zaak na de jarenlange onderfinanciering. Er werd ingezet op de digitalisering van het cultuurlandschap, onder andere met een visienota. Maar meer dan aanzetten zie ik niet. Zo blijft het Vlaams Instituut voor Archivering (VIAA) ondergefinancierd.
Wat de afgelopen legislatuur volledig achterwege bleef, is het sterk inzetten op participatie. Collega Brouwers had het er ook over. Cultuur is en blijft een zeer ongelijk gespreid goed. Veel mensen nemen niet deel aan cultuur. Het wegwerken van de drempels in nauwe samenwerking met het onderwijs moet blijven. De komende legislatuur moeten er echt bijkomende middelen komen voor de culturele sector en moeten het statuut en de werkomstandigheden van cultuurwerkers opgewaardeerd worden. Mensen hebben nood aan meer zekerheid, een betere verloning en meer ondersteuning.
Minister, ook op het terrein van Media ontbrak het u niet aan voluntarisme om een paar moeilijke dossiers aan te pakken, bijvoorbeeld de hervorming van het radiolandschap, en het Vlaamse media-ecosysteem te versterken. De bijkomende middelen voor het Gamefonds en het Mediafonds, de creatie van een Vlaams Journalistiek Fonds, de bestendiging van het Vlaams kenniscentrum voor mediawijsheid, de uitbreiding van toegankelijkheidsinitiatieven en de stimulering voor de over-the-topspelers die in de pijplijn zit, zijn knappe maar tevens noodzakelijke verwezenlijkingen van u, minister.
Die verwezenlijkingen staan echter in schril contrast met de ideologische keuze om bij de start van deze legislatuur de vleugels van onze openbare omroep te knippen en aan zware, te ingrijpende besparingen te onderwerpen – we zien vandaag de gevolgen daarvan op het scherm – en met de onmogelijkheid om meer middelen te oormerken voor de mediasector, ondanks het feit dat die behoorlijk wat miljoenen euro's genereert voor de Vlaamse staatskas. Ik denk uiteraard aan het excedent commerciële communicatie van de VRT, waarvan er nog 16 miljoen euro op een wachtrekening staat. Binnenkort rijst ook de vraag of er van de meer dan 41 miljoen euro die de federale overheid volgend jaar doorstort uit het digitaal dividend ten gevolge van de veiling van de megahertzband, überhaupt iets zal worden geïnvesteerd in de mediasector.
U kent ons standpunt dat het Vlaams Journalistiek Fonds over een pak meer middelen moet kunnen beschikken om de pluriformiteit van de media te garanderen en de onderzoeksjournalistiek meer kansen te geven, en dat de financiering van het Mediafonds moet evolueren naar het door Econopolis vooropgestelde ideale scenario om de leefbaarheid van de audiovisuele sector te waarborgen. Maar dat zal voor de volgende legislatuur zijn.
Mijnheer Meremans, u voelt zich aangesproken?
Ik ben maar een eenvoudige jongen, voorzitter. De minister zal straks antwoorden, maar ik wilde toch even reageren op het gebied van Cultuur.
Als ik mevrouw Segers hoor, dan moeten wij het boetekleed aantrekken, met een ratel door de straten lopen en zeggen dat er geen cultuur meer is in Vlaanderen. (Opmerkingen van Katia Segers)
Quod non. Quod non. Ik wil eventjes aanstippen dat we met deze Vlaamse Regering, met Vlaams-nationalisten aan het roer – of toch voor een groot stuk – twee instellingen, waaronder Vooruit, opgeladen hebben tot Vlaamse instellingen. Onder Vlaams-nationalisten is Kunstencentrum Vooruit een Vlaamse instelling geworden. (Opmerkingen van Bart Caron)
Ik heb het de vorige legislatuur onder de socialisten niet gezien, maar wij hebben het wel gerealiseerd. En terecht, want die mensen verdienen dat. Ik geef het toch maar eventjes mee.
Ten tweede hebben wij binnen de cultuursector keuzes gemaakt met de kunstinstellingen. (Opmerkingen van Katia Segers)
We hebben een decreet Sociaal-Cultureel Werk goedgekeurd, in volle participatie met de sector. Daar heb je niemand over horen klagen. Dat hebben we goed gerealiseerd.
Natuurlijk is het altijd fun en plezant om tijdens een debat voor een groep te zeggen: ‘Laat maar duizend bloemen bloeien. We strooien overal nog wat geld.’ Dat is de gemakkelijkheidsoplossing. De vraag is natuurlijk of de sector daar beter van wordt. Tijdelijk misschien wel, maar op lange termijn niet. Je moet ook keuzes durven te maken en ik zeg u nu al dat, als het van ons afhangt – en we streven ernaar om de cultuurbudgetten te verhogen –, wij ernaar zullen streven om keuzes te maken, om de sector leefbaar en transparant te houden, zodat we talent kunnen laten openbloeien. Dat betekent gelaagdheid en dat betekent ook keuzes durven te maken. Dat is wel essentieel, dacht ik. (Applaus bij de N-VA)
Vooruit, mijnheer Caron, vooruit.
Ik vind het ongelooflijk merkwaardig dat hij Vooruit als voorbeeld neemt. Wat een kleuring is dat in het debat. Waarom zegt niemand het Concertgebouw Brugge? Wie denkt er nu aan om een West-Vlaams huis tot een grote kunstinstelling te bevorderen? Hij noemt Vooruit omdat er ooit eens een krant is geweest die Vooruit heette en van linkse signatuur was, omdat de Vooruit het cultuurpaleis van de socialisten was in Gent. Dat is lang geleden, hoor, beste vrienden. Vooruit is ondertussen een van de toonaangevende referentie-instellingen voor kunst en cultuur in Vlaanderen en is zo pluralistisch als mijnheer Meremans en ikzelf samen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Collega Meremans sprak mij aan.
Collega Meremans, de keuzes die deze regering gemaakt heeft inzake cultuur, zijn keuzes die wij niet zouden maken. De besparingen aan het begin van de legislatuur hebben de sector veel harder getroffen dan andere beleidsterreinen. Uw visie op cultuur is top-down. De overheid beslist welke grote instellingen gefinancierd moeten worden. De duizend bloemen aan de basis – zoals u het denigrerend uitdrukt – zijn een organische manier van werken, de organische manier waarop de cultuursector – zoals je het hoopt – zal evolueren. Zonder een brede basis vanuit de sector zelf kan je niet tot de top groeien. Jullie hebben ervoor gekozen om daarin te snoeien en jullie hebben zodanig hard gesnoeid, dat de sector nog steeds kreunt. De besparingen zijn niet rechtgezet. Er zijn initiatieven ten onder gegaan die niet meer terugkomen.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik wil een reactie geven op mijnheer Caron. Jullie hebben het woord ideologisch gebruikt. Jullie zeggen dat wij ideologische keuzes maken en ik zeg dat dat niet zo is en daarom haal ik ook voorbeelden aan.
Ten tweede weten jullie hoe wij het zien, want het is zo’n beetje het fabeltje dat we geld geven aan de groten en de rest laten verkommeren. Dat klopt niet, maar het is wel zo dat je zoals in een voetbalploeg een aantal spitsen hebt die je moet kunnen laten scoren op internationaal niveau. We moeten de lat voor cultuur hoog durven te leggen in Vlaanderen. Dat is een kwaliteitsproduct. Dat betekent dat je die mensen ook gaat ondersteunen, maar ze hebben ook een opdracht om wat er aan nieuwe initiatieven leeft en opborrelt in de samenleving mee te ondersteunen. Vooruit doet dat, deSingel doet dat en de anderen doen dat ook. Alles gaan ondersteunen wat jullie zeggen dat moet ondersteund worden, is voor een deel populistisch en gewoon niet realiseerbaar. Laat dat toch eens duidelijk zijn.
De heer Wouters heeft het woord.
‘And now for something completely different.’
Voorzitter, ministers, collega’s, sportvrienden, de voorbije jaren werd er op een sportbeleid van a tot z ingezet. Sport verbindt mensen. Sport zorgt ervoor dat mensen een samenhorigheidsgevoel beleven. #sportersbelevenmeer: de slogan van Sport Vlaanderen is inmiddels alom bekend.
De voorbije jaren werd er ook sterk ingezet om het brede publiek aan het sporten te krijgen, maar tegelijkertijd werd er ook de nodige aandacht besteed aan specifieke doelgroepen. Denk aan Multimove en de Sport Na School-pas (SNS-pas) voor kinderen en jongeren. Ik denk aan werkgevers die met het actieplan ‘Sport op het werk’ een instrument hebben gekregen om werknemers aan het sporten te krijgen. Ik denk aan G-sport, dat in het begin van dit jaar vanuit de provincies werd overgeheveld naar het Vlaams niveau, waar het steunpunt G-sport Vlaanderen decretaal verankerd werd.
Sport vergroot de sociale inclusie. Daarom wordt er ook gewerkt aan de drempels die specifieke doelgroepen ervaren om te sporten. G-sport is daar een voorbeeld van, maar ook Buurtsport is de voorbije jaren verder uitgewerkt.
Ook het gezond en ethisch sporten nam tijdens deze legislatuur een prominente plek in. Ik wil daar toch nog graag even bij stilstaan. Het Internationaal Centrum Ethiek in de Sport (ICES) leverde goed werk op het vlak van beleidsondersteuning van sportfederaties, waarbij de focus op drie prioritaire thema’s lag: sportouders, matchfixing en integriteit. Ook de komende jaren zal daar verder werk van moeten worden gemaakt, maar er ligt alvast een stevige basis om op voort te bouwen.
U voorzag daarom in 2018 ook in bijkomende middelen voor ICES. Vanuit het Vlaams Parlement hebben we ook ons steentje proberen bij te dragen door uw inspanningen rond grensoverschrijdend gedrag in de sportsector en die van uw collega in de jeugdsector decretaal op langere termijn te verankeren. Met onze beleidsdomeinoverschrijdende resolutie deden we vanuit de meerderheid in dit parlement nog een aantal concrete beleidsaanbevelingen. We rekenen op de voltallige regering om hier verder werk van te maken en blijvende aandacht te schenken aan de bestrijding van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Minister, u gaat uw tiende jaar in als Vlaams minister van Sport. U bent nog even gepassioneerd als in uw eerste jaar. Dat moest ik toch één keer zeggen. Onze fractie steunt dan ook met plezier het beleid en de visie die u voor de sportsector hebt uitgewerkt en we willen u van harte bedanken voor al uw harde werk.
Deurne, 1 januari 2019. (Applaus bij de N-VA)
De heer Wynants heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte collega’s, het is voor mij niet plezant om hier als sporter aanwezig te zijn, maar toch. Gezien er ook van alles buiten het voetbal is gebeurd, is er nog iets anders. Dat is zeker even belangrijk, en op bepaalde punten belangrijker dan het voetbal.
De voorbije jaren hebben we de sporter zelf centraal gezet in het Vlaamse sportbeleid. We hebben daarnaast ook enkele andere zaken gedaan, die de heer Wouters al heeft aangehaald. Ik wil er nog enkele aan toevoegen. Het Antidopingdecreet werd herwerkt. Alle Vlaamse sportbevoegdheden werden gecentraliseerd bij Sport Vlaanderen. Ook het Vlaams Topsportactieplan IV werpt zijn vruchten af. Daarnaast hebben we het decreet Bovenlokale Sportinfrastructuur. Dat zorgde voor een broodnodige investeringsgolf. Dat zal ik zo meteen nog even beter uitleggen. Het nieuwe Sportfederatiedecreet, het decreet over de georganiseerde sportsector, trad inmiddels twee jaar geleden al in werking en werd ook opgevolgd.
Wat daarbij het belangrijkste is, is dat de kwaliteit primeert op de kwantiteit. Deze krachtenbundeling is in het voordeel van de sporter. Goed beleid – de code Muyters – heeft zijn vruchten afgeworpen en staat hoog op de agenda van de sportfederaties.
We maakten ook werk van kwaliteitsvolle en duurzame sportinfrastructuur, met een decretale verankering. Na 2 jaar werking ondersteunen we reeds 91 bovenlokale projecten en 8 topsportprojecten, samen goed voor een investering van bijna 300 miljoen euro in sportinfrastructuur. We zijn ook tevreden dat we blijvend werk gemaakt hebben van de multifunctionaliteit van gebouwen, zoals het naschools openstellen van schoolinfrastructuur. De nationale antidopingorganisatie (NADO) Vlaanderen werd verder efficiënt en autonoom uitgebouwd. Minister, ik dank u ook dat u uw plaats internationaal in WADA hebt ingenomen, wat niet alleen voor België maar ook voor Europa een invloed kan hebben.
Qua topsportbeleid werd het budget voor topsportevenementen in 2018 met 1 miljoen euro verhoogd. Dit budget werd ook al vastgelegd voor volgend jaar.
Minister, net als de heer Wouters wil ik u in de bloemetjes zetten. Waarom? Als we kijken naar de medailles die we in 2018 behaald hebben – ik zal ze niet allemaal opsommen, want dan moet mijn spreektijd met een kwartier verlengd worden –, dan geeft dat toch aan dat deze actie van u zijn invloed gehad heeft. Daarom, minister, mijn dank. Ook dank aan de collega’s die in de commissie altijd collegiaal meegestemd hebben, soms zelfs met de volledige meerderheid. Ik hoop dat ze dat in de toekomst nog zullen doen. (Applaus)
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, even terug naar Cultuur en Erfgoed. De lang beloofde inhaalbeweging voor Erfgoed is in 2018 effectief ingezet. De erfgoedsector kan rekenen op een stijging van het budget met 9,6 miljoen euro tot 37 miljoen euro. Dat is een stijging met 34 procent voor deze kleine sector. Ook de projectsubsidies stegen significant: van 1,1 miljoen euro tot 5,2 miljoen euro. We kunnen ook niet naast de inspanningen voor de erfgoedsector vanuit Toerisme kijken. Ik denk dat dat kan tellen, ook om het draagvlak voor erfgoed verder te vergroten.
De verdere integratie van de provinciale erfgoeddatabanken en de eerste stappen in een beter geregisseerde depotinfrastructuur zorgen opnieuw voor verdere stappen vooruit.
Mijn fractie juicht ook de bijkomende aandacht toe voor het immaterieel erfgoed, alsook de aandacht voor het vakmanschap en het doorgeven van dat vakmanschap. The Last Post aan de Menenpoort is ingediend voor opname in het register van goede safeguarding praktijken. Dat kan ons alleen maar zeer veel plezier opleveren. Ook Erfgoeddag 2019 zet het immaterieel erfgoed in de schijnwerpers.
Jammer misschien dat de stockverzekering, als alternatief voor de indemniteitsregeling, er niet komt. We kijken echter wel uit naar een performantere successieregeling voor verzamelaars van kunstwerken. Ik kijk dan heel in het bijzonder naar minister Tommelein, die daar al veel voorbereidend werk voor gedaan heeft en dat zeker zal doorgeven aan zijn opvolgster.
We onderschrijven ook uw aangehouden inspanningen om het ondernemerschap en aanvullende financiering in de cultuursector op de agenda te zetten. Het Cultuurloket als eerstelijnsadviesorgaan, het project Friendraising, maar ook de oprichting van de cultuurbank voor micro-kredieten en voor de kunstkoopregeling, de vernieuwde beheersovereenkomst met de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) en de uitbreiding van de taxshelter voor podiumkunsten: dat zijn allemaal instrumenten die ondersteuning en zuurstof geven aan de sector. We zullen dit in de toekomst nauw opvolgen en ik ben ervan overtuigd dat we de vluchten zullen plukken van de inspanningen die we in deze legislatuur gedaan hebben.
We kijken verder uit naar de mogelijkheden en de haalbaarheid van een topstukkenstichting.
We appreciëren absoluut uw aandacht voor kunst in de publieke ruimte. De pilootprojecten tonen aan dat we moeten focussen op het hele proces, waarvan we het toepassingsgebied het best uitbreiden, op kwaliteitsborging, op de nood aan een kennisplatform en flexibiliteit, op ondersteuning van de kunstenaar en de opdrachtgever. Het decretaal werk ligt nog op de plank in dit parlement. We kunnen dat het best nog deze legislatuur afronden. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik ga het voor mijn fractie hebben over het thema Jeugd. We weten allemaal dat het jeugdwerk in Vlaanderen een cruciaal fundament van onze samenleving vormt. Doordat we hier al jaren een sterke basis en een voortrekkersrol in hebben, worden veel mensen er gevormd tot de persoon die ze later zijn.
Dit krachtig en sterk jeugdwerk moest in het begin van de legislatuur besparen door de budgettaire context waarin we ons bevonden. Toch heeft de Vlaamse Regering vorig jaar ruimte vrijgemaakt en 2 miljoen euro extra geïnvesteerd. Een bedrag waarover de Vlaamse Jeugdraad zei te kunnen juichen. Letterlijk zeiden ze zelfs: “Met deze extra middelen krijgt het jeugdwerk de broodnodige ademruimte.”
Ook de Uitleendienst voor Kampeermateriaal (ULDK) kon rekenen op verschillende investeringen. In 2014 kwam er onder deze Vlaamse Regering een investering van 74.000 euro en in 2015 314.000 euro. In 2016 447.000 euro. In 2017 werd maar liefst 617.000 euro geïnvesteerd en in 2018 en 2019 kunnen ze opnieuw rekenen op het basisbedrag van 317.000 euro.
We dragen ons jeugdwerk een warm hart toe. Daarom betrekken we hen graag bij het beleid en waarderen we hun inspraak. We moeten er echter over waken dat we niet te ver gaan in onze reflex om altijd naar het jeugdwerk te grijpen als oplossing. Het jeugdwerk kan zeker helpen bij verschillende maatschappelijke problemen. Maar ze gaan niet alles kunnen oplossen. We moeten het jeugdwerk behoeden voor te veel instrumentalisering. Hen absoluut betrekken: ja, maar hen langs de andere kant ook niet overbelasten.
Tijdens deze legislatuur is de focus op verschillende aandachtspunten gelegd. Denk maar aan het bestrijden van de overregulering en de administratieve overlast. Daarin zijn al heel wat stappen gezet, onder andere met het masterplan ‘Bivakplaatsen’, maar we moeten dit blijven monitoren. Dit werk zal in de volgende legislatuur moeten worden voortgezet. Daarnaast is er heel wat aandacht gegaan naar diversiteit binnen het jeugdwerk. Ook hier werden de richting en de contouren uitgezet in een masterplan. Voor de concrete uitwerking en het effect op het terrein is het nog even wachten. Maar laat ons hopen dat we hier toch een duwtje in de goede richting gegeven hebben. En zoals steeds zullen we dit goed moeten blijven opvolgen.
