Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, u zegt het zelf heel veel en ook heel graag – en terecht: 80 procent van de Vlaamse bedrijven ligt op minder dan 10 kilometer van een bevaarbare waterweg, en dat biedt enorm veel opportuniteiten. Dat weten we uiteraard. U investeert daar ook heel hard in: u investeert bijvoorbeeld in het verhogen van de bruggen op het Albertkanaal om grotere schepen toe te laten, u investeert in het bevaarbaar maken en houden van de Leie voor grote schepen, extra kaaimuren enzovoort. Dat is heel wat budget voor de Vlaamse waterweg.
Vlaanderen heeft de doelstelling om tegen 2030 minstens 30 procent van het goederentransport te laten verlopen over het water of via het spoor. Nu zegt Voka op basis van een studie van het Federaal Planbureau dat het goederenvervoer tegen 2030 met 45 procent zal stijgen in Vlaanderen. Dat is enorm veel. Hans Maertens van Voka – geen familie trouwens – komt nu met de stelling dat de Vlaamse doelstelling te laag is en dat we tegen 2030 minstens 34 procent van het goederentransport over het water of via het spoor moeten laten gebeuren, en zelfs 40 procent tegen 2050.
Minister, wat is uw reactie op die stelling van het Voka?
Minister Weyts heeft het woord.
Enerzijds is er natuurlijk het toenemende fileprobleem en de prognose van de toename van het vrachtverkeer, gekoppeld aan de vaststelling dat er nog zoveel ruimte is op de waterweg, waarin we zullen investeren. Ons antwoord is dat we willen gaan naar een modal shift, maar dat er ook een mental shift nodig is bij de ondernemers zelf. Men moet veel meer nadenken over het gebruik van die waterweg en over de vestigingsplaats van nieuwe ondernemingen langs het water, die dat water dan ook kunnen gebruiken om goederen te transporteren.
De taak van de overheid is investeren, innoveren en faciliteren. Investeren doen we resoluut. Het budget in 2014 was ongeveer 210 miljoen euro, en dat is nu 280 miljoen euro geworden. Eenmalig komt er nu nog 81 miljoen euro bovenop. Dat spenderen we bijvoorbeeld aan werken op het kanaal Brussel-Charleroi om maar iets te zeggen. Ook Gent-Terneuzen krijgt extra middelen. Dat is het luik investeren.
Ik geef een voorbeeld van innoveren. We willen de transportkosten natuurlijk naar beneden halen in vergelijking met de organisatie van het transport over de weg via het vrachtverkeer. We moeten er eenvoudigweg voor zorgen dat transport over het water goedkoper wordt. Daarom werken we aan autonoom varen. Iedereen heeft tegenwoordig de mond vol over autonoom rijden, maar wat veel sneller realiteit zal zijn, is autonoom varen.
We hebben op het Vlaamse niveau een platform opgericht om die initiatieven wat te coördineren. Er komt eind deze maand al een proefproject met autonoom varen. We starten op de IJzer tussen Nieuwpoort en Diksmuide met autonoom varen via een groot schaalmodel. Daar zal een schip varen en autonoom gebruikmaken van de sluizen.
Het derde element is faciliteren. Via https://multimodaal.vlaanderen zorgen we voor matchmaking, een beetje zoals Ingeborg deed op televisie. We brengen partners samen, in dit geval bedrijven. Als ze schepen gebruiken, zorgen we ervoor dat ze niet leeg varen. Ik geef een concreet voorbeeld: Celis bouwmaterialen in Leuven gaat zijn bouwmaterialen halen in de haven van Antwerpen en vaart met een leeg schip van Leuven naar Antwerpen om terug te komen met een vol schip. Datzelfde schip vervoert nu bakken bier van AB InBev naar de haven van Antwerpen. Daar wordt het schip geruimd, gekuist en vervolgens komt het terug met bouwmaterialen. Dat is een vorm van matchmaking, waarbij de overheid als matchmaker tussen bedrijven opereert zoals Ingeborg op televisie, als het gaat over het gebruiken van de binnenvaart.
Investeren, innoveren en faciliteren: op die drie fronten zijn we serieus aan het evolueren.
De heer Maertens heeft het woord.
U bent duidelijk fan van Ingeborg. Ik ken haar vooral van het programma Schuif Af, maar we weten allemaal dat dat nu net niet de bedoeling is met de binnenvaart. Die moet omhoog.
Minister, een aantal dingen waar ook de lokale besturen een opdracht hebben, zijn mogelijk en haalbaar, bijvoorbeeld het voorzien in bedrijventerreinen aan het bevaarbare water. Die taak kunnen wij allemaal als lokaal bestuurder opnemen. Wat betreft het faciliteren hoor ik dat de Vlaamse overheid, De Vlaamse Waterweg, erin moet slagen om de transportbedrijven echt op dat water te enten en zich erop te begeven.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Er zijn in Vlaanderen heel wat kleinere waterwegen die vandaag door te kleine sluizen en door problemen met de diepte niet bevaarbaar zijn. Ik ben ervan overtuigd dat u vandaag grote en goede werken doet. In een volgend stadium moeten we kijken naar die kleinere waterwegen. Hebt u dienaangaande concrete plannen en ideeën?
