Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Twee jaar geleden hebben we in dit parlement een nieuw decreet over de georganiseerde sportsector goedgekeurd. Eén van de doelen was te komen tot een consolidatie in de sportfederaties, om meer transparantie en duidelijk bestuur te hebben, en ook heel uitdrukkelijk, minder administratieve rompslomp. Vanochtend lezen we in een aantal kranten dat toch één derde van de erkende en gesubsidieerde sportfederaties nog niet voldoet aan voorschriften inzake goed bestuur, transparantie en deugdelijkheid.
We weten dat er bij die sportfederaties grote verschillen zijn. Er zijn heel grote sportfederaties met meer dan honderdduizend leden. Er zijn er een aantal die maar enkele duizenden leden hebben en die zich misschien wel willen voegen naar het decreet en de voorschriften van deugdelijk bestuur, maar daar de middelen niet toe hebben. Ik hoorde onlangs een verhaal van een consultant die 3000 euro vroeg voor één sessie van zelfevaluatie van de raad van bestuur. Voor die bond is dat gelijk aan een halve euro per aangesloten lid, en eigenlijk zouden ze acht van die sessies nodig hebben om een volledige evaluatie te kunnen doen. Er worden in dit verband dus hoge prijzen aangerekend.
Minister, op welke manier ondersteunt Sport Vlaanderen die sportfederaties? Ik weet dat elke sportfederatie kan rekenen op de begeleiding door één persoon van Sport Vlaanderen bij de omzetting en de inwerkingtreding van het nieuwe Sportfederatiedecreet. De kwaliteit van die dienstverlening lijkt nogal te schommelen naargelang van de persoon. Op welke manier zal Sport Vlaanderen ervoor zorgen dat die sportfederaties die mee willen, en dat vinden we als CD&V heel belangrijk, ook mee kunnen?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Poschet, ik ben blij met het laatste wat u zei, namelijk dat u achter de filosofie van goed bestuur in federaties staat. Ik wijs erop dat het inderdaad gaat over de federaties. Dit is niet door te trekken tot op clubniveau, dat zei u zeker ook niet, maar dat is wel belangrijk.
De basis is nog altijd dat we enkele jaren geleden moesten vaststellen dat qua transparantie, democratie en interne controle bij heel wat federaties amper iets of zelfs niets op poten stond om rond die thema’s te werken. We hebben vanaf het begin beseft dat dit niet iets is dat op één-twee-drie uitgebouwd zal zijn. Bij de bespreking hebben we gezegd dat we de nieuwe financiering in vier stappen, jaar na jaar zullen invoeren. Een deel van die financiering is afhankelijk van goed bestuur. Vanaf het begin werd dit dus opgevat als een groeiproces.
Zelf ben ik nogal tevreden dat na één jaar werken, twee derde van de federaties al een voldoende krijgen op goed bestuur. Slechts een derde heeft nog geen voldoende, maar ik weet ook dat de meeste van die federaties echt wel stappen aan het zetten zijn. Ik heb gezien wie welke punten heeft gekregen. Het is helemaal niet zo dat de grote hoog scoren en de kleine nog de langste weg af te leggen hebben. Bij de kleine zijn er die al heel ver staan inzake goed bestuur, en bij de grote zijn er die nog een hele weg hebben af te leggen, maar er wel mee bezig zijn. Dat brengt mij tot de overtuiging dat elke federatie die code goed bestuur effectief kan halen.
