Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de toenemende agressie in de jeugdhulpvoorzieningen
Actuele vraag over de staking in de instellingen van de Broeders van Liefde
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
De werknemers van de instellingen van de Broeders van Liefde voeren al enige tijd actie om eindelijk voldoende personeel te kunnen inzetten, om veiligheid te kunnen bieden aan de kinderen waarvoor zij zorgen en ook om hun eigen veiligheid te garanderen.
Minister, mijn vraag is heel simpel, want u kent het probleem. Het is onveilig wanneer zo weinig mensen voor zulke grote groepen kinderen moeten zorgen. Het zijn kinderen met emotionele problemen en gedragsproblemen. U weet dat ze met meer moeten zijn. Er is in de loop van al die acties maar één zaak veranderd: er is een begrotingscontrole geweest. Hebt u daar aan uw collega’s gevraagd om geld op tafel te leggen voor een nood die elke fractie in dit parlement erkent? Hebt u dat gedaan en eventueel niet gekregen? In dat geval moet ik mijn boosheid daarover richten naar de gehele meerderheid. Of hebt u die vraag niet eens op tafel gelegd? Vindt u niet, net als wij en vele anderen, dat er nood is aan meer personeel om die kwetsbare jongeren op een veilige manier op te vangen?
Minister, hebt u om dat geld gevraagd of niet?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, een van de redenen waarom ik in de politiek wou stappen, is dat ik dacht dat het een roeping was waarbij je elke week en elke maand een ander thema kon aankaarten en onder de loep nemen. Maar hier sta ik weer met dezelfde vraag over hetzelfde onderwerp aan dezelfde minister in hetzelfde Vlaams Parlement, namelijk het spoort niet in de jeugdhulp. Vandaag staan we hier omdat er stakingen zijn bij de Broeders van Liefde. De reden daarvoor is dat het personeel zegt dat de groepen waarvoor ze moeten zorgen, veel te groot zijn, ze moeten namelijk 15 kinderen met problemen kunnen opvangen.
Deze morgen hebben we in dit Vlaams Parlement een heel interessante hoorzitting gehouden over ons idee om kleinschalige gezinshuizen op te richten. De grote vraag van de instellingen die daar zijn komen getuigen, was: waar blijft de minister met werf 2 van de uitbreiding van het jeugdhulplandschap zoals dat vorige zomer werd beloofd? U beloofde het al in de zomer, u hebt het in het najaar opnieuw beloofd, daarna zei u dat het december zou worden en dan januari. Nog later zou het vóór Pasen zijn en intussen zijn het al vijgen na Pasen.
Minister, waarom gaat alles zo traag?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
De opvoeders van de instellingen van de Broeders van Liefde hebben al verschillende keren actie gevoerd en leggen op 7 mei opnieuw het werk neer omdat ze dagelijks geconfronteerd worden met toenemende agressie, opvallend niet alleen van de kinderen, maar ook van de ouders. Minister, ze doen dit omdat ze al gesprekken met u gehad hebben, en hoewel u daarna hebt aangegeven begrip te hebben voor hun situatie, stellen ze vast dat er eigenlijk weinig wordt ondernomen. Wat is de stand van zaken in dit overleg over deze problematiek?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Uiteraard is er met mensen van het kabinet, van de administratie en met de sociale partners al een hele tijd overleg aan het lopen. Vóór de paasvakantie is nog iemand van ons kabinet ter plaatse geweest om eens te gaan kijken en te luisteren. We zijn dus wel degelijk in overleg. Het signaal moet uiteraard ernstig worden genomen. Het is ook een illustratie van het feit dat onder meer de integrale jeugdhulp merkt dat degenen die echt nog in de voorzieningen moeten worden ondergebracht, jongeren zijn met zwaardere problemen. We zijn ons daarvan bewust en we willen daar effectief iets aan doen.
