Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Het is zeker niet mijn bedoeling om de bespreking in de commissie over te doen. Een elftal maatregelen moeten het M-decreet, zoals het nu is, bijsturen.
Er zijn goede maatregelen bij en maatregelen waar we ons veel moeilijker kunnen in vinden. U beloofde in de commissie dat één van de belangrijkste bezorgdheden opgelost zou worden, maar we kregen gisteren toch nog een brief die was ondertekend door heel wat scholen uit Oost-Vlaanderen, over de ondersteuning van kinderen met specifieke behoeften, die volgens het rugzakprincipe worden gesubsidieerd en specifieke ondersteuning krijgen als voorafname op de algemene en bredere ondersteuning waarin voorzien is via het M-decreet.
Minister, daar is nog steeds zeer grote onduidelijkheid over. Er is een verhoging van het aantal kinderen in heel Vlaanderen dat vanuit het buitengewoon onderwijs les zal volgen in een inclusieve context. Dat is bekeken door uw diensten. Het gaat om 75 procent meer leerlingen, maar die verspreid zitten over scholen en over netten. Er is een ongelijkheid, want in sommige scholen is er een toename van het aantal kinderen in die situatie met 100 procent of zelfs 120 of 300 procent, en in andere scholen is er een daling. Toch zijn die middelen verdeeld a rato van die 75 procent Vlaanderenbreed. Het is dan aan scholen om onderling te kijken hoe die middelen kunnen worden overgedragen. Dat blijkt een bijzonder moeilijke oefening, en het zorgt voor heel veel frustratie in het veld. Netwerken die een stijging zien van kinderen, maar waar de middelen niet volgen, moeten ouders nu opnieuw in het ongewisse laten en kunnen geen duidelijkheid verschaffen. Een week voor de vakantie zitten de directies met de handen in het haar en is er grote ongerustheid. Dat lijkt wel een constante met het M-decreet. De directies hebben tijdens de vorige vakantie allerlei inspanningen gedaan om koste wat kost zoveel mogelijk zekerheid te geven. Ze dachten wellicht dat ze dit jaar een beetje van hun vakantie zouden kunnen genieten, maar we zitten opnieuw met een gelijkaardige situatie.
Minister, u beloofde in de commissie dat het opgelost zou worden, dat er zeker geen uren ondersteuning verloren zouden gaan, en dat er voor iedereen een minimum aan ondersteuning zou kunnen komen. Als hiervoor geen oplossing in de maak is, gaan we wat voorligt zeker niet steunen.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Collega’s, minister, ik wil even de tijd nemen om dit ontwerp van wijzigingsdecreet naar voren te brengen. Sinds 1 september 2017 is het M-decreet van toepassing in het onderwijs. Daardoor kunnen leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften les volgen in het gewoon onderwijs, met ondersteuning uiteraard. Daarom probeer ik hier in het Vlaams Parlement, als gewezen zorgcoördinator, samen met mijn fractie, de bezorgdheden van het veld zo goed mogelijk te vertolken. Die bezorgdheden waren er en zijn er nog altijd.
Een jaar geleden – ik herinner het mij als gisteren – stonden we voor de invoering van het nieuwe ondersteuningsmodel. Het afgelopen schooljaar was daardoor een belangrijk maar hectisch jaar voor het M-decreet. Ik wens dan ook van de gelegenheid gebruik te maken om alle scholen, directies, leerkrachten, zorgcoördinatoren en ondersteuners uitdrukkelijk te bedanken voor hun enorme inzet om een succes te maken van het nieuwe ondersteuningsmodel. Ze hebben op korte tijd zo goed mogelijk geprobeerd om zoveel mogelijk leerlingen optimaal te begeleiden, ondanks het gegeven dat – tot mijn grote frustratie en spijt – veel ondersteuningsnetwerken vanuit hun koepel opnieuw samengesteld moesten worden waardoor kostbare netoverschrijdende samenwerkingen teloor zijn gegaan. Toch liet men zich hierdoor niet uit het veld slaan en heeft men zich meer dan 100 procent ingezet om dit tot een goed verhaal te maken.