Monitoren lijkt dan ook het sleutelwoord te worden voor de volgende legislatuur op het vlak van Jeugd. Doordat we zijn geëvolueerd van een sturende naar een coachende overheid, moet het lokale jeugdbeleid goed in kaart gehouden worden, zodat we van alle evoluties op het terrein op de hoogte blijven. Maar ook op het Vlaamse niveau blijven we het geïntegreerd jeugdbeleid opvolgen, zodat de stem van kinderen en jongeren binnen alle beleidsdomeinen weerklinkt. We doen dit onder andere door verder in te zetten op de prioriteiten voor het Vlaamse Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan.
Tot slot: de volgende jaren zal het belang van ruimte voor jongeren alleen maar groter worden. Ruimte om te spelen, ruimte om zich te ontwikkelen maar evengoed voldoende toegankelijke en aantrekkelijke openbare ruimtes. Dat is iets waar we nog meer kunnen op inzetten, in samenwerking met de lokale overheden. In ieder geval: Vlaanderen koestert zijn jeugdwerk. Dat is de afgelopen jaren bewezen. Onze fractie zal zich daar verder blijven voor inzetten. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vandaele heeft het woord.
De laatste periode van deze legislatuur verloopt het Mediabeleid niet geheel rimpelloos. Er is commotie met betrekking tot de toewijzing van de radiolicenties, met beroepsprocedures en met eindeloos protest in onze mailbox. De afkoppeling van digital video broadcasting terrestrial (DVB-T) was slecht voorbereid en vooral slecht gecommuniceerd door onze openbare omroep. Deze openbare omroep moet in onze ogen, zoals u weet, sterk, slank en alert zijn. Hij moet onpartijdig nieuws brengen, marktversterkend werken en Vlaamse producties stimuleren.
In dat verband namen we een aantal weken geleden kennis van de studies die aangeven dat het doorbreken van reclameplafonds voor de openbare omroep ook de commerciële omroepen zou versterken. Elke ochtend, collega's, kijk ik uit mijn raam om te zien of er intussen een rij van commerciële omroepen staat die ons komen smeken om die plafonds inderdaad op te heffen. Maar die rij valt al bij al reuze mee. Ze staan wel in de rij om doorspoelmogelijkheden in te perken. Dat is nodig, zeggen ze, om voldoende inkomsten te genereren en te investeren in die eigen Vlaamse producties.
Met het goedkeuren van het decreet Signaalintegriteit enkele jaren geleden dachten we hier als parlement meer dan onze plicht te hebben gedaan. De distributeurs zouden echter steeds minder geïnteresseerd zijn in wat de omroepen in portefeuille hebben. Zij bieden liever zelf betaalpakketten aan. Wij blijven hopen dat de marktspelers hun verstand gebruiken en zelf, als grote mensen onder elkaar, een regeling treffen in plaats van altijd naar het parlement te kijken voor oplossingen.
Een van de eitjes die we nog moeten pellen met de federale overheid betreft de veilingopbrengst van de frequenties. Die opbrengsten worden nog steeds niet billijk verdeeld tussen de federale overheid en de gewesten. Dat federale minister De Croo onlangs nog stelde dat hij niet inziet waarom die verdeelsleutel moet veranderen, bewijst dat hij het dossier dringend eens moet lezen. Het aandeel van de media in de communicatie neemt toe, dus neemt ook het aandeel dat de gewesten toekomt toe. Zo eenvoudig is dat. Ik dank u. (Applaus bij de N-VA)
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, ik geef nog enkele korte beschouwingen mee. Ik dank in elk geval de parlementsleden die het woord namen, zeker diegenen die dat wat breder hebben gedaan in de hun, toch korte, toegemeten tijd, zoals mevrouw Brouwers en mevrouw Coudyser, waarvoor mijn absolute waardering.
Ik zal proberen een bijkomend antwoord te geven op enkele punctuele zaken.
Mijnheer Annouri, wij zullen wel degelijk met betrekking tot het grensoverschrijdend gedrag de nodige middelen uittrekken om het actieplan verder uit te rollen dat ik, zeker rond Cultuur en Media, al heb kunnen toelichten in de commissie. We zullen het dus zeker niet laten bij alleen maar een aantal doelstellingen, er zullen ook wel degelijk middelen aan worden gekoppeld – ik denk in het bijzonder aan de ombudsfunctie. Deze problematiek, die maatschappelijk nog lang niet is uitgedoofd, verdient op die manier een beleidsmatig antwoord.
Dan zijn er enkele uiteenzettingen geweest met betrekking tot de bovenbouw. Ik kan mij voorstellen dat achteloze kijkers of lezers van de parlementaire verslagen niet meteen weten waarover het gaat. Het betreft het scharnier tussen enerzijds het werkveld en anderzijds het beleid, het kabinet en de administratie. Er is daarover heel wat inkt gevloeid. Ik zal het debat hier niet overdoen. Ik kan alleen maar zeggen dat wij de aanbevelingen van een onafhankelijk rapport van ongeveer een jaar geleden in grote mate hebben uitgevoerd. Of dat zonder slag of stoot gaat, is dan weer een ander verhaal. Maar ik zou toch ook wel het juiste perspectief willen behouden op die bovenbouw. Ja, die is belangrijk om de sector te ondersteunen en in goede banen te leiden, maar het blijft wel de sector zelf die het absolute zwaartepunt moet zijn van het beleid. Ik denk dat wij evenwichtige beslissingen hebben kunnen nemen, ook met budgettaire gevolgen.
Mijnheer Caron, we zullen dat nu ook maximaal proberen te doen met betrekking tot de overgang van personeel. Mijnheer Meremans, er is inderdaad een klein beetje meer budget gegaan naar de globale operatie. Maar het is zeker niet zo dat er een verdoken operatie zou zijn met grote bijkomende budgetten. Het is gewoon om hier en daar de overgang van taken tussen de spelers in die bovenbouw wat te vergemakkelijken. De zaak is nu wel degelijk in de plooi gevallen. We kunnen vanaf volgend jaar met de nieuwe perspectieven voor de bovenbouwspelers van start.
Ik zal aan het parlement ook de verdeelsleutel in verband met de amateurkunsten overmaken. Die is niet zo bijzonder als je wel zou denken. Grotere spelers krijgen iets meer, kleinere spelers iets minder. Maar verder is er een nogal egalitaire verdeelsleutel gehanteerd. Ik zal u de cijfers bezorgen.
Mijnheer Vandaele, u gaf aan dat we voor grote uitdagingen staan in verband met het ecosysteem in de mediasector. We zijn ons daarvan bewust. De gesprekken worden voortgezet. Ik deel uw aanvoelen dat belangrijke ballen in het kamp van de mediaspelers zelf liggen.
We zijn nog aan het kijken – als het nodig is – hoe we hen daar meer mee zouden kunnen helpen om over bepaalde problematieken heen te stappen. We zijn daar op dit ogenblik, ‘as we speak’, mee bezig. Ook in januari zal dat nog gebeuren. We zullen die gespreken zeker verderzetten in het parlement.
Tot slot, wat het bredere debat betreft: ik begrijp dat er mensen zijn – dat is ook nodig in een democratisch halfrond – die blijvende, fundamentele vragen hebben bij de besparingen van het begin van deze legislatuur. Ik zou hun anderzijds ook wel willen vragen om oog te hebben voor de middelen, zowel structureel als projectmatig, die er in de loop van de legislatuur zijn bij gekomen. Ik kan alleen maar zeggen dat we in het voorjaar nog wel de discussie zullen voeren over waar we nu echt staan na vijf jaar beleid. Maar ik denk wel dat ik mezelf, en zeker ook de sector en de subsectoren, recht in de ogen kan kijken, wanneer ik in bepaalde gevallen structurele publieke herfinanciering heb kunnen doen, en in andere gevallen met aanvullende financiering toch ook bepaalde noden heb kunnen lenigen. Ik denk dat, globaal gezien, de veerkracht en de dynamiek die in de verschillende sectoren zit – ik heb het dan specifiek over Cultuur en Jeugd – nog altijd zeer groot is, en in vele plaatsen gehonoreerd is.
Ik wil ook niet zeggen dat daarmee alle problemen of uitdagingen opgelost zijn. Maar laat ons zeggen dat ik het doembeeld, dat hier door sommigen opgehangen is, niet herken. Ik heb ook gemerkt dat bepaalde leden in het parlement dat niet herkennen. Wij nemen onze kostbare sectoren – Cultuur en Jeugd in het bijzonder; bij Media spelen natuurlijk ook een aantal commerciële belangen, zoals u weet – zeer ernstig, en we zullen daar verder in blijven investeren.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil beginnen met de verschillende sprekers te bedanken die rond Sport tussengekomen zijn, zeker voor de lovende woorden die ze naar voren hebben gebracht. Ik wil ook graag aansluiten bij wat collega Wynants zei, door de commissie te bedanken. Ik denk dat we inderdaad altijd goede debatten hebben gehad, maar dat we ook heel veel instemming hebben gevonden binnen die commissie, ter ondersteuning van het beleid dat gevoerd werd.
Nu wil ik wel iets dieper ingaan op collega Annouri. Ik wil toch nog even de situatie rond seksueel grensoverschrijdend gedrag wat beter in kaart brengen in de sportsector. We waren in de vorige legislatuur al begonnen met een systeem; ik denk aan het vlaggensysteem, en aan de opleidingen van de Vlaamse Trainersschool (VTS). Zonder twijfel zijn de getuigenissen die er in de sportsector zijn geweest, en die VOICE gebundeld heeft en naar buiten heeft gebracht, daar zeker een versnellend en versterkend element geweest. VOICE zelf heeft nooit aan begeleiding van die sporters gedaan, maar zij hebben de getuigenissen wel naar buiten gebracht.
Ik denk dat we met die getuigenissen daarna ook echt goed aan de slag zijn gegaan, als ik kijk op welke manier we met die zes maatregelen naar de federaties zijn getrokken. De federaties worden verplicht een aanspreekpunt integriteit te hebben, en elke federatie is ondertussen aan de slag gegaan. De Aanspreekpunten Integriteit (API’s) krijgen ook de nodige opleiding. Er komt een handelingsprotocol bij waar elke federatie zegt welke stappen er in welke omstandigheden moeten worden genomen, en elke federatie moet een ethische commissie hebben. Er moet een gedragscode zijn voor de doelgroepen en er moet een tuchtrechtelijk systeem zijn. En zij moeten uiteraard aan preventie, vorming en sensibilisering doen.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik vind dat we vanuit de sport echt wel ver zitten in de uitwikkeling van de nodige maatregelen, en van een aantal zaken – wellicht ten eerste dankzij het feit dat we al actief waren voor de getuigenissen er waren, en ten tweede dankzij de getuigenissen. Ik wil de bijdrage van VOICE daarin zeker niet verkleinen, maar zeggen dat het spijtig is dat VOICE geen verdere doorgang heeft kunnen vinden, en dat we daar geen verdere ondersteuning aan geven, is toch tekortdoen aan alle acties die de federaties op dat vlak nemen, denk ik.
U vraagt naar het financiële aspect. Dat zit binnen dat Federatiedecreet, binnen de financiering. In de nodige financiering is daar dus ook voorzien. Ik denk dat het veel beter is dat we gespecialiseerde mensen hebben – ik denk dat collega Gatz en zeker ook collega Vandeurzen dat zullen ondersteunen. De hulplijn 1712 is daar bijvoorbeeld de juiste weg voor mensen die op de een of andere manier geweld ondervinden. Daar kunnen ze de hulp en de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
Alles bij elkaar is het werk niet af. Het is een ‘work in progress’, een werk in vooruitgang. Maar ik denk dat we in de sportsector, zeker wat dat onderwerp betreft, een grote stap vooruit hebben gezet in de afgelopen jaren. (Applaus bij de N-VA).
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, wat u zegt, klopt voor een groot stuk. U somt terecht alle genomen maatregelen op en wat er allemaal gebeurt. Maar mijn opmerking daarbij is: de kracht van VOICE was dat het een erkenningsplek was voor slachtoffers van seksueel misbruik in de sport. Het was een veilige omgeving, die goed werk heeft gedaan. In deze tijden waarin de ‘MeToo’-golf nog volop aan de gang is – ook al is daar nu minder media-aandacht voor, zoals minister Gatz aangeeft –, is dat een heel waardevol instrument. Zoals u zelf zegt, heeft het tegelijk een versnellend effect, om zaken scherper te stellen en duidelijker te maken, en als signaalfunctie. In die zin vind ik het jammer dat het aspect van de erkenning als slachtoffer via het VOICE-project, dat uniek was in Vlaanderen, niet meer wordt voortgezet. Dat had een zekere meerwaarde, los van de maatregelen die u aanhaalt, waar we al genoeg over gediscussieerd hebben, en die nu worden uitgerold. We kunnen hierover van mening verschillen, maar ik vind dat een verlies in de sportwereld en wou dat nogmaals onderstrepen.
Landbouw en Visserij
We bespreken nu het onderdeel Landbouw en Visserij.
De heer Caron heeft het woord.
Ik begin met een bruggetje tussen de thema’s jeugdwerk en cultuur en landbouw. Er zijn nog een aantal Vlaamse jeugdverenigingen die zich zorgen maken over hun zomerkampen in de provincie Luxemburg, in het gebied tussen Virton en Aarlen, waar momenteel varkenspest woedt. Ik doe een oproep aan de betrokken ministers, ook aan de Waalse, om ter zake goede afspraken te maken, en om te helpen zoeken naar alternatieven voor de betrokken jeugdverenigingen. We mogen dat probleem niet overdrijven, maar we mogen het zeker ook niet onderschatten.
Minister, wat Landbouw betreft kan ik alleen maar vaststellen dat uw beleid een volgend beleid is geweest. Het volgde de ontwikkelingen, maar sloeg op geen enkele manier nieuwe richtingen in, het trok geen nieuwe lijnen. Het probeerde problemen te remediëren, maar niet ten gronde op te lossen. De diagnose werd niet gesteld, enkel de effecten werden aangepakt. De landbouwsector struikelt helaas van crisis naar crisis. Er is nu de varkenspest en denk ook maar aan de problematiek van de melk, van de suikerbieten, van het fruit enzovoort. Kortom, er zijn allerlei problemen, die dan beetje bij beetje geremedieerd worden.
Minister, we moeten erover nadenken om op lange termijn dat landbouwmodel wat fundamenteler te veranderen ten bate van de landbouwers. Zij zijn vandaag de zwakke schakel in de keten, zij verdienen, bij wijze van spreken, het zout op de aardappelen niet, maar moeten daar wel keihard voor werken. De vraag is of we met het bestaande model, van steeds grotere bedrijven en meer druk op de landbouwgrond, van lagere prijzen en sterke industrialisering van onze voedselproductie, moeten blijven voortdoen. De landbouw is essentieel, want hij zorgt voor een van onze belangrijkste basisbehoeften.
Minister, ik hoop dat we op termijn met zijn allen de moed zullen hebben om die denkoefening te maken. U staat in het laatste halfjaar van de legislatuur voor een aantal belangrijke uitdagingen. Ik hoop dat u die volop zult aanpakken. Het gaat met name over de discussie in Europa over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Gaan we daarmee milieudiensten en andere diensten aan de samenleving financieren of blijft het een soort van platte subsidiëring? Wat met het grondenbeleid en de toegang tot gronden voor jonge landbouwers? Denken we ook aan de Pachtwet die moet hervormd worden. Hoe kunnen we de sector robuuster maken? Denken we genoeg na over de combinatie tussen gezondheid en promotie, bij voorbeeld binnen de discussie over het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) en de Week van de Steak-friet?
Ten slotte, wat als er landbouwrampen gebeuren, minister? Met het programmadecreet schaft u het Rampenfonds af, zonder voor de landbouwsector in een alternatief te voorzien. Het is weer bewezen dat in die zwakke sector de boer altijd het slachtoffer is.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik ben het eens met de heer Caron dat de beleidsbrief 2019 een voortzetting is van het gevoerde beleid van de afgelopen jaren. U bent als minister in andere dossiers soms het mikpunt van kritiek, zowel van de oppositie als van uw eigen meerderheid, maar ik moet zeggen dat u uw job als minister van Landbouw toch redelijk goed hebt gedaan in de moeilijke omstandigheden waarin de landbouwsector zich bevindt. Het kan natuurlijk altijd beter, maar we zijn vaak ook aan handen en voeten gebonden aan de Europese landbouwpolitiek.
Mijnheer Caron, we moeten inderdaad in een volgende legislatuur het debat voeren over hoe het verder moet met de landbouw zonder een voorafname te doen en welk soort landbouw we willen. De landbouwsector staat voor een aantal uitdagingen: er is het gemeenschappelijk landbouwbeleid, er is het Klimaatplan, er is de schaalvergroting, en er is ook de brexit, die waarschijnlijk wel gevolgen zal hebben voor de land- en tuinbouwsector.
Er zijn al veel doemberichten geweest over de effecten van de brexit op de Vlaamse economie, maar bijvoorbeeld het aardappelverwerkend bedrijf Agristo ziet er zelfs een opportuniteit in om meer te werken via de haven van Zeebrugge. Agristo is van oordeel dat de haven van Zeebrugge nu al beter voorbereid is op de brexit dan de haven van Calais. Ze hebben ook al een aantal andere initiatieven genomen rond onder meer onbegeleid vrachtvervoer. Ook de haven van Zeebrugge zelf heeft al een initiatief genomen en wil een digitaal platform oprichten waardoor het Vlaamse exportdocument automatisch zou worden omgezet in een Brits invoerdocument.
Er zijn natuurlijk ook heel wat crisissen. Collega Caron heeft er al opgenoemd. Er is de crisis in de varkenssector, in de fruitsector, er is de droogte van de afgelopen zomer, er is nog altijd het effect van de Ruslandboycot waarover weinig wordt gezegd. Een probleem dat al jaren aansleept, is de ‘race to the bottom’ in de supermarkten voor de producten van de landbouwers waardoor ze geen gegarandeerd inkomen hebben. Ik wil bijzondere aandacht vragen voor de verhoogde zelfdoding en het aantal depressies in de landbouwsector.