Wat gebeurt er op dit moment? Wat is er al gebeurd? Wat staat er te gebeuren? Ten eerste, in verband met de personele omkadering is het duidelijk dat we daarover voorstellen doen, dat we daar in het kader van de sociale onderhandelingen over spreken. Dat is de plaats waar het moet gebeuren. We hebben er gezegd dat we daarin een stuk onze verantwoordelijkheid willen nemen. Ten tweede is tijdens de begrotingscontrole bij de toewijzing van de eenmalige uitgaven een budget uitgetrokken voor vorming, specifiek voor het omgaan met agressie. Ten derde hebben we ondertussen de personeelsnorm voor de jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen in de sector personen met een handicap, dat zijn 72 plaatsen, waar de oude personeelsnorm 100 procent is ingevuld, en per 6 er nog een surplus is van 1,75 voltijds equivalent, opgetrokken tot 2 extra personeelsleden, bovenop de 100 procent. We hebben tijdens de onderhandeling aangeboden om die 72 plaatsen met die 100 procent invulling van de norm en daarbovenop per 6 nog 2, op te trekken tot minstens 123 plaatsen. Dat budget is aanwezig en de gesprekken lopen. Er is vervolgens een inventaris gemaakt van alle investeringen die nodig zijn in de voorzieningen, precies wegens de stijgende confrontatie met agressie. Die inventaris is op 20 maart afgerond. Er zal dus een versnelde investeringssubsidie kunnen worden toegekend. We zijn volop bezig met het opstellen van dat besluit. Er loopt ook al een tijdje een werkgroep over de verblijfsconcepten in onze jeugdzorg met mensen vanop het terrein. Daar is zeker vraag naar meer harmoniseringen tussen de verschillende types van voorzieningen. Om dat laatste echt structureel in een duidelijker concept te brengen, hebt u wel kunnen merken dat we ook aangekondigd hebben dat we een aantal agentschappen gaan fuseren, precies omdat de logica van integrale jeugdhulp ook is dat we daar veel meer op een uniforme en een geïntegreerde manier moeten kunnen werken.
Die vijf zaken lopen of zijn in uitvoering. Dat betekent uiteraard, als het specifiek gaat over de personele omkadering, dat ik hoop dat we in die sociale onderhandelingen daaromtrent ook een aantal afspraken kunnen maken.
Minister, op het terrein staan de mensen met heel weinig voor veel kinderen in onveilige omstandigheden. En u zegt: ik ga mijn administraties fuseren. Denkt u dat zij zich daardoor gesteund voelen? Denkt u dat zij willen horen dat ze naar een vorming over agressie mogen? Zij willen horen wat wij allemaal weten, dat is dat ze met te weinig zijn om hun taak goed te kunnen doen, op een manier waar zij zich goed bij voelen en waar de kinderen zich goed bij voelen. Zij willen horen dat u op tafel klopt voor hen, dat, wanneer de Vlaamse overheid, 200 miljoen euro over heeft en een deel opzij zet, maar ook een deel wil gebruiken, u dat deel voor hen, in het belang van de kwetsbare jongeren, claimt. Ik wil u met aandrang vragen om dat alsnog te doen, want het water staat de sector tot aan de lippen. (Applaus bij sp.a)
Ik heb naar uw antwoord geluisterd. Eigenlijk is het simpel. Er kan maar een van de volgende twee stellingen kloppen. Ofwel is alles wat u doet, gedaan heeft, in de pijplijn zit, en het overleg dat u pleegt met de vakbonden, voldoende, en dan is de staking van de mensen van Broeders van Liefde, volgens u dan toch, ongerechtvaardigd. Ofwel is wat er in de pijplijn zit, wat er vandaag al wordt gedaan en het overleg met de vakbonden onvoldoende om de problemen in de jeugdhulp op te lossen. Dan moeten we concluderen dat er niet hard genoeg en niet snel genoeg wordt gewerkt om die problemen op te lossen. Mijn vraag is welke van die twee stellingen volgens u correct is.
Minister, we hebben hier al een aantal keer gestaan over de integrale jeugdhulp en meer in het bijzonder over deze jongeren met emotionele en gedragsstoornissen, de GES+-jongeren. Niemand kan ontkennen dat deze regering investeert en dat deze regering budgetten vrijmaakt om de problematiek op te lossen.