U vraagt wat we daar allemaal voor doen. Het eerste is de code zelf die we hebben opgesteld. Daar zitten niet minder dan 25 tips in en een hele hoop goede praktijken en dergelijke meer. Daar kunnen de federaties mee aan de slag. Daarnaast hebt u zelf gesproken over de federatieverantwoordelijke. Er zijn ook enkele infosessies bij Sport Vlaanderen geweest. Wij hebben ook een contactpersoon aangesteld, specifiek rond goed bestuur. Daarnaast is er de Vlaamse Sportfederatie, de koepel rond de federaties, en ook die heeft een hele hoop begeleidingssessies georganiseerd. Heel leuk is dat ze een zelfscan heeft gedaan rond goed bestuur, die de federaties kunnen gebruiken. Op basis van die zelfscan zijn er ook een aantal digitale ondersteuningsdocumenten ter beschikking gesteld. De koepel heeft bijvoorbeeld volgende week, op 3 mei, een uitwisseling van good practices.
Mijn conclusie is duidelijk dat we fier mogen zijn dat we, op internationaal niveau zelfs, bij de eersten zijn om goed bestuur bij onze federaties te vragen. Zoals u zei: het is ook nodig en verantwoord dat we dat vragen. Ik zie ook dat er echt stappen vooruit zijn gezet. We hebben een belangrijke weg afgelegd. Er zijn nog wat stappen te zetten, maar ik ben er wel van overtuigd dat bijna iedereen op de goede weg is.
U hebt op dit moment een andere toon dan de krantenkoppen weergeven. Ik weet dat u die niet kiest, maar ik zou het niet zou fijn vinden mocht ik geëngageerd zijn als vrijwilliger in een sportfederatie en dan een titel lees zoals in Het Nieuwsblad: “te amateuristisch, te nonchalant, te louche. Het loopt niet zoals het moet”. Maar nu brengt u de boodschap dat we eigenlijk al heel ver staan. Dat is toch niet wat blijkt uit die krantenkoppen en de cijfers die daar worden gegeven.
Een principe waarover we al een aantal keren hebben gesproken en waar ook de Sportraad onlangs nog in een informele ontmoeting met de commissie Sport over gesproken heeft, is het principe van de ‘shared services’, waarbij een deel van de backoffice van sportfederaties – en dan denk ik vooral aan kleine sportfederaties – gedeeld wordt, de boekhouding bijvoorbeeld, waardoor er energie, tijdswinst en geld kan worden geboekt, en waardoor er tijd en middelen vrijkomen om precies nog meer in te zetten op zaken zoals goed bestuur. Ik vroeg me af hoever u daar staat, of dit idee verder wordt uitgewerkt in samenwerking met Sport Vlaanderen. Uiteraard moeten daarbij niet verschillende sportfederaties bijeengezet worden. De golfsportfederartie moet niet met de watersportfederatie gepoold worden. Het moeten logische bottom-up samenwerkingsverbanden zijn.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, u wilt meer professionalisme binnen de sportfederaties en u eist daarvoor, terecht, veel meer communicatie, veel meer transparantie, kortom, gewoon beter bestuur in de Vlaamse sportfederaties. Daar kan men op zich niet tegen zijn. U verdeelt in totaal 20,7 miljoen euro, waarvan op goed bestuur ongeveer 3 miljoen euro te verdelen valt. Dat verdeelt u op basis van het principe dat wie een goed rapport heeft, beter scoort en meer centjes krijgt, en wie een slecht heeft, wat minder krijgt. Op zich heb ik daar niet zoveel problemen mee. Alleen moet men oppassen voor een soort mattheuseffect, waarbij federaties die goed scoren, meer gaan krijgen en degene die minder krijgen, het net nog moeilijker gaan hebben. Ook daar vraag ik toch wat aandacht voor, om op te volgen dat degene die het nu net wat moeilijker heeft en minder krijgt, toch zeker ook de goede weg vindt om ervoor te zorgen dat met minder middelen meer moeten doen, geen utopie dreigt te worden.
De heer Annouri heeft het woord.