Net zoals collega De Meyer, in tegenstelling tot de heer Caron, wil ik mijn appreciatie uitdrukken voor de instanties VLIF, ILVO en zeker VLAM en voor de ‘Week van de steak-friet’. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, dit is de laatste begrotingsbespreking van deze legislatuur. Dat is meestal ook een moment waarop we overschouwingen gaan maken over de voorbije legislatuur maar ook een blik op de toekomst werpen.
We zijn het erover eens: in de land- en tuinbouw werden heel wat projecten verdergezet en veel nieuwe initiatieven genomen. Er werden heel wat ambities aan de dag gelegd. Ook de laatste beleidsbrief toont nog heel wat ambities voor de komende periode.
Maar we zijn het er ook over eens dat heel wat fundamentele vraagstukken blijven: vragen rond prijszetting, toegang tot landbouwgronden, oneerlijke handelspraktijken, toegang voor jonge landbouwers, hervorming van het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid. Er liggen nog grote uitdagingen voor ons. Ik hoop dat we in de toekomst deze uitdagingen eindelijk durven aan te gaan. De kansen liggen er en het zal dus cruciaal zijn om de nodige durf aan de dag te gaan leggen.
Collega’s, thema’s die een paar jaar geleden nog taboe waren, worden nu bespreekbaar. We merken dit ook in de commissie. We moeten het debat niet alleen voeren in Vlaanderen, maar ook in Europa moeten we aan de kar gaan trekken.
Deze Vlaamse Regering heeft nog een beetje tijd te gaan. Laat ons deze tijd optimaal benutten om onze land- en tuinbouw een toekomst te geven in Vlaanderen. Beste land- en tuinbouwers, jullie werken hard om eerlijke en heerlijke producten op ons bord te krijgen. Daar verdienen jullie respect voor, niet alleen bij de bespreking van een begroting maar een heel jaar lang. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat minister Tommelein hier ook nog aanwezig is. Minister, collega’s, de beleidsbrief en de begroting worden gekenmerkt door continuïteit en de nodige ambitie. Ik herhaal graag nogmaals mijn waardering voor de werking van het VLIF, het ILVO en de andere onderzoekscentra, en voor de werking van VLAM. Het zijn deze instellingen die mede de dragende structuur zijn voor het Vlaamse landbouwbeleid. We hebben aangegeven dat meerdere sectoren economisch en financieel zorgen hebben. Ik noem hier onder meer de varkenshouderij, de vleessector en de fruitsector. Minister, een uitdaging voor heel de sector zal ongetwijfeld ook de brexit zijn.
Mijn belangrijkste punt betreft het Landbouwrampenfonds en een volwaardig alternatief daarvoor. Vooreerst dank ik de minister en de Vlaamse Regering voor de snelle erkenning als landbouwramp van de uitzonderlijke droogte dit jaar. Voorzitter, ik heb echter ook gewezen op de grote zorg in verband met de toekomst van het Landbouwrampenfonds en de desbetreffende artikelen in het ontwerp van programmadecreet. De Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) vroeg zich af of dergelijke ingrijpende wijzigingen wel thuishoren in een programmadecreet. De raad hield een pleidooi voor een haalbaar en volwaardig alternatief en het behoud van het Landbouwrampenfonds voor uitzonderlijke omstandigheden die in de private markt niet verzekerbaar zijn.
Minister, u zult niet verrast zijn door mijn vraag. Ik heb ze trouwens aangekondigd bij de bespreking van het ontwerp van programmadecreet. Is er al duidelijkheid en een engagement, niet alleen van u – want u hebt hiervoor bijzonder grote inspanningen gedaan – maar van de hele Vlaamse Regering, voor er wordt gestemd over het ontwerp van programmadecreet, dat er daadwerkelijk een alternatief zal zijn? Ik zou daarover graag een duidelijk engagement hebben, uiteraard van u, maar ook van de regering. Daarom zei ik in het begin tevreden te zijn dat minister Tommelein hier nog aanwezig is. Ik hoop dat hij aandachtig heeft geluisterd.
Minister, een andere zorg daarbij is de volgende. De bewuste artikelen in het ontwerp van programmadecreet maken gewag van 1 september 2019, maar ik begrijp dat een mogelijk alternatief slechts kan ingaan op 1 januari 2020. Voorzitter, ik denk dat het wenselijk is dat er ook een engagement komt van de regering dat er een oplossing komt voor de periode tussen 1 september 2019 tot 1 januari 2020, mochten er zich in die periode uitzonderlijke omstandigheden voordoen.
Minister, we kijken met veel belangstelling uit naar uw antwoord.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, beste Joke, ik moet toegeven dat ik onder de indruk ben van u. Ik moet u bewonderen. U hebt mij een paar maanden geleden beloofd dat we zouden kunnen landen in de kwestie van die betaalbare brede weersverzekering. Ik was er toen nog een beetje sceptisch over of dat dit jaar nog zou lukken, maar als ik zie en hoor wat vandaag op tafel ligt met betrekking tot die betaalbare brede weersverzekering, dan denk ik dat we met een constructie zitten die haalbaar zal zijn om de verzekeringssectoren te prikkelen om bepaalde producten op de markt te brengen, zodat we toch eindelijk, na al die jaren kunnen landen in dit dossier. Ik denk dat we vandaag nog kunnen landen als het van u afhangt. Ik weet dat u ter zake zeer goede voornemens hebt. Ik zou hier in het halfrond dan ook een oproep willen doen aan alle partijen, die er ook belang bij hebben dat we ter zake kunnen landen, om aan hetzelfde zeel te trekken, zodat we misschien zelfs vandaag nog een bepaalde stemming zouden kunnen houden. Collega De Meyer haalt immers terecht aan dat in het ontwerp van programmadecreet de datum van 1 september 2019 is bepaald. Er is een klein beetje overlapping met wat in voege zou treden vanaf 2020.
Uiteindelijk is het belangrijk dat het niet wordt afgeschaft zonder een alternatief. Ook de minister-president heeft gezegd dat er een alternatief moet komen.
Het is goed dat de subsidies van 65 procent, zoals ze nu op tafel liggen, voor x aantal jaren verzekerd zijn in het Programmadecreet. Ik hoop dat er ook daar goed wordt onderhandeld over de resterende uren.
De heer Caron heeft eventjes het halfrond verlaten, maar ik ben het niet met hem eens dat we zomaar afstand moeten nemen van ons landbouwmodel. De sector evolueert al jaren en het is belangrijk om de economische waarde van ons model in te zien. We produceren voor onszelf, maar ook voor derden. Soms onderschatten we de economische waarde van onze land- en tuinbouw. Daar gaan heel wat jobs mee gepaard, niet alleen die van de landbouwers zelf, maar ook in de voedingsketen, de verwerking, de toeleveranciers enzovoort. Als we de landbouw niet voldoende ‘soigneren’, dan gaat het de verkeerde richting uit. Denk maar aan Case New Holland in Zedelgem. Als het slecht gaat in de landbouw, is er tijdens een bepaalde periode collectieve werkloosheid bij tweeduizend mensen.
Ik onderschrijf zeker de uitdagingen die door andere leden zijn aangehaald, maar ik zal ze niet herhalen.
Ik wil de minister en iedereen in dit halfrond oproepen om ervoor te zorgen dat de landbouw een eerlijk, niet-gepolariseerd debat krijgt. Wanneer iets wordt besproken, moet dit in de juiste context worden gezien. Dat is immers het grote gevaar. Enkele weken geleden had minister van Dierenwelzijn Weyts het over het herbekijken van het systeem van verrijkte kooien voor pluimveehouders naar het voorbeeld van Wallonië, waar er in 2028 een verbod komt. Dat is ‘gold plating’. In het huidige regeerakkoord staat immers dat er een Europees ‘level playing field’ moet worden gehanteerd met betrekking tot nutsdieren. De beelden die soms onrechtmatig worden genomen door dierenrechtenorganisaties roepen vaak de reactie op dat het toch niet mogelijk kan zijn dat dit vandaag nog zo gebeurt. Ik heb een stage gedaan en heb daar gevoeld hoe de sector in elkaar zit. Als we ergens over spreken, dan is het belangrijk om dit in de juiste setting te doen, met de juiste framing. Ik roep dan ook op dat als we spreken over onze land- en tuinbouw, we dat doen met de juiste gegevens en binnen de juiste context. Dan kunnen we onze land- en tuinbouwers nog een toekomst garanderen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Engelbosch heeft het woord.
Omdat ik slechts twee minuten heb, zal ik mijn tussenkomst beperken tot de uitdagingen waarvoor we staan in de fruitsector. We weten allemaal dat deze sector al een aantal jaren in zwaar weer zit. Letterlijk en figuurlijk.
Letterlijk omdat de klimatologische omstandigheden nu al een aantal jaren op rij zorgen voor mislukte oogsten en we vanuit zowel het Rampenfonds als het Landbouwrampenfonds moeten bijspringen. Dat zet druk op onze beperkte Vlaamse middelen. Europa laat ons toe om weersverzekeringspremies substantieel te ondersteunen. Alleen zien we dat verzekeraars op de rem staan wat betreft het aanbieden van weersverzekeringen, zolang ze niet zeker zijn dat er een voldoende grote afname door landbouwers zal zijn. Met een Landbouwrampenfonds dat steevast tussenkomt, zullen veel landbouwers de stap naar een brede betaalbare weersverzekering niet spontaan zetten. Onze partij staat dus volledig achter de beslissing om teeltschade in de toekomst niet meer te vergoeden vanuit de rampenfondsen. We kunnen ons ook vinden in het engagement, zoals verwoord in het Programmadecreet, dat er een nieuw systeem van vergoedingen moet komen. Daarin staat dat dit de vorm zal aannemen van “een sectoraal fonds en/of een weersverzekering met sectorresponsabilisering en stabiele geplafonneerde jaarlijkse financiële bijdragen vanuit de overheid”. Dat engagement is de regering aangegaan en daarin kunnen wij ons vinden.
De sector zit ook figuurlijk in zwaar weer omdat het verlies van onze grootste afzetmarkt Rusland nog steeds niet gecompenseerd is en het de sector blijkbaar niet lukt om intern de juiste afspraken te maken. Minister, ik verwijs graag naar het actieplan hardfruit waar we het onlangs hier in de plenaire vergadering nog over hadden. U hebt een overleg gepland op 7 januari en ik vraag u om meer te bieden dan een vergadertafel. Met de op til staande nieuwe gemeenschappelijke marktordening (GMO) hebt u de sleutel in handen om bepaalde hervormingen door te voeren zodat iedereen in de sector dezelfde kansen krijgt en met dezelfde wapens strijdt. (Applaus bij de N-VA)
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, het debat van de landbouwsector heeft zich de jongste jaren, misschien een beetje bewonderenswaardig, geheroriënteerd naar de economische context. Het systeem van de productspecifieke Europese subsidies waarbij een zekere afzetprijs per kilogram werd gegarandeerd, is afgebouwd. Daardoor is de financiële en sociale kwetsbaarheid van de individuele landbouwers zeer sterk gestegen. In weinig andere sectoren is de kapitaalbehoefte per tewerkstellingseenheid zo groot als in de land- en tuinbouwsector. In weinig andere sectoren is de volatiliteit in de prijsvorming zo groot en zijn er zoveel onbeheersbare externe factoren zoals het weer en de verspreiding van ziektes als in de land- en tuinbouwsector.
Het feit dat met grote kapitalen en kleine marges moet worden gewerkt, duidt erop dat het ondernemerschap in de sector zeer belangrijk is. Rechtszekerheid op het vlak van vergunningen en productieomstandigheden is ook van groot belang. Minister, u kunt zich daarvoor inspannen en dat doet u ook. Maar het betekent ook dat het op het niveau van het individueel bedrijf fout kan lopen. En dan is er een sterke dienst, Boeren op een Kruispunt, die zijn uiterste best doet om te helpen waar kan.
Op het vlak van de prijsvorming staan we op een cruciaal punt. Hoe zal het gemeenschappelijk landbouwbeleid evolueren? Wat zullen de gevolgen zijn van welke brexit? In elk geval zijn we hier allemaal overtuigd van het belang van producentenorganisaties en brancheorganisaties. Wij zijn ook overtuigd van het belang van samenwerking op het vlak van afzet en promotie van de producten. Het samenbrengen van afzet en promotiemiddelen is dan ook heel belangrijk.
Vlaanderen is de vierde grootste exporteur van land- en tuinbouwproducten in de wereld. Meer dan 150.000 mensen zijn in Vlaanderen tewerkgesteld in de agrovoedingssector. Het is dan ook zeer belangrijk dat de landbouwer zelf zijn keuze kan maken en zijn bedrijfstype kan kiezen. In de resolutie over schaalverandering die hier is aangenomen, hebben we dan ook duidelijk gezegd dat landbouwers ondernemer moeten kunnen zijn en bepaalde zaken moeten kunnen doen binnen de context van milieu en ruimtelijke ordening.
Ik wil ook nog een pluim geven aan de mensen van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en de minister danken voor haar inzet voor de sector en haar veel succes wensen voor de grote uitdagingen die er in de toekomst in elk geval nog zullen zijn. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik wil alle sprekers danken voor hun soms kritische maar vaak ook opbouwende uiteenzettingen. Iedereen weet dat we te maken hebben met een gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid.
Dat is jaren geleden ontstaan. Na de oorlog waren de Europese landen ervan overtuigd dat we de voedselproductie hier moesten houden om ervoor te zorgen dat we geen honger zouden lijden. Daar is het gemeenschappelijk landbouwbeleid uit gegroeid.
De EU herziet dit beleid elke vijf jaar. Het huidig gemeenschappelijk landbouwbeleid is in de vorige legislatuur tot stand gekomen en nu loopt in de EU volop een debat om het volgend gemeenschappelijk landbouwbeleid voor te bereiden.
Een eerste belangrijke randvoorwaarde is natuurlijk het meerjarig financieel kader. Ik wil benadrukken dat het voor ons zeer belangrijk is dat in dat Europees financieel kader voldoende middelen naar landbouw blijven gaan.
Daarnaast leggen we vanuit Vlaanderen eigen accenten. Er moet voldoende instroom in de sector zijn en we moeten de mogelijkheid hebben in maatwerk te voorzien. We kunnen het Vlaamse landbouwbeleid niet vergelijken met het landbouwbeleid in, bijvoorbeeld, Frankrijk of Nederland. Een derde cruciale prioriteit is dat we meer mogelijkheden moeten hebben om in te grijpen waar de markt faalt.
Daar knelt natuurlijk het schoentje. In het huidig gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn er onvoldoende instrumenten om ervoor te zorgen dat we onze boeren de juiste prijs kunnen geven voor de heerlijke en eerlijke producten die ze ons leveren. Die derde prioriteit is voor ons cruciaal. De landbouwsector is rechtstreeks verantwoordelijk voor 36.000 voltijdse jobs. Daarnaast is er natuurlijk nog heel de agrovoeding. Dat is een belangrijke economische pijler in Vlaanderen, die vanuit het beleid alle kansen verdient.
Mijnheer Caron, omdat ik dit vaak hoor en omdat het natuurlijk uw stokpaardje is, wil ik mijn reactie herhalen op uw stelling dat we altijd een bepaald model moeten vooropstellen. Ik vind dat wij vanuit het beleid geen bepaald model kunnen vooropstellen. Het gaat om ondernemers die zelf moeten kunnen kiezen of ze aan biologische landbouw willen doen of zich willen specialiseren, en ook of ze grootschalig of kleinschalig willen werken. Enkel op het vlak van de leefomgeving, de ruimtelijke ordening en het leefmilieu zijn er natuurlijk randvoorwaarden. Op het niveau van de vergunningen wordt hier een rem op gezet. We ondersteunen dit allemaal en ik kan u meedelen dat het aantal biobedrijven in Vlaanderen de voorbije jaren is gegroeid.
Een andere belangrijke opmerking die hier is gemaakt, betreft het Landbouwrampenfonds. De Vlaamse Regering heeft beslist dat het niet verder kan zoals het nu is. Daar zijn verschillende redenen voor. Er is natuurlijk het budget. We kunnen dat niet volhouden met jaar na jaar een erkende landbouwramp. Dat valt maatschappelijk niet te verantwoorden. Daarnaast weten we ook dat de landbouwrampen zich heel snel na elkaar voordoen. Een van de randvoorwaarden van het Landbouwrampenfonds is echter dat het moet gaan om uitzonderlijke omstandigheden die zich maar om de twintig jaar voordoen. Hierdoor holt het systeem zichzelf uit en is het niet meer zo aantrekkelijk om hierop verder in te zetten.
We gaan dan ook voor een brede weersverzekering. Ik wil hier namens de voltallige Vlaamse Regering het uitdrukkelijke engagement uitspreken dat er naast het Landbouwrampenfonds uiteraard een voor de landbouwsector haalbaar, betaalbaar en aanvaardbaar alternatief moet zijn als het Landbouwrampenfonds wordt afgeschaft. Dat is een engagement namens de voltallige Vlaamse Regering.
Er wordt hard aan gewerkt om dit op een goede manier uit te werken en tijdig klaar te krijgen. De Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten & Landschappen (AROHM) heeft drie weken geleden een grondige studie opgeleverd die ons bijzonder heeft geïnspireerd om een aantal voorstellen op tafel te leggen. De Vlaamse Regering zal die voorstellen de komende dagen verder bespreken, maar het engagement is er om voor een alternatief te zorgen. Dat alternatief moet werken op het ogenblik dat de Vlaamse Regering landbouwrampen niet meer kan erkennen.
Dan is me nog een vraag over de fruitsector gesteld. We komen samen op 7 januari 2019. Dat is niet zo maar een vergadering om de stand van zaken op te maken. We willen duidelijke engagementen van de sector om voor meer kwaliteit en een betere samenwerking te gaan. Wat dat betreft, zitten we zeker op dezelfde lijn.
Wat de prijzen betreft, zijn voor mij twee zaken van belang. De EU moet ons meer mogelijkheden bieden, zodat we ervoor kunnen zorgen dat een eerlijke prijs wordt aangeboden. Daarnaast zijn er nog de producenten en de brancheorganisaties. Zoals daarnet terecht is aangehaald, denk ik dat er in die sector nog veel beter moet worden samengewerkt.
Die mogelijkheid geeft Europa ons. Wij hebben middelen om, als er wordt samengewerkt, daar ook ondersteuning voor te geven. Dus ik wil ook een warme oproep doen aan de sector om voor die samenwerking te gaan en op die manier ook te zorgen dat men samen sterker staat in de markt. (Applaus bij CD&V)
De heer Caron heeft het woord.
