Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de stand van zaken van het nieuwe decreet basisbereikbaarheid
Actuele vraag over de werking van De Lijn in het stedelijk kernnet
Actuele vraag over de malaise bij De Lijn
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, de afgelopen dagen is in De Standaard een artikelenreeks verschenen over de toestand waarin onze openbare vervoersmaatschappij De Lijn verkeert. Het was een bijzonder interessante artikelenreeks die een beeld schetst aan de hand van een aantal getuigenissen uit eerste hand van mensen die op verschillende manieren rechtstreeks bij De Lijn betrokken zijn.
Minister, wat op zijn minst kan worden gezegd, is dat de artikelen niet bepaald een fraai beeld van De Lijn schetsen. Zo komen onder andere een aantal werknemers aan het woord die zeggen dat ze wekenlang moeten wachten op wisselstukken om defecte bussen en trams te herstellen. Ze zeggen ook dat er nooit zo veel ritten zijn geschrapt omdat chauffeurs niet stand-by mogen staan. Ook hebben twee leden van de raad van bestuur, de heer Martens en de heer Sauwens, gezegd dat de besparingen tot op het bot zijn gegaan en dat het onverantwoord zou zijn nog verder te besparen. Ze klagen over de rechtstreekse politieke bemoeienissen vanuit uw kabinet. Er zijn burgemeesters uit de Westhoek aan het woord gekomen. De burgemeesters van Poperinge, Veurne en Diksmuide zeggen dat het aanbod in hun regio zodanig is teruggeschroefd dat de mensen eigenlijk in de auto worden geduwd. Het ergste van al is dat ze ook niet geloven dat de situatie in hun regio in de toekomst zal verbeteren.
De titel van de artikelenreeks is ‘De Lijn bolt niet meer’. Dat is een veelzeggende titel, die het tegenovergestelde uitdrukt van wat iedereen hier – naar ik hoop – verwacht, namelijk een openbare vervoersmaatschappij die meer dan ooit bolt, want de files zijn ook langer geworden.
Minister, u bent nu vier jaar verantwoordelijk voor De Lijn. Mijn vraag is heel eenvoudig. Herkent u het beeld dat wordt geschetst van een openbare vervoersmaatschappij in verval? Op welke manier denkt u het tij te kunnen keren? (Applaus bij sp.a)
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, er is momenteel heel wat te doen met betrekking tot de hervormingen van De Lijn die we in het Vlaams Parlement met een ruime meerderheid hebben goedgekeurd en die De Lijn moeten omvormen naar een modern, efficiënt en goedwerkend vervoersbedrijf.
De hervormingen maken komaf met de verouderde visie uit het verleden die we kennen als het principe van de basismobiliteit. Dit is, laat ons eerlijk zijn, niet meer of niet minder dan een gesubsidieerde stadsvlucht waarbij tot op 750 meter van elke woning in Vlaanderen, liefst gratis, om het uur een bus moet rondrijden. Dat principe is onhaalbaar en onbetaalbaar gebleken. Het heeft ook niemand de stap naar het openbaar vervoer doen zetten.
We willen het anders aanpakken. We willen gaan naar een lichtere structuur met vijftien vervoersregio’s en met een veel nauwere betrokkenheid van de steden en de gemeenten. Dat is een aandachtspunt dat van onderuit heel sterk naar voren is gekomen. We gaan ook voor vraaggerichtheid. De bussen moeten rijden waar de reiziger het vraagt.
Last but not least, deze legislatuur is er een nooit eerder gezien investeringsbudget van maar liefst 1,2 miljard euro in het openbaar vervoer, met als bedoeling De Lijn klaar te maken voor 2020, om de toets met de privésector te kunnen doorstaan.
Minister, er wordt links en rechts mist en onduidelijkheid verspreid, waarbij zelfs vertrouwelijke documenten in de media worden gesmeten of woorden in uw mond worden gelegd. Het lijkt mij dan toch nuttig uw visie te kennen op De Lijn 2.0, op het openbaar vervoer, en op hoe u denkt de reizigers ertoe te verleiden om het openbaar vervoer meer te gaan gebruiken.
