Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Lorin Parys, Peter Van Rompuy, Rik Daems, Matthias Diependaele, Katrien Schryvers en Lieve Maes houdende de invoering van sociale-impactobligaties.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Bertels, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, in het kader van de tijdsefficiëntie lijkt het me nuttig om een kort verslag te geven van onze constructieve gedachtewisseling in de commissie over deze nieuwe financieringstechniek voor investeringen en voor overheidsinvesteringen.
De heer Parys gaf een algemene en artikelsgewijze toelichting over het voorstel van decreet. Hij stelde dat dit voorstel een signaal geeft dat de overheid wil experimenteren met sociale-impactobligaties. Dit laat een mogelijke win-winsituatie toe waarbij privékapitaal wordt aangetrokken voor innovatieve sociale projecten en waarbij de overheid pas op het einde van de rit betaalt, met een beperkt rendement voor de investeerders en indien de afgesproken doelstellingen behaald worden.
De heer Bertels vindt het een goed idee dat er een kader wordt uitgewerkt voor de sociale-impactobligaties. Ze kunnen inderdaad een middel zijn tot meer overheidsinvesteringen, maar hij drukt er wel op dat ze niet in de plaats mogen komen van de klassieke overheidsinvesteringen.
De heer Diependaele benadrukt de meerwaarde van dit instrument, bijvoorbeeld voor welzijnsthema's.
Ook de heer Rzoska gaat akkoord met het principe van de sociale-impactobligaties , maar wenst evenmin dat dit een voorbode zou inhouden van een privatisering van overheidstaken.
De heer Van Rompuy, een andere mede-indiener, ziet de sociale-impactobligatie als een experimentele techniek die het proberen waard is. Dit kan inderdaad niet in de plaats komen van bestaande overheidsinvesteringen en ook cherrypicking moet volgens hem worden voorkomen. Hij is benieuwd naar de resultaten van de eerste projecten.
In zijn repliek verklaart de heer Parys duidelijk dat sociale-impactobligaties niet bedoeld zijn ter vervanging van overheidsinvesteringen. Het gaat om innovatieve projecten met een beperkte looptijd. Hij stelt ook dat sommige begrippen bewust breed werden gedefinieerd teneinde de Vlaamse Regering de nodige vrijheid te geven hiermee aan de slag te gaan. De Vlaamse Regering zal ook verder een kader ontwikkelen voor sociale-impactobligaties op het lokale niveau.
Voorzitter, dit was het korte verslag van onze constructieve dialoog in de commissie, waarbij elke partij haar standpunt heeft kunnen verdedigen. We zijn dan ook gekomen tot een unanieme goedkeuring van dit voorstel van decreet.
De heer Parys heeft het woord
Mijnheer Bertels, ik dank u voor het verslag.
Dames en heren, soms zijn er hardnekkige problemen die een nieuwe aanpak vereisen, maar het is als overheid niet altijd gemakkelijk om zo'n nieuwe aanpak effectief te proberen. Want dan begin je iets zonder dat je een zekere uitkomst hebt, en koken kost geld. Dan krijg je natuurlijk vragen in het parlement aan een minister, waarbij wordt gevraagd waarom die minister deze aanpak heeft laten plaatsvinden zonder dat het gewerkt heeft en we er toch voor moeten betalen. Innovatie betekent natuurlijk ook dat er een risico op falen is, en daar zijn wij zeer terughoudend in als overheid. Dat probleem proberen we hier voor een stuk op te lossen.
We geven eigenlijk aan de overheid een puzzelstuk om aan sociale innovatie te doen.
Ik geef een voorbeeld. Er zijn NEET-jongeren (not in education, employment or training) die heel moeilijk aan een job te helpen zijn. VDAB is vandaag bezig met het lanceren van een sociale-impactobligatie. Minister Muyters zal een van de eersten zijn die waarschijnlijk zo’n sociale-impactobligatie ook daadwerkelijk in werking zal stellen. Wat doet VDAB? Ze zijn op zoek naar organisaties die out of the box denken en ervoor zorgen dat men die heel moeilijke groep wél naar een job begeleidt.