Het is interessant om hier in het parlement te vernemen dat er blijkbaar een oplossing is voor het alternatief voor het Landbouwrampenfonds. In elk geval hebben we nog nergens formele en officiële documenten zien passeren, ook niet in de regering. Eerlijk gezegd, wij krijgen die beslissingen van de regering net als u, maar eigenlijk zou het politiek correcter zijn, minister, dat we vandaag niet via een programmadecreet het Landbouwrampenfonds afschaffen – want dat is de bedoeling – zonder dat er een regeling is voor een alternatief. Men gaat in de richting van een weersverzekering, heb ik begrepen uit de zeer degelijke inhoudelijke kennis van collega Vanderjeugd, die blijkbaar zeer goed op de hoogte is. Prima zo! Maar het zou wel politiek netter zijn om eerst met een alternatief te komen en dan de oude regeling af te schaffen. Ik heb zwaar de indruk dat hier politieke spelletjes gespeeld worden, weer eens op de kap van de landbouwsector.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik wil u uitdrukkelijk bedanken, minister, voor uw engagement namens de voltallige Vlaamse Regering.
Ik wil nog twee elementen meegeven, minister. Naast de brede weersverzekering zal er altijd nog een vorm van rampenfonds moeten overblijven, voor onder meer de onverzekerbare risico’s en een aantal andere elementen.
En ten tweede hoop ik dat men binnen de Vlaamse Regering ook rekening zal houden met mijn bezorgdheid voor de periode van 1 september 2019 tot 1 januari 2020.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik wil dit toch duidelijk meegeven, collega’s. Ik heb het engagement uitgesproken, en nogmaals, het alternatief is nog niet uitgewerkt, we zijn daar volop mee bezig, collega Caron. Maar het engagement is er om te zorgen voor een goed alternatief op het moment dat het stopt.
Deze regering wil wel een heel duidelijk signaal geven. Als je geen signaal geeft dat het huidige systeem van de landbouwrampen op een bepaald moment stopt, aarzelt de markt ook. Zo’n weersverzekering moet door de markt worden aangeboden. Maar als je op een bepaald moment geen duidelijk signaal geeft dat we naar een alternatief gaan, merk je dat die markt ook niet klaarstaat en er ook geen werk van wil maken. Dat is de reden waarom deze Vlaamse Regering inderdaad gezegd heeft dat het Landbouwrampenfonds stopt en dat we aan een alternatief werken. Ik denk dat het een goede zaak is dat dat duidelijk signaal er is, en dat we aan het alternatief werken. Dat moet inderdaad operationeel zijn op het moment dat het huidige systeem van de landbouwrampen stopt.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik begrijp het, en ik hoop dat u ook spreekt namens de voltallige regering, en dat u daar een machtiging toe hebt. Maar u zult ook weten dat het niet evident is om in de periode van 1 januari 2019 tot 1 september 2019 alle landbouwers te motiveren om een weersverzekering af te sluiten, als het al materieel mogelijk zou zijn om dat te doen. De producten moeten nog op de markt gebracht worden, er moet nog heel wat promotie rond gevoerd worden. Ook al wil hij die keuze maken, kan de landbouwer van vandaag op morgen de keuze voor een weersverzekering niet maken. Dus ik neem aan dat er in de regeling die voorgelegd zal worden, ook een zekere overgangsperiode voorzien zal zijn.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Het is natuurlijk wel meer dan een signaal. In de Vlaamse Regering is de afspraak gemaakt dat het Landbouwrampenfonds sowieso stopt in september 2019, en dat het de betrachting is – uiteraard ook van onze fractie – om zo snel mogelijk naar die brede weersverzekering te gaan. U zegt dat er het engagement van de voltallige regering is. Dat onderschrijven wij volledig.
Maar er is natuurlijk ook afgesproken dat er een sectorresponsabilisering in zal zitten, en dat we gaan naar een geplafonneerde jaarlijkse financiële bijdrage vanuit de overheid. Dat staat zo in het programmadecreet. Onderschrijft u nog steeds de afspraak die gemaakt is binnen de regering?
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Als reactie op mijnheer Caron, denk ik dat de minister al het hele jaar zegt dat ze met een bepaalde constructie bezig is, een constructie die ook op tafel ligt en op het juiste moment naar voren zal komen. Dus uiteindelijk is het ook niet zo’n nieuws dat u daar zo van moet schrikken.
Er zijn zeker constructies die positief kunnen zijn. Het is uiteindelijk ook aan ons om daar verder werk van te maken, zodat we eindelijk kunnen landen. We zijn daar immers al van vorige legislatuur mee bezig.
Ik wist niet dat we zes landbouwministers hadden in dit Vlaams Parlement. Ze zijn duidelijk zeer goed op de hoogte, en sommigen zijn zelfs stelliger dan de minister van Landbouw zelf.
Dat klopt, minister. Ik weet dat er een studie liep, dat die ondertussen is opgeleverd en dat er al gepolst is in de sector van de verzekeringsmaatschappijen of er wel degelijk interesse is. Ik verneem in de wandelgangen dat geen enkele verzekeringsmaatschappij bereid is om een dergelijke weersverzekering uit te rollen. Waar zijn we dan mee bezig?
Voor alle duidelijkheid, voorzitter: voor ons stopt het Landbouwrampenfonds niet sowieso, maar uitsluitend als er een haalbaar en volwaardig alternatief is.
Mijnheer De Meyer, ik denk dat we de Vlaamse Regering haar werk moeten laten doen en dat de afspraken die binnen de Vlaamse Regering gemaakt zijn, gehonoreerd moeten worden. Ik hoop dat de Vlaamse Regering er zeer snel uit geraakt om de in het verleden gemaakte afspraken te honoreren. (Opmerkingen van Jos De Meyer)
Mijnheer Caron, het is ook nooit goed voor u. Daarstraks zei u dat de minister geen nieuw beleid heeft en dat het maar een voortzetting is van wat er al was. Uiteindelijk komt er toch nieuw beleid, belangrijk beleid, namelijk de weersverzekering. Eindelijk is het mogelijk in het programmadecreet om dat te subsidiëren. En het is weer niet goed voor u.
Van onze kant hebben wij altijd gepleit voor een stuk responsabilisering van de landbouwer zelf, dat hij zelf een deel bijdraagt, weliswaar met een lichte verplichting, en dat er ook een deel komt vanuit de verzekeringsmaatschappijen die een product op de markt brengen. Daarnaast is er de overheid die een bepaald gedeelte van de ramp via het Landbouwrampenfonds blijft dekken. Daar moeten we naartoe gaan, mijnheer Caron.
Voorzitter, voor ons is het niet zo dat het Vlaams Landbouwrampenfonds sowieso stopt, maar uitsluitend als er een volwaardig alternatief is. Collega's, ik heb begrepen dat er een duidelijk engagement is, waar we naar gevraagd hebben bij de bespreking in de commissie. Wanneer de minister zegt dat er een duidelijk engagement is, geloven wij nog steeds dat dit ook zal worden ingevuld. Mocht dit niet zo zijn, dan zal u niet verrast zijn, collega's, dat ik na nieuwjaar mijn verantwoordelijkheid ter zake zal opnemen.
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, ik weet niet of zich hier een landbouwramp aan het voltrekken is, maar het heeft er wel veel van weg. In ieder geval begint die verzekering een beetje te lijken op het VN-migratiepact. Niemand blijkt namelijk goed te weten wat erin staat of wat hij gaat goedkeuren, maar iedereen binnen de meerderheid heeft er wel zeer uiteenlopende duidelijke meningen over. Ik zou de verschillende collega's van de meerderheid willen oproepen, tenzij ze ook een motie van wantrouwen willen, natuurlijk – we zijn beschikbaar – dat zij alvorens over te gaan tot de stemming van een ontwerp van decreet waar wel duidelijk in staat dat dat fonds eindigt in het najaar van 2019, eens goed onder elkaar uitmaken wat ze daar nu precies mee bedoelen. Anders draaien ze niet alleen de Vlaamse kiezer, elkaar en vooral de Vlaamse belastingbetaler een rad voor ogen. Het is de Vlaamse belastingbetaler die keer op keer opdraait voor de zogenaamde ondernemingen die alleen maar functioneren omdat hun opbrengsten altijd gegarandeerd zijn door die belastingbetaler.
Mijnheer Tobback, bedankt voor uw opmerking. Het is duidelijk wat uw bedoelingen zijn. We hebben uw goede raad in dezen zeker niet nodig. We zullen dat binnen de meerderheid wel uitmaken.
Maar ik sta nogmaals perplex van de denigrerende manier waarop u hier in de plenaire vergadering over de land- en tuinbouwsector durft te spreken. U moet de opname maar eens opnieuw beluisteren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik kan in dezen collega Dochy alleen maar bijtreden. Mijnheer Tobback, uw laatste opmerking toont dat u van het hele landbouwsysteem geen barst kent, geen bal snapt. Het trekt op niet veel. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, ik heb heel aandachtig geluisterd. Collega Tobback, ik kan u geruststellen: ik hoor binnen de meerderheid geen tegenstrijdige meningen. Ik hoor dat iedereen naar een ander systeem wil gaan, dat er een goed alternatief moet zijn en dat er een aantal afspraken zijn gemaakt in de Vlaamse Regering, die ook geformuleerd staan in het Programmadecreet. Ik heb dat hier allemaal genoteerd.
Men wil ook dat de Vlaamse Regering het engagement aangaat om ervoor te zorgen dat er een goed, haalbaar en betaalbaar alternatief is, op het moment dat het huidige systeem van de landbouwrampen stopt. Dat heb ik gehoord en dat is volgens mij de lijn die deze Vlaamse Regering aanhoudt.
Collega Caron, u bent heel verontrust door wat u in de wandelgangen hoort. Ik kan u verzekeren dat er wel degelijk interesse is om naar zo’n brede weersverzekering te gaan. Alles hangt er natuurlijk van af dat je als overheid voldoende het signaal geeft dat het een werkbaar systeem is, ook voor wie zo’n verzekering aanbiedt. Daarom – ik herhaal het nogmaals – is het ook wel belangrijk om een duidelijk signaal te geven als Vlaamse overheid, als Vlaamse Regering, dat het huidige systeem stopt en er iets nieuws komt. Als je natuurlijk een private verzekeraar wilt die dat aanbiedt, dan moet dat voor die private verzekeraar ook iets aantrekkelijks zijn waar niets meer naast bestaat dat heel dat systeem kan ondermijnen. (Applaus bij de CD&V)
Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening
Dames en heren, we bespreken nu het onderdeel Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Collega’s, in Vlaanderen verliezen we elke dag 6 hectare open ruimte en in 2040 moet dat 0 hectare zijn. Minister, ik kan u niet genoeg zeggen hoe vurig wij vanuit onze fractie en vanuit onze partij wensen dat u dat ook daadwerkelijk kan realiseren. Of we het nu betonstop noemen of niet, een beleid dat erop gericht is om de schaarse open ruimte in Vlaanderen te bewaren, een beleid dat erop gericht is om aan kernversterking te doen, waarbij men enkel woont waar er openbaar vervoer en voorzieningen zijn, en een beleid dat erop gericht is om de verspreide bebouwing en de lintbebouwing te stoppen: daar staan wij – echt waar, uit de grond van ons hart – voor 200 procent achter, minister.
Er is natuurlijk een verschil tussen een visie uittekenen en haar omzetten in een beleid. Daar hebben wij onze adem ingehouden en zijn wij bezorgd, zoals ik hier al een paar keer heb gezegd. We zien bijvoorbeeld in de Codextrein dat het weer gemakkelijker wordt om te bouwen in agrarisch waardevol gebied. Een paar weken geleden keurde u een terechte maatregel goed om in verkavelingen het ruimtelijk rendement te verhogen, maar dat wordt dan weer mogelijk in alle verkavelingen, ook in die verkavelingen die niet goed gelegen zijn. Vorige week heeft uw regering een regeling goedgekeurd waardoor de verlinting weer versterkt wordt in Vlaanderen. Dat zegt uw Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO).
Als klap op de vuurpijl – en dat is ook een groot punt van kritiek – is het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen er nog altijd niet, minister. Wij zijn bezorgd. We staan voor 100 procent achter uw visie, maar herpak u alstublieft in de uitwerking. (Applaus bij Groen)
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, nu het einde van deze legislatuur nadert, is het goed, denk ik, om terug te blikken op het regeerakkoord en de motie die we hier in 2014 goedkeurden naar aanleiding van uw beleidsnota voor deze legislatuur. Die bevatte toen een vijftigtal punten. Laat ons zeggen dat ongeveer de helft daarvan werd uitgevoerd.
We hebben zeker een aantal belangrijke beleidskaders uitgetekend met betrekking tot Milieu en Ruimtelijke Ordening, waaronder een klimaatbeleidsplan en een luchtkwaliteitsplan. Een aantal plannen zitten nog in de pijplijn. Voor sommigen is die pijp erg lang, zeker voor het beleidsplan Ruimte Vlaanderen, collega Pira, maar ook bijvoorbeeld voor het droogteplan.
Andere plannen of maatregelen stonden op het punt om gerealiseerd te worden, maar verdwenen op een bepaald moment geruisloos achter de coulissen. Ik denk bijvoorbeeld aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), gekoppeld aan de instandhoudingsdoelstellingen.
Dit parlement en deze regering hebben stappen gezet, maar de grote sprong moet nog komen. Wij hopen alvast dat de regering die sprong ook echt nog vóór mei 2019 waagt.
De bescherming van de meest waardevolle bossen moeten we alsnog, na de eerste mislukte poging, voor elkaar krijgen, niet meer met een kaart, maar op een meer generieke wijze. De slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden (WUG’s) moeten we alsnog schrappen. De signaalgebieden, overstromingsgevoelige zones met een harde bestemming zoals wonen en industrie, wachten op een uitvoeringsbesluit. De inname van open ruimte afremmen en stoppen, en ook de verharding stoppen, vragen dringend concrete maatregelen. Daarvoor moet het Instrumentendecreet de middelen aanreiken.
We hebben, minister, het gevoel dat u in de regering extra steun kunt gebruiken om die dingen nog voor het einde van deze legislatuur af te werken. Maar er is dus versterking onderweg, minister. De opvolgster van minister Tommelein, onze goede collega in de commissie Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, zal zich ook in de regering ongetwijfeld blijven inzetten voor de betonstop, voor de bescherming van de zonevreemde bossen, en voor het schrappen van de WUG’s. Onze verwachtingen zijn dus hooggespannen.
Persoonlijk blik ik terug op een paar positieve realisaties in deze legislatuur: de historisch permanente poldergraslanden, de warrelnetten…Maar er zijn ook dingen waarop ik eigenlijk niet trots ben. Hoe moeilijk het ook blijkt om de o zo noodzakelijke beperkende maatregelen te nemen, des te makkelijker blijkt het om allerlei zaken te versoepelen. Vaak met de beste bedoelingen, maar op het terrein pakt het wel eens anders uit dan we hier hadden verwacht.
We hebben ermee ingestemd dat er kan worden afgeweken van bijzonder plannen van aanleg (BPA’s) en verkavelingen die ouder zijn dan vijftien jaar. Dat moest bijvoorbeeld het leggen van zonnepanelen vergemakkelijken en hier en daar inbreiding mogelijk maken. Maar wat zie ik op het terrein? ‘Horresco referens’: dat naast een nieuwe eengezinswoning met één bouwlaag en een hellend dak, die twee jaar geleden helemaal volgens de voorschriften van de verkaveling werd opgetrokken, vandaag een vijf verdiepingen hoog appartementsgebouw oprijst. Helemaal tegen het bestaande BPA en de verkavelingsvoorwaarden in. Maar die zijn vijftien jaar oud, dus: ‘foert’! Ik heb het er moeilijk mee dat we dit mogelijk hebben gemaakt, zonder de gemeenten – en daar hechten we in ons regeerakkoord toch wel belang aan – de tijd te geven om dat op te vangen, bijvoorbeeld door een nieuw ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) te maken. De bedoeling was ongetwijfeld goed, maar de uitwerking schiet, als ik het zo zie, op een aantal plaatsen door.
Hetzelfde zou weleens kunnen gebeuren met de fameuze bestemmingsneutraliteit. Binnenkort krijgen we hier het voorstel op ons bord dat installaties voor hernieuwbare energie, waar we uiteraard allemaal voor zijn, overal moeten kunnen, ook in natuurgebied. Dan kun je je afvragen waarom provincies dan jarenlang hebben gezwoegd om bijvoorbeeld zones af te bakenen voor windturbines en waarom gemeenten daar een afwegingskader voor hebben uitgetekend, als dat nu allemaal overruled zou kunnen worden. Ook hier worden we een beetje gesust met het argument dat het wel niet zo’n vaart zal lopen en dat er altijd een afweging nodig is. Maar als het over de praktische uitwerking gaat, zoals van de vijftien jaar oude BPA’s, dan hou ik mijn hart echt vast.
Maar u hebt nog enkele maanden om een aantal dossiers af te werken. Als dat op een goede manier gebeurt – en ik maak me sterk dat dat toch nog kan met deze ploeg –, dan kunnen we deze legislatuur hopelijk alsnog op een positieve manier en met een positieve noot afsluiten. Ik hoop echt dat dit lukt.
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik wil even reageren op uw laatste opmerking, over de bestemmingsneutraliteit. We mogen daar natuurlijk wel geen karikatuur van maken. Het is nooit de bedoeling geweest om windmolens volop en midden in natuurgebieden te plaatsen. Het is wel de bedoeling om voor een aantal snippers die vandaag als natuurgebied zijn ingekleurd, bijvoorbeeld op een kruispunt van autosnelwegen, de mogelijkheid te bieden om er windmolens te plaatsen.
Dat betekent dat wij er niet van uitgaan dat er op voorhand al een aantal zaken worden uitgesloten, maar dat in principe alle zaken kunnen worden onderzocht. Als u ervan maakt dat wij met de bestemmingsneutraliteit overal windmolens in natuurgebieden kunnen plaatsen, dan maakt u er werkelijk een karikatuur van.