Wat mij persoonlijk raakt, is dat we hier regelmatig opnieuw staan en dat de agressieproblematiek blijkbaar in onze hele samenleving zeer sterk toeneemt. We hebben het de vorige keer toen we hier stonden gehad over Nederland, waar dezelfde feiten werden vastgesteld en waar de jeugdhulp kreten van onmacht heeft geslaakt en gezegd dat er iets moet gebeuren. Misschien moeten we nog wat dieper gaan.
Denkt u er, naast de regelgeving die wordt opgestart en het overleg, ook over na om een diepgaand onderzoek te starten naar de oorzaken en van daaruit eventueel naar fundamentele oplossingen te gaan?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
‘Een klap op onze kop is geen deel van onze job’, dat is een slogan waarmee al een paar keren actie is gevoerd en wellicht nog actie zal worden gevoerd. Het siert die opvoeders en dat personeel dat ze niet zeggen dat ze van job veranderen omdat ze het niet tof vinden. Neen, zij kiezen ervoor om met die jongeren te werken want ze weten dat ze agressie kunnen vertonen. Alleen zeggen zij dat om het goed te kunnen doen, om echt met de jongeren te kunnen werken en om met die jongeren weer een toekomst uit te bouwen, het haalbaar moet zijn. Ze hebben meer mensen nodig op de werkvloer. Anders gezegd, de groepen waarmee ze werken, moeten kleiner zijn, kleinere leefgroepen.
Ik hoor u zeggen dat we dit in een sociaal overleg zullen bespreken en dat we voor een stuk onze verantwoordelijkheid zullen nemen. Dat sociaal overleg, het fameuze VIA, zit niet al weken of maanden, maar jaren in het slop. Het is er nog altijd niet. Al de hele legislatuur vragen we erom en het is er nog niet. Ik hoop dat er een andere oplossing is. Ik hoop dat u met deze begrotingscontrole of eender waar budgetten vrijmaakt om ervoor te zorgen dat er meer personeel op de werkvloer komt, zoals wordt gevraagd. Wanneer zult u ervoor zorgen dat er eindelijk genoeg mensen op de werkvloer zijn om dat cruciale werk haalbaar te houden?
Ik ben op een aantal dingen niet echt ingegaan omdat ik niet de indruk wil geven dat we dat probleem, dat uiteraard dringend is, met nieuwe studies zullen oplossen. Dat zou ook niet correct zijn. Maar u weet – neem ik aan – dat we rond het fenomeen van het stijgende aantal jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen wel in de diepte aan het kijken zijn. We hebben daar ook een aantal experts voor geconsulteerd. Dat zal voor de mensen die vandaag actie voeren, geen boodschap zijn en ik heb dat bewust ook niet gezegd, maar er is uiteraard een fundamenteel probleem, ook in onze samenleving. Of het nu gaat over VDAB of over andere sectoren, het fenomeen van een grotere agressiviteit in de samenleving gaat natuurlijk verder dan alleen maar de problematiek van de welzijnssector. We moeten dat probleem uiteraard au sérieux nemen. U zult me toch niet kwalijk nemen dat ik ervoor opteer om te kijken hoe we binnen de sociale onderhandelingen die plaatsvinden en waarvoor we budgettair een aantal zaken hebben mogelijk gemaakt, in de jeugdhulp op het vlak van personeelsomkadering een versterking kunnen doorvoeren. Ik ben ervan overtuigd dat dat moet.
Mevrouw Van den Brandt, de manier waarop u het beschrijft, kan ik alleen maar bevestigen. Het is iets dat we ernstig moeten nemen. Dat is bijvoorbeeld ook een plaats waar je daarover moet kunnen spreken. Met alle respect, het is niet alleen de overheid die daar aan de tafel zit, daar zitten ook sociale partners aan de tafel, en die moeten daaromtrent tot een akkoord komen.
Wat jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen betreft, hebben we ondertussen buiten de sociale onderhandelingen ook al opties genomen: meer plaatsen uitdrukkelijk voor deze jongeren, versterking van de personeelseffectieven van de bestaande plaatsen en nieuwe met 100 procent personeelsinvulling, met daarbovenop nog extra invulling per zes.