Mevrouw Van dermeersch heeft het woord.
Het Vlaams Belang heeft met aandacht de interviews in De Standaard gelezen, mijn collega heeft dat al uiteengezet. We kunnen ons enigszins vinden in het Vlaams decreet Basisbereikbaarheid, waarbij we in de toekomst zouden gaan van een aanbodgerichte basismobiliteit naar een vraaggerichte basisbereikbaarheid, en we zullen zien hoe het uitgewerkt wordt. Het biedt in ieder geval kansen op beter en efficiënter openbaar vervoer. In Antwerpen, waar ik vandaan kom, loopt het immers niet zo op wieltjes.
Reizigers zijn niet beter bediend, er zijn zelfs lijnen geschrapt. Anderhalf jaar geleden was er zelfs sprake van om de frequentie van de tram naar beneden te halen. Het onderhoud van het openbaar vervoer in en rond Antwerpen is nog altijd niet goed, om maar te zwijgen over de metrostations en de metrolijnen die onder de stad Antwerpen door moeten. Dat is absoluut niet de kwaliteit die we verwachten in het openbaar vervoer.
Naar aanleiding van de recente interview, zei u dat u gaat terugplooien op een stedelijk kernnet, met een aanvullend net en eventueel vervoer op maat in het platteland. Ik had graag van u een reactie over de werking van dat stedelijk kernnet van De Lijn in Antwerpen. Hoe ziet u dat in de toekomst? Hoe zult u de kans aangrijpen om met de middelen die daarvoor aangewend zullen worden, beter en efficiënter openbaar vervoer te organiseren in Antwerpen?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, als we die artikelenreeks in De Standaard mogen geloven, lijkt het wel alsof De Lijn in een diepe malaise verkeert. Een aantal zaken zult u wel met ons moeten vaststellen: in Antwerpen is het aantal geschrapte ritten tussen 2013 en 2017 opgelopen met 680 procent, van 1600 naar 12.000. Ook de stiptheid is erbarmelijk. Het kantelmoment is gekomen, namelijk dat je meer kans hebt dat de bus niet op tijd is dan wel. Dat is toch ooit anders geweest. En dan is er nog het ontbreken van de realtime informatie. We zullen het daar binnenkort over hebben in de commissie met ReTiBo (Registratie-, Ticketing- en Boordcomputer). Ik herinner mij de Duitse les van vroeger en daarin kwam het zinnetje: 'Wann kommt der Bus?'. De leerlingen moesten daarop antwoorden: 'In fünf Minuten.' Tegenwoordig denk ik dat ze beter antwoorden: 'Ich weiß es nicht.'
Naast deze vaststellingen is er de hele heisa die is ontstaan rond het nieuwe concept basisbereikbaarheid, waar we samen aan werken. Mobiliteitsexpert Kris Peeters stelde gisteren in de artikelenreeks: “Onder de nieuwe structuur schuilt een nieuwe besparingsoperatie, die veel steden en gemeenten nog niet in de gaten hebben.” Daarop reageren mensen van het kader van De Lijn bevestigend. Welnu, ik hoop dat dit niet waar is, maar ik vind het wel erg dat zulke zaken in de krant gepubliceerd worden. De burgemeesters die nog niet goed wisten wat er op hen afkomt, weten het nu dan wel. Laten we hopen dat het niet klopt.
Minister, het duurste stuk van het openbaar vervoer, die last en die first mile, zal bij de gemeenten terechtkomen en zij vrezen dat ze daarvoor zullen moeten betalen. Bevestigt u ook de stelling dat er onder de nieuwe structuur een besparingsoperatie schuilgaat?
Minister Weyts heeft het woord.
Dankzij de vele vraagstellingen kan ik iets dieper op de materie ingaan, waarvoor dank.
Inzake De Lijn hebben we met deze regering absoluut niet gekozen voor de gemakkelijke weg. We hebben gekozen voor de moeilijke weg. We hebben gekozen voor de moedige weg. Wij willen – de ambitie in een notendop – van De Lijn een beter bedrijf maken met een betere dienstverlening. Dat is het verhaal in een notendop.