Met de cijfers die vandaag naar boven komen, is het voor de zoveelste keer duidelijk dat er bijkomende hindernissen worden opgeworpen voor het plaatsen van infrastructuur voor hernieuwbare energie. Men heeft nu al maanden de mond vol over de energieomslag. Een aantal mensen hebben blijkbaar nog altijd niet door dat er een energieomslag nodig is en dat we moeten stoppen met altijd hindernissen te zoeken, belemmeringen te zoeken, verontschuldigingen te zoeken, om het niet te moeten doen. Ik wil hier met aandrang nog eens oproepen om daar in de komende maanden en jaren werk van te maken en te zoeken naar oplossingen, te zoeken naar opportuniteiten, om constructief mee te werken om die hernieuwbare energie volop ingang te doen vinden, opdat we dan binnen tien tot twintig jaar niet weer moeten zeggen: ‘We wisten het niet en hebben te laat gereageerd.’ We hebben de voorbije maanden al genoeg gezien. Straks gaat het over de problematiek van een eventuele afschakeling. Dat is omdat iedereen altijd de kop in het zand steekt. Ik zou echt willen oproepen om te stoppen met de kop in het zand te steken en altijd maar te zoeken naar verontschuldigingen om dingen niet te moeten doen.
Minister, ik neem akte van uw goede bedoelingen. Die zullen er ongetwijfeld wel zijn. Als u zegt ‘hier en daar, in een reststrook, op de rand van een natuurgebied’ enzovoort, dan kan ik daar allemaal wel in komen. Zoals ik gezegd heb, hoop ik alleen maar dat het niet doorschiet, zoals het blijkbaar doorschiet met onze oude BPA’s en oude verkavelingen. Je kunt dan zeggen dat dat dan de verantwoordelijkheid is van de vergunningverlenende overheid. In een aantal gevallen, bijvoorbeeld wat die verkavelingen en die BPA’s betreft, zijn dat de gemeenten. Die zijn daar echter niet altijd klaar voor. Die zijn daar ook niet altijd voor uitgerust. Als ze dan eens het been stijf houden, dan lopen ze nog de kans dat de deputatie hun een lap om de oren verkoopt en het alsnog toelaat, in het geval van die BPA’s, windturbines is iets anders, hoewel tegenwoordig ook daar de gemeenten in een aantal gevallen al kunnen vergunnen.
Uw bedoelingen zijn dus ongetwijfeld eerbaar, zoals ook onze bedoelingen met de BPA’s eerbaar waren. Maar ik hoop alleen dat het niet doorschiet, in de feiten, in de uitwerking. U zegt dat die groene energie belangrijk is en dat men de kop niet in het zand mag steken. Dat is wel zo. Natuurlijk is het belangrijk. Maar we hebben natuurlijk verschillende behoeften in dit land. We hebben ook behoefte aan natuur, we hebben behoefte aan open ruimte, we hebben allerlei behoeften. Het kan ook niet zijn dat we voor één behoefte al de rest zomaar aan de kant vegen en zeggen dat dat nu geen rol meer speelt. Ik denk dat er altijd een evenwicht nodig is, en dat ook hernieuwbare energie, en de ruimte daarvoor, moet passen in evenwichten met andere sectoren en andere behoeften.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, ministers, op het einde van het jaar komen we aan de traditionele begrotingsbesprekingen: een ideaal moment om even achteruit te kijken en vooruit te blikken. Collega’s, als ik terugblik op het jaar 2018, dan denk ik dat ik dat jaar mag omdopen tot ‘omgevingsjaar 2018’. Dat omgevingsjaar begon al op de eerste dag van het jaar. Op 1 januari trad namelijk de omgevingsvergunning in werking in alle steden en gemeenten. De omgevingsvergunning integreert de stedenbouwkundige vergunning, de milieuvergunning tot één procedure, tot één vergunning. Geen aparte documenten meer, geen aparte openbare onderzoeken voor bouwvergunning, milieuvergunning en verkavelingsvergunningen, maar alles samengebald in één vergunning.
Bovendien verloopt de omgevingsvergunning ook nog eens volledig digitaal, tot en met het handtekenen via het omgevingsloket. Zo verdwijnt er heel wat papierwerk. Ja, zo’n procedure gaat uiteraard ook gepaard, spijtig genoeg, met een aantal kinderziektes. We zijn echter zeer opgetogen dat de procedure toch vlot begint te lopen. Minister, we zullen samen met u ook blijven inzetten op de goede werking van die digitale en praktische vergunningsprocedure.
Zo kijken we dan ook verder uit naar de integratie van de vergunning voor kleinhandelsactiviteiten en de vegetatiewijziging, die volgend jaar op de planning staat.
Verder in het jaar 2018 werd de strijd ook opgetrokken tegen asbest en asbesthoudende materialen via het actieplan ‘Asbestveilig Vlaanderen 2040’. CD&V is daar ook uitermate tevreden over. Vlaanderen bevat immers meer dan 2,3 miljoen ton asbest. Het actieplan mikt op de versnelde verwijdering van de meest risicovolle asbesttoepassingen, zoals asbestdaken en -gevels tegen 2034, om dan tegen 2040 te komen tot de volledige afbouw van asbestproducten die in slechte toestand zijn.
We zullen dit actieplan, dat tot stand is gekomen in overleg met stakeholders en onder deskundige supervisie van OVAM, dan ook ten volle ondersteunen in de uitvoering.
De heer Danen heeft het woord.
Bedankt, collega, dat u het asbestprobleem onder de aandacht brengt. Ik wou dat ook doen zo dadelijk, maar ik neem de kans om dat nu al even te doen.
Het is natuurlijk goed dat er een plan is en dat er rond asbest een zekere gevoeligheid bestaat in de samenleving. Wat ik wel problematisch vind, is het volgende. U zegt dat 2034 en 2040 mijlpalen zijn, dan moet de omgeving asbestveilig zijn. Ik spreek niet van asbestvrij maar van asbestveilig. Ik wil niet pessimistisch zijn – als ik naar een halfvol glas kijk, is het voor mij wel degelijk halfvol – maar ik voorspel u dat dat niet het geval zal zijn, omdat er – daar ben ik weer – geen enkele incentive of verplichting bestaat bij particulieren en bedrijven. Alleen de overheid is verplicht om tegen 2034 en 2040 een aantal asbestsaneringen te doen. Bij particulieren en bedrijven is dat niet het geval.
Ik was vorige week op het asbestcongres van OVAM en de Confederatie Bouw. Daar waren ook heel veel mensen die niet goed begrijpen dat het voor de meesten – behalve de overheid dus – vrijblijvend is op het vlak van asbest. Het probleem is dat de vrijheid van de ene de onvrijheid van de andere betekent. Als je naast iemand woont met een serieus asbestprobleem op zijn dak, heb je daar als buur ook last van. Dat zal of kan tot in de eeuwigheid duren. Ik vind dat geen goede zaak. Ik zou willen oproepen om minder vrijblijvende maatregelen te treffen. Met die oproep richt ik mij ook tot de volgende regering.
Collega, ik ben blij dat u erkent dat het glas minstens halfvol is. Ik denk dat we van meer dan halfvol mogen spreken want het is de eerste keer dat er een planmatige aanpak is rond asbest. De erkenning van de noodzaak daarvan en effectief de nodige middelen daarvoor vrijmaken en de aanpak uitbouwen: dat gebeurt nu voor de eerste keer.
Het is niet meer dan normaal dat de overheid eerst in eigen boezem kijkt. We moeten in dezen de voorbeeldrol spelen en daar op de snelste manier aandacht aan besteden en een vervolg aan geven. In die zin is het niet meer dan normaal dat de overheid zichzelf die verplichting oplegt.
In de bespreking hebben we al aangegeven dat dit zeer belangrijk is. Ik ben ervan overtuigd dat burgers en inwoners, dat iedereen gevoelig is voor deze problematiek. We ondersteunen en sensibiliseren hen. Die sensibiliserende rol is zeer belangrijk. Een verplichting is niet altijd noodzakelijk om de mensen aan te zetten tot effectieve stappen. Misschien kunnen andere ondersteunende maatregelen wel stimulerender werken en een positief gevolg hebben. Ik ben niet pessimistisch over het ontbreken van een verplichting. Ik ben er echt van overtuigd dat er andere maatregelen en mogelijkheden zijn om onze inwoners daar effectief toe aan te zetten.
Ik stel voor dat we het plan heel strikt opvolgen en evalueren. Dan kunnen we zien of er bijsturingen nodig zijn want er is geen tijd te verliezen. Het probleem is net zo groot geworden omdat we in het verleden heel veel tijd hebben verloren. Ik roep u en de hele Vlaamse Regering en het parlement echt op om daar werk van te maken en dat heel goed op te volgen. Ik zal dat alleszins doen, als ik tenminste de kans nog krijg.
Op dat vlak zult u, zoals ik daarnet al aangaf, duidelijk steun ondervinden. Wij zeggen eveneens heel duidelijk dat het plan moet worden opgevolgd. Het zal eventueel worden bijgestuurd als dat nodig zou zijn. In elk geval zijn de uitvoering en het resultaat belangrijk.
Ik wil ten slotte even stilstaan bij dat andere thema dat de commissie Leefmilieu en de plenaire vergadering meermaals beroerde, namelijk het afval. Hier in Vlaanderen zijn we altijd zeer goede sorteerders geweest, en dat zijn we nog. We scoorden dan ook vaak de toppositie in internationale ranglijstjes. Toch blijft er een maatschappelijke ergernis bestaan over milieuvervuilende plastics en zwerfvuil.
Om hier iets aan te doen, heeft de Vlaamse Regering onder leiding van minister Schauvliege een ambitieus verpakkingsplan goedgekeurd dat een oplossing biedt voor alle verpakkingen. Het plan bevat ambitieuze engagementen, die door de verpakkingssector moeten worden genomen. Tegen 2020 wordt 90 procent van de drankverpakkingen ingezameld en gerecycleerd. Tegen 2025 zullen alle verpakkingen die op de markt komen herbruikbaar, recycleerbaar of composteerbaar zijn. Daarmee worden de Europese doelstellingen inzake recyclage van 2030 in België al in 2025 ruimschoots behaald. Ook de eenmalige plastictasjes voor groenten en fruit verdwijnen uit de winkels en worden vervangen door milieuvriendelijke alternatieven.
Dit is geen seconde te laat. En ook Europa beseft dit heel duidelijk, gezien het verbod op wegwerpplastics.
CD&V zal steeds het circulaire verhaal rond afval verdedigen en zal volop inzetten op het omzetten van organische reststromen in bouwstenen voor andere toepassingen.
Er zijn nog vele zaken die het afgelopen jaar 2018 werden gerealiseerd op het vlak van Omgeving. Zo was er de eerste goedkeuring van de woonuitbreidingsgebieden, het Luchtbeleidsplan 2030, de realisatie van het Waterwetboek en een eerste goedkeuring van het Instrumentendecreet. Minister, het zou heel fijn zijn mochten we nog dit jaar de definitieve goedkeuring van dit Instrumentendecreet kunnen krijgen. Dit is namelijk een cruciaal element in de toekomstige vormgeving van onze ruimte volgens het principe van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. En ik weet dat u uw werk hebt gedaan. Het ligt op de regeringstafel. Ik hoop dan ook dat u de volle ondersteuning krijgt van uw collega's om dat ontwerp van decreet dit jaar nog naar het parlement te brengen. Zo kan ook de rol van steden en gemeenten effectief invulling krijgen.
Mijnheer Vandaele, ik wil even stilstaan bij uw betoog. U gaf daarin eigenlijk aan dat steden en gemeenten onvoldoende instrumenten in handen zouden hebben om zelf een visie te ontwikkelen en heel gematigd afwijkingen te kunnen geven. Ik heb wél het vertrouwen in die steden en gemeenten, ik heb wél het vertrouwen in die provincies dat ze op ruimtelijk vlak een goed beleid kunnen voeren volgens de principes van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
En als dat ontwerp van decreet wordt goedgekeurd of naar het parlement wordt gestuurd, collega's, denk ik dat we 2018 kunnen afsluiten als ‘Jaar van Omgeving’.
Mevrouw Rombouts, natuurlijk moet de gemeente een visie kunnen ontwikkelen. Maar dat is het precies: als ze een BPA of een verkaveling hebben, hebben ze dat gedaan. Vijftien jaar is echt niet lang. U weet ook dat het opstellen van een RUP twee à drie jaar werk betekent. Dus als een gemeente vijftien jaar geleden, amper twee legislaturen geleden, een BPA heeft gemaakt en daar nog altijd achter staat, en nu komt de mogelijkheid dat dat volledig overruled wordt, dan moet je die gemeente de kans geven om een RUP te maken om dat op te vangen. Maar dat kan natuurlijk niet, want die tijd is er niet. Dat bedoelde ik: zelfs als men een visie wil vormen of gevormd heeft, dan wordt men nu in de problemen gebracht.
Ik wil iets gelijkaardigs zeggen tegen minister Tommelein. Als je voor je groene energie afwijkt van gewestplanbestemmingen, dan kan dat wel. Maar als er in bepaalde voorschriften een uitdrukkelijk verbod is, ‘hier mag het niet’, dan wordt dat met die bestemmingsneutraliteit ook overruled. Dus dan is er een visievorming van de gemeente en dan is er een visievorming van de provincie, maar het helpt niet, het dient nergens toe, het wordt gewoon overruled. Dat was mijn punt.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, het stelt me erg teleur dat u uw eigen wetgeving en de discussies die we daarrond hebben gevoerd, vandaag benadert met dergelijke oogkleppen op. Want u bent niet correct door te stellen dat RUP’s die 15 jaar oud zijn, zomaar in de vuilnisbak worden gegooid en dat er een afwijking moet worden gegeven. Dat is gewoon geen correcte weergave van de feiten. Het is ongelooflijk spijtig dat dat hier in dit parlement op deze manier wordt voorgesteld, want het is niet correct.
U weet heel goed dat het aan de vergunningverlenende overheid is om te bepalen of zij afwijken. Zij zullen in dezen de motivering moeten geven. U stelt dan: ‘Ja maar, er dreigt dan misschien toch wel iets boven het hoofd te hangen vanuit de deputatie, die daarop een andere visie zou kunnen hebben.’ Ik ga ervan uit dat, als lokale besturen een visie ontwikkelen, die eveneens moet passen in het ruime verhaal van zowel de provincie als Vlaanderen. Met andere woorden: op die zaken kan er geen discussie zijn, maar is er overeenstemming. Het is niet correct om hier te stellen dat het vrijheid, blijheid is, dat er eigenlijk geen visies meer zijn en dat er geen regels meer vastliggen. Dat is pertinent onjuist. Ik vind het heel spijtig dat u die regelgeving op die manier voorstelt. U weet heel goed dat het net de bedoeling is om op een verfijnde manier ruimtelijke ordening te kunnen organiseren. Opdat een aantal zaken die al in het BRV zitten, sneller kunnen worden doorgevoerd, staan wij gemotiveerde afwijkingen toe van RUP’s na vijftien jaar.
Mevrouw Rombouts, u hebt natuurlijk gelijk: de afweging blijft nodig. En de gemeente moet dat niet doen. Maar u weet ook dat bij sommigen geldt: ‘wat kan, moet’. In dit geval leeft dat misschien zo in de hoofden van sommigen. Ik zie de voorbeelden zo al komen. ‘Het kan, de wetgeving laat het toe, dus waarom zouden we dat niet doen?’
Maar u hebt gelijk, in theorie moet die afweging gemaakt worden, en moet die motivering gebeuren. Ik hoop dat de gemeenten dat inderdaad doen, en dat ze het been stijf houden waar ze dat willen. Maar door de mogelijkheid te bieden om die bijzondere plannen van aanleg (BPA’s) en die verkavelingen te overrulen, val je eigenlijk terug op die afweging rond goede ruimtelijke ordening op basis van een gewestplan. Gemeenten die heel bewust een bepaald BPA hebben gemaakt, en dat nog altijd in stand houden omdat ze dat willen, zien dat nu wel verkruimelen. Maar u hebt gelijk dat die afweging nodig is.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik ging eigenlijk op het einde tussenkomen, maar het blijft hier nu specifiek gaan over iets wat hier in het parlement twee jaar geleden definitief goedgekeurd is. Collega Vandaele, we hebben inderdaad heel bewust, zowel in de regering als hier in het parlement, beslist om alles wat heel gedetailleerd – bijna betuttelend – in ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) en BPA’s staat, af te schaffen als het vijftien jaar oud is. Maar het is niet zo dat daar geen enkele toetsing meer is, of dat het lokaal bestuur zomaar alles moet laten vergunnen. Er is nog altijd zoiets in de regelgeving als motivering en goede ruimtelijke ordening.
Het klopt dus niet dat door die bepaling nu plots alles en overal mogelijk is. Dat is helemaal niet het geval. Het is trouwens ook wel heel expliciet de bedoeling geweest, en zo is het hier ook in het parlement besproken, om inderdaad in een aantal verkavelingen waar nu eengezinswoningen zijn, ook meergezinswoningen toe te laten. Als wij het menen met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, en het feit dat we minder open ruimte moeten innemen, met een enorme toenemende bevolking in Vlaanderen, dan zullen we meer eengezinswoningen moeten hebben. En dat wil niet zeggen dat dat dan wolkenkrabbers moeten zijn in een verkaveling. Dat is het niet.
Maar nu zie je dat heel veel van die BPA’s en RUP’s heel gedetailleerd, bijna betuttelend, opgesteld zijn, waardoor geen enkele manier van vernieuwend denken of nieuwe manier van wonen mogelijk is – bijvoorbeeld van een eengezinswoning een tweegezinswoning maken. Het werkt belemmerend. En een nieuw RUP maken duurt twee à drie jaar. Ik denk dus dat dat een zeer goede beslissing is. Het is uiteraard aan de vergunningverlener om een goede aftoetsing te doen, en om te kijken hoe we een goede ruimtelijke ordening kunnen vrijwaren. Ook dat is een bewuste keuze die al jaren is ingezet, trouwens ook door mijn voorganger, collega Muyters. Wij zeggen dat die goede lokale ruimtelijke ordening het best kan worden beoordeeld door het lokaal bestuur dat die vergunningen verleent.
Ik heb er alle vertrouwen in. Ik denk dat dat een zeer goede maatregel is, die we zeer bewust samen genomen hebben. We hebben in deze regering samen afgesproken om minder betuttelend te zijn, minder gedetailleerde regelgeving te hebben, maar om te zorgen dat het op een goede manier gebeurt, en dat er ook een mogelijkheid is om een juiste afweging te maken.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik kan misschien een beetje voortgaan op het einde van de vorige discussie. De beleidsbrief en de rest wat hier vandaag voorligt, leest inderdaad opnieuw als een ambitieuze lijst met plannen en vooruitzichten. Daar zitten goede bedoelingen in voor goede ruimtelijke ordening, natuurbescherming, bosuitbreiding, en noem maar op. Maar ambitie en dadendrang is effectief iets om een leven lang te onderhouden, minister.