Vandaag ligt het ontwerp van wijzigingsdecreet voor. Dat is zeer goed nieuws. De afgelopen schooljaren bleek immers dat het M-decreet vaak ver weg stond van de realiteit. Wij hebben altijd gezegd: gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon als het nodig is. Met dit ontwerp van wijzigingsdecreet zetten we opnieuw een stap dichter bij die realiteit, want leerlingen zullen enerzijds sneller terug naar het buitengewoon onderwijs kunnen schakelen wanneer dit nodig is. Ook zullen kinderen met leerstoornissen die les volgen in het type basisaanbod zonder een nieuw verslag in dit type kunnen blijven wanneer dit nodig blijkt te zijn, omdat de overstap naar het gewone onderwijs nog te moeilijk is. Hierdoor kan het buitengewoon onderwijs de focus opnieuw op het kind leggen, dat nog altijd centraal moet staan met zijn mogelijkheden.
Aan de andere kant is het ook goed dat de voorwaarde wordt geschrapt om negen maanden te moeten verblijven in het buitengewoon onderwijs vooraleer men in aanmerking kan komen voor de opmaak van een gemotiveerd verslag. We kijken naar de noden van de leerling en bepalen dan de ondersteuning.
Daarnaast is het belangrijk dat we maatregelen hebben genomen om de overstap naar het gewoon onderwijs van een personeelslid dat in het buitengewoon onderwijs is aangesteld, te faciliteren.
Maar, mevrouw Meuleman, ik hoor uw opmerkingen, we zijn er nog niet. Voor de ondersteuning van de kleine types, waar u terecht naar verwijst, namelijk type 2-kinderen, met een verstandelijke beperking, type 4-kinderen, met een motorische beperking, type 6-kinderen, die blind zijn, en type 7-kinderen, die doof of slechthorend zijn, is een open-endfinanciering vastgelegd. Toch zijn er nog heel veel bezorgdheden over dat rugzakprincipe. Wij moeten heel goed opvolgen hoe deze leerlingen geteld worden en waar de middelen moeten terechtkomen. Ook wij vinden dat dit een één-op-ééngegeven moet blijven.
Minister, dit en verschillende andere zaken in dit ontwerp van decreet moeten nog worden uitgewerkt en bekrachtigd via een besluit van de Vlaamse Regering. We rekenen erop dat dit op een juiste wijze zal gebeuren en dat u snel duidelijkheid zult scheppen voor de verschillende actoren. We krijgen nog altijd heel veel bezorgheden van scholen over de middelen en de toewijzing ervan. We weten niet altijd heel goed waar ze blijven hangen en of ze functioneel worden ingezet. Een transparant kader over de inzet van de middelen is echt belangrijk.
Als we expertise opbouwen, bijvoorbeeld via de interventieteams om leerlingen met gedragsstoornissen te begeleiden, moet die expertise Vlaanderenbreed worden ingezet.
Collega’s, we blijven het M-decreet nauwgezet opvolgen en de bekommernissen ter harte nemen. Dit wijzigingsdecreet is daarin een eerste cruciale stap. Zoals in het regeerakkoord staat, hebben we er ons allemaal toe verbonden om “het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften uit te voeren en verder bij te sturen waar nodig.”
Wat er nu voorligt, kunnen wij als N-VA-fractie dus volledig ondersteunen, wetende dat het werk nog niet ten einde is en dat er nog zaken zijn die nauwkeurig opgevolgd moeten worden, onder meer via de besluiten die de Vlaamse Regering nog verder zal moeten uitwerken. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Minister, ik zal zeker en vast niet alles herhalen wat we in de commissie al naar voren hebben gebracht. We hebben tijdens de commissie een zeer boeiende bespreking gehad van de wijzigingen aan het M-decreet. Ik wil enkel kort vanuit onze fractie nog benadrukken dat wij de bijsturingen positief vinden, omdat de visie op handicap dankzij die elf maatregelen van de wijzigingen, niet wijzigt en dat er ook niet geraakt wordt aan de uitgangspunten die we genomen hebben bij de goedkeuring van het M-decreet.