Ten eerste: een beter bedrijf. We zijn gestart in 2014 met de vaststelling dat in 1999 de belastingdotatie voor De Lijn ongeveer 300 à 400 miljoen euro bedroeg. En in 2014 was die belastingdotatie ongeveer 1,2 miljard euro. Dat is dus maal drie tot maal vier in die periode, terwijl het marktaandeel van De Lijn gelijk gebleven was. Ga dat als CEO eens vertellen aan je algemene vergadering of raad van bestuur: de dotatie die je mij geeft, is verdrie- tot verviervoudigd, maar mijn marktaandeel is gelijk gebleven. Dat is een pijnlijke vaststelling.
Hoe is dat zo ver kunnen komen? Enerzijds door de blinde aanbodpolitiek, de basismobiliteit, waarbij men zegt dat iedere burger in Vlaanderen recht heeft op een halte van openbaar vervoer op 500 of 750 meter van zijn deur, naargelang het stad of platteland betreft. Ook al vraag je die halte niet, ook al wil je die halte niet, ook al heb je die niet nodig, ook al gebruik je die niet, je krijgt die. Het gevolg daarvan is geweest: overal in Vlaanderen heel veel haltes, maar ook veel lege bussen en de totale explosie van de belastingdotatie aan De Lijn – want dat kostte natuurlijk handenvol geld – en uiteindelijk een kostendekkingsgraad van 15 procent. Dat wil zeggen dat voor elke rit die gereden wordt, de reiziger 15 van de 100 euro betaalt en de belastingbetaler 85 euro. Dat is een ongelooflijk aandeel.
Hoe willen we daar komaf mee maken? In de eerste plaats door te zorgen voor rechtvaardige tarieven, die nog altijd hyperconcurrentieel zijn ten opzichte van de vervoersmaatschappijen in het buitenland, en een efficiëntieoefening. Ja, een besparingsoefening, absoluut, niet alleen om de belastingbetaler meer recht te doen, en er dus voor te zorgen dat De Lijn niet zo afhankelijk is van belastinggeld, maar ook om De Lijn voor te bereiden op 2020. In 2020 zal, als we willen doorgaan met De Lijn als interne operator, De Lijn de benchmark moeten doorstaan met private vervoersbedrijven. Als ze dat niet kan, dan kan De Lijn niet worden aangeduid als interne operator. En dus moeten we zorgen voor een efficiëntieoefening, een performantieoefening, zodat De Lijn er staat tegen 2020. Dat is moediger. Dat is niet gemakkelijker, wel moediger om die oefening te doen en er uiteindelijk voor te zorgen dat De Lijn meer levenskansen en nog een toekomst heeft na 2020, dan nu te gaan zeggen dat je niet moet besparen op De Lijn en meer belastinggeld te geven. Dat is de gemakkelijke weg, maar niet de moedige. Wij kiezen voor de moedige weg, maar dat is ook wel de moeilijke weg.
En het resultaat mag er zijn. In 2014 bedroeg de kostendekkingsgraad 15 procent. Nu hebben we een kostendekkingsgraad van meer dan 21 procent. Op drie jaar tijd hebben we die kostendekkingsgraad dus verhoogd van 15 à 16 procent naar 21 procent. Dat is een ongelooflijke oefening. En tegelijkertijd hebben we ervoor gezorgd dat het investeringsritme – de investeringen in De Lijn – nog nooit zo hoog is geweest. Il faut le faire. Krijg het maar eens uitgelegd aan de gewone mens: de belastingdotatie voor De Lijn is gedaald, en toch zijn de investeringen nog nooit zo hoog geweest. Toch is dat het geval, door die efficiëntieoefening en door een rechtvaardige tariefpolitiek. En doordat de investeringen nu zo hoog zijn, kunnen we werk maken van een tweede luik, namelijk een betere dienstverlening.