Maar in de politiek is er ook zoiets als de cyclus en de realiteit van legislaturen, die maken dat er na een aantal jaren een round-up wordt gemaakt van de geboekte resultaten – ik gebruik het woord inderdaad niet toevallig – en van de mate waarin al die ambities, die al jaren geformuleerd worden, ook waargemaakt worden. Als we het lijstje overlopen – verschillende collega’s hebben dat al gedaan – moet ik toch even vaststellen dat we op dit moment inderdaad – het staat in uw beleidsbrief – een betonstopambitie hebben, maar zonder een Instrumentendecreet. Ik heb begrepen dat de Raad van State daar bij het ontwerp ongeveer 40 pagina’s aan opmerkingen heeft geformuleerd.
We hebben een mestactieplan met grote doelstellingen inzake waterkwaliteit en milieukwaliteit, maar zonder resultaten, integendeel. Uit de laatste metingen blijkt dat het deze legislatuur achteruit is gegaan. We hebben in deze legislatuur, in uw beleidsbrief, maar ook in uw beleidsnota en in het hele regeerprogramma, grote plannen voor bosuitbreiding, zonder dat we tot op de dag van vandaag kunnen zeggen waar er precies wel en niet bos staat in Vlaanderen.
We hebben een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen – het is te zeggen, we hebben ondertussen een witboek voor een beleidsplan – maar we hebben eigenlijk nog altijd geen Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, laat staan dat we daar de noodzakelijke beleidskaders voor hebben.
Daardoor bestaat er inderdaad een risico dat we de terechte vraag naar verdichting gaan invullen door op locaties waar vandaag vijfhonderd mensen in een verkaveling wonen die daar alleen met de auto weggeraken, de mogelijkheid te creëren dat daar binnenkort tweeduizend mensen zullen wonen die alleen met de auto uit die wijk weggeraken. Er is namelijk geen enkele regel in wat u goedgekeurd hebt die dat voorkomt. Dat gaat niet over betutteling, maar wel over gezond verstand in het beleid en de betrachting om doelstellingen aan elkaar te koppelen. Verdichting op zich is een goede zaak. Maar als dat gebeurt zonder rekening te houden met of regels en een kader te maken voor de manier waarop dat gebeurt, is er sprake van slecht beleid.
Collega’s, ik vrees dat als ik de round-up maak van het verhaal van deze regering, en dat doen we toch in dit debat. De conclusie is dat ze is blijven hangen in goede voornemens en bijzonder weinig resultaten. Dat is jammer.
Minister, indien u bereid zou zijn om daar de komende vier maanden nog echt grote stappen in te zetten, dan wil sp.a u daar graag bij helpen. Al heb ik tot nu toe niet het gevoel dat dit zo is, we blijven beschikbaar.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
De round-up is al door enkele collega’s gemaakt. Ik heb zelf geen enkele affiniteit met het product Roundup. Ik zal mij toespitsen op twee speerpunten.
Het eerste is de luchtkwaliteit. Dat thema leeft heel erg bij de bevolking. Daarvan getuigen het AIRbezenproject, de CurieuzeNeuzen, Filter Café Filtré enzovoort. Mensen pikken het niet meer dat hun kinderen dagelijks vuile lucht moeten inademen die hen ziek maakt. We moeten concluderen dat Vlaanderen nog steeds te weinig doet aan die luchtkwaliteit. Niet Groen zegt dat, maar wel in de eerste plaats de rechtbank, die Vlaanderen recent heeft veroordeeld. Ook de Europese Commissie maande België aan, omdat met de maatregelen in het luchtkwaliteitsplan onvoldoende wordt gedaan om de luchtkwaliteit op korte termijn te verbeteren. Minister, mijn eerste oproep is dus om in de tijd die u nog rest zeker en vooral in te zetten op maatregelen die onze luchtkwaliteit op korte termijn zullen verbeteren.
Het tweede speerpunt van onze partij is het bosbeleid. Minister, helaas kan ik u daarvoor ook geen pluim geven. Het bosbeleid tijdens deze legislatuur is echt niet iets om mee uit te pakken. We hebben nog steeds geen accuraat meetapparaat of geen bosbarometer die ons kan vertellen hoe het precies gesteld is met de bossen in Vlaanderen. We hebben geen sluitende bescherming voor onze kwetsbare bossen. We hebben onvoldoende bosuitbreiding. Recent maakte BOS+ nog een actualisatiestudie over de standsrandbossen. Wat bleek? In de periode 2011-2018 werd 460 hectare stadsrandbos gerealiseerd. Dat is 27,3 procent van de bossen die zouden worden tot stand gebracht. Aan dit tempo duurt het maar liefst tot 2072 voor iedere Vlaming het toegankelijk stadsrandbos zal hebben waar hij recht op heeft en dat de Vlaamse Regering zichzelf als doel voorop had gesteld. Minister, wat baat het om toegankelijkheidsregels om te keren, bijvoorbeeld, als er toch geen bossen zijn waarin men kan recreëren, of toch veel te weinig? Die maatregelen hebben weinig zin als we niet eerst en vooral inzetten op bosuitbreiding, ook voor die schone lucht.
Minister, ik hoop dat u, in de tijd die u nog rest, voor deze twee speerpunten een tandje bij zal steken. (Applaus van Groen en sp.a)
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, vaak is mijn jaarlijkse tussenkomst voor u ’s avonds gepland, als het donker is en de sfeer wat losser, nu sta ik hier tegen de middag, op een moment dat de meesten van ons willen afronden. Ik zal kort mijn kerstwensen met u delen.
Er is al heel veel gesproken over het fameuze Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, de bouwshift. Ik wens daar sterke en goede beleidskaders voor die ons toelaten om het op een deftige manier uit te voeren, met een budgettaire link, met duidelijkheid over wie wat doet, met duidelijkheid over hoe de knooppunten worden bepaald, met linken naar de vervoersregio en met sterke uitgesproken ambities voor groen en natuur.
Een tweede kerstwens is rechtszekerheid. Er is in het parlement een hoorzitting geweest over de uitspraak van het Europees Hof inzake milieueffectenrapportering. Wij weten tot op vandaag nog altijd niet of een stedelijke of gewestelijke verordening al dan niet MER-plichtig is. Als een ondernemer of een investeerder een vergunning aanvraagt, kan de overheid niet met zekerheid zeggen dat ze rechtszeker wordt beoordeeld. Minister, u hebt gezegd de ‘forcing’ te voeren bij Europa en het op de agenda te plaatsen. Ik hoop echt dat we daar deze legislatuur duidelijkheid over zullen krijgen.
Een derde kerstwens doe ik namens mijn goede collega Bart Nevens, die intussen is verhuisd naar een eerbaar ander niveau. Hij wil ruimte voor motorcross. Hij is hier heengegaan zonder zekerheid dat die ruimte er komt. Minister, dat is een duidelijk uitgesproken wens.
Een volgende wens is dat we deze legislatuur eindelijk eens duidelijkheid scheppen over woonuitbreidingsgebieden en over bos. Ik hoop dat dit in één pakket met mijn eerste wens komt, namelijk sterke beleidskaders voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
Minister, u hebt nog zeer veel werk. Wij zullen u ondersteunen maar alstublieft: werk het af. (Applaus bij de N-VA)
De heer Dochy heeft het woord.
Ik begrijp natuurlijk wel dat minister Weyts, na acht betogen waarin hij niet werd aangesproken, even het toneel verlaat. Ik wil me toch tot hem richten.
Dierenwelzijn is een belangrijk beleidsdomein. De aandacht voor het dierenwelzijn is terecht gegroeid. We weten dat het uw overtuiging is dat de wetgeving op het vlak van dierenwelzijn het best minstens op Europese schaal wordt geharmoniseerd.
Als u wilt, schorsen we even de vergadering.
Minister Weyts is daar.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Minister, ik neem het u niet kwalijk dat u even het toneel had verlaten want u was nog niet aangesproken.
Dierenwelzijn is een belangrijk beleidsdomein geworden. De aandacht voor dierenwelzijn is terecht. Ik weet ook dat het uw overtuiging is om minstens op Europese schaal de wetgeving te harmoniseren. Liever zelfs nog op een hogere schaal, op wereldniveau. Het is een kwestie van het voor de dieren overal beter te maken, maar ook een kwestie van de markt niet te verstoren, daar waar het gaat om dieren of dierproducten die verhandeld worden.
Wij steunen onverkort uw inspanningen voor het creëren van een Europees draagvlak, maar we wijzen ook op de gevaren indien men de keuze zou maken om de regels in Vlaanderen al te veel aan te scherpen, los van de andere Europese landen. Het dossier van de biggencastratie pakt u in deze zin met zeer veel realisme aan. We staan dicht bij een sluitende techniek om berengeur te detecteren op de slachtlijn. De immunocastratie vindt een markt in Vlaanderen, maar elders in onze exportbestemmingen ligt dat blijkbaar toch veel moeilijker.
De controles in de Vlaamse slachthuizen zijn een ander probleem. Niet langer geleden dan gisteren hadden we het daar in de plenaire vergadering nog over. Ondanks de budgetverhoging en het bijkomend personeel zijn we er nog niet. Er moet waarschijnlijk nog een betere afstemming gebeuren tussen de dierenartsen met opdracht van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), de ‘animal welfare officers’ en de controleurs van Vlaanderen, maar toch wil ik benadrukken dat de slachthuissector in dezen de goede instelling heeft. De sector spant zich in en wil absoluut meewerken om de dierenwelzijnsnormen te halen. Er is een belangrijk stuk van de weg afgelegd, maar we zijn nog niet aan het resultaat dat we allemaal samen beogen.
Minister, als ik het goed voorheb, staat vrijdag eerstkomend het ontwerp van decreet houdende een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering voor een principiële goedkeuring op de agenda van de Vlaamse Regering. De einddatum van 1 december 2023 is heel dichtbij. Het zal dus zaak zijn om zeer efficiënt te werken. Enerzijds is er de vraag naar duidelijkheid over de criteria die in acht zullen worden genomen bij de berekening van de vergoeding, maar anderzijds is het ook heel belangrijk dat er voldoende capaciteit is om die dossiers heel snel te behandelen en de mensen de duidelijkheid te geven die ze verdienen.
Tot slot ben ik ook blij dat u werkt aan een uniforme lijst voor de vergoedingen per diersoort die worden betaald aan de dierenasielen. Ook dat zal op zijn minst tot extra duidelijkheid leiden. (Applaus bij CD&V)
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, er is het Mestactieplan (MAP) en er is de vervuiling van onze oppervlakte- en grondwateren. Het probleem is groot, het laaghangend fruit is al enkele jaren geplukt. De situatie stabiliseert zich niet, we gaan er zelfs nog op achteruit. Minister, dit is een noodkreet. Ik verwacht dat u dat krachtig aanpakt. De signalen die ons bereiken, zijn echter niet zo positief. Men zoekt naar allerlei vluchtwegen in plaats van het probleem bij de wortels aan te pakken. Ik wil toch een oproep doen aan de landbouworganisaties. Ook zij moeten de ernst van de situatie begrijpen.
Ik wil het ook even hebben over de oppervlakte voor landbouw en de afbakening van het agrarisch gebied. Het is al door anderen aangehaald. Willen we een gezonde landbouw, dan moeten we onze oppervlakte, en die is op 750.000 hectare afgebakend, ook behouden. Wel, in realiteit is er nog 630.000 hectare over, en nu zijn er ook nog eens soepele normen om te bouwen in waardevol agrarisch gebied. Waar gaan we naartoe? Dat is een typisch enerzijds-anderzijdsbeleid. Dat gaat niet. Je kiest in dat geval voor de landbouw en voor de open ruimte. Anders kan dat niet worden volgehouden in Vlaanderen.
Minister Weyts, u hebt belangrijke stappen gezet in deze legislatuur. Ik zal dat niet ontkennen. U bent de eerste Vlaamse minister van Dierenwelzijn en u verdient ook een pluim voor alles wat u hebt gedaan. Er zijn echter nog een aantal belangrijke stappen te zetten. Dat weet u. U kunt dat niet in vijf jaar, zelfs daar heb ik alle begrip voor, maar op 1 januari treedt ons decreet op het onverdoofd slachten reëel in werking. Vanaf dan wordt het moment van de waarheid bereikt. Ik roep u op om goed toe te zien op de toepassing van dat decreet, opdat er geen vluchtwegen zouden zijn, opdat we geen gedonder zouden hebben enzovoort. Dat is een cruciaal moment. Ik hoop dat er ook snel stappen vooruit kunnen worden gezet met betrekking tot oplossingen voor die diersoorten, runderen en kalveren vooral, waarvoor vandaag, behalve de ‘post-cut stunning’-methode, nog geen echt degelijk en betrouwbaar systeem voorhanden is. Dat moet verder worden onderzocht.
Minister, ik hoop dat u op het vlak van dierenproeven nog initiatieven neemt. Ik zal dat zeker zelf ook doen. Er ligt nog een voorstel van resolutie op de plank in de commissie. Ik zal het opnieuw bovenop de stapel leggen. Ik hoop dat u daaraan meewerkt.
De heer Dochy roept op tot een milde Europese aanpak. Ik steun veeleer de collega's die zeggen dat u een voortrekker bent in het Europese dossier en dat u daar vooral verder mee moet gaan.
Minister, neem gedurfde initiatieven op het vlak van landbouwdieren. Het voorbeeld van de biggencastratie is hier gegeven. We gaan vooruit op dat vlak, maar het is genoeg geweest met te blijven aarzelen en treuzelen.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, ministers, tijden veranderen en dat is soms goed. Nog niet zo heel lang geleden werd in dit halfrond nauwelijks over klimaat gesproken, zeker niet vanuit de regering. Ik herinner me nog de eerste Septemberverklaring van onze minister-president. Hij kreeg het woord ‘klimaat’ zelfs niet over de lippen. Gelukkig zijn de tijden veranderd en gelukkig wordt in dit halfrond en vooral ook buiten dit halfrond heel veel over klimaat gesproken. We voelen de urgentie allemaal heel erg aan.
Het is natuurlijk niet omdat er veel over wordt gesproken, dat er heel veel rond gebeurt. Net zoals binnen zoveel disciplines binnen het domein Omgeving kunnen we de principes en de visie kamerbreed delen. Wie is er nu tegen gezonde lucht? Wie is er tegen een gezond klimaat? Wie is er tegen een goede ruimtelijke ordening? Ik denk dat iedereen daar voor is. Het probleem is dat hoe concreter het wordt, hoe moeilijker het wordt en hoe verder de meningen uit elkaar liggen.
De vraag rijst dan of we genoeg doen. We zijn het er over eens dat we iets doen, maar is dat genoeg? En wat is de impact van wat we doen? In de periode 2015-2016 is de broeikasgasuitstoot met maar 0,4 procent gedaald. De voorspellingen voor de komende jaren wijzen op een gelijkblijvend beeld. Dat zijn geen goede cijfers.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Deze regering hamert nogal eens op de zogenaamde goede plannen, maar heel wat van die plannen zitten niet ‘on track’. Ik denk aan het plan ‘Clean Power for Transport’ en alles met betrekking tot energierenovatie. Deze plannen zijn met de beste bedoelingen gestart, maar stokken midden in het planproces. De energierenovatie stremt en de tussentijdse doelstellingen van het plan ‘Clean Power for Transport’ worden bijlange niet gehaald.
Ik roep dus iedereen op om op dat vlak een tand bij te steken. Ook vanuit het parlement kunnen we heel wat doen. Er is de interfederale klimaateresolutie en we zullen nog initiatieven nemen om op het vlak van klimaat heel wat tanden bij te steken. (Applaus bij Groen)
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, in het kader van de zorg voor het leefmilieu gaat er veel aandacht naar het verbeteren van de luchtkwaliteit, in het bijzonder in de steden. De goedkeuring van het decreet met betrekking tot de lage-emissiezones (LEZ) was een belangrijke stap voorwaarts.
In de grootste stad van Vlaanderen werd het besluit genomen om vanaf 1 februari 2018 in de stadskern een LEZ in te richten. In het kader daarvan werden in samenwerking met het agentschap Informatie Vlaanderen een aantal webservices ontwikkeld, waarmee ook andere steden voertuigen kunnen registreren en controleren. Intussen zijn ook andere steden gevolgd. Brussel heeft het ingevoerd en andere steden denken erover na.
De luchtkwaliteit ter hoogte van bepaalde meetpunten is fors verbeterd ten opzichte van de periode voor het inrichten van de LEZ. Het decreet laat dus het beste verhopen voor de luchtkwaliteit in onze steden.
Gisteren heb ik tijdens het algemeen debat vaak gehoord dat deze Vlaamse Regering geen ambities heeft, maar vandaag hoor ik net het omgekeerde. Er zijn dus veel ambities, en die worden zelfs gedeeld. Daar zijn wel een aantal kanttekeningen bij gemaakt, waar ik straks nog op terugkom.
Ik vind het heel goed dat die ambities worden gedeeld. Wanneer we het bijvoorbeeld hebben over het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen of wat in de volksmond de betonstop wordt genoemd, dan ben ik blij dat u die visie deelt, mevrouw Pira. Het draagvlak voor die maatregel is bijzonder belangrijk, en daarom is het goed dat die kamerbreed, over grenzen van meerderheid en oppositie heen, wordt gedragen.
Vijf jaar geleden was niemand bezig met het vrijwaren van de open ruimte, niemand had het over de betonstop, maar nu is de mentaliteit veranderd en beseft iedereen dat we die omslag moeten maken. We hebben de afgelopen jaren heel hard gewerkt aan een draagvlak daarvoor.
Het blijft ook niet bij een visie of ambitie alleen, ik ben het daar niet mee eens. Ik wil het parlement waarschuwen dat er niet te snel in campagnemodus zal moeten worden gegaan, dat er nog heel weel werk op de plank ligt zoals het instrumentendecreet, de woonreservegebieden, de meest kwetsbare, bedreigde bossen. Dat is tweemaal goedgekeurd door de regering en komt in het voorjaar zeker naar het parlement.
