Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik weet niet of tegen iemand zeggen dat hij misschien hiv heeft, direct als een beschuldiging moet worden gezien. Want dan beschuldigen we meteen heel veel mensen die slachtoffer zijn.
Zaterdag staan de mensen die hiv hebben opgelopen in de spotlights. In België zijn dat er ondertussen 17.000 à 18.000. Op 1 december is het Wereldaidsdag.
We hebben gisteren cijfers gekregen van Sciensano die aantonen dat het aantal besmettingen in ons land is gedaald met 2 procent tussen 2016 en 2017, en zelfs met 27 procent tussen 2012 en 2017.
Een bijzondere doelgroep die aandacht verdient, bestaat uit mannen die seks hebben met mannen. Zij maken 49 procent uit van die groep van mensen met hiv.
We zitten op het goede spoor want het aantal hiv-gevallen daalt. Maar er zijn nog altijd tweeduizend mensen met hiv die zich daar niet bewust van zijn en die daardoor misschien, zonder het te weten, de ziekte doorgeven aan een partner met wie ze onveilige seks hebben.
Minister, ik weet dat u op 14 december in dit huis een symposium organiseert over seksuele gezondheid. Mijn vraag is wat u precies zult doen om die tweeduizend mensen te bereiken en om hiv in ons land een halt toe te roepen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Gisteren zijn inderdaad cijfers gepubliceerd. Ik wil deze gelegenheid te baat nemen om erop te wijzen dat er vanuit de gemeenschappen heel wat inspanningen zijn gebeurd inzake hiv-preventie. Ook op federaal vlak en in het bijzonder door minister Maggie De Block werden belangrijke initiatieven genomen.
De vraag die u stelt, gaat over diegenen die niet weten of beseffen dat ze intussen met hiv zijn besmet. Wanneer we de cijfers bekijken, zien we dat die groep de laatste tien jaar enorm is verkleind en dat het moment tussen de besmetting en de diagnose korter is geworden. Dat belet niet dat daar nog heel wat inspanningen inzake preventie moeten worden gedaan. U hebt de doelgroep heel juist benoemd: mannen die seks hebben met mannen. Dat is een van de groepen waarvan we weten dat preventieve inspanningen op hun plaats zijn.
Sensoa is onze partnerorganisatie en ik ben daar bijzonder tevreden over. Wat deze specifieke doelgroep betreft, probeert Sensoa in te zetten op een combinatiepreventie. Zij proberen heel sterk in te zetten op het promoten van het condoomgebruik en op het beschikbaar stellen van condooms en glijmiddel in horecazaken die door deze groep worden bezocht. Verder probeert Sensoa het testaanbod toegankelijker te maken. Er zijn ook online initiatieven om partners tijdig te kunnen wijzen op een mogelijk besmettingsrisico. Wij zullen die initiatieven consequent voortzetten. U hebt terecht verwezen naar de conferentie die wij organiseren. Wij zijn ervan overtuigd dat de inspanningen, specifiek voor deze groep, moeten worden voortgezet en waar mogelijk zelfs geïntensifieerd.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De Vlaamse Gemeenschap is met 3 miljoen euro per jaar een van de grootste donateurs aan de Joint United Nations Programme on HIV/AIDS (UNAIDS). Dat is een zeer goede zaak want op die manier kunnen we hiv, dat de voorbije jaren tientallen miljoenen mensenlevens heeft geëist en dat wereldwijd nog altijd mensenlevens eist, een halt toeroepen. De cijfers gaan in de goede richting maar er zijn nog een reeks andere seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) die in de slechte richting evolueren. Mevrouw Saeys heeft onlangs nog een vraag gesteld over humaan papillomavirus (HPV), gonorroe en chlamydia, die aan een opmars bezig zijn. Hoe wordt werk gemaakt van bewustwording rond die soa’s, die even levensbedreigend kunnen zijn als hiv?
De heer Bogovic heeft het woord.