In die artikelenreeks van De Standard zit inderdaad veel casuïstiek en wat overdrijvingen. In een cijferreeks van verschillende jaren kun je altijd het beste jaar vergelijken met het slechtste en omgekeerd. Dat kan allemaal. Maar het kan inderdaad beter. De dienstverlening van De Lijn kan absoluut beter, om het minste te zeggen. Net daarom gebruiken we de middelen om te investeren in een betere dienstverlening. Wat doen we daarmee? Ten eerste worden er nu meer bussen en trams aangekocht dan ooit voorheen, In geen enkele andere regeerperiode werden er zo veel bussen en trams aangekocht. En ze zijn natuurlijk ook comfortabeler en ruimer: albatrostrams, het nieuwste van het nieuwste.
Twee, vraaggestuurd. Dus niet meer de blinde aanbodpolitiek, maar we gaan vooral investeren in het aanbod waar er vraag is. En hoe kunnen we die vraag het best detecteren, dachten wij? Door de lokale besturen daarin te betrekken.
We hebben Vlaanderen ingedeeld in vijftien vervoerregio's. Dat wil zeggen dat in die vervoerregio's iedereen die iets te maken heeft met mobiliteit – het Agentschap Wegen en Verkeer, maar ook De Lijn en de NMBS – op structurele basis samenzitten met de lokale besturen. We gaan zelfs zover dat de lokale besturen zullen kunnen beslissen over het plan van De Lijn, over de organisatie van het lokaal openbaar vervoer.
Heel concreet delen we het aanbod van De Lijn in drie niveaus in. Het eerste niveau is het kernnet. Voor alle duidelijkheid, mevrouw Van dermeersch, dat zijn de verbindingen, niet binnen, maar tussen de steden. Dat blijft bij De Lijn zitten, want dat is per definitie grensoverschrijdend en het overschrijdt ook de grenzen van de vervoerregio's. Het tweede niveau is het aanvullend net. Dat gaat inderdaad over de verbindingen binnen de steden en de kleinere centrumsteden. Daarover krijgen die lokale besturen in de schoot van de vervoerregio beslissingsrecht. Zij kunnen meebeslissen over de organisatie van het openbaar vervoer van De Lijn. Zij kunnen meebeslissen, mee aan tafel zitten. Vervolgens heb je het derde niveau, vervoer op maat, de ‘last mile’. Daar kunnen de lokale besturen niet alleen meebeslissen, ze krijgen de budgetten ook in handen. Ze gaan dus letterlijk en figuurlijk aan het stuur zitten van De Lijn.
De lokale besturen hebben altijd gezegd – en volgens mij terecht: wat De Lijn nu aanbiedt, met de huidige middelen, kunnen wij beter als lokale besturen, door bijvoorbeeld gebruik te maken van private diensten, door een combinatie te maken. Er rijden verschillende bussen naast en door elkaar. De schoolbus rijdt er naast de bus van De Lijn of de belbus. Waarom kun je dat niet beter organiseren en samenwerken, net zoals bedrijfsvervoer soms wordt georganiseerd? Kun je op het niveau van de vervoerregio’s niet zorgen voor de coördinatie van een en ander? Wel, dat gebeurt in de schoot van de vervoerregio’s. Ze zullen meer verantwoordelijkheid krijgen. De keerzijde van de medaille is natuurlijk ook dat ze het met dezelfde middelen als De Lijn beter moeten kunnen doen. Maar ik geloof dat ze dat kunnen.
Een derde element en punt van kritiek is absoluut de stiptheid. Daarin moeten we massaal meer investeren. Heel concreet: in de doorstroming, vooral in de steden. Wel, we hebben het budget voor de doorstroming verdrievoudigd. Ik denk dat we van 18 naar 51 miljoen euro gegaan zijn. Daar komt nu nog eens 10 miljoen euro bovenop om werk te maken van de uitrol van de verkeerslichtenbeïnvloeding vanuit de naderende autobus of tram, zodat dat licht al op groen staat als de tram of de bus aan dat verkeerslicht is. We zullen daarin dus nog extra investeren, nadat we het budget al verdrievoudigd hebben.