Een tweede voorbeeld. We hebben ook een aantal jongeren die steeds maar weer criminele feiten plegen en recidiveren. We hebben het daar daarjuist al tangentieel over gehad. Soms faalt onze aanpak en weten we eigenlijk niet wat we daarmee moeten doen. Er zijn echter experimentele technieken die ervoor kunnen zorgen dat die jongeren wél minder nieuwe criminele feiten plegen. Wel, de sociale-impactobligatie is geschikt om die nieuwe aanpak daadwerkelijk vorm te geven.
Hoe werkt het? Je hebt een sociale actor, meestal een vzw, die gaat pionieren wat zo’n nieuwe aanpak betreft, die een lichte verkenner zal zijn met betrekking tot de vraag hoe je een oud probleem met een nieuwe aanpak kunt oplossen. Je hebt een intermediair, die ervoor zorgt dat er private investeerders zijn, die kapitaal aantrekt voor wat in het Engels ‘venture philanthropy’ heet. Je hebt de sociale investeerders zelf, en uiteraard de overheid.
Wat is de winst? De sociale organisatie krijgt altijd haar geld. De intermediair krijgt gewoon een vooraf afgesproken vast bedrag voor zijn diensten. De investeerder investeert in een project met een sociale en een maatschappelijke meerwaarde. Die kan, als het project een vooraf afgesproken aantal jongeren aan een job helpt of ervoor zorgt dat de jongeren die het begeleidt, minder recidiveren dan de jongere die een gewone aanpak volgen, zijn investering terugverdienen, met een rente. De overheid betaalt alleen maar als het vooraf afgesproken resultaat is behaald. Zo kan de overheid perfect inschatten of ze zo’n nieuwe techniek moet incorporeren in haar vaste werking, of zeggen ‘kijk, dit werkt niet, de risico’s lagen helemaal bij de sociale investeerder en die laten we daar ook’. De overheid wint altijd. Werkt het niet, dan betaalt ze niet, maar werkt een nieuwe aanpak wel, dan betaalt ze een kleine rente, maar ze bespaart ook op een aantal stroomafwaartse kosten. Als het gaat over jongeren die moeilijk aan een job te helpen zijn, dan moet bijvoorbeeld de werkloosheidsuitkering niet langer worden uitbetaald, of moet VDAB een aantal dingen niet meer doen. In het voorbeeld van jongeren die minder recidiveren, kan men op termijn ook evolueren naar minder plaatsen in een gesloten instelling.
Het is dus een systeem waarmee wij als Vlaamse overheid aan de slag moeten, en ik hoop ook dat de diverse departementen en ministers, en later ook steden en gemeenten, daadwerkelijk die handschoen zullen opnemen om voor sociale innovatie te zorgen aan de hand van sociale-impactobligaties. Want, collega’s, er is heel veel kapitaal dat langs de kant zit en men is klaar om dat hierin te investeren. Dat is wat banken en andere intermediaire instanties ons vertellen. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat we een licht instrument hebben waarin we die brug slaan tussen privékapitaal en innovatie in voornamelijk de sociale sector. Ik hoop dus dat we straks unaniem dit voorstel van decreet kunnen goedkeuren en dat we de Vlaamse overheid en onze steden en gemeenten op weg kunnen zetten naar meer sociale innovatie en naar een betere samenwerking met de privésector. Dank u wel. (Applaus bij de N-VA)
De heer Daems heeft het woord.
Voorzitter, laat me beginnen met collega Parys te danken en te feliciteren voor het initiatief dat hij heeft genomen, dat vandaag een besluit kent en dat volgens mij veel belangrijker is dan men zou kunnen vermoeden. Men spreekt hier wel over een experimentele techniek. Voor mij is dat helemaal niet zo. Ik ga daar duidelijk in zijn. Het is een techniek die bestaat en die we nu in Vlaanderen zouden gaan invoeren. Het is een vorm van alternatieve financiering. Het is een vorm van privaat-publieke samenwerking. Eenvoudig gesteld, gaat het eigenlijk over het feit dat private middelen ingezet worden om sociale problemen op te lossen. In essentie gaat het daarover.