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, het is goed dat u de voorbije jaren in heel wat investeringsmiddelen hebt voorzien voor infrastructuur. Dat verklaart het positieve resultaat: de binnenvaart neemt toe. In 2017 was er een groei van 6,5 procent. Dat komt neer op iets meer dan 175.000 vrachtwagens op de weg. U zorgt er dus voor dat er minder files zouden kunnen zijn op onze wegen. Er moet volop en nog meer in die infrastructuur worden geïnvesteerd.
In het kader van de begroting 2019 neemt u nog initiatieven, onder meer een bijkomende investering van 5 miljoen euro voor hinterlandsubsidies. Er is een projectoproep om het gebruik van de lichter te stimuleren. Ook het budget voor De Vlaamse Waterweg groeit met 12 miljoen euro. Dat is allemaal zeer positief.
Het is ook zeer belangrijk dat er een goede dienstverlening is voor de binnenschippers. Wij hebben heel wat bevoegdheden gekregen. In het verslag van de ombudsman lezen wij dat daar toch wel een tandje bij kan worden gestoken omdat er zowel bij het binnenvaartloket als bij de binnenvaartcommissie nog een achterstand is in de dossiers. Dat heeft uiteraard ook een economische impact. Is er in de behandeling van die dossiers enige vooruitgang?
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, ik deed deze zomer een Voka-bedrijfsstage bij Marlux, een Europese topper in betonproducten – ik denk dan aan klinkers. Zij zijn gevestigd in onder meer Tessenderlo en Heusden-Zolder. Ik vroeg hun wat ze per schip vervoerden. ‘Mijnheer Keulen,’ zeiden ze, ‘bijna niets, want de weg met zijn onvermijdelijke files is nog altijd rendabeler omdat wij wel laad- en loskades hebben maar geen laad- en losinfrastructuur, meer bepaald kranen. Als wij zelf moeten improviseren, verliezen wij te veel tijd.’ Het gaat vaak over practica. Het gaat niet over de grote schema’s. We moeten op een aantal laad- en loskades die er al liggen, zorgen voor laad- en loskranen. Dan ga je meteen winsten boeken. Het gaat over vervoer over de binnenwateren met schepen tot 1200 ton. Die zijn geholpen met laad- en loskranen, boven op de reeds aanwezige laad- en loskades.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik vergat daarnet te zeggen, of kon dat door de beperkte tijd niet doen, dat we er op het vlak van het faciliterende ondersteunen van de binnenvaart en de ondernemingen wel voor zorgen dat we mee participeren in een programma inzake kaaimuren. Heel concreet wil dat zeggen dat, gelet op de vaststelling dat 80 procent van de ondernemingen in Vlaanderen dicht bij een waterweg ligt, die ondernemingen er gebruik van moeten maken. Daarvoor is soms een grote investering nodig in de vorm van een kaaimuur. De Vlaamse overheid dekt 80 procent van de factuur voor de aanleg van een kaaimuur. De onderneming moet maar 20 procent betalen. Daarom hebben wij de ambitie om ervoor te zorgen dat alle bedrijventerreinen minstens één gemeenschappelijke kaaimuur hebben, zodat minstens de mogelijkheid bestaat om te zorgen voor transport via het water en, dankzij de overslagmogelijkheid, via de kaaimuur.
Als het gaat over de binnenvaartsector zelf, heb je gelijk dat we ook de kleintjes niet mogen vergeten. Ik ben zelf eens meegevaren langs de Kempense kanalen in het noorden, heel mooi en idyllisch. Daar is transport met kleinere schepen waarbij er heel wat sluizen zijn. Je hebt er een sluiswachter die met zijn wagentje naast het schip rijdt, parallel langs het kanaal, om de sluis te gaan openen. Aan de volgende sluis denk je: tiens, ik ken die mens precies. Het is diezelfde sluiswachter die bij de vorige sluis ook aanwezig was en met zijn autootje langs het kanaal rijdt om de volgende sluis te gaan openen. Op dat vlak willen we zorgen voor een betere dienstverlening door een automatische bediening op afstand van zowel de sluizen als de bruggen. Daar zijn we nu stelselmatig mee bezig, onder andere vanuit Zemst, waarbij we stelselmatig meer bruggen vanuit een centraal punt bedienen. Hetzelfde willen we doen met sluizen. We investeren ook in die sluizen en bekijken in welke mate we die kleine binnenvaartspelers extra zouden kunnen ondersteunen.
Ik ben het er uiteraard mee eens dat u eerst werk maakt van de grote werken. Die zijn nodig, die zijn noodzakelijk, ook in Europese projecten zoals het Seine-Scheldeverhaal met de verbinding naar Frankrijk vanuit Vlaanderen. We weten allemaal dat de wegen dichtslibben door grote vrachtwagens. We moeten daar echt iets aan doen. We zijn daar mee bezig. Dat doet me groot plezier. Ik denk ook dat dit kamerbreed wordt gedragen hier in het Vlaams Parlement. Ik hoop dat we in de toekomst nog meer middelen kunnen krijgen. U had het al over meer dan 80 miljoen euro extra voor binnenvaartinvesteringen. We moeten in de toekomst die weg, die waterweg blijven opgaan. Dat zal van groot belang zijn voor de leefbaarheid van Vlaanderen en van de steden in Vlaanderen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.