Dat is wat we doen met de betere dienstverlening. Nogmaals, je kunt inderdaad een miserabel verhaal vertellen, op basis van casuïstiek en door er hier en daar een jaar uit te halen van ver voor deze regeerperiode. Tant pis. Maar er zijn al resultaten van dit beleid. Dat heb ik nog nergens gelezen. Zo is er het aantal plaatskilometers. Als je het aanbod van het openbaar vervoer ergens op wilt beoordelen, dan is dat op het aantal plaatskilometers: het aantal plaatsen per kilometer. Dat is toegenomen, sinds 2014 tot vandaag. Ook de penetratiegraad is toegenomen. In 2015 was die 53 procent en vandaag 58 procent. Wat wil dat zeggen? De penetratiegraad – en dat is net zo belangrijk – is het aantal mensen dat minstens één keer per jaar gebruikmaakt van het openbaar vervoer. Die penetratiegraad is gestegen van 53 procent naar 58 procent. Er is nog een derde lichtpunt, waarover ik niets heb gelezen, namelijk het aantal betalende reizigers – toch ook een criterium, zou ik denken. Als je een performant bedrijf wilt, is het aantal betalende reizigers dan geen belangrijk criterium? Wel, het aantal betalende reizigers van De Lijn is sinds 2014 met enkele procenten gestegen tot vandaag. Dat is een begin.
Om maar te zeggen: wij maken werk van een beter bedrijf en een betere dienstverlening. Toegegeven, het is niet de gemakkelijke weg, maar de moeilijke weg. (Applaus bij de N-VA)
Collega's, ik vraag mij af hoe wereldvreemd een minister nog kan zijn.
Als u echt moedig bent, minister, als u echt moedig wilt zijn, dan kunt u misschien eens uw oor te luisteren leggen bij de gebruikers van tram en bus, bij degenen die achter het stuur zitten en in de stelplaatsen werken, bij de leden van de raad van bestuur, die inderdaad met naam en toenaam in de krant hebben gezegd dat die besparingen van u tot op het bot zijn gegaan, bij tal van burgemeesters – die van CD&V op kop – en bij uw eigen coalitiepartner die al twee dagen op rij uw keuzes op de korrel neemt – en terecht.
De realiteit is dat wij uw beloftes allang kennen, dat we die karikaturen over het verleden al ontelbare keren hebben gehoord. Wat we niet zien, zijn resultaten, minister. Wanneer mogen wij u afrekenen op resultaten? Behalve uzelf en mevrouw De Ridder is er werkelijk niemand meer in Vlaanderen die gelooft dat het de goede kant uitgaat. (Applaus bij sp.a)
Collega’s, het is bijzonder cynisch, maar bijzonder cynisch, dat de partij waarvan men zou verwachten dat ze de grootste supporter is van ons openbaar vervoer, dat u keer na keer, u en uw partij mijnheer Vandenbroucke, er alles aan lijkt te willen doen om dat openbaar vervoer te torpederen en in een slecht daglicht te plaatsen. Ik vind dat bijzonder cynisch. (Rumoer)
Ik vind dat bijzonder cynisch. (Rumoer)
Bijzonder cynisch.
U spreekt over een verrottingsstrategie. Ik wil u ook een cijfer geven. De minister heeft al veel cijfers gegeven, het is moeilijk om er nog één te vinden. Ik heb er nog één, mijnheer Vandenbroucke, speciaal voor u.
In deze legislatuur is al 1,2 miljard euro geïnvesteerd in bussen en trams. Onder uw minister liep de gemiddelde leeftijd van bussen en trams op tot 10 jaar voor bussen en tot 33 voor trams. Met deze investeringen daalt nu de gemiddelde leeftijd van een bus naar 8,5 jaar – dat kan wel tellen als vernieuwing van de vloot – en voor trams naar 26 jaar. Dat gebeurt onder deze minister, een minister van de N-VA, en onder dit bestuur.