Het is in die zin belangrijk dat dat oude idee, waarbij men stelt dat de private sector, de kapitalisten, helemaal geen ‘social conscience’ zouden hebben, totaal niet klopt. Dat klopt helemaal niet. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat er in onze maatschappij, globaal gesproken, een enorme shift bezig is van wat men klassiek ‘aandeelhoudersbelangen’ zou noemen, naar andere soorten belangen. En dat zie je in de private sector met de ontwikkeling van wat men CSR noemt, dus ‘corporate social responsibility’. Heel veel bedrijven, groot en klein, hebben ondertussen begrepen dat je wel degelijk private middelen kunt inzetten om de maatschappij beter te maken. Ik denk dat dit een instrument is, mijnheer Parys, dat dat odium van de private sector voor een deel kan wegnemen. Die idee waarbij de facto gesteld wordt dat de private sector alleen maar een bende is die voor eigen gewin bezig is, is gewoon niet juist, minstens op een stuk van de private sector.
Ik zal daar onmiddellijk op ingaan door een aantal voorbeelden te geven die elders bestaan en die heel veel impact hebben. Het is daarbij niet meer dan normaal, en zeker zeer tijdig, dat we hier vandaag in het Vlaams Parlement een kader creëren waarbij dat ook mogelijk wordt, het weze de Vlaamse Regering, het weze op stedelijk niveau.
Eigenlijk is het een heel simpele zaak. Het is een privaat bedrijf of een individu, dat een lening geeft aan een project. En als dat project lukt, dan krijgt de betrokkene zijn centen terug met een intrest. En als het project niet lukt, dan heeft die private investeerder ten minste de inspanning geleverd om meer bij te dragen tot het maatschappelijk beter maken van de wereld. Die idee dat de private ondernemingswereld alleen maar een bende egoïsten is, is eigenlijk iets dat met dit instrument doorprikt wordt. Daarom vind ik het conceptueel, politiek en ideologisch ontzettend belangrijk dat we hier vandaag dit soort instrument effectief in de praktijk gaan brengen.
Kijk gewoon om u heen, collega’s. ‘Corporate social responsibility’ is vandaag een van de zaken die het meeste doorgang vinden in de private ondernemingen van vandaag. Dat is gewoonweg zo. Kijk naar de banken, kijk naar de grote ondernemingen, kijk zelfs naar de kmo’s, tot de kleinste toe. De shift die je ziet, de verschuiving die je maatschappelijk ziet, is de verschuiving van filantropie – geld geven, omdat men zichzelf daar een soort sociaal gelaat mee zou kopen – naar het reëel investeren in sociale projecten, die de maatschappij beter maken.
Het bestaat eigenlijk wel al een hele tijd. Het is niet aangehaald vandaag, en ik denk ook niet dat het aangehaald is in de werkzaamheden, maar ik vind toch dat het gezegd mag worden dat het een concept is dat eigenlijk al dertig jaar bestaat. Het is uitgevonden door de economist Ronnie Horesh, in Nieuw-Zeeland. Hij heeft een soort variante op de toen bestaande ‘social policy bonds’ uitgevonden. Hij vond daarbij een techniek tussen subsidiëren en investeren. Eigenlijk is dat wat hier gebeurt. Het is een soort van financiering, die een ontlener laat handelen als een investeerder. Met andere woorden: diegene die centen op tafel legt, neemt een risico. Hij neemt het risico dat indien het resultaat effectief niet bereikt wordt, hij zijn centen niet terugziet. Maar anderzijds neemt hij wel een verantwoordelijkheid, dat indien het project wel lukt, hij inderdaad zijn geld wel terugzet. En hier zit nu een heel belangrijk gegeven dat nog niet is aangehaald, voorzitter, collega’s, en dat is: als die projecten lukken, dan kan dat geld opnieuw gebruikt worden.
Dat is het interessante aan ‘social impact bonds’ en dat maakt het verschil met betoelagen: mensen uit de private sector die zich maatschappelijk engageren, en als het project lukt, krijgt de betrokkene zijn centen terug en dan zal hij onvermijdelijk die centen opnieuw gaan investeren in een ander project. Het recurrent maken van middelen om de wereld beter te maken, is iets wat dus inherent in dit instrument aanwezig is. Er zijn al heel wat voorbeelden. In die zin ben ik het, met respect, mijnheer Parys, niet zo eens dat we dit in dit huis als experimenteel moeten beschouwen. Ik vind het een volwaardig instrument. Het is in 2010 – het staat ongetwijfeld wel hier en daar aangehaald – in Groot-Brittannië voor de eerste keer in de praktijk gebracht.