De maatregelen die genomen worden, de wijzigingen die worden aangebracht aan het M-decreet, zijn positief. Ik zal er enkele noemen die we toch wel belangrijk vinden.
Een eerste belangrijke positieve maatregel is dat er beter gefaciliteerd wordt dat personeel een overgang kan maken van buitengewoon naar gewoon onderwijs. Een tweede belangrijk element dat we terugvinden in de bijsturing van het M-decreet, is dat er in de toekomst geen medische diagnose meer nodig is voor een gemotiveerd verslag. Een derde positief element is de open-endfinanciering voor de kleine types. Een belangrijke wijziging, die we eigenlijk al vroegen bij de goedkeuring van het M-decreet en die nu eindelijk wordt voorgelegd en goedgekeurd, is de voorwaarde die geschrapt wordt om eerst negen maanden in het buitengewoon onderwijs te hebben doorlopen vooraleer er gebruik gemaakt kan worden van extra ondersteuning in het gewoon onderwijs.
Het schrappen van de IQ-grens voor type 2 kunnen we zeker ondersteunen. Het is bij de goedkeuring van het M-decreet vorige legislatuur al aan bod gekomen, dat het eigenlijk niet wenselijk is om dat te gebruiken. Het is dus positief dat dit geschrapt wordt. Belangrijk is natuurlijk dat we wel een nauwkeurige monitoring doen, zodat we de effecten ervan zeer goed kunnen opvolgen en in de toekomst de nodige bijsturingen kunnen doen.
Belangrijk is dat bij het toepassen in de toekomst van de mogelijkheid dat er een voorlopig verslag bij een vermoeden van een gedragsstoornis opgemaakt kan worden, dat dit altijd samengaat met een handelsgericht diagnostisch traject, om te voorkomen dat dit eigenlijk niet op een zeer degelijke en weldoordachte manier kan gebeuren. Dus het is positief dat dit eigenlijk heel duidelijk opgenomen is in het decreet.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Wij hebben in de commissie onze bezorgdheid uitgedrukt met betrekking tot het type basisaanbod. Daar is heel duidelijk gebleken bij de evaluatie van het M-decreet dat een duidelijke oriëntatie in het basisaanbod nodig is. De bijsturing die we doen, is positief. Minister, ik denk echter wel dat het cruciaal is om het basisaanbod in de toekomst zeer nauwgezet op te volgen en erover te waken dat het handelingsgericht werken, dat nodig is vanuit die typologie om het gewoon onderwijs te ondersteunen, dat die professionalisering in het basisaanbod versterkt kan worden. Vandaar de uitdrukkelijke vraag om in de toekomst blijvend in te zetten op de professionalisering, niet enkel en alleen in het gewoon onderwijs, maar ook in het buitengewoon onderwijs, met bijzondere aandacht voor het basisaanbod, omdat het toch wel een heel belangrijk type is dat ondersteuning aanbiedt aan de meeste leerlingen die in het gewoon onderwijs ondersteuning nodig hebben.
Tot slot willen we benadrukken dat we het vanuit onze fractie ook heel belangrijk vinden dat er zo vlug mogelijk werk gemaakt wordt van de overgangsmaatregel, die nodig is in het kader van de type 2’s, de ondersteuningsnetwerken. We weten dat u zeer ijverig aan de slag bent om daar de problematiek op te lossen en ervoor te zorgen dat de scholen zo snel mogelijk duidelijkheid hebben in de ondersteuning die ze kunnen aanbieden, zodat ze daar ook heel transparant over kunnen communiceren naar de ouders. Ook dat willen we zeker vandaag nog meegeven: dat wij hopen dat u dat zo vlug mogelijk kunt finaliseren.