Minister, u hebt onze steun voor uw beleid, wij geloven daarin. We gaan de reiziger verleiden om de overstap te maken naar het openbaar vervoer. Dat kan enkel op deze manier en niet met de verrottingsstrategie die anderen voeren. (Applaus bij de N-VA)
Minister, u hebt een hele lange uitleg gegeven om te zeggen dat u inderdaad investeert en dat ontken ik ook niet. Alleen is er een probleem van inefficiëntie. U alludeerde op het stedelijk kernnet en dat is nu juist waar het probleem zit in Antwerpen en in de provincie. De mensen die dagelijks de lange files moeten trotseren op de ring van Antwerpen en nu tot ver erbuiten zouden ook graag het openbaar vervoer nemen – ze staan immers niet graag in de file – alleen gaat dat niet omdat het niet efficiënt kan worden ingezet om hun taken te volbrengen. Een vrouw die kinderen naar school moet brengen en daarna nog moet gaan werken, krijgt dat onmogelijk gerealiseerd met het openbaar vervoer, laat staan dat ze tussendoor nog naar een winkel moet.
Bovendien is het openbaar vervoer onveilig in Antwerpen. Onlangs is er weer een zwaar incident geweest waarbij zelfs de ruiten van de bus sneuvelden. Het openbaar vervoer is ook zeer vuil, het wagenpark wordt niet onderhouden. Er zijn ook nog onvoldoende chauffeurs. Als men een bus neemt in Antwerpen – u zou dat eens moeten doen, voorzitter – zou men soms denken dat men op een vergadering van de VN zit: op het openbaar vervoer worden meer talen gesproken dan op zo’n vergadering.
Ik zou willen dat het even efficiënt zou zijn op zo’n vergadering als de bussen op tijd zouden rijden en men het openbaar vervoer zou kunnen organiseren in Antwerpen.
Ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, minister.
U zegt dat de lokale besturen budgetten zullen krijgen voor de vervoerregio’s. Dat is waar, maar er is op dit ogenblik nog geen zicht op de praktijk in de regio’s. Daar gaan we de komende maanden echt duidelijkheid in moeten scheppen.
Los daarvan, ik kreeg van de journalist van De Tijd, die ergens de teksten van uw voorontwerp te pakken had gekregen, een vraag, omdat ik u vorige week in de commissie gevraagd heb naar het STOP-principe. Voor wie dat niet kent: STOP staat voor ‘eerst stappers, dan trappers, dan openbaar vervoer en dan gepersonaliseerd, gemotoriseerd vervoer’. Dat STOP-principe staat in het decreet, en de journalist beweerde dat u dat uit het decreet gaat halen in het kader van de basisbereikbaarheid. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Omdat het blijkbaar niet meer in het decreet over de basisbereikbaarheid terug te vinden is. (Opmerkingen)
Dat heeft natuurlijk heel veel met de zaak te maken. U hebt net nog gezegd dat de files toenemen en dat de bussen mee in de file staan. Daardoor zijn ze niet stipt genoeg. We moeten aan de doorstroming werken.
Dat is net een van de toepassingen van het STOP-principe. Als het nergens in de decreetgeving meer te vinden is, dan moet de toekomstige minister er misschien niet meer naar kijken. Wij vinden het belangrijk en zouden willen dat het blijft.
De heer Keulen heeft het woord.
Je moet het toch maar presteren zoals De Lijn om zich helemaal te isoleren, om eigenlijk in de samenleving, buiten misschien sp.a, geen bondgenoten meer over te houden. Reizigers: ontevreden. Lokale bestuurders en burgemeesters als tolk van de samenleving: ontevreden. De budgetten zijn de afgelopen jaren gevoelig gestegen. Modal shift, mensen uit de wagen trekken naar de bus: niet geslaagd. Minister, ik denk dat de artikelenreeks vooral het bewijs is dat het hoog tijd is voor iets anders en iets beters. (Applaus bij Open Vld)
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik denk dat u verder de enige in Vlaanderen bent – misschien is het morele superioriteit, ik weet het niet – die eigenlijk vindt dat het goed gaat met het openbaar vervoer. We hebben de afgelopen jaren stijgende ticketprijzen gekregen. Mensen moeten meer betalen voor minder service. De stiptheid is nog nooit zo laag geweest. U sprak daarnet over ‘historisch hoge investeringsbudgetten’. Dat vind ik een pijnlijke vaststelling: dat een minister er niet in slaagt om met dergelijke budgetten na vier jaar het openbaar vervoer fundamenteel een andere richting in te sturen.