Degelijk bestuur en transparantie in de bestuurskamer bij de sportfederaties, is iets wat we allemaal nodig vinden. Als we de sportsector anno 2018 willen moderniseren, is het logisch dat men weet op welke manier een bestuur verkozen wordt, wie al hoelang aan de knoppen zit en op welke manier zij daar in de toekomst mee zullen omgaan. Als ik de cijfers zie, komen er twee zaken bij me op. Ten eerste, u zegt zelf dat een derde het op dit moment nog niet zo goed doet. Het zijn niet alleen de kleinere federaties. Is er eigenlijk duidelijkheid over wat daar net het grootste probleem is op dit moment? Wat loopt er fout? Waarom zijn zij nog niet op dezelfde manier bezig als die andere twee derde?
Een tweede zaak die bij me opkomt en waarover ik een vraag wil stellen, is de volgende. De vraag komt van onder andere de roeifederatie, zoals je kunt lezen op de nieuwssite van de VRT. Die heeft het op dit moment moeilijk en heeft niet genoeg mankracht om daar werk van te maken. Ze vragen om door u te worden uitgenodigd om daarover na te denken. Bent u dan van plan om met die sportfederaties die het op dit moment moeilijk hebben, samen te zitten en te zien op welke manier je dat kunt oplossen?
De heer Wynants heeft het woord.
U weet dat wij in de commissie, waarin iedereen vertegenwoordigd is, gezamenlijk beslist hebben dat wij zeker meer aandacht zouden besteden aan kwaliteit dan aan kwantiteit. Daar is een eenparige stemming over geweest. Als je dit doortrekt, heeft de minister zelf de code goed bestuur ter harte genomen en daarvoor de nodige zaken in vergelijking gesteld. Wat andere domeinen van de sport betreft, heeft hij een wetenschappelijke studie laten uitwerken omdat wij weinig subsidies hebben. Mijnheer Moyaers, u hebt het daarjuist gezegd, namelijk 2,7 miljoen euro. Als de minister iets doet of iets verandert, laat hij wel degelijk een studie uitvoeren zodat wij ons geld goed besteden.
Op dit moment is het misschien een zware verandering, maar we hebben wel een overgangsperiode van vier jaar ingebouwd. Iedereen heeft dus vier jaar de tijd om aan deze condities te voldoen. Onze fractie vond het broodnodig om deze verandering te doen naar responsabilisering en het benadrukken van het eigen verantwoordelijkheidsgevoel. Ik denk dat dat enorm zal meespelen wat betreft de overeenstemming van de codes, maar je zult niet meer beloond worden op basis van de kwantiteit, maar wel op basis van de kwaliteit.
Minister, kan Sport Vlaanderen de ervaringsuitwisseling tussen de federaties een beetje stimuleren?
Dank u wel, collega's. Ik ben opnieuw tevreden om te horen dat iedereen blijft staan achter de filosofie dat er ook bij de sportfederaties een goed bestuur moet zijn. Collega Wynants heeft 100 procent gelijk dat we het over vier jaar hebben gespreid. Collega Moyaers, vandaag zie ik niet echt financiële problemen. Er is maar 15 procent van het totale bedrag van subsidies, afhankelijk van goed bestuur. Het eerste jaar is er 25 procent van die 15 procent die daarvan afhankelijk is, het tweede jaar 50 procent, dan 75 procent en pas na vier jaar zal 15 procent van de totaliteit van de subsidies naar goed bestuur gaan.
Ik herinner me bij de bespreking dat sommigen zeiden: ‘Minister, zou u er niet beter voor zorgen dat wie over vier jaar niet klaar is, geen enkele subsidie meer kan krijgen?’ Ik heb toen gezegd om dat niet te doen, maar om het te laten groeien en het dan te beoordelen. Vandaag zien we dat dit een goede manier van werken is. Ik zie al die federaties effectief vooruit gaan. In een andere krant stond bij de foto: ‘We zijn op de goede weg, maar we moeten nog wel wat stappen zetten.’ Dat was in de Gazet van Antwerpen, om een andere krant te noemen. Het hangt altijd wel wat van de journalisten af hoe ze het brengen.