Verder vinden we echter dat de bijsturingen die gebeuren, positieve stappen vooruit zijn. Het decreet verdient verdere opvolging, ook in de toekomst. Het is een heel belangrijk onderwijsdecreet omdat het eigenlijk de ondersteuning betreft die de meest kwetsbaren nodig hebben, en dat verdient toch wel bijzondere aandacht. Er gebeurt vandaag echter reeds heel veel positief werk in heel veel scholen. Daar mogen we vandaag ook nog eens de aandacht op vestigen. Daarom staan wij zeer positief ten opzichte van de verdere uitvoering en de verdere opvolging van het M-decreet.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dank de leden voor de geëngageerde tussenkomsten. Ik zal ook niet zelf alle maatregelen opnieuw voorstellen die in het ontwerp van wijzigingsdecreet zitten. Het klopt dat we bij de start van de regering hebben gezegd dat we inzake het M-decreet, dat eind vorige legislatuur is goedgekeurd, na een paar jaar zouden bekijken op welke wijze we een aantal verbeteringen zouden kunnen doorvoeren. Dit ontwerp van wijzigingsdecreet geeft vorm aan een aantal van die verbeteringen.
Een aantal leden hebben nog wat zorgen geuit, zorgen die door mij uiteraard worden gedeeld, omdat het van belang is dat er heel snel duidelijkheid komt. Mevrouw Meuleman, ik zal proberen die nu te geven, nog niet in harde valuta, maar wel de principes waarop elke school zal mogen rekenen op 1 september. Ik denk dat het van belang is dat we daar snel duidelijkheid over krijgen.
Geachte leden, en in het bijzonder mevrouw Meuleman, ik wil toch eventjes aangeven vanwaar we komen. Mevrouw Krekels, u had het over middelen die ergens blijven hangen. Dat ruikt een beetje naar een beschuldiging, en ik ben het daar eigenlijk niet mee eens. Ik wil toch melden van welke toestand we komen. U weet dat het vroeger zo was dat kinderen die het gewone curriculum volgden met een gemotiveerd verslag, als ze doof of motorisch gehandicapt waren 2 uur per week gedurende twee jaar ondersteuning kregen, en dat blinde kinderen 4 uur ondersteuning kregen gedurende de hele schoolloopbaan. Kinderen met een aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, dus kinderen met een verslag, kregen 5,5 uur gedurende de hele schoolloopbaan als ze een mentale beperking hadden, en dove, blinde of motorisch gehandicapte kregen 4 uur per week gedurende de hele schoolloopbaan. We hebben bij de invoering van het M-decreet alle gon-middelen bevroren, dus de school kreeg op dat moment een enveloppe waarmee ze kinderen moest begeleiden, en dat was gebaseerd op het aantal leerlingen dat ze in 2014 had begeleid. Bij de invoering van het ondersteuningsmodel vorig schooljaar hebben we een enveloppe voor scholen van kleine types vastgeklikt op basis van de telling van 1 oktober 2016. Er werden 6362 leerlingen effectief ondersteund, maar in onze databanken zitten 10.254 kinderen met een toegangsticket. Dat komt natuurlijk door de manier waarop de maatregelen vroeger geconcipieerd waren, beperkt in de tijd, zoals dat heet. We hebben echter beslist dat alle leerlingen met een gemotiveerd verslag wier recht al was opgebruikt, zich opnieuw mochten aanmelden. Het is dus perfect normaal dat je veel meer aanmeldingen hebt dan vroeger, want vroeger was het na 2 jaar gedaan. De grootste kritiek die ik vroeger kreeg, was dat dat toch zeer unfair is dat je je recht dan kwijt bent: 2 uur ondersteuning gedurende 2 jaar, en het is gedaan. Dat is ook de reden waarop we nu die kleine types er opnieuw uit halen en zeggen dat die opnieuw open-end worden. Dat geeft ons de mogelijkheid om aan elk kind dat dat nodig heeft, gedurende de hele schoolloopbaan ondersteuning te geven.