Ik wil ook nog eens verwijzen naar de subsidie van 5 miljoen euro die wij heel concreet geven voor ontharding. We hebben daar 320 heel concrete maatregelen genomen. Het gaat over hele straten, huizen en speelpleinen die verdwijnen. Het gaat over een echte ontharding die op het terrein kan starten, wat het beste bewijs is dat er niet alleen ambitie is zonder dat er iets zichtbaars gebeurt op het terrein. Integendeel, we merken op het terrein dat die mentaliteitswijziging er is en dat we die omslag kunnen maken.
Mevrouw Meuleman, wat de luchtkwaliteit betreft, heeft de regering de omslag gemaakt naar de vergroening van de autofiscaliteit. Dat wil ik toch heel uitdrukkelijk benadrukken. Terwijl de Vlaming zich vroeger een dieselwagen aanschafte, hebben wij met de moedige beslissing van de vergroening van de autofiscaliteit de omslag gemaakt.
Mijnheer Van Campenhout, wij hebben inderdaad de lage-emmisiezones ingevoerd. In juli hebben we het nieuwe luchtbeleidsplan goedgekeurd.
Mevrouw Meuleman, ik heb uw programma heel goed gelezen, en zo gedetailleerd is het niet wanneer het gaat over luchtkwaliteit. Ik was er heen snel door en ik merk dat heel wat maatregelen die uw partij voorstelt, ook in dat luchtkwaliteitsplan staan dat de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd. Ik denk dat u daar zeker tevreden mee bent. Wij zullen ook absoluut rekening houden met opmerkingen die worden gemaakt over vooral de rapportering vanuit Europa.
Mevrouw Meuleman, wat het bos- en natuurbeleid betreft, is er nog nooit zoveel geld naar natuur en bos gegaan. Deze Vlaamse Regering heeft meer dan 100 miljoen euro uitgetrokken. U spreekt zichzelf een beetje tegen wanneer u enerzijds zegt dat er geen bosuitbreiding is en anderzijds dat er 400 hectare bij is gekomen, alleen al voor de stadsrandbossen. Wat uw bezorgdheid betreft over het feit dat er geen werk zou worden gemaakt van de bescherming van die bijzonder kwetsbare bossen, kan ik u meedelen dat dit al twee keer door de regering is goedgekeurd.
De waterkwaliteit moet inderdaad beter, dat heb ik al meermaals gezegd. Op dit moment leggen wij de allerlaatste hand aan het nieuwe mestactieplan. Daarin nemen wij bijkomende maatregelen, zeker in die gebieden waar de waterkwaliteit nog niet zo goed is en dus beter moet.
Mijnheer Danen, ook wat klimaat betreft, klinkt het verhaal vandaag anders dan gisteren. Gisteren was er geen ambitie, vandaag zegt u dat er wel ambitie is, die u deelt, maar u wilt wel concretere maatregelen. Als er iemand is die concrete maatregelen op tafel legt, dan is het deze regering. We hebben in juli een klimaatbeleidsplan goedgekeurd, met een lijst van heel concrete maatregelen die we zullen nemen.
We hebben daar een berekening aan toegevoegd en een kostenraming uitgevoerd. We hebben gezien hoeveel minder co2 dit met zich zal meebrengen.
Ik hoopte dat iedereen zo concreet wilde zijn. Ik hoor veel over het klimaat praten en iedereen heeft de mond vol van grotere ambities, maar we moeten vaak met een vergrootglas kijken om de concrete maatregelen op korte termijn te zoeken die dan worden voorgesteld en om te vinden hoe die maatregelen moeten worden gefinancierd.
We zijn bijzonder transparant. Wat de rapportering betreft, gaan we te werk zoals de EU vraagt. Veel concreter kunnen we niet zijn. Daar zitten tal van concrete maatregelen in die ook worden uitgerold. We hebben een lopend klimaatbeleidsplan dat voortdurend wordt bijgestuurd. We nemen met 400 miljoen euro voor het Vlaams Klimaatfonds heel concrete maatregelen met betrekking tot mobiliteit en gebouwen. Het volgend klimaatbeleidsplan, voor de periode 2021-2030, is klaar en is opgenomen in het gisteren goedgekeurde Nationaal Klimaat- en Energieplan.
Ik ben de eerste om te beamen dat het werk niet af is, maar er is veel werk verricht en er gebeurt veel op het terrein. Dat gaat stap voor stap, maar ik ben ervan overtuigd dat we de komende maanden vol enthousiasme kunnen voortwerken om een aantal zaken te finaliseren. (Applaus bij CD&V)
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil voor het verslag heel duidelijk stellen dat we de visie op een sterk klimaatbeleid delen, maar dat de impact van de genomen maatregelen te wensen overlaat. Dat is wat ik nu heb gezegd, dat is wat ik gisteren heb gezegd en dat is wat ik zal blijven zeggen tot dit verandert en tot de maatregelen wel een impact hebben.
Energie
Dames en heren, we bespreken nu het onderdeel Energie.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, het voelt natuurlijk een beetje vreemd aan me tot u als ontslagnemend minister te richten. Ik heb zelfs gezien dat u uw plaats achteraan al hebt getest. Ik veronderstel dat er in het beleid van uw opvolgster weinig spectaculaire veranderingen zullen komen. Het zal vooral gaan om een voortzetting van wat in de beleidsbrief staat, wat natuurlijk logisch is.
Ik wil dan ook niet ingaan op de technische aspecten van de beleidsbrief, maar ik wil u wel feliciteren. We waren het regelmatig oneens, maar ik wil u feliciteren met de manier waarop u uw mandaat als minister van Energie in voor u en voor uw partij moeilijke omstandigheden hebt opgenomen. Niemand, zelfs ik niet, zal ontkennen dat u er met verve in bent geslaagd het thema van de hernieuwbare energie op de kaart te zetten. Ik wil u feliciteren, maar ik wil me toch ook vooral tot de toekomstige minister van Energie richten. Ik wil namelijk nogmaals onze algemene visie op energie duidelijk maken.
Ik denk dat iedereen weet dat energie van strategisch belang is voor onze moderne samenleving. Helaas is onze energiesector bijna volledig in buitenlandse handen, waardoor we bijna geen controle hebben op onder meer de prijssetting. De energieprijs heeft een enorme impact op onze economie, tast onze concurrentiepositie aan en betekent een aanslag op het modale gezinsbudget.
Het debat over duurzame hernieuwbare energie en over kernenergie woedt in alle hevigheid. Op verschillende klimaattoppen, onder meer in Parijs en in Katowice, leggen drukkingsgroepen, burgerbewegingen en ecologische partijen steeds meer onrealistische en onbetaalbare eisen op tafel om de uitstoot van broeikasgassen, de klimaatverandering en de opwarming van de aarde tegen te gaan.
Een vast element van het debat is uiteraard de toenemende vraag naar energie en de manieren waarop we hieraan kunnen tegemoetkomen. De bevolkingsexplosie in grote delen van de wereld wordt hierbij echter nooit in rekening gebracht.
Het Vlaams Belang wil dat het gezond verstand terugkeert. We zijn geen klimaatnegationisten of doemdenkers, maar wel klimaatrealisten. Een energieproductie die enkel of amper door subsidies overleeft, biedt geen toekomstperspectief. Een slimme combinatie van alternatieve energiebronnen en kernenergie is de enige manier om op een continue en substantiële wijze in onze energiebehoeften te kunnen voorzien.
Collega Schiltz, betaalbaarheid, bevoorradingszekerheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid moeten inderdaad de sleutelwoorden zijn in ons energiebeleid. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Gryffroy heeft het woord.
Collega’s, minister, ik vind dit jaar de begrotingsbespreking in deze plenaire vergadering toch wel bijzonder. Ik kan u nog wat vragen stellen, ik kan hier nog wat opmerkingen geven, we kunnen straks nog debatteren over uw visie en die van ons. Maar ik wil ook stilstaan bij uw afscheid als minister. Het is misschien de laatste keer dat wij tegenover elkaar staan, met u als minister. Maar ik moet toegeven, van bij uw aanstelling hebt u inderdaad getrokken en gesleurd aan zonnepanelen en windmolens. U trok als een wervelwind door het Vlaamse land, met in elke hand een windmolen, uw kostuum bekleed met PV-panelen. U trok de boer op en uw enthousiasme stak in eerste instantie de mensen aan, en later ook de bedrijven. U bracht de zon binnen bij de mensen, en het koele zeebriesje kregen ze er gratis bij. U moet echter vaak gevloekt hebben op mij wanneer ik weer met mijn riedeltje kwam van ‘onderbouwd’, ‘waar zijn de cijfers?’, ‘data’, ‘haalbaar’ en ‘betaalbaar’. Misschien had ik ergens wel gelijk. We lezen vandaag nog in De Standaard: “Het Vlaams Windplan sputtert.” Slechts 108 van de 280 megawatt zou voor 2018 geïnstalleerd worden. Het viel mij ook op tijdens de bespreking van de laatste beleidsbrief, en dit in vergelijking met de twee voorgaande jaren, dat u vrij vaak zei dat u ‘van harte hoopt’ dat we de doelstellingen kunnen halen, dat de mensen ‘bezorgd’ zijn over de betaalbaarheid en de haalbaarheid, dat we ‘niet enkel ambitieus maar ook realistisch’ moeten zijn. Ik citeer uw woorden. U was terecht bezorgd dat we inderdaad niet iedereen mee hebben in het verhaal, u was terecht bezorgd over hoe we alles betaalbaar kunnen houden.
Er ligt ondertussen een Vlaams Energieplan op tafel. Zeker over energie-efficiëntie bij woningen staan er een paar zeer interessant onderbouwde ideeën in. Maar we moeten ze nu concreet gaan uitwerken. Het verwonderde me dan ook sterk dat u gisteren claimde dat renovatie voor residentiële woningen vanaf 2021 niet verplicht zou zijn, maar facultatief. Dit klopt niet. Voor alle duidelijkheid, in uw eigen energieplan staat op pagina 16: “Bij notariële overdracht in volle eigendom van een residentiële woning moet uiterlijk na vijf jaar aan drie van de zes energiemaatregelen voldaan zijn.” Want, staat er verder: “Vanaf 2026 moet er zeker 980 gigawattuur energie bespaard worden.” Dus uw bewering klopt niet en geeft bovendien een volledig fout signaal.
Ik weet nu niet wie hier de bakens uitzet: u, mijnheer Gryffroy, of de minister. Maar ik ben alleszins blij te horen dat het inderdaad om een verplichting gaat. Het gaat dan ook over spouwmuurisolatie, dakisolatie, glasisolatie. Het gaat niet over ‘rocket science’ bij dat soort woningen. Ik ben blij te horen dat u inderdaad verwacht en verplicht dat mensen die hun woning notarieel overdragen, drie van de zes energiebesparende maatregelen laten toepassen. Op die manier ga je inderdaad aan energie-efficiëntie kunnen doen en heel wat gigawatt kunnen uitsparen. Dat moet ook de bedoeling zijn. Als je het facultatief laat, gaat men dat misschien voor de helft of een derde van de huizen doen, en dan ga je veel minder besparen. Wat dat betreft, ben ik gerustgesteld, tenminste als het hier de N-VA is die op dit vlak de lakens uitdeelt.
Ik denk dat het antwoord vrij duidelijk is. De tekst van het Vlaams Energieplan is zeer duidelijk, en ik vond dit een van de zeer goede onderdelen. Je koopt een woning, en men verwacht dat je binnen de vijf jaar aan een aantal energievoorwaarden voldoet. Er worden er zes opgesomd, en je moet aan drie van die zes voldoen. Stel dat je een woning koopt die voldoet aan alle zes, dan is er geen probleem. Stel dat die woning aan geen van die zes voldoet, dan verwacht men dat je er minstens drie in orde brengt, zoals inderdaad dakisolatie, zoals het glas, of bijvoorbeeld een condenserende ketel.
Ik vind dat normaal, ik vind dat een goede maatregel. Er staat ook ‘moet’, want het brengt 980 gigawattuur op. Het is dus meegerekend in het Energieplan. Als het morgen plots facultatief zou zijn, dan zullen de mensen het niet doen en dan kun je ook niet rekenen op die besparing van 980 gigawattuur. Ik lees het inderdaad als ‘moet’.
Een ander punt waar we de komende maanden zeker nog willen op verder werken, is de definitie van een energie-entiteit. We moeten stoppen met vanuit de overheid te denken in energiehokjes. Ieder huis, iedere flat, ieder kantoor of winkel of bedrijfsruimte wordt nu beschouwd als een afzonderlijke energie-entiteit. We moeten meer energie-entiteiten durven te definiëren als het flatgebouw, een energiewijk, het retailpark, de kmo-zone of het kantoorgebouw in zijn geheel. Binnen die grote energie-entiteit vullen producenten en consumenten elkaar aan. Dit verhoogt de betrokkenheid tussen alle spelers binnen deze grote energie-entiteit.
De betrokkenheid verhogen betekent dat mensen meer bewust zullen bezig zijn met energie en klimaat. Maar hiervoor moeten we durven loskomen van ons energiehokjesdenken. We moeten het energiesysteem zo flexibel en ruim mogelijk maken dat mensen met en zonder PV-panelen betrokken zijn in de energietransitie. Betrokken zijn, betekent zowel een financieel voordeel als een voordeel voor het klimaat. We moeten dus af van systemen waarbij mensen liever ‘Morsen met stroom, om er geen gratis te moeten afstaan’. Dat stond vandaag in de krant. Ook zij zijn, zelfs met hun PV-panelen, niet betrokken in het klimaatverhaal.
Tot slot wil ik het nog één keer herhalen voor u, minister: het is altijd gemakkelijk te zeggen dat we de lat wat hoger moeten leggen, terwijl de lat op dit ogenblik niet eens wordt benaderd. Daarmee citeer ik letterlijk wat u zelf hebt gezegd tijdens het klimaatdebat en waar ik 100 procent achter sta. We moeten dus mikken op concrete realisaties en concrete maatregelen, die haalbaar en betaalbaar moeten zijn, in plaats van op altijd maar verhoogde doelstellingen.
Minister, op het einde van het jaar, en als passend afscheid, heb ik een nieuwjaarsbrief voor u bij. (Opmerkingen van minister Bart Tommelein)
Toen ik ziek in mijn bed lag, heeft mijn echtgenote hem gemaakt. Het is ‘handmade’. Wat staat er in de nieuwjaarsbrief? Wat je iemand toewenst voor 2019, namelijk een goede gezondheid voor u en uw familie, en de rest komt dan vanzelf. Maar ook veel zon en wind. En vergeet vooral ook niet ‘haalbaar en betaalbaar’, want ook dat is goed voor je gezondheid.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega's, het is vandaag een unieke situatie, met een unieke kans om twee ministers van Energie aan te spreken tijdens dit begrotingsdebat, en ook om afscheid te nemen van minister Tommelein, die duidelijk zijn sporen heeft nagelaten als het gaat over het energiebeleid in Vlaanderen.
Minister, wervelwindgewijs, zoals collega Gryffroy terecht zei, bent u begonnen aan de opdracht van minister van Energie. Dat leverde onmiddellijk een karrenvracht aan plannen op: een Windplan, een Zonneplan, een Warmteplan, het uitgebreide energie-armoedeprogramma –de Vlaamse Regering pakt voor het eerst uit met een geïntegreerd armoedebeleid – en tot slot een actieplan dat vorm moet geven aan het ‘Clean power for transport’-programma, dat van Europa komt.
Die plannen zitten goed in elkaar. Ze zijn deze week nog opgenomen in het nationaal energie- en klimaatplan. Aan de uitvoering ervan is echter nog veel werk en nog ruimte tot verbetering. Daarvoor kijken we uiteraard naar de minister van Energie die binnen een aantal dagen of weken aan de slag kan gaan. Er ligt nog heel wat werk op de plank.
Ik noem een aantal kleine elementen. U hebt bijvoorbeeld een evaluatie aangekondigd van het Energiearmoedeprogramma. Voor onze fractie is het bijzonder belangrijk dat de nieuwe minister daarmee aan de slag gaat en in een aantal zaken die nu te weinig vooruitgang boeken vooruitgang boekt. Clean Power for Transport noemde u zelf een teleurstelling, minister, en we zijn samen met u teleurgesteld. Het aantal elektrische auto’s of zero-emissieauto’s op onze Vlaamse wegen is nog altijd veel te beperkt. Hier moet een tandje bijgestoken worden.
Ook uw voorganger had al plannen. Het renovatiepact is afgesloten onder minister Turtelboom en de collega’s verwezen er al naar dat ook op dat vlak de resultaten uitblijven; de renovatiegraad is niet verhoogd, maar net gedaald. Vorige week was er een studiedag van het Vlaams Energieagentschap (VEA) over het renovatiepact. Daar hebben we geleerd dat we over het nieuwe energieprestatiecertificaat (EPC) moeten spreken en niet over EPC+. Ook de woningpas werd daar voorgesteld. Dat zijn allemaal nuttige instrumenten, maar de uitdaging is gigantisch groot: 3 miljoen woningen in Vlaanderen moeten tegen 2050 gerenoveerd worden. Dat komt neer op honderdduizend woningen per jaar of elf per uur. We hopen dan ook dat we snel met de nieuwe minister in overleg kunnen gaan om na te gaan hoe we hier sneller vooruitgang kunnen boeken.
Dan kom ik tot slot bij hernieuwbare energie, waarvoor u heel duidelijk enthousiasme hebt gebracht bij de gezinnen en de Vlaamse bedrijven. Zij geloven opnieuw in zonne- en windenergie, maar we zijn er nog niet. Er is niet alleen veel meer hernieuwbare energieproductie nodig dan vandaag – collega Gryffroy verwees al naar de teleurstellende cijfers wat windenergie betreft dit jaar –, maar er is ook nood aan een slim energiesysteem. Dan komen we bij de digitale meter, waarvan de uitrol is uitgesteld. Het compensatiemechanisme voor zonnepaneleneigenaars is nog altijd niet definitief uitgewerkt. We hopen dat we daar samen met uw opvolger werk van kunnen maken, om op die manier transparantie en zekerheid te geven aan iedereen die wil investeren in hernieuwbare energie.