We zijn de strijd tegen hiv stap voor stap aan het winnen en dat is goed. Dat kan alleen blijven lukken indien Vlaanderen en de federale overheid goed blijven samenwerken. Minister, u verwees er al naar: minister Maggie De Block heeft op federaal vlak verschillende maatregelen genomen die een belangrijke bijdrage leveren aan die strijd, zoals het toestaan van zelftesten, de terugbetaling van anonieme testen, van Pre-Expositie Profylaxe (PrEP) enzovoort.
We zijn er echter nog niet. De beste manier om een hiv-besmetting te vermijden, blijft veilig vrijen. Ik was dan ook geprikkeld door het voorstel dat in Frankrijk nu wordt geïmplementeerd, om condooms onder bepaalde voorwaarden gratis te verschaffen, met een doktersvoorschrift in de apotheek, voor bepaalde merken et cetera. Vlaanderen is bevoegd voor preventie. Mijn vraag aan u is hoe u tegenover dit voorstel staat en of u bereid bent de haalbaarheid hiervan te onderzoeken.
De heer Bertels heeft het woord.
Er is inderdaad vooruitgang geboekt door de samenwerking tussen de Vlaamse en de Federale Regering. Er is een dalende trend, maar aan de andere kant mogen we niet ontkennen dat er jaarlijks nog altijd een hoog aantal mensen met hiv gediagnosticeerd worden. Uit de laatste cijfers van Sciensano, het vroeger Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid (WIV), blijkt dat er jaarlijks nog altijd bijna negenhonderd mensen met hiv gediagnosticeerd worden. We moeten daar blijven op inzetten en we moeten ook blijven inzetten, zoals ook in uw beleidsnota staat, op het bevorderen van seksuele gezondheid, zoals u dat noemt. Preventie van hiv en soa’s is daar een onderdeel van.
Minister, u hebt combipreventie vernoemd, maar we constateren op het terrein ook een zekere condoommoeheid. Mensen hebben niet langer het besef dat condooms ook tegen soa’s beschermen, niet alleen tegen hiv. Mijn specifieke vraag is dan ook, net zoals bij mijn collega’s, of het geen tijd is om een specifieke actie op te zetten om condoomgebruik weer algemeen te promoten.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
De strijd tegen hiv is nog niet gewonnen, maar er zijn de afgelopen jaren en decennia inderdaad grote stappen gezet rond, onder andere, preventie, gezondheid, screening en levenskwaliteit enzovoort. Daardoor krijg je eigenlijk een pervers effect, want in de hoofden van een aantal mensen is de strijd al half gewonnen en de maatschappelijke urgentie lijkt bij een aantal mensen te verminderen. Dan is het natuurlijk belangrijk dat daar sensibiliseringscampagnes op volgen, dat we blijven wijzen op de risico’s, dat we erover blijven waken en dat we oog blijven hebben voor het gevaar dat deze ziekte nog steeds vormt.
Mijn vraag is op welke manier u daar de vinger aan de pols houdt en evalueert hoe ons beleid ook effectief meegaat in de nieuwe maatschappelijke verhoudingen en visies op hiv en risicogedrag.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik wil een paar bedenkingen formuleren.
Ik denk dat collega Poschet terecht heeft gezegd dat leven met hiv nog altijd een groot probleem is en dat vooral het stigma errond nog een heel erg zware last is om te dragen. Dat gezegd zijnde, een bijzonder kwetsbare groep is de Afrikaanse gemeenschap, die zeer moeilijk te bereiken is met de preventie die wij breed inzetten. Mijn vraag is of er voor die groep bijkomende inspanningen mogelijk zijn.
Ik wil ook inpikken op wat collega Poschet gezegd heeft rond een andere soa, met name humaan papillomavirus (HPV) bij jongens. Ik zou bijzonder graag vernemen of de Vlaamse Regering initiatieven steunt om de preventieve behandeling die nu al voor jonge meisjes bestaat, uit te breiden naar jonge jongens.