Minister, u bent gewoon de lijn in uw eigen beleid kwijt. Want het enige wat u opnieuw aankondigt op de vragen van de collega's en als reactie op de artikelenreeks in De Standaard, zijn extra investeringen voor doorstroming. Dat is het enige waar u nog mee kunt komen.
Minister, mijn concrete vraag aan u is: wanneer gaat u aan de vele duizenden gebruikers van bus en tram kunnen garanderen dat het openbaar vervoer inderdaad het perfecte alternatief is voor de auto? Dat is wat de gebruikers willen weten. (Applaus bij Groen)
Ik zal me beperken tot de vragen die gaan over De Lijn. Ik hoor hier vandaag terechte punten van kritiek. Mijnheer Rzoska, ik heb niet gezegd dat het zo fantastisch goed gaat met De Lijn. Ik denk dat wij de moed hebben om er iets aan te doen. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Vandenbroucke, uw oplossing is: ‘geef ze meer geld; geef ze meer belastinggeld’. U en uw partij zijn daar een expert in, in het uitgeven van het geld van een ander. Het is ieder zijn expertise en dat is uw vak. U kunt dat perfect. Het is uw oplossing voor alles. Geef een overheidsbedrijf gewoon meer geld. Wel, wij doen het anders. Wij doen het iets moediger en er zijn positieve cijfers en positieve resultaten.
Ik zou toch denken dat supporters van het openbaar vervoer zouden zeggen: ‘Fantastisch, daar gaan we mee aan de slag.’ Meer betalende reizigers. Het aantal kilometers dat toeneemt, voor het eerst. De penetratiegraad verhoogt. Er is een stijging van het aantal mensen die gebruikmaken van het openbaar vervoer. Het zijn allemaal objectieve cijfers. U, als supporter van het openbaar vervoer en van De Lijn, doet daar niks mee. U zegt gewoon: ‘Neen, daar houden we geen rekening mee.’ Vervolgens tracht u de les te spellen en wilt u vooral meer geld uitgeven.
Meer belastinggeld uitgeven, zal ertoe leiden dat De Lijn vetter wordt en dat ze tegen 2020 de toets en de vergelijking met de private bedrijven niet zal doorstaan. Het licht zal uitgaan en dan bent u mee te doodgraver van De Lijn en van het openbaar vervoer dat u zo graag ziet.
Uw partij heeft ook in het verleden bewezen dat het kan. Er zijn hier al cijfers aangehaald over investeringen in bussen en trams. Sp.a – mevrouw Van Brempt – heeft over de hele regeerperiode geïnvesteerd in 559 bussen. Deze regeerperiode zijn het er bijna 800: 795 om precies te zijn. Er was een historische achterstand die wij vandaag moeten inhalen omdat u het vertikt hebt om te investeren in het openbaar vervoer. Nog straffer zijn de investeringen in de trams. Onder sp.a zijn er 41 trams aangekocht over een volledige regeerperiode. In deze regeerperiode zijn er maar liefst 110 aangekocht, maal 3. En u komt ons de les spellen over hoe het moet. Het doet me denken aan die flaterdoelman van Liverpool, Loris Karius, die eens aan Thibaut Courtois gaat zeggen hoe hij het moet doen. We hebben van u absoluut geen lessen te leren.
Wij kiezen voor de moedige weg. Het is niet de gemakkelijkste weg, het is de allermoeilijkste weg, maar het is wel de beste weg voor De Lijn. (Applaus bij de N-VA)
Het is vooral een doodlopende weg die we hier vandaag hebben beluisterd en die we zien in de praktijk.