Ze hebben centen bij elkaar gebracht. Het objectief was recidivisme bij misdadigers te laten dalen. In 2017, zeven jaar later, zijn de resultaten bekendgemaakt en het was wel degelijk gelukt. De betrokkenen hebben hun centen teruggekregen met een kleine interest.
Iemand zou nu kunnen vragen wat het verschil is voor de overheid, want ze zou dit ook zelf kunnen doen. Dat klopt niet. Die middelen waren niet noodzakelijk beschikbaar, maar het is nog straffer. Naarmate er meer recidive was, had de overheid minder kosten. Wanneer ze de lening terugbetaalde, betaalde de overheid eigenlijk slechts een gedeelte terug, want ze heeft wel degelijk veel minder uitgaven gehad vanwege, in dit specifiek voorbeeld, de gedaalde recidive.
Dit is op een aantal vlakken ook al op stedelijk niveau in de praktijk gebracht. Rotterdam was in 2014 enigszins baanbrekend. We zullen dat ook in Leuven proberen. We hebben afgesproken met de heer Debyser en we hebben dat in de Leuvense gemeenteraad aangebracht. Indien dit voorstel van decreet straks wordt goedgekeurd, zal het effectief de mogelijkheid bieden dit ook op stedelijk niveau te doen. Mijns inziens zou het interessant zijn voor een kennisstad als Leuven. We hebben de universiteit en bedrijven als imec, Materialise en andere die zeer sociaal begaan zijn. Misschien kunnen we ook een aanzet geven om hier, in toepassing van artikel 5 en artikel 6 van het voorstel van decreet, samen met de Vlaamse Regering invulling aan te geven, zoals in Rotterdam en Amsterdam is gebeurd. Er is trouwens voldoende expertise op het Nederlands platform Society Impact, dat sommigen hier ongetwijfeld kennen.
Een ander punt dat ik wil aanhalen, is dat social impact bonds, wat nogal een leuke naam is, een veel breder werkingsterrein hebben. Er worden nu al initiatieven genomen in verband met, bijvoorbeeld, gezondheid. Dat zijn de zogenaamde health impact bonds. Misschien heb ik een tip voor de Vlaamse Regering, want in de toekomst zouden sport impact bonds onder deze techniek kunnen vallen. Daar wordt aan gewerkt in Nederland om jonge mensen effectief meer aan het sporten te krijgen met vastgestelde binnen- en buitenschoolse objectieven. Dat is een fantastisch instrument om veel meer jonge mensen en desgevallend ook minder jonge mensen aan het sporten te krijgen. In België was Brussel in 2015 een beetje een voorloper met het ‘DUO for a Job’-project. Ze hebben daar wel wat gedaan. Vorig jaar heeft België inzake ontwikkelingssamenwerking ook een primeur in deze context gehad. Staatssecretaris De Croo heeft de primeur gehad met het Internationale Rode Kruis een humanitaire impact bond uit te brengen. Hiermee is in ontwikkelingslanden effectief de fysieke rehabilitatie in conflictgebieden aangepakt.
Ik wil duidelijk maken dat we goed moeten beseffen dat dit instrument in mijn ogen niet eens zo experimenteel mag zijn of blijven. Het zal hier natuurlijk een aanlooptijd kennen, maar het is een essentieel instrument dat private investeerders die als onderdelen van de maatschappij hun verantwoordelijkheid willen opnemen, toelaat dit te doen zonder te moeten terugvallen op een vorm van filantropie. Ze kunnen wel degelijk in private projecten stappen die daadwerkelijk een impact hebben op een betere wereld in een sociale, sportieve, humanitaire of gezondheidscontext. Ik vind het dan ook zeer belangrijk, en ik ben blij dat die mogelijkheid hier vandaag effectief op tafel ligt.
De Vlaamse volksvertegenwoordigers van Groen kennen ongetwijfeld het Environmental Defense Fund (EDF). Indien ze het niet kennen, ben ik plots een groene blauwe en zal ik hun uitleggen hoe dit in elkaar zit. Ik ken dat toevallig. Het EDF is begonnen met environmental impact bonds. In de VS is dat ondertussen effectief al een markt van verschillende miljarden dollars. Het EDF brengt dit momenteel naar voren.