Vanaf 1 september 2019, dus niet dit jaar, maar het jaar erna, wordt dat volledig open-end, maar nu moeten we dat allemaal juist zetten, en dat vraagt wat tijd. Wat zijn de principes die we nu hanteren? Hoe gaan we nu de bijkomende budgetten geven? Alle scholen hebben nu immers op basis van de totalen al twee derde van de budgetten gekregen, maar een derde moet nog worden uitbetaald, vanaf het begin van het schooljaar. We zullen ervoor zorgen dat van alle leerlingen die het gewone curriculum kunnen volgen, de dove en motorisch gehandicapte leerlingen 2 uur ondersteuning krijgen en de blinde en slechtziende kinderen, dus type 6, 4 uur. Van de leerlingen die een aangepast curriculum volgen in het gewoon onderwijs, zullen alle blinde, dove en motorisch gehandicapte leerlingen 4 uur ondersteuning per week krijgen. Enfin, niet de kinderen, maar de scholen zullen die ondersteuning krijgen. De kinderen met een mentale beperking, dus type 2 inclusief onderwijs, krijgen 5,5 uur.
We berekenen nu op basis van al die kinderen hoeveel middelen er naar de school gaan en de school moet dan uiteraard samen met het CLB kijken op welke manier die ondersteuning wordt ingezet.
Dit is een overgangsmaatregel voor één jaar om dan het volgende schooljaar te komen in het echte open end waarbij men ondersteuning kan geven op maat van het kind. Maar we moeten natuurlijk ergens starten.
Het grote verschil met vroeger is dat er geen beperking meer is op de jaren, dat we dus alle kinderen die het nodig hebben, ondersteuning geven. Daar moet dan ook budget voor worden vrijgemaakt en dat hebben we binnen de regering bekeken. De berekening hoe die ondersteuning er zal uitzien, waar de kinderen schoollopen, over welke types het gaat, hebben we door de molen moeten laten draaien om te bekijken wat dat betekent voor 1 september.
Dat besluit moet nog worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering, bedoeling is om dat nog voor het reces te doen. Maar de principes liggen vast en daarop zullen we ons baseren om de ondersteuning goed te keuren. Dat moet ook nog worden voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en er moet nog een begrotingsakkoord voor komen. Ik hoop op die manier de scholen wat gerust te stellen.
Er moet me wel nog iets van het hart. Mevrouw Krekels had het daarnet over de zo noodzakelijke samenwerking en over de ondersteuningsnetwerken en de manier waarop die werken. Wat me hier zwaar te moede is, is dat de scholen die me nu briefen, geschreven hebben dat het toch wel belangrijk is dat men ook aan tafel gaat zitten en dat wordt bekeken hoe die expertise kan worden gebundeld, zeker de expertise over bijvoorbeeld type 2. Die is niet wijdverspreid en zit beperkt op een aantal plaatsen. Wanneer men niet de bereidheid heeft om over de oever te gaan en die expertise samen te leggen, dan is dat eigenlijk tegen het belang van de kinderen in Vlaanderen.
Ik heb ook gezien dat die brief vooral komt uit één regio. Iedereen kent het probleem in die regio. Wanneer men daar goed zou samenwerken, zou dat tegen 1 september geen probleem mogen zijn.
We zullen ook in het besluit opnemen dat er moet worden samengewerkt omdat het voor al die kleine types gaat over een expertise die we Vlaanderenbreed moeten inzetten maar die echt maar op een beperkt aantal plaatsen te vinden is.
Ik hoop dat dit een helder kader is waarmee we aan de slag willen gaan. De brieven zullen uiteraard later volgen en de middelen zullen worden uitbetaald, maar ik hoop op die manier een bestaande zorg te hebben weggenomen.