Minister en leden van de N-VA, uw houding valt me toch dik tegen. U hebt het graag over ‘we moeten de problemen benoemen’, tot het gaat over problemen die u zelf moet oplossen, of nog erger, die u zelf hebt veroorzaakt. Als u ze niet kunt benoemen of durft erkennen, dan zal ik het doen. U hebt vier jaar bespaard op het openbaar vervoer in Vlaanderen. Het aanbod is verminderd. De mensen moeten er meer voor betalen. Nog nooit waren reizigers zo ontevreden. Nog nooit hebben zo weinig mensen gebruikgemaakt van bus en tram om naar het werk te gaan, en het gevolg is dat de files exploderen. Wat wij nodig hebben, is geen minister die de realiteit ontkent, maar een minister die eindelijk inziet dat je de files niet aanpakt door te besparen op het alternatief voor de wagen maar door te investeren in meer en beter openbaar vervoer. (Applaus bij sp.a en Groen)
Ik heb goed nieuws voor iedereen in dit halfrond, want ik hoor terechte kritieken op waar het in het verleden is misgelopen. Ik hoor hier terechte kritieken op het feit dat er in het verleden geen aandacht was voor doorstroom, met amper 17 of 18 miljoen. Deze regering en deze minister van Mobiliteit verdrievoudigt de middelen naar 51 miljoen euro. Ik hoor hier terechte kritieken op het feit dat er in het verleden te weinig is geïnvesteerd, onder meer door uw minister, in openbaar vervoer. Deze regering: 1,2 miljard investeringen in openbaar vervoer. Ik hoor hier terechte kritiek dat er te weinig inspraak wordt geduld van steden en gemeenten. Wel, deze hervorming heeft net tot bedoeling om die steden en gemeenten te betrekken in de beslissingen.
Ik verwacht dus een groot en kamerbreed applaus voor deze hervorming. Minister, uiteraard hebt u onze steun. We gaan ervoor om de reiziger te verleiden tot het openbaar vervoer met een modern, efficiënt en 21e-eeuwse vervoersmaatschappij en niet met recepten van het verleden die hun faillissement voldoende hebben bewezen. (Applaus bij de N-VA)
Minister, u investeert inderdaad, maar er is geen resultaat, en daar ligt het probleem. Ik blijf dus aandringen op properder openbaar vervoer en veiliger openbaar vervoer. Dat zijn twee belangrijke dingen, maar ook de stiptheid en het aanbod moeten beter. U moet daarop ingrijpen.
Ik begrijp dat u De Lijn efficiënter wilt maken tegen 2020. Een van de manieren daartoe is dat u iedereen laat betalen die moet betalen, want als ik een bus of een tram neem, dan zie ik heel veel mensen die moeten betalen maar nooit betalen.
U zou misschien eens bij een volgend interview een journalist moeten meenemen en uw hele agenda een week lang met de journalist met het openbaar vervoer afwerken. Dan zult u zien dat het resultaat er nog niet is, dat u moet blijven investeren, en dat openbaar vervoer belangrijk is om mensen uit de file te krijgen maar dat u ook resultaat moet halen. U moet dat resultaat dan op het einde van de week ook voor uw eigen agenda hebben behaald. Ik durf wedden dat u dit niet kunt met het openbaar vervoer zoals het nu wordt aangeboden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Voor ons kan er voor De Lijn geen doodlopende weg zijn. Voor CD&V is er alleen de weg vooruit. De weg vooruit zal alleen maar lukken als de filezwaarte, die de laatste jaren tussen 2015 en 2017 met 20 procent is gestegen, weer kan zakken, want het betekent dat er nog altijd te veel mensen in die auto kruipen.
Vandaar ook het belang van het STOP-principe. U vraagt wat dat ermee te maken heeft, maar als het uit het decreet wordt gegooid, dan heeft dat er alles mee te maken. Wij zijn daar niet over begonnen. Als men het STOP-principe koppelt aan het hele verhaal van basisbereikbaarheid, dan wordt het een moeilijke oefening in de decreten, want het staat er al in. Laat het erin staan of stop het er weer in. (Applaus bij CD&V)
De actuele vragen zijn afgehandeld.