Ik denk dus dat we echt wel proberen om een aantal maatregelen te nemen, ook voor infrastructuur, die op korte termijn kunnen worden geoperationaliseerd.
Bredere en fundamentele discussies, waar ik absoluut voor opensta, gaan natuurlijk over meer integratie van de jeugdhulp. Waarom moeten we dat voor minderjarigen met een beperking anders organiseren dan in andere sectoren? Dat zijn fundamentele oefeningen. We willen dit ook vanuit de administratie reorganiseren omdat we beseffen dat we daarvoor op wat langere termijn een fundamentele oefening moeten doen. Dat houdt ons echter niet tegen om op korte termijn inspanningen te doen.
Collega Parys, je kunt het natuurlijk interpreteren zoals u dat doet, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik af en toe op het terrein de vraag krijg om te stoppen met te hervormen en te veranderen en er eerder voor te zorgen dat datgene wat op gang is gebracht, wordt verdiept en verduurzaamd. Op deze kwestie, die we echt au sérieux moeten nemen en die in de voorzieningen van de Broeders van Liefde aan de orde is, zullen wij voor de vijf initiatieven die ik heb opgesomd, proberen een antwoord te geven, ook op de korte termijn.
Minister, ik begrijp dat u het probleem in kaart wilt brengen: de hervormingen, de agentschappen, integraal enzovoort. Allemaal goed en wel. Er valt veel voor te zeggen.
Eigenlijk is het simpel. We kennen allemaal de oplossing, en ik begrijp niet waarom u zo rond de pot blijft draaien. De oplossing is eenvoudig: kleinere groepen waarin kinderen worden begeleid en voldoende personeel. Als u nu eens gewoon zou zeggen of u dat gaat doen of niet, hoeveel gemakkelijker zou het niet zijn voor ons allemaal om u te begrijpen, voor de mensen op het terrein om opnieuw in een minister te geloven. Als u nu gewoon eens wilt zeggen, minister, op de dag die u zelf kiest – maar ik zal erop blijven wachten –, of u dat gaat doen. Kleine groepen en voldoende personeel: dat is alles wat men vraagt. U mag hervormen zoveel u wilt, als dat u deugd doet, ga uw gang, maar de vraag is: kleine groepen, voldoende personeel, en dat duidelijk formuleren. Minister, met aandrang, nog eens: doe dat alstublieft. (Applaus bij sp.a en Groen)
Minister, het is een belangrijk probleem, en ik heb twee heel eenvoudige vragen gesteld. Ik heb u niet eens gevraagd naar het extra geld dat hopelijk in de pijplijn zit. Ik heb gevraagd naar datgene wat al beloofd is bij de uitbreiding van de integrale jeugdhulp, namelijk wat u vorige zomer hebt beloofd en wat er nog altijd niet is. Minister, mijn vraag is: wanneer kunnen de voorzieningen intekenen op de oproep om aan die uitbreidingsronde, de zogenaamde werf 2, deel te nemen? Dat was mijn eerste vraag, en ik weet nog niet wat ik hun moet vertellen.
Minister, mijn tweede vraag was: is er dan een soort van communicatiestoornis tussen de overheid en de vakbonden en de sociale partners, want ze blijven verder staken, ook al doet u alles wat u hebt aangekondigd en zegt u dat er heel wat in de pijplijn zit en dat er al wat is uitgerold. Of is wat er wordt gepland, effectief onvoldoende?
Minister, ik hoop dat ik uw antwoord mag interpreteren als: ‘Ja, ik heb heel veel begrip voor de problematieken die zich stellen in de sector, en ik ga daar niet alleen gehoor aan geven, maar er ook iets aan doen, op korte termijn.’ U hebt verschillende keren ‘korte termijn’ gezegd. Ik hoop dus dat dat de interpretatie is.
Ik denk ook dat we kamerbreed eens heel veel tijd moeten investeren in het fenomeen van die toenemende agressie, niet alleen bij kinderen met een problematiek, maar ook bij ouders tegenover het hulpverleningslandschap en de maatschappij. Ik denk dat we het aan onszelf verplicht zijn om dat au sérieux te nemen. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.