Mijn toon is de toon die ik nu zet. U was altijd aanwezig in de commissie, dan weet u ook dat ik heb gezegd dat dit een werk van langere duur zal zijn, een hele filosofie van ‘good governance’, van goed bestuur waarbij je de manier van werken, de maximumtermijn voor voorzitter, ondervoorzitter en bestuurders, de selectie van bestuurders en dergelijke meer gaat hervormen. Dat doe je niet van het ene op het andere jaar. Dat is voor mij toch wel heel belangrijk.
Verschillende collega's hebben verwezen naar goede praktijken, namelijk de heer Wynants, de heer Poschet en de heer Annouri met de vraag of ik de mensen bij mij wil roepen. Het is heel duidelijk: volgende week, op 3 mei, brengt de Vlaamse Sportfederatie alle federaties samen en geeft degenen die goed hebben gescoord een podium om vanuit goede praktijken getuigenis te geven over hoe ze vandaag werken. U zei het naar mijn oordeel goed: u sprak namelijk over bottom-up. Laten hen maar samenkomen. En ja, waarom zouden ze misschien niet eenzelfde boekhoudpakket kunnen gebruiken, zonder samen de boekhouding te doen. De ervaring van, ik zeg maar wat, de rugbyfederatie over hoe zij werken, kan misschien ook in een andere federatie gebruikt worden. Dat zijn de dingen die ik vandaag zie gebeuren en waar de Vlaamse Sportfederatie echt wel op een positieve manier haar schouders mee onder zet, uiteraard samen met Sport Vlaanderen. We hebben immers niet alleen de federatieverantwoordelijke maar ook de contactpersoon goed bestuur.
Mijnheer Annouri, u hebt een vraag over de cijfers gesteld. Hebben we er zicht op waar beter en minder goed wordt gescoord? Het gaat om drie grote blokken. Eentje daarvan is transparantie. Er worden een aantal ja-neenvragen gesteld, zoals de vraag of een jaarrapport wordt gepubliceerd. Daarbovenop is er een kwaliteitscriterium. Dan wordt gevraagd welke zaken in dat jaarrapport staan. Er volgt dan een algemeen kwaliteitsoordeel. Dat geldt voor de drie blokken, namelijk transparantie, democratie en interne controle. Op die manier wordt met betrekking tot elk van die onderdelen een evaluatie gemaakt. Er worden punten gegeven aan de federaties. Elke federatie weet waar ze nog tekortschiet en hoe ze hieraan kan werken.
Sport Vlaanderen neemt een coördinerende functie op, die wordt gecombineerd met wat de Vlaamse sportfederaties doen. Er worden voor elke federatie gegevens uitgewisseld met de sportverantwoordelijken van Sport Vlaanderen. Met alle instrumenten en acties die effectief worden ondernomen, zijn we, samen met Groot-Brittannië, internationaal echt voorlopers. We zullen in Vlaanderen als een van de eersten beschikken over sportfederaties die goed besturen.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, met CD&V gaan we voluit voor een deugdelijk, transparant en goed bestuur. Het kan niet dat sportfederaties van vader op zoon worden gerund. Het kan niet dat het enkel mannen zijn die tussen pot en pint een heldere strategie zouden uittekenen. Ik zie dat niet meteen gebeuren. We geloven dat 99 procent van de 300.000 vrijwilligers hier ook achter staat. Om die reden vind ik het jammer dat een derde in de krant als louche en amateuristisch overkomt. Ik vind dat kwetsend voor die mensen. Ik zeg niet dat u dat hebt beweerd, maar zo is het in de media overgekomen.
Het belangrijkste voor ons is het en-enverhaal. We gaan voor een deugdelijk, transparant bestuur, maar ook voor de vrijwilligers die zich vanuit hun passie keihard voor hun sport inzetten. We hopen dat Sport Vlaanderen een tandje bij kan steken om onze sport nog beter en transparanter te maken.
De actuele vraag is afgehandeld.