In die zin heb ik een beetje moeite met de nogal gemakkelijke stelling dat we het overheidsbeleid toch niet mogen privatiseren. Wat zou daarop tegen zijn indien private actoren middelen op tafel leggen om maatschappelijke, sociale, duurzame en andere objectieven te bereiken bij gebrek aan voldoende middelen van de overheid zelf? Waarom zou daar iets op tegen zijn?
Het heeft niets te maken met het privatiseren van het overheidsbeleid, maar het heeft alles te maken met het feit dat componenten in de maatschappij, de privésector, die gisteren geen middelen of geen instrument hadden om effectief te kunnen meespelen, de mogelijkheid geboden wordt een reële impact te hebben op het terrein. Waarom zouden we daar tegen zijn? Hoe dan ook is er een overheid betrokken, want de overheid is degene die al dan niet, wanneer er resultaat wordt bereikt, de financiering zal terugbetalen.
Nogmaals, het echte interessante van het instrument is dat, wanneer het lukt, de centen die teruggekomen zijn, geherinvesteerd zullen worden. We krijgen dus een recurrent effect van middelen uit de privésector die binnen een sociaal-maatschappelijke context impact hebben in de positieve zin.
Hoe groot is die markt? Ze wordt vandaag reeds, in heel brede zin, door EDF geschat op rond de 50 miljard dollar. U hoort het goed: het is een markt die vandaag wereldwijd, een beetje afhankelijk van de definitie, rond de 50 miljard dollar bedraagt. EDF zelf schat dat dit in 2020 een markt wordt die zomaar even tussen 500 en 700 miljard dollar groot zal zijn. De impact van die middelen om onze wereld beter te maken, is gigantisch en wordt gestuwd, ondersteund, vormgegeven door de privésector, in samenwerking met de overheid. Dat is een klassiek voorbeeld van privaat-publieke samenwerking.
We hebben in dit huis een commissie Alternatieve Financiering. Ik ben blij dat recent de aanbesteding in dat verband is goedgekeurd, zodat we een eerste kaderdecreet kunnen maken voor de privaat-publieke samenwerking, die in principe heel duidelijk betrekking heeft op harde investeringen, investeringen in stenen, in gebouwen, in wat ik maar hardware zal noemen. Hier creëren we volgens mij mogelijk een instrument om te investeren in software.
Ik hoop dat we erin slagen om binnen een paar maanden naar dit halfrond te kunnen komen met een kaderdecreet over privaat-publieke samenwerking en alternatieve financiering. We hebben alvast in de commissie afgesproken dat er mogelijk een tweede fase komt. Het lijkt me raadzaam om in de tweede fase, die we in principe nog tijdens deze legislatuur gaan bekijken, te kijken hoe we, naast de hardware-investeringen, de software, de soft power van private ondernemingen een kans kunnen geven, om onze maatschappij gewoon beter te maken en om middelen die vandaag niet of te weinig worden gebruikt, effectief in te zetten op gezondheid, op sociale projecten, op sportprojecten, op duurzaamheidsprojecten en noem maar op. Voor mij is het de essentie van dit instrument. Het is innoverend, want het bestaat uiteindelijk nog maar acht jaar elders. Het is een essentieel, interessant instrument dat het mogelijk maakt dat dat deel van de private sector dat zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid, los van winst – die natuurlijk noodzakelijk is – opneemt, effectief zijn verantwoordelijkheid in de maatschappij kan opnemen, gebaseerd op resultaten die moeten worden geboekt, en met een overheid, die in een goede samenwerking met de privésector, voor ons allemaal, voor onze kinderen, de wereld beter kan maken.
Nogmaals proficiat voor dit initiatief. Ik hoop dat we het unaniem kunnen goedkeuren.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
We kennen allemaal het voluntarisme van de liberalen, en in het bijzonder het enthousiasme van de heer Daems, maar ik zou toch nog even willen onderstrepen dat ik aansluit bij de indiener om te zeggen dat dit voorstel van decreet vooral bedoeld is om experimenten mogelijk te maken. We moeten daarvoor openstaan, en het decreet opent de deur om een aantal projecten te lanceren en te kijken wat het geeft.