Mijn administratie heeft de voorbije weken duizenden schooldirecteurs van Vlaanderen gezien, we hebben daarbij ook de wijzigingen aan het decreet aangekondigd en behalve de terechte opmerking van mevrouw Meuleman dat daar nog duidelijkheid over moet komen, heb ik het gevoel dat daar wat rust komt. Men ziet dat we proberen om daar waar de weg naar inclusie een beetje te snel ging, soelaas te bieden, ook met de nieuwe maatregelen. Ik hoop dat dit effectief wat rust kan brengen want het onderwijs heeft er totaal geen baat bij als er onrust is of als er ongelukkige ouders zijn omdat hun kind wel of niet naar het buitengewoon onderwijs kan gaan. We moeten, en dat is een gezamenlijk adagium, proberen ervoor te zorgen dat kinderen zeker naar het gewoon onderwijs kunnen gaan, zeker wanneer dat kan, maar wanneer dat niet kan, dan is het buitengewoon onderwijs een uitstekende zaak.
Gisteren was ik op de eerste uitreiking van de diploma’s van jongeren die in West-Vlaanderen duaal leren hebben gevolgd: het vijfde of zesde middelbaar of het zevende specialisatiejaar. Ik heb daar een aantal emotionele reacties gezien van ouders wier kind gedurende een aantal jaren buitengewoon onderwijs heeft gevolgd, vervolgens gewoon onderwijs heeft gevolgd en nu met succes een traject aflegt in het duaal leren. Ik zou het dan ook onheus vinden om het buitengewoon onderwijs een depressie aan te praten of het te beschouwen als tweederangsonderwijs. Ook ons buitengewoon onderwijs kan zeer emanciperend zijn ten aanzien van kinderen en ik vind het fantastisch om dan de trots en de vreugde te zien wanneer de diploma’s worden uitgereikt.
Dus laat ons vooral proberen de polemiek tussen dat gewoon en dat buitengewoon onderwijs te stoppen. En laat ons er vooral voor zorgen dat beide elkaar bevruchten en versterken. Want ze hebben beide, het gewoon en het buitengewoon, een schitterende expertise om onze leerlingen in Vlaanderen sterker te maken. (Applaus bij de meerderheid)
Voorzitter, ik zie dat mijn lieve collega Ann Brusseel hier aanwezig is, met haar schattige dochter waarover we al zoveel hebben gehoord in de commissie Onderwijs. Dus, Ann, en ook uw lieve dochter, merci om haar eens te tonen in het echt. (Applaus)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat er dan toch een oplossing in de maak is. Rijkelijk laat alweer. We moeten niemand een depressie aanpraten, noch het buitengewoon onderwijs, noch het gewoon onderwijs. Maar het is dan ook nodig dat er voldoende zekerheid en stabiliteit is. En die was er opnieuw niet.
Ik begrijp de ongerustheid. Ik vind het goed dat u zegt dat er moet worden samengewerkt, dat dat een vereiste zal zijn en dat u dat in uw besluit zult zetten. Dat mag van mij, ik ben daar voorstander van. Maar het moet ook mogelijk zijn om regionaal samen te werken. En op dit moment was het zo dat je met hele regio's zat waarin er onvoldoende ondersteuning was. Dan kun je ook geen solidariteit uitoefenen en dan was het ook niet mogelijk om tot goede oplossingen te komen. En dan komt het weer op de kap van de directies terecht, die overdreven creatief moeten zijn om tot iets haalbaars te komen.
Ik heb in de commissie voorbeelden aangehaald van ondersteuningsnetwerken. En dat was dan absoluut geen minimum. Sommige leerlingen kwamen uit op een half uur ondersteuning in de week. Dat is nog veel minder dan de twee uur die aanvankelijk gepland was.