Er zijn dus heel veel plannen gemaakt, minister. Een aantal zaken zitten op schema, maar voor heel wat andere zaken moeten tandjes bijgestoken worden. Vanuit onze fractie gaan we de nieuwe minister van harte ondersteunen in haar taak en tegelijk wensen we u een behouden vaart in Oostende als nieuwe burgemeester van de ‘Stad aan Zee’. (Applaus bij de meerderheid)
Oostende is de Koningin der Badsteden.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, ik sluit me vanzelfsprekend aan bij de lovende woorden die hier over uw inspanningen gesproken zijn. Toen deze regering vijf jaar geleden van start ging en wij het departement Energie toebedeeld kregen, was ik eerder somber gestemd. Er kwam een gargantueske taak op ons af. Eerst heeft Annemie Turtelboom haar tanden erin gezet en dan hebt u zich daar met volle ‘force’, met uw volle ‘carrure’ verder in gesmeten.
Collega’s, ik denk niet dat we vandaag over energie of over vele andere onderwerpen, zoals klimaat, moeten proberen te doen alsof de meerderheid zegt dat alles goed en perfect is en de oppositie zegt dat alles slecht is. Gelukkig gebeurt dat ook niet.
Wat we in ons Vlaams energiebeleid zien, is een enorme omschakeling. De hoeveelheid hernieuwbare energie moet drastisch toenemen, we bouwen ons nucleair park tegen 2025 af en we maken ons land klaar voor een groene economie – of een blauwe, zo u wilt –, een propere economie. We moeten ons energieverbruik naar beneden halen en verschonen. We moeten de CO2-uitstoot naar beneden halen.
Er is een batterij aan maatregelen genomen, collega’s. De lijst is lang, maar we hebben het er tijdens het klimaatdebat al voor een stuk over gehad: renovatie, de energielening, de sociale correcties daarop, het aanpakken van de schuldenberg voor hernieuwbare energie, de renovatiepacten, Clean Power for Transport, dat daarnet al aangehaald is… Er zijn tal van maatregelen en, natuurlijk, beste collega’s, genereert niet elke maatregel onmiddellijk het verhoopte effect. Het zou wel straf zijn, mocht elke minister perfect zou weten welk effect hij zou bereiken met welke maatregel. Daarom wordt er ook permanent bijgestuurd.
Dan denk ik, collega’s, dat we volmondig ja kunnen zeggen.
Natuurlijk, mijnheer Danen, is het nog niet voldoende. Er moet nog meer ambitie worden getoond. Er moeten evaluaties van bestaande maatregelen plaatsvinden. Er moet constant bijgestuurd worden. Wat ik alleen een beetje jammer vind, is dat er over het ambitieniveau wat frictie is. Er wordt dan gezwaaid met het cliché ‘haalbaar en betaalbaar’. Ik kan het bijna niet meer horen. Hoeveel keer nog dat het proper, haalbaar én betaalbaar moet zijn? De Trias Energetica. Dat weten we intussen allemaal. Er is geen enkele weldenkende politicus die onbetaalbare elektriciteit gaat proberen te verkopen, of die niet-propere energie of onhaalbare dingen zal willen proberen te verkopen. Er zijn alleen meningsverschillen over wat haalbaar en betaalbaar is.
Ik kan u zeggen dat als het over doelstellingen gaat, ik daar lang een heel koele minnaar van ben geweest. Naar goede Vlaamse traditie: ‘laat ons maar nuchter zijn, laat ons maar vooral doen wat we kunnen, en dan zien we nadien wel hoe ver we raken.’ Wel, dat werkt niet. Dat wérkt niet. Om diezelfde reden blijf ik zo vechten voor duidelijkheid over de kernuitstap. Als je ergens wilt raken, dan moet je beginnen met te zeggen waar je wilt raken. Dan kun je beginnen zoeken wat de weg daar naartoe is. Als wij niet de moed hebben om af en toe ook ambitie te tonen, niet alleen onder elkaar, niet alleen in een gevoel, maar ook met ambitieniveaus en doelstellingen, dan zullen wij nooit de legitimiteit vinden om een omslag in onze regelgeving, in onze fiscaliteit, in ons beleid, te krijgen.
Dus, beste collega’s, het is niet langer zoeken naar een evenwicht tussen haalbaar, betaalbaar en proper. Het is zoeken naar een evenwicht tussen ambities die we vooropstellen en een onderbouw aan beleidsinstrumenten.
Ik heb u net aangehaald. Ik vind dat deze regering een hele batterij aan beleidsmaatregelen heeft voorgesteld. Maar het is niet voldoende. Soms geraken de regeringen alleen er niet uit, omdat er ook het federale, het Waalse, het Europese niveau is.
Daarom, beste collega’s, wil ik u oproepen om in de vier maanden die ons nog resten, samen met ons opnieuw de interparlementaire klimaatconferentie bijeen te roepen, om te bekijken welke maatregelen er op de verschillende niveaus kunnen worden genomen, en om de handen in elkaar te slaan. Zodat bij een volgende energietop , bij een volgende klimaattop België fier kan tonen wat het in huis heeft en Vlaanderen fier kan tonen wat het al heeft gedaan en wat het nog zal doen.
De heer Danen heeft het woord.
Ook ik wil u bedanken, minister, voor de interessante discussies die we hebben gehad. We waren het regelmatig oneens over concrete maatregelen, maar dat hoort zo in een democratie.
Ik ben ook blij en fier om mijn appreciatie uit te drukken dat u het draagvlak voor hernieuwbare energie mee hebt opgebouwd. Dat was een hele klus, en daar kunnen we in Vlaanderen allemaal wel bij varen. U hebt ontegensprekelijk heel goede dingen gedaan. Ik ga het daar nu niet verder meer over hebben, omdat u dat de voorbije jaren zelf al heel erg veel hebt gedaan. U bent er natuurlijk een meester in om de dingen die goed lopen, goed te verkopen en te communiceren. Dat is op zich een goede kwaliteit. Maar er waren natuurlijk een aantal zaken die wat onder de radar bleven en waar u natuurlijk slim over zweeg of waar u soms een bepaalde draai aan gaf.
Desalniettemin, als het over klimaat en energie gaat, dan is het natuurlijk zo dat die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het zou misschien interessant zijn om in een volgende legislatuur de minister van Klimaat ook de minister van Energie te laten zijn. Maar dat is iets voor de nabije toekomst. Dan gaat het concreet over hernieuwbare energie en energie-efficiëntie , de twee belangrijke domeinen binnen Klimaat, maar die natuurlijk helemaal binnen Energie vallen.
Als het over hernieuwbare energie gaat, ga ik het niet over zon hebben. Daarin hebt u inderdaad wat bakens verzet. Ik wil het wel hebben over wind. Vandaag lazen we in de kranten dat het Windplan wat sputtert. Dat is misschien niet helemaal uw fout, natuurlijk. Wat ik wel fascinerend vind – en u hebt dat zelf al een paar keer gezegd –, is dat er in West-Vlaanderen heel weinig windmolens worden geplaatst: vorig jaar geen enkele, dit jaar drie. Dat zou niet te maken hebben met de West-Vlaamse mentaliteit, maar wel met een aantal luchthavens die in West-Vlaanderen liggen.
Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel sluiten we de luchthavens, maar ik veronderstel dat dat op heel korte termijn misschien niet onmiddellijk haalbaar is. Ofwel maken we afspraken met de luchtvaartautoriteiten.
Ik heb het eens nagekeken: ongeveer vijftien jaar geleden werden er in de commissie Energie al vragen gesteld over windmolens en luchthavens. Ook toen werd gezegd: we gaan proberen om goede afspraken te maken met de autoriteiten, zodat windmolens in de buurt van luchthavens ook mogelijk zijn binnen een kleinere perimeter. Ik stel vast dat we op dat vlak niet heel veel opgeschoven zijn. Ik vind dat bijzonder jammer. Ik hoop dat uw opvolger op dat vlak de boel wel kan loswrikken.
Wat energie-efficiëntie betreft, heb ik u al vaak ondervraagd over warmtepompen. Ook op dat vlak moeten we echt andere dingen doen, omdat het aantal warmtepompen in nieuwbouwwoningen de laatste jaren procentueel daalt in plaats van stijgt. Het Energierenovatiepact stremt natuurlijk. Ook dat is een heel belangrijke uitdaging waarmee we samen aan de slag moeten.
U hebt de digitale meter zelf niet mee kunnen lanceren. Ik verwacht daar veel van, tenminste als de matteüseffecten weggewerkt worden. Op die manier zullen we erin kunnen slagen om overtollige energie van consumenten te verkopen op de markt. Ik denk dat iedereen daar beter van wordt.
Minister Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, ik wil nog kort reageren. Dank u wel voor alle lovende woorden. Ik heb inderdaad een opdracht die niet zo eenvoudig is. Energie is inderdaad een grote uitdaging, niet alleen op regionaal niveau maar ook op federaal niveau en heel zeker ook op Europees niveau. De belangrijkste uitdaging zal de komende jaren echter voornamelijk op het lokale niveau liggen. Het zal – ik heb dat al een paar keren gezegd – met de steden en gemeenten zijn of het zal niet zijn. Ik ben ervan overtuigd dat de lokale besturen daarin de komende jaren een doorslaggevende rol zullen spelen. Ik zal daar dan ook vanuit mijn eigen stad een bijdrage toe leveren.
Mijnheer Gryffroy, het klopt dat ze niet vrijblijvend zijn, drie van de zes maatregelen die genomen moeten worden bij de notariële overdracht van een woning. Het is natuurlijk juist dat wij dat zullen handhaven via de gebouwenpas. Zoals ik gisteren al zei in het algemene debat, denk ik dat de gebouwenpas veel te veel onderschat wordt. Dit is een Europese primeur. Dit zetten we in Vlaanderen als eerste op de markt. Daar wordt op dit moment wat te weinig aandacht aan geschonken. Dat zal echter een instrument zijn waardoor mensen die een huis verwerven of erven, heel duidelijk zullen zien wat die woning nodig heeft qua energie-efficiëntie, wat er gedaan moet worden en hoeveel dat kost. Het zal de mensen er ongetwijfeld toe aanzetten om de maatregel, die absoluut niet facultatief maar wel zeer richtinggevend is, uit te voeren. Ik heb er alle vertrouwen in, want ik denk dat mensen gewoon de voordelen van het investeren in energie-efficiëntie, in energie-isolatie en in hernieuwbare energie beter zullen zien en moeten ontdekken. Dat is de belangrijkste motivator voor mensen om iets te doen aan een gebouw: niet alleen het comfort maar ook de waarde van de woning stijgt. Het moet op dat vlak toch eens gedaan zijn met energie en de problematiek van de energie altijd maar te benaderen vanuit een kostenperspectief, terwijl het heel goed mogelijk is – en dat heb ik de laatste jaren ook geprobeerd – om dat vanuit een opbrengstperspectief te bekijken.
Wat de ambitie betreft, collega’s, deel ik de mening van de heer Gryffroy dat het opbod door voornamelijk hogere overheden of door mensen die geen uitvoering moeten geven aan de plannen, wel eens mag worden bijgestuurd. Ik heb geen enkel probleem met hoge ambities, iedereen weet dat ik zeer ambitieus ben. Mijnheer Gryffroy, ik denk dat, als we dezelfde ambitie zouden hebben bij de uitvoering van een aantal zaken als bij het maken van de plannen, een aantal zaken perfect haalbaar en zelfs betaalbaar kunnen zijn. Het enige wat natuurlijk verkregen moet worden, is dat wij ons, als er plannen gemaakt worden, ook allemaal achter die plannen scharen en niet altijd maar bezig zijn met verontschuldigingen te zoeken en drempels op te werpen om iets niet te moeten doen. Ik denk dat daar de sleutel zit: de betrokkenheid van de bevolking verhogen. Dat kan met participatieprojecten. Ik ben ervan overtuigd, mevrouw de toekomstige minister, dat de steden en de gemeenten, de burgers en de bedrijven allemaal heel goed overtuigd kunnen worden om op het vlak van hernieuwbare energie te gaan werken met participatieprojecten en ervoor te zorgen dat daar rendabiliteit komt.
Mijnheer Bothuyne, ik geef u gelijk: plannen is één zaak, uitvoeren is een andere zaak.
Ik wil nog even zeggen, van op deze stoel, aan het einde van mijn opdracht, dat dit niet alleen van de minister kan komen. Dit moet gebeuren door verschillende actoren op het terrein. De parlementsleden moeten het voorbeeld geven. Zij maken de plannen, zij keuren de plannen goed of af. Ook de andere overheden moeten het voorbeeld geven: de federale, de Vlaamse, de provinciale, iedereen moet mee, ook de bedrijven.
Gelukkig, als ik van één ding tevreden ben, dan zijn het de bewegingen die de bedrijven nu aan het maken zijn om daar ook nog meer werk van te maken. Naast de energie-efficiëntie waar ze heel belangrijke inspanningen hebben geleverd in de voorbije jaren, gaan ze nu ook in de richting van hernieuwbare-energieproductie. Ze doen het op een manier van participatie. Getuige Volvo, waar duizenden mensen meestappen, en Decathlon, waar duizenden mensen mee zullen stappen. Ik vind dat belangrijk.
Het CPT-plan (Clean Power for Transport) is inderdaad een ontgoocheling voor mij, maar dat heeft natuurlijk ook wel te maken met een aantal externe factoren. Ik wil even meegeven: als het in Nederland kan, dan kan het in Vlaanderen ook. In dat dossier zijn ook veel te veel tegenwerpingen en verontschuldigingen die men zoekt om iets niet te doen. Ik reik hier nochtans een duidelijke hand naar de gemeenten en steden. Als men daar het wagenpark vernieuwt in de komende maanden en jaren, dan moet men daar ook aan de kar trekken van milieuvriendelijke voertuigen. Er zijn nog altijd steden die vinden dat ze dieselwagens moeten aankopen of wagens op fossiele brandstof, terwijl overgangsmaatregelen zoals compressed natural gas (cng), waterstof en elektrische voertuigen perfect mogelijk zijn om investeringen in te doen.
Ik besluit met een hulde aan mijn voorganger, minister Turtelboom. Ze heeft in het begin van de legislatuur een aantal zeer moeilijke beslissingen genomen. Ik durf nu met grote zekerheid zeggen dat ze de juiste beslissingen heeft genomen, samen met de Vlaamse Regering, die het voor haar persoonlijk niet gemakkelijk hebben gemaakt en geleid hebben tot mijn aantreden als minister. Had zij samen met die Vlaamse Regering die beslissingen niet genomen in het begin van de legislatuur, dan stonden we niet waar we vandaag staan. We hebben effectief de energieheffing kunnen reduceren tot een bedrag van gemiddeld 5 euro voor een gezin. Voor meer dan 250.000 gezinnen is dat zelfs nul euro geworden. We hebben verder kunnen bouwen op die beslissingen en nog een aantal beslissingen extra genomen.
De grote uitdaging blijft niet alleen de omslag naar hernieuwbare energie, maar voornamelijk de omslag van de centrale energiepolitiek naar een decentrale energiepolitiek. Dat betekent dat bedrijven, mensen, gezinnen, bedrijventerreinen, gemeentelijke overheden samen zullen werken om energie te produceren en te beheren. Natuurlijk moeten we die zaken regelmatig bijsturen.
Ik wil toch nog wel eens de mensen waarschuwen die grote ambities hebben, net als ik, we leven in een van de meest geïndustrialiseerde en dichtst bevolkte regio's van de hele EU. Dat betekent dat we ook onze beperkingen hebben en dat ook daar rekening mee moet worden gehouden. Dat betekent dat we de mensen moeten meekrijgen.
Met het Windplan dat vandaag in de actualiteit staat, zitten we op koers. Het is niet omdat er in het verkiezingsjaar 2018 minder windmolens zijn geplaatst en gebouwd dan we hadden gepland in het meerjarenplan, dat we nu achterstand oplopen. We hebben nog altijd een voorsprong op het vlak van vermogen. Getuige daarvan dat deze week alleen al minister Schauvliege zeven windmolens heeft vergund in Limburg, en elf windmolens in Zeebrugge, mevrouw Van Volcem. Dat zijn er achttien. Dat betekent in één week tijd de helft van de vergunningen die er in heel het jaar 2018 werden geplaatst. (Opmerkingen)
Nee, maar de vergunningen zijn wel uitgereikt. Tussen het plannen maken en het vergunningen uitreiken en het effectief uitvoeren – het is niet de minister die de windmolens plaatst, mijnheer Rzoska –, proberen wij een kader te scheppen. Ik ben ervan overtuigd: in 2020 zal ik waarschijnlijk nog in de politiek zitten, ik weet niet op welke plaats, en dan gaan we nog eens met elkaar praten en dan gaan we kijken of het effectief allemaal zo'n vaart gelopen is, of het doemdenken dat sommigen vandaag hanteren effectief bewaarheid is geworden.
Ik vraag aan iedereen: stop met excuses te zoeken! Stop met te zoeken wat niet kan! Probeer te doen wat wel kan.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, kunt u mij iets verduidelijken?
In het Energieplan is er sprake van 280 megawatt die er jaarlijks bij moet komen voor 2018. Het klopt toch dat dat betrekking heeft op hetgeen er gebouwd wordt in 2018? (Opmerkingen van minister Bart Tommelein)
Oké. Dus wat men in De Standaard schrijft, is dat er momenteel 106 megawatt gebouwd is.
De heer Danen heeft het woord.
Het klopt natuurlijk dat er heel wat windmolens gebouwd zijn. Er staan er ook heel wat in Vlaanderen. Maar het Windplan gaat tot 2030. De uitdaging zal zijn om in de komende jaren ruimte te vinden voor die molens. Ik wil er alles aan doen om dat mee mogelijk te maken. Maar we kunnen stellen dat heel wat laaghangend fruit al geplukt is. Ik denk dat er meer maatregelen nodig zijn om ook die molens in de komende jaren mogelijk te maken. Want nu is het inderdaad al aan het stremmen.
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik wens mijn opvolgster, mevrouw Peeters, heel veel succes toe in de komende maanden. (Gelach)
U kunt op mij rekenen.
Dames en heren, daarmee zijn alle onderdelen afgehandeld. Om 14 uur gaan we verder. Dan kan de minister een repliek geven. Ik hoop dat alle fractievoorzitters hier dan aanwezig zullen zijn.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, krijgen we een prijs omdat onze fractie hier nog steeds voltallig aanwezig is?
Ja, u kunt een traktatie afhalen in het Koffiehuis. (Gelach)
Het siert u dat u hier voltallig aanwezig bent. Ik wou er nog iets over zeggen, maar u bent mij voor geweest.
De socialisten hebben het ook goed volgehouden. De heer Bertels zit hier nog. Voor de rest zeg ik niets. (Gelach)