In het buitenland moeten we toch vaststellen dat, ook al bestaat het al bijna een decennium, het meestal niet voorbij de experimentele fase raakt, niet omdat er een groot debat is over of er iets moet geprivatiseerd worden of niet, maar het is gewoon eigen aan de investeringstechniek die hier wordt gebruikt, die voor de private sector toch heel grote risico’s inhoudt. Immers, als men bepaalde doelstellingen niet haalt, dan is men zijn geld grotendeels kwijt.
Het is een interessant nieuw fenomeen dat kansen moet krijgen, en het lokaal niveau is wellicht het meest geschikt. Lokale besturen kunnen dan bepalen of ze daar al dan niet in stappen. Op termijn kunnen we de voor- en nadelen evalueren en zien of het goed werkt. De ondernemingen die zo’n project zullen opstarten, zullen kandidaten zoeken die de hoogste kans op slagen hebben om ervoor te zorgen dat ze het vooropgestelde doel kunnen halen en zo hun financiering op peil houden.
Kortom, we moeten dit goede initiatief alle kansen geven, en dat doet het voorstel van decreet ook. We moeten evenwel realistisch zijn. In het buitenland is dit een experiment, en zo zal het ook in Vlaanderen worden toegepast.
De heer Bertels heeft het woord.
Als de heer Daems zijn voluntarisme tentoonspreidt, wil ik toch ook nog drie zaken zeggen. In de commissie is het al eens gezegd, het is inderdaad een essentieel interessant financieringsintrument, dat overheidsinvesteringen kan bevorderen. Mijnheer Daems, we hebben ook naar aanleiding van de conceptnota die we eerder besproken hebben, hoorzittingen gehad met verschillende sprekers, waar onder meer een vijftigtal buitenlandse voorbeelden prominent naar voren zijn geschoven, zoals de metro van Londen. De verschillende experts waarschuwden de commissieleden: hoed u ervoor dat het een doorschuifoperatie wordt naar de privatisering van overheidstaken.
Daarom is er een kader nodig, dat is door de indieners al gezegd en net ook door de heer Van Rompuy. Het betreft dus een kaderdecreet. Gelukkig bepaalt artikel 6 dat er een beperking is in de tijd van de sociale-impactobligaties tot maximum vijf jaar.
Immers, als de redenering wordt doorgetrokken, zou je kunnen zeggen dat iemand het kan testen en daarna de overheidsinvestering zou kunnen overnemen. Dat is niet de bedoeling. Ik weet dat er corporate social responsibility is in de private sector en ik wil iedereen in de private sector niet over één kam scheren, maar er is zeker ook een deel van de privésector waar er geen corporate social responsibility is en daar mogen die opdrachten zeker niet naar doorschuiven.
Het zal een aantal leden van de commissie Alternatieve Financiering plezieren dat we afgesproken hebben dat er een tweede fase komt met betrekking tot de alternatieve financiering en daar gaan we die grote discussie moeten voeren over welke alternatieve financiering en pps nuttig kan zijn in een grote operatie. Dat is voor later en de voorzitter van de commissie zal daarvoor de timing bepalen. Die vraag mag niet vermengd worden met dit debat.
Voorzitter, ik wil nog een element toevoegen aan de discussie: sociale-impactobligaties dagen de overheid ook uit. Dat betekent dat we als overheid een bijzonder slimme overheid zullen moeten zijn, omdat we vorm zullen moeten geven aan het contract dat aan de basis ligt van zo’n sociale-impactobligatie. Gaan we hiermee op lange termijn iets kunnen financieren? Neen, want artikel 6 bepaalt dat het beperkt is tot vijf jaar. Er zal ook moeten vermeden worden dat er aan cherrypicking wordt gedaan. We mogen geen bedrijven krijgen die de zaak afromen, die enkel in de gemakkelijke zaken willen investeren en we moeten ook vermijden dat we een project opzetten dat enkel de ‘gemakkelijke’ gevallen gaat helpen. Dat vereist enige knowhow, die we bij de overheid willen bundelen over hoe we hiermee omgaan. Op dat gebied is de sociale-impactobligatie ook een uitdaging voor de overheid. We kunnen dat wel aan, maar het zal zaak zijn om die expertise te bundelen en te verspreiden bij alle echelons van de overheid die hiermee aan de slag willen gaan.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1426/1)
– De artikelen 1 tot en met 9 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.