Dus als u inderdaad nu al die garantie kunt geven aan de scholen dat er in september toch een minimumpakket aan ondersteuning per leerling zal zijn, zal dat een grote geruststelling zijn, waarmee de directies de vakantie kunnen ingaan. Mocht er geen oplossing geweest zijn, zou ik zeker tegenstemmen en zou ik mijn onthouding van in de commissie in een tegenstem hebben omgezet. Maar er ik denk dat we ons dan toch kunnen onthouden, omdat er inderdaad stappen vooruit zijn gezet, maar we het toch niet met alles eens zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister Crevits, ik heb een hele korte vraag, waarmee ik graag duidelijkheid wil creëren tussen de verschillende ondersteuningsnetwerken. Is het eventueel mogelijk om aan te geven hoeveel kleine types leerlingen er zijn binnen welk ondersteuningsnetwerk? Hoeveel middelen krijgt welk ondersteuningsnetwerk daarvoor? Zo kunnen ze van elkaar weten wie wat heeft. Dan is die transparantie er en kunnen we ten minste antwoorden: de middelen zijn niet bij u, maar het kind zit nu bij u en het zit in dat ondersteuningsnetwerk. Dat zou handig zijn. Want voor de leerlingen van de kleine types geldt het rugzakprincipe. Dat mogen we niet vergeten. Het hangt aan de leerling.
Minister, kan er ook duidelijkheid komen over welke documenten er nu al of niet door een school gewoon onderwijs moeten worden voorgelegd aan een CLB, aan een multidisciplinair overleg, een ondersteunersnetwerk, om een kind al of niet door te verwijzen. Want daarover bestaat er ook heel veel onrust. Mensen moeten dubbele papieren, aparte vragenlijsten invullen. Ze zeggen: ‘Als we dat niet doen, dan krijgen we geen ondersteuning. We kunnen dus niet anders.’ U zei dat er niet veel opmerkingen op gekomen waren. Maar kunt u daarover duidelijkheid geven?
Mijnheer Daniëls, we hebben geen telling gedaan wie welke leerlingen begeleidt om hen te doen samenwerken. Wat hebben we gedaan? We hebben hetzelfde mechanisme gebruikt als het mechanisme dat we hebben gebruikt bij de voorafnames. Vanaf de definitieve open-end in 2019, dus volgend schooljaar, kunnen we naar het nieuwe toekenningsmechanisme kijken. Maar nu moesten we zorgen voor een overgangsmaatregel, waardoor het op dezelfde wijze is gebeurd.
Maar de scholen kleine types krijgen hun middelen rechtstreeks. Dat heeft dus niks te maken met de ondersteuningsnetwerken. De meeste scholen zitten uiteraard in een netwerk, maar zij krijgen zelf de middelen en zij weten perfect welke leerlingen ze waar begeleiden. Het is dus niet zo dat die middelen in een ondersteuningsnetwerk zitten en dat ze van daar komen. Zij krijgen ze rechtstreeks. Zij weten welke kinderen waar zitten. Wij weten dat ook, het staat in de databanken. Maar de middelen gaan nu en zullen in de toekomst ook altijd naar hen blijven gaan.
Twee, wat de papieren betreft, dat is iets dat mij in onderwijs globaal bekommert. Wij hebben een duidelijk uitvoeringsbesluit gemaakt over wat er nodig is. Wij hebben gezegd: de modellen over hoe jullie dat doen, mogen worden uitgewerkt door de CLB’s samen.
Ik merk dat de ene school in vergelijking met de andere school andere regels maakt. Wij hebben al brieven gestuurd naar de scholen met wat er nodig is en wat er niet nodig is. Als het nodig is, kan ik het nog eens doen, dat is geen enkel probleem.
Het is iets wat er vrij moeilijk uitgeraakt. Men denkt soms een extreme verantwoordingsdrang opgelegd te krijgen, maar niet van de overheid. U was er ook bij toen het decreet is goedgekeurd: wij hebben een zo groot mogelijke vrijheid gegeven om zoveel mogelijk het veld te laten beslissen wat het beste is voor het kind en dit zo weinig mogelijk vanuit Vlaanderen te sturen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1585/3)
– De artikelen 1 tot en met 57 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.