Collega’s, ik neem aan dat jullie weten dat het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) op het terrein actief is als het gaat over de Sub-Saharaanse Afrikaanse gemeenschap. Men zegt mij dat ze binnen die groep toch heel wat succes boeken, dus dat is zeker een inspanning die wij moeten volhouden en eigenlijk toont dat duidelijk aan wie zich daar vanuit onze organisaties ook het meest op toelegt.
Ten tweede wilde ik het thema toch iets breder opentrekken, want uw laatste vraag was ook wel de meest pertinente, als u naar de cijfers kijkt. Voor hiv gaan we – laten we zeggen – de goede kant op, maar voor de soa’s in het algemeen zijn de cijfers niet zo positief. Dat betekent dat we op dat vlak wel degelijk moeten kijken hoe we de beleidsvoering moeten versterken. We zullen inderdaad campagnes moeten herhalen.
Ik heb niet gesproken over PrEP- en hiv-medicatie. Die hebben geweldig veel voordelen, maar natuurlijk ook een groot nadeel, met name dat ze eigenlijk niet echt effectief of nuttig zijn voor de soa-problematiek.
Dus wat uw vragen over condoomgebruik betreft: op de conferentie die we zullen houden, zullen we het met name ook hebben over de vraag of we nieuwe initiatieven moeten nemen om de preventie van soa’s en hiv te versterken. Er zijn overigens al wel een aantal settings waarbij gratis condooms gedistribueerd worden. Het is wel de bedoeling om op die conferentie na te gaan of er de volgende periode nieuwe initiatieven genomen moeten worden.
Een laatste punt. Precies omdat die soa-kwestie ze belangrijk is, is Sensoa, samen met het kenniscentrum, bezig met het ontwikkelen van een richtlijn specifiek gericht op de huisartspraktijken. Sensoa is er namelijk van overtuigd dat huisartsen, zorgverstrekkers die een vertrouwensrelatie hebben met patiënten, beter uitgerust zouden moeten zijn om een gesprek over seksuele gezondheid te kunnen voeren. Dat is een setting die voor de patiënt comfortabel is, er is contact, er is een vertrouwensrelatie. Daarom wil men huisartsen beter ondersteunen om dat gesprek te voeren. Daaraan gekoppeld moet uiteraard bekeken worden of er zorgzaken moeten gebeuren op het vlak van behandeling en of – andere hypothese – de betrokkene ertoe aangezet moet worden om partners te verwittigen.
Er bestaan daar online ook wel wat mogelijkheden voor, zoals Partneralert, om mensen te zeggen: je moet je ervan bewust zijn dat er risico’s zijn en misschien moet je toch je partner of degene met wie je seksuele contacten hebt gehad daar ook over verwittigen.
U mag dus verwachten dat wij in het voorjaar van 2019 zullen inzetten op het introduceren van zo’n richtlijn rond seksuele gezondheid, precies vanuit de inschattingen die al in deze vragen aan bod zijn geweest.
Voorzitter, ik denk dat het een zeer belangrijke vraag en kwestie is. Uit de tussenkomsten van de verschillende collega’s blijkt dat er geen eensluidend antwoord op is. De ene zegt: we moeten meer gratis condooms verspreiden. De andere spreekt over condoommoeheid. PrEP wordt aangehaald als een middel tegen de overdracht van hiv, maar is dan weer niet afdoende tegen andere soa’s. We moeten dus eigenlijk streven naar een mix van maatregelen, een 360-gradenaanpak om het geheel aan te pakken, en zeker en vast ook het doel van de VN voor ogen houden.
Een van de Sustainable Development Goals, de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen, is om tegen 2030 aids volledig van de aardbol te verwijderen. Uiteraard moeten de mensen die aan aids lijden, ondersteund worden. Want het klopt, collega De Bruyn, dat er nog altijd een stigma bestaat, ondanks het feit dat er grote vooruitgang is gemaakt. Heel veel mensen weten nog altijd niet in hoeverre het gevaarlijk of ongevaarlijk is. Daaraan moeten we blijven werken.
De actuele vraag is